direct naar inhoud van Artikel 17 Natuur
Plan: Buitengebied 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0335.BPBuitengebied2012-vg01

Artikel 17 Natuur

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 38.4 Neven- en vervolgfuncties, bestemd voor het behoud en/of herstel van actuele en potentiële ecologische, landschappelijke en natuurwaarden, alsmede voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – landschapselement': tevens voor een (agrarisch) landschapselement;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi': tevens voor de bescherming, instandhouding en het gebruik van een eendenkooi;
  • c. in samenhang hiermee extensief recreatief medegebruik, waaronder fietsen, wandelen en watersport;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een ontsluitingsweg;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, paden en nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels

Op de voor Natuur bestemde gronden mogen ten behoeve van het beheer en onderhoud van de bestemming uitsluitend worden gebouwd terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 1,50 m.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het scheuren of frezen van grasland;
    • 4. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
    • 5. het vellen of rooien van houtgewassen;
    • 6. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, dammen, kaden, dijken en taluds;
    • 7. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Het verbod als bedoeld in dit lid onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
    • 4. uitgevoerd worden in het kader van de landinrichting.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in dit onder b zijn slechts toelaatbaar, indien:
    • 1. de landschappelijke en natuurwaarden van de in 17.1 bedoelde gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    • 2. de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
    • 3. het dempen van sloten er niet toe leidt dat kavels ontstaan met een breedte van meer dan 75 m;
    • 4. het aanbrengen van de in dit lid onder a7, genoemde leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur gelet op de waarde van het natuurgebied van geringe betekenis moet worden geacht;
    • 5. bij het scheuren of frezen van grasland een afstand van 1 m uit de slootkant wordt aangehouden.
17.3.2 Adviesprocedure omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een landschapsdeskundige.