direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap
Plan: Buitengebied Bunnik 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0312.bpBNKbuitenge2011-va01

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid in een reëel agrarisch bedrijf, met uitzondering van kwekerijen;
  • b. één bedrijfswoning per agrarisch bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tweede bedrijfswoning', twee bedrijfswoningen per agrarisch bouwvlak zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', geen bedrijfswoning is toegestaan.
  • c. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen, voor zover daarmee de agrarische functie van de gronden niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. een standplaats voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans, met dien verstande dat:
    • 1. de standplaats uitsluitend in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober mag worden gebruikt;
    • 2. de standplaats uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan.
  • e. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte streekeigen producten met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 100 m², uitsluitend binnen bestaande gebouwen;
  • f. water en bruggen;
  • g. de instandhouding en ontwikkeling van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen natuurwaarden;
  • h. de instandhouding en ontwikkeling van de in artikel 30.4 genoemde landschapstypen en hun (kern)kwaliteiten;

alsmede voor:

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'geomorfologische waarde', een aardkundig monument;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', een moestuin behorend bij het aangrenzende landgoed Amelisweerd;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'kas', een (tuin)kas behorend bij landgoed Amelisweerd;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- gebruiksgerichte paardenhouderij', een gebruiksgerichte paardenhouderij zoals beschreven in artikel 1.46;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', één standplaats ten behoeve van de verkoop van streekeigen producten met een maximum verkoopvloeroppervlakte van 30 m² en bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat deze uitsluitend in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober mag worden gebruikt;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bodemreliëf', de instandhouding en ontwikkeling van het ter plaatse voorkomende bodemreliëf;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek verkavelingspatroon', de instandhouding en ontwikkeling van het ter plaatse voorkomende karakteristieke verkavelingspatroon;
  • p. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder begrepen afschermende en andere groenvoorzieningen, perceelsontsluitingen, wegen, paden, parkeerplaatsen en tuinen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen:
  • a. agrarische bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd, indien de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond en de bouw plaatsvindt ten behoeve van een reëel of volwaardig agrarisch bedrijf (dan wel een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een reëel of volwaardig bedrijf); het bevoegd gezag kan daaromtrent het advies van een agrarisch deskundige inwinnen;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat buiten het bouwvlak:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaande schuur of stal', bestaande schuren, loodsen en stallen en daarbij behorende verhardingen zijn toegestaan, en:
      • deze met maximaal 10% van de bestaande oppervlakte mogen worden uitgebreid;
      • de goothoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 meter, met dien verstande dat als de bestaande goot- en bouwhoogte hoger is, deze ook is toegestaan.
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand bijgebouw', een bijgebouw van maximaal 70 m2 is toegestaan, ten behoeve van de woning op het perceel Koningslaan 7, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter en waarbij tevens het bepaalde in lid 19.2.3 onder c in acht genomen moet worden;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', een tijdelijk gebouw in de vorm van een kraam in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober ten behoeve van de verkoop van streekeigen producten is toegestaan, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', een kas is toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 60 m² en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'kas', een (tuin)kas is toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 170 m² en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • c. binnen het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken ten behoeve van één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- gebruiksgerichte paardenhouderij' is geen binnenrijbaan toegestaan.

5.2.2 Agrarische bedrijfswoning:
  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien vaststaat dat binnen hetzelfde bouwperceel één of meer andere gebouwen ten behoeve van het betreffende agrarisch bedrijf zijn gebouwd;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³, exclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, of indien de bestaande inhoud meer dan 600 m³ bedraagt, niet meer dan de bestaande inhoud, exclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 70 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4,5 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 8 meter;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter;
  • f. de dakhelling van bedrijfswoningen en bijgebouwen mag niet minder dan 15 graden en niet meer dan 50 graden bedragen.

5.2.3 Agrarische bedrijfsgebouwen:
  • a. de oppervlakte van enig gebouw mag niet meer dan 4000 m² bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van het als neventak uitoefenen van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, mag binnen elk bouwvlak niet meer dan 1000 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 11 meter;
  • d. de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 15 graden en niet meer dan 50 graden bedragen.
  • e. kassen zijn uitsluitend in de vorm van teeltondersteunende kassen toegestaan en hiervoor gelden de regels die zijn opgenomen in lid 5.2.4;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaand erf' mag de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan de oppervlakte die vergund was op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, met dien verstande dat deze oppervlakte mag worden vergroot met ten hoogste 10%.

5.2.4 Teeltondersteunende voorzieningen:

Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden, indien en voorzover het bouwwerken betreft, de volgende regels:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen en hoge boog- of tunnelkassen niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;
    • 2. de bouwhoogte van teeltondersteunende kassen en hoge boog- of tunnelkassen niet meer mag bedragen dan 6 meter;
    • 3. de bouwhoogte van andere permanente teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  • b. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • c. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 10 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van boomteelthekken niet meer mag bedragen dan 3,5 meter.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • a. buitenrijbanen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- gebruiksgerichte paardenhouderij', (behoudens afwijking zoals genoemd in Artikel 31onder i), met dien verstande dat:
    • 1. buitenrijbanen zowel binnen het bouwvlak alsook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van buitenrijbanen niet meer mag bedragen dan 2 meter;
    • 3. de bouwhoogte van lichtmasten bij een buitenrijbaan niet meer mag bedragen dan 8 meter.
  • b. voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de regels die zijn opgenomen in lid 5.2.4;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Bouwhoogte in meters  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor mestopslag   6  
sleufsilo's   3  
andere silo's   15  
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn en toegangspoorten   2  
overige erf- of perceelafscheidingen   1,5  
overkappingen   4  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde windmolens   10  

  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen maximaal 1 meter mag bedragen, met dien verstande dat deze afscheidingen uitsluitend ten behoeve van het agrarisch grondgebruik mogen worden opgericht en met een constructie die niet onoverkomelijk is voor de passage van kleine zoogdieren en amfibieën.
    • 2. de bouwhoogte van keermuren maximaal 1,5 meter mag bedragen.
    • 3. bouwwerken voor mestopslag, sleufsilo's, andere silo's en andere aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen niet zijn toegestaan.
    • 4. overkappingen niet zijn toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Koelcellen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het toestaan van het binnen het bouwvlak bouwen van koelcellen bij een fruitteeltbedrijf, mits:

  • a. de goothoogte maximaal 8 meter en de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 1.000 m² bedraagt;
  • c. uit een erfinrichtingsplan blijkt dat sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de koelcel in het omringende landschap, waarbij de bebouwing landschappelijk wordt ingepast met beplanting die eigen is aan het landschapstype ter plaatse;
  • d. de koelcel uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van het ter plaatse gevestigde fruitteeltbedrijf;
  • e. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond en een agrarisch deskundige hieromtrent heeft geadviseerd.

5.3.2 Kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het toestaan van het binnen het bouwvlak bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van kamperen, zoals sanitaire ruimten, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kamperen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • b. de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 3 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter;
  • c. de dakhelling van de gebouwen niet minder dan 15 en niet meer dan 50 graden bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 6 meter bedraagt.

5.3.3 Extra bebouwing voor ondergeschikte nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het toestaan van extra bebouwing binnen het bouwvlak ten behoeve van ondergeschikte nevenactiviteiten zoals genoemd in 5.5.2 bij het agrarische bedrijf, mits:

  • a. er sprake is van een reëel agrarisch bedrijf en een agrarisch deskundige hieromtrent heeft geadviseerd;
  • b. de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen ongeschikt zijn voor de ondergeschikte nevenactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd;
  • c. het extra bebouwing betreft ten behoeve van de uitoefening van groen-blauwe diensten;
  • d. de extra bebouwing blijkens een daartoe opgesteld, deugdelijk bedrijfsplan noodzakelijk is voor de uitoefening van de niet-agrarische activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd;
  • e. de extra bebouwing blijkens een daartoe opgesteld, deugdelijk beeldkwaliteitsplan leidt tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, waarbij de bebouwing landschappelijk wordt ingepast met beplanting die eigen is aan het landschapstype ter plaatse;
  • f. de oppervlakte van de extra bebouwing niet meer dan 300 m² bedraagt;
  • g. de goothoogte van de extra bebouwing niet meer dan 3 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter;
  • h. de dakhelling van de extra bebouwing niet minder dan 15 en niet meer dan 50 graden bedraagt.

5.3.4 Hogere terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.5 voor het toestaan van terreinafscheidingen buiten het bouwvlak met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter, mits:

  • a. de afscheidingen worden opgericht ten behoeve van het agrarisch grondgebruik;
  • b. de afscheidingen bestaan uit een constructie die niet onoverkomelijk is voor de passage van kleine zoogdieren en amfibieën;
  • c. de migratie van dieren door deze terreinafscheidingen niet wordt belemmerd.

5.3.5 Veldschuren en schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 en toestaan dat buiten het bouwvlak veldschuren en schuilgelegenheden ten behoeve van agrarische bedrijvigheid gebouwd mogen worden, mits:

  • a. de gronden niet zijn aangeduid met de aanduiding 'overig-ecologische hoofdstructuur';
  • b. de rij-afstand tot het bij het agrarische bedrijf behorende bouwvlak ten minste 500 meter bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
  • d. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter, en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
  • e. de ter plaatse aanwezige landschappelijke kernkwaliteiten zoals beschreven in 30.4 daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond en een agrarisch deskundige hieromtrent heeft geadviseerd.

5.3.6 Teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4 voor het bouwen van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, indien en voor zover het een bouwwerk betreft, mits:

  • a. de noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond en een agrarisch deskundige hieromtrent heeft geadviseerd;
  • b. de ter plaatse aanwezige landschappelijke kernkwaliteiten zoals beschreven in 30.4 daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de ter plaatse aanwezige natuurlijke waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de bouwhoogte van de lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,2 meter bedraagt;
  • e. de voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig zijn in de periode 1 maart tot en met 31 oktober.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

5.4.1 Strijdig gebruik:

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. permanente bewoning en permanent laten bewonen van "bed and breakfast"-appartementen;
  • b. het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die in het schema in lid 5.6.3 zijn aangemerkt als strijdig;
  • d. het gebruiken, in gebruik geven en laten gebruiken van gronden gelegen buiten de aangegeven bouwvlakken voor:
    • 1. niet als bouwwerk aan te merken mestbassins;
    • 2. de opslag van fruitkisten;
    • 3. de opslag van hooirollen;
    • 4. de opslag van kuilvoer.

5.4.2 Ondergeschikte nevenactiviteiten:

Bij een agrarisch bedrijf zijn ondergeschikte nevenactiviteiten uitsluitend met een afwijking toegestaan.

5.4.3 Fruitteelt

De aanplant van fruitbomen is vanwege de spuitzone niet toegestaan binnen 30 meter rond woningen van derden in het buitengebied en terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie en binnen 50 meter rond woningen in de bebouwde kom, met dien verstande dat:

  • a. deze bepaling niet van toepassing is op (herplant van fruitbomen in) bestaande fruitboomgaarden;
  • b. de aanplant van fruitbomen wel is toegestaan rond terreinen voor (kleinschalig) kamperen;
  • c. de aanplant van hoogstamfruitbomen die uitsluitend als landschapselement dienen wel is toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.5.1 Kamperen:

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een standplaats voor ten hoogste 25 kampeermiddelen binnen het bouwvlak en gronden buiten het bouwvlak tot op een afstand van maximaal 25 meter van de grens van het bouwvlak, mits:

  • a. uit een erfinrichtingsplan blijkt dat sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, waarbij de standplaats landschappelijk wordt ingepast met beplanting die eigen is aan het landschapstype ter plaatse;
  • b. kampeermiddelen uitsluitend aanwezig zijn gedurende de periode van 1 maart en 31 oktober;
  • c. de gronden niet zijn aangeduid met de aanduiding 'overig - ecologische hoofdstructuur';
  • d. de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • e. indien sprake is van een standplaats buiten het bouwvlak de ter plaatse aanwezige landschappelijke kernkwaliteiten zoals beschreven in 30.4 niet onevenredig worden aangetast.

5.5.2 Ondergeschikte nevenactiviteiten:

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het gebruiken en verbouwen van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak bij een agrarisch bedrijf voor de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten, tot ten hoogste de daarbij aangegeven vloeroppervlakte:

  • a. veehandelsbedrijf, agrarisch loonwerkbedrijf, bewerking en verwerking van agrarische producten, die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan gelegen agrarische bedrijven zijn geproduceerd, tot 500 m²;
  • b. paardenpension, tot 500 m²;
  • c. natuurvoorlichting en -educatie, kinderboerderij, tot 700 m²;
  • d. atelier, tentoonstellingsruimte, tot 300 m²;
  • e. "bed and breakfast"-appartementen, per agrarisch bedrijf ten hoogste 5 van maximaal 200 m³ per appartement, in de bedrijfswoning of in daaraan aangebouwde bedrijfsgebouwen, danwel in bestaande vrijstaande bedrijfsgebouwen;
  • f. kampeerboerderij, tot 700 m²;
  • g. zorgboerderij, met overnachtingsmogelijkheden voor ten hoogste 5 personen, tot 700 m²;
  • h. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theehuis of een terras, tot 70 m²;
  • i. opslag van caravans, campers, boten en daarmee vergelijkbare objecten, tot 1000 m²;

met dien verstande dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning tevens de volgende regels gelden:

    • 1. de gezamenlijke vloeroppervlakte van onder d en h genoemde activiteiten mag binnen een bouwvlak niet meer bedragen dan 300 m²;
    • 2. de gezamenlijke vloeroppervlakte van onder a, b en h genoemde activiteiten mag binnen een bouwvlak niet meer bedragen dan 500 m²;
    • 3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van onder c, e, f, g en h genoemde activiteiten mag binnen een bouwvlak niet meer bedragen dan 700 m²;
    • 4. de gezamenlijke vloeroppervlakte van onder a t/m i genoemde activiteiten mag binnen een bouwvlak niet meer bedragen dan 1000 m²;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot, voor zover deze vergroting betrekking heeft op de met de omgevingsvergunning verleende afwijking van het toegestane gebruik;
    • 6. er dient sprake te zijn van een reëel agrarisch bedrijf en een agrarisch deskundige heeft daaromtrent geadviseerd;
    • 7. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd;
    • 8. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
    • 9. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
    • 10. er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de open lucht plaatsvinden;
    • 11. het andere gebruik mag, voor zover het bouwvlakken betreft die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-stiltegebied' of op minder dan 30 meter van gronden met die aanduiding, de geluidsbelasting in het stiltegebied niet wezenlijk nadelig beïnvloeden.

5.5.3 Huisvesting seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, mits:

  • a. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is vanuit een oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. een agrarische deskundige heeft geadviseerd omtrent de voorwaarden onder a en b;
  • d. de huisvesting uitsluitend plaatsvindt ten tijde van piekwerkzaamheden in de periode 1 maart tot en met 31 oktober.
  • e. de huisvesting uitsluitend betrekking heeft op arbeiders die alleen werkzaam zijn binnen het bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • f. er niet meer dan 10 werknemers per jaar worden gehuisvest;
  • g. de huisvesting plaatsvindt in bestaande agrarische bedrijfsgebouwen die gesitueerd zijn binnen een bouwvlak;
  • h. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • i. het woon- en leefklimaat in de omgeving niet wordt aangetast;
  • j. er binnen het bouwvlak wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de huisvesting.

5.5.4 Tijdelijke verkoopstal

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van een tijdelijke uitstalling voor de verkoop van ter plaatse voortgebrachte producten buiten bestaande gebouwen, mits:

  • a. per bedrijf maximaal één uitstalling is toegestaan;
  • b. het een mobiele en/of demontabele constructie betreft;
  • c. de uitstalling een oppervlakte heeft van maximaal 40 m2 en een lengte van maximaal 8 meter;
  • d. de uitstalling maximaal 6 maanden per jaar aanwezig is in de periode 1 maart tot en met 31 oktober.

5.5.5 Groepsaccommodatie Beverweertseweg 38a:

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het gebruiken van de gronden binnen het bouwvlak aan de Beverweertseweg 38a voor verblijfsrecreatie, waarvoor de bouw van een gebouw voor groepsaccommodatie is toegestaan tot een oppervlakte van 360 m², een goothoogte van 7,5 meter en een bouwhoogte van 11 meter, mits:

  • a. de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen ongeschikt zijn voor de niet-agrarische activiteiten waarvoor het afwijken wordt gevraagd;
  • b. de extra bebouwing blijkens een daartoe opgesteld, deugdelijk bedrijfsplan noodzakelijk is voor de uitoefening van de niet-agrarische activiteiten waarvoor het afwijken wordt gevraagd;
  • c. de extra bebouwing blijkens een daartoe opgesteld, deugdelijk beeldkwaliteitsplan leidt tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.6.1 Verbod:

Het is verboden om op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden de in het schema onder lid 5.6.3benoemde werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een 'Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden'. De vergunning kan uitsluitend worden verleend als wordt voldaan aan de in het schema genoemde criteria.

5.6.2 Uitzonderingen op het verbod:

Het in 5.6.1 genoemde verbod geldt niet voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. die plaatsvinden binnen het agrarisch bouwvlak;
  • b. die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
  • c. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een omgevingsvergunning was verleend;
  • d. die het vellen, rooien, planten of beschadigen van fruitbomen alsmede de daarbij behorende windsingelbeplanting betreffen.

5.6.3 Schema omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden:

  Vergunningplichtige werken /   Vergunning nodig ter plaatse van   Criteria voor verlening  
  werkzaamheden   de aanduiding    
    Kromme Rijn   Stroomgordel   Kom    
    en oeverwallen        
Bodem en water  
1   Verlagen van de bodem en afgraven van   Ja, uitsluitend ter plaatse   Ja (2)   Ja (2)   (1): behoud bodemreliëf, kavelstructuur en  
  gronden, tenzij daarvoor een vergunning   van de aanduiding       natuurwaarden  
  is vereist krachtens de Ontgrondingenwet,   'specifieke vorm van waarde       (2): behoud natuurwaarden en geen  
  en het ophogen en egaliseren   - bodemreliëf' (1)       verstoring waterhuishouding,  
  van de gronden         advies Hoogheemraadschap  
2   Diepploegen, zijnde het extra diep – circa   Ja, uitsluitend ter plaatse   Ja (2)   strijdig   (1): behoud bodemreliëf  
  0,5 m of meer - omploegen, waarbij de   van de aanduiding        
  kruidlaag volledig wordt omgeploegd   'specifieke vorm van waarde       (2): behoud natuurwaarden  
    - bodemreliëf' (1)        
3   Vergraven van waterlopen, watergangen,   Ja, uitsluitend ter plaatse   Ja (3)   Ja (3)   (1) : behoud bodemreliëf en natuurwaarden  
  sloten, greppels en andere waterpartijen   van de aanduiding        
    'specifieke vorm van waarde       (2) : behoud kavelstructuur en behoud  
    - bodemreliëf' (1) en       natuurwaarden  
    'specifieke vorm van waarde -       (3): behoud natuurwaarden (o.a. weidevogels)  
    karakteristiek verkavelings       en geen verstoring waterhuishouding,  
    patroon' (2)       advies Hoogheemraadschap  
4   Dempen van waterlopen, watergangen,   Ja (1)   Ja (2)   Ja (2)   (1) : behoud natuurwaarden en uitsluitend  
  sloten, greppels en andere waterpartijen         ter plaatse van de aanduiding  
          'specifieke vorm van waarde - bodemreliëf' ook  
          behoud bodemreliëf en  
          uitsluitend ter plaatse van de aanduiding  
          'specifieke vorm van waarde - karakteristiek  
          verkavelingspatroon' ook  
          behoud kavelstructuur  
          (2) : geen verstoring waterhuishouding,  
          advies Hoogheemraadschap  
5   Werkzaamheden die de waterhuishouding   Ja   Ja   Ja   behoud natuurwaarden en geen verstoring  
  beïnvloeden zoals draineren, onderbemalen e.d.         waterhuishouding, advies Hoogheemraadschap  
Beplanting en grondgebruik  
6   Vellen en rooien van bomen, hakhout en   Ja   Ja   Ja   behoud natuurwaarden en landschapselementen  
  andere houtopstanden en het verrichten          
  van handelingen, die dood of ernstige   (n.v.t. op fruitteelt   (n.v.t. op fruitteelt   (n.v.t.op fruitteelt    
  beschadiging daarvan ten gevolge   en boomteelt)   en boomteelt)   en boomteelt)    
  hebben of kunnen hebben          
7   Beplanten (met houtopstanden, waaronder   Ja   Ja   Ja   behoud natuurwaarden en geen boomteelt  
  begrepen het kweken en telen van bomen,          
  struiken, heesters), met inachtneming          
  van het bepaalde in lid 5.4.3          
8   Definitief omzetten van grasland in   Ja   Ja   Ja   behoud natuurwaarden en geen verstoring  
  bouwland , anders dan ten behoeve van         waterhuishouding,advies Hoogheemraadschap en  
  herinzaai, met uitzondering van de         uitsluitend ter plaatse van de aanduiding  
  teelt van ruwvoedergewassen;         'specifieke vorm van waarde - bodemreliëf'  
          ook behoud bodemreliëf  
9   Aanleg kleine landschapselementen   Nee   Nee   Ja   behoud open landschapsbeeld,  
          erfbeplantingen toegestaan  
10   Bebossen   Ja   Ja   strijdig   behoud natuurwaarden en landschapswaarden  
Infrastructuur en voorzieningen  
11   Aanleggen en verharden van wegen en   Ja (1) (2)   Ja (2)   Ja (2)   (1): behoud of herstel bodemreliëf en  
  paden en oppervlakteverhardingen         behoud natuurwaarden; uitsluitend ter plaatse  
  groter dan 60 m² per verharding, met         van de aanduiding 'specifieke vorm van  
  uitzondering van het aanleggen van         waarde - bodemreliëf  
  kavelpaden en verhardingen ten         (2): behoud natuurwaarden  
  behoeve van in- of uitritten          
12   Aanbrengen van ondergrondse transport-,   Ja (1) (2)   Ja (2)   Ja (2)   (1): behoud of herstel bodemreliëf en  
  energie- en telecommunicatieleidingen         behoud natuurwaarden; uitsluitend ter plaatse  
  en de daarmee verband houdende         van de aanduiding 'specifieke vorm van  
  constructies, installaties en         waarde - bodemreliëf  
  apparatuur         (2): behoud natuurwaarden  
13   Aanleg oeverbeschoeiingen, kaden,   Ja   Ja   Ja   behoud natuurwaarden  
  aanlegplaatsen         water en oevers  
14   Aanbrengen lage tijdelijke   Ja   Ja   Ja   de noodzaak voor een doelmatige agrarische  
  teeltondersteunende voorzieningen         bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond en een  
  (voor zover het aanleggen betreft)         agrarisch deskundige heeft hieromtrent  
          geadviseerd, behoud (open) landschapsbeeld,  
          geen verstoring waterhuishouding, de  
          voorzieningen zijn maximaal 6 maanden per  
          jaar aanwezig in de periode 1 maart tot en met 31 oktober  
15   Aanbrengen hoge tijdelijke teeltondersteunende   strijdig   strijdig   strijdig    
  voorzieningen          
Ja = vergunningplichtig  
Nee = niet vergunningplichtig  
Strijdig = niet toegestaan  

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

5.7.1 Vormaanpassing bouwvlak:

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschap geheel of gedeeltelijk wijzigen voor een vormaanpassing van het agrarisch bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het agrarische bouwvlak per saldo gelijk blijft;
  • b. de vormaanpassing noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. er sprake is van een reëel agrarisch bedrijf, dan wel een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een reëel bedrijf;
  • d. een agrarisch deskundige omtrent de onder b en c genoemde voorwaarden heeft geadviseerd;
  • e. het bouwvlak voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • f. door het wijzigen van het bouwvlak geen gebouw buiten het bouwvlak mag komen te liggen;
  • g. de gronden die voor de vormaanpassing buiten het bouwvlak komen te liggen beschikbaar komen voor de grondgebonden functie landbouw, hetgeen betekent dat geen bouwwerken voor mestopslag, sleufsilo's, andere silo's, overkappingen en andere aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen buiten het bouwvlak mogen komen te liggen of deze moeten worden verwijderd;
  • h. de ter plaatse aanwezige landschappelijke kernkwaliteiten zoals beschreven in 30.4 daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • i. de ter plaatse aanwezige natuurlijke waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de vormaanpassing niet tot gevolg heeft dat het bouwvlak wordt gesitueerd binnen de aanduiding 'overig-ecologische hoofdstructuur';
  • k. het woon- en leefklimaat op de aangrenzende gronden daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
5.7.2 Vergroting bouwvlak tot 1,5 hectare:

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschap geheel of gedeeltelijk wijzigen voor de vergroting van een agrarisch bouwvlak tot maximaal 1,5 hectare, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. een agrarisch deskundige omtrent de onder a en b genoemde voorwaarden heeft geadviseerd;
  • d. er een concreet bouw- en inrichtingsplan aan ten grondslag ligt;
  • e. het bouwvlak voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • f. de ter plaatse aanwezige landschappelijke kernkwaliteiten zoals beschreven in 30.4 daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • g. uit een erfinrichtingsplan blijkt dat sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, waarbij de bebouwing landschappelijk wordt ingepast met beplanting die eigen is aan het landschapstype ter plaatse;
  • h. de ter plaatse aanwezige natuurlijke waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • i. de vergroting niet tot gevolg heeft dat het bouwvlak wordt gesitueerd binnen de aanduiding 'overig-ecologische hoofdstructuur';
  • j. het woon- en leefklimaat voor woningen van derden daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. ter plaatse niet de aanduiding 'intensieve veehouderij' aanwezig is.

5.7.3 Vergroting bouwvlak tot 2 hectare:

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschap geheel of gedeeltelijk wijzigen voor de vergroting van een agrarisch bouwvlak tot maximaal 2 hectare, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • b. er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. is aangetoond dat het niet mogelijk is om in de ruimtebehoefte te voorzien door een efficiëntere inrichting van de gronden binnen het bestaande bouwvlak, danwel door transformatie van bestaande gebouwen;
  • d. een agrarisch deskundige omtrent de onder a, b en c genoemde voorwaarden heeft geadviseerd;
  • e. er een concreet bouw- en inrichtingsplan aan ten grondslag ligt;
  • f. het bouwvlak voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • g. de ter plaatse aanwezige landschappelijke kernkwaliteiten zoals beschreven in 30.4 daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • h. uit een erfinrichtingsplan blijkt dat sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, waarbij de bebouwing landschappelijk wordt ingepast met beplanting die eigen is aan het landschapstype ter plaatse;
  • i. de ter plaatse aanwezige natuurlijke waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de vergroting niet tot gevolg heeft dat het bouwvlak wordt gesitueerd binnen de aanduiding 'overig-ecologische hoofdstructuur';
  • k. de vergroting gepaard gaat met een versterking van natuurlijke- en landschappelijke waarden ter plaatse dan wel elders binnen de gemeente Bunnik en de maatregelen die hiervoor genomen worden opgenomen zijn in een concreet inrichtingsplan, waarvan de uitvoering is verzekerd middels een tussen de gemeente en initiatiefnemer afgesloten overeenkomst;
  • l. het woon- en leefklimaat voor woningen van derden daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  • m. ter plaatse niet de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'specifieke vorm van agrarisch-gebruiksgerichte paardenhouderij' aanwezig is.

5.7.4 Wijziging gronden in de EHS

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' ter plaatse van de aanduiding 'overig-ecologische hoofdstructuur' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits de betreffende gronden zijn verworven ten behoeve van natuurontwikkeling, danwel de huidige eigenaar wijziging wenst.