direct naar inhoud van Artikel 30 Algemene aanduidingsregels
Plan: Buitengebied Bunnik 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0312.bpBNKbuitenge2011-va01

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

30.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' is geen gebruik van gronden en bouwwerken toegestaan met nadelige effecten voor het gebruik van grondwater voor de drinkwaterconsumptie.
  • b. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' hebben de gronden mede een functie ten behoeve van het waterwingebied en is bij een functiewijzigingen uitsluitend een bestemming toegestaan die geen hoger grondwaterrisico met zich meebrengt dan de geldende bestemming.
30.2 Milieuzone - stiltegebied

Voor de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - stiltegebied' geldt, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regel: de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-stiltegebied' zijn bestemd voor het voorkomen en beperken van geluidhinder.

30.3 Overig - ecologische hoofdstructuur

Ter plaatse van de aanduiding 'overig - ecologische hoofdstructuur' is het beleid gericht op de ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur. Daartoe is in de bestemmingen Agrarisch met waarden - Landschap en Agrarisch met waarden - Natuur en landschapaangegeven of er bij het verlenen van afwijkingen en bij de wijziging van het bestemmingsplan aan dit beleid moet worden getoetst en op welke wijze dit moet geschieden.

30.4 Overig - landschapstypen

Voor de aangeduide landschapstypen gelden de volgende regels:

30.4.1 Beleid en kernkwaliteiten:
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overig - landschapstype kromme rijn en oeverwallen' is het beleid gericht op de instandhouding en de ontwikkeling van het landschap met de volgende kernkwaliteiten: bodemreliĆ«f (afwisseling hoge en lage delen), kavelstructuur, landschapselementen, natuurlijke oevers en plaatselijk een kwetsbare waterhuishouding;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overig - landschapstype kom' is het beleid gericht op de instandhouding en de ontwikkeling van het kommenlandschap met de volgende kernkwaliteiten: kwetsbare waterhuishouding, landschapselementen, open landschapsbeeld, lage en vlakke ligging gronden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overig - landschapstype stroomgordel' is het beleid gericht op de instandhouding en de ontwikkeling van het oeverwallenlandschap met de volgende kernkwaliteiten: bodemreliĆ«f (afwisseling hoge en lage delen), landschapselementen, (half) open landschapsbeeld en plaatselijk weidevogelgebied.

30.4.2 Toetsing:

Binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap' en 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' is aangegeven of er bij het verlenen van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden', afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden aan het beleid onder 30.4.1 moet worden getoetst en op welke wijze dit moet geschieden.

30.5 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is het oprichten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.

30.6 Veiligheidszone
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' zijn geen kwetsbare objecten toegestaan;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' zijn beperkt kwetsbare objecten niet binnen 4 meter van het gasdrukmeet- en regelstation toegestaan.
30.7 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' gelden de volgende regels:

30.7.1 Bouwregels
  • a. binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht met een bouwhoogte die hoger is dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht met een grotere bouwhoogte dan 1/30 van de afstand, gemeten tussen de bebouwing en het middelpunt van de molen, vermeerderd met de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

30.7.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.7.1 voor het oprichten van bebouwing met een grotere bouwhoogte, mits:

    • 1. de vrije windvang van de molen al is beperkt vanwege de aanwezige bebouwing en de windvang van de molen niet verder wordt beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing, of;
    • 2. door de bebouwing, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht, of;
    • 3. toepassing van de in lid 30.7.1 bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.

30.7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden', op de in 30.7 bedoelde gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het ophogen van gronden;
    • 2. het aanbrengen van opgaande beplanting.
  • b. Het in 30.7.3 onder a genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. noodzakelijk zijn voor het normale beheer en onderhoud van de gronden;
    • 2. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend.
  • c. De in 30.7.3 onder a genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen het huidige en/of toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.
30.8 Specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van gemeentelijke monumenten en de aanwezige cultuurhistorische waarden en dient bij het bouwen, voor zover van toepassing, de gemeentelijke monumentenverordening in acht genomen te worden.

30.9 Specifieke bouwaanduiding - rijksmonument

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van rijksmonumenten en de aanwezige cultuurhistorische waarden en dient bij het bouwen, voor zover van toepassing, de Monumentenwet in acht genomen te worden.

30.10 Specifieke bouwaanduiding - mip pand

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mip pand', zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van MIP panden en dienen bij het bouwen de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen te worden behouden.