direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0304.BPbgneerijnenveegp-1704

Regels

Leeswijzer (zie lid 41.2 Van toepassing verklaring)

Gewone tekst De geldende regels volgens de eerder vastgestelde bestemmingsplannen.

Doorgehaalde tekst Tekst die door middel van het voorliggende plan komt te vervallen.

Groen gemarkeerde tekst Tekst die door middel van het voorliggende plan wordt toegevoegd.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Opmerking: in verband met de leesbaarheid zijn de begripsbepalingen doorlopend genummerd, waardoor de nummering af kan wijken van het eerder vastgestelde bestemmingsplan.

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017' met identificatienummer NL.IMRO.0304.BPbgneerijnenveegp-1704 van de gemeente Neerijnen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanbouw:

een aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, bestaande uit één bouwlaag - gemeten vanaf het peil - dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat, in een woonruimte wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte productiegebonden detailhandel;

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf:

een ambachtelijk, handels-technisch, constructietechnisch of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf in milieucategorie 1 of 2, al dan niet met ondergeschikte productiegebonden detailhandel., dat in een woonruimte wordt uitgeoefend;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een aangebouwd of vrijstaand bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, of het fokken en houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • Grondgebonden agrarisch bedrijf:
    een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt,- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven en rundveebedrijven worden hieronder ook begrepen;
  • Niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
    een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond. Niet-grondgebonden bedrijven zijn intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en grondgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen en sommige viskwekerijen en wormenkwekerijen;
  • Grondgebonden veehouderij:
    een (grondgebonden) agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate gericht is op het fokken en / of het houden van vee;
    een agrarisch bedrijf voor het houden van vee waarbij het houden van vee geheel of grotendeels afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf kan beschikken, met uitzondering van mestkalverhouderijen, paardenhouderij en manege;

1.9 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen - alsook in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang - het verkopen en/of leveren van goederen;

1.10 arbeidsmigrant:

arbeiders/arbeidskrachten die niet afkomstig zijn uit Nederland

1.11 archeologisch deskundige:

de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;

1.12 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.13 archeologisch onderzoek:

onder archeologisch onderzoek wordt verstaan het verrichten van een archeologisch onderzoek, in de zin van de KNA. Een archeologisch onderzoek mag enkel worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet of een certificaat ex artikel 5.1 Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.14 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.15 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.18 bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.19 bedrijf/niet agrarisch bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.20 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat geschikt is voor bedrijfsmatige activiteiten, waaronder ook maatschappelijke- en sportgerelateerde activiteiten worden gerekend, niet zijnde kassen;

1.21 bedrijfswoning:

een woonruimte in of bij een gebouw of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.22 bestaand:

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.23 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.24 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd op zichzelf staand gebouw vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat zowel bouwkundig als functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met uitsluiting van een kelder en een zolder voor zover die gelet op de bouwtechnische eisen in het Bouwbesluit onbruikbaar zijn geworden;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30 corsogebouw:

een bouwwerk, dat dient als onderkomen voor de opbouw van praalwagens die deelnemen aan het jaarlijkse corso.

1.31 dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang in de vorm van extensieve dagrecreatie welke in hoofdzaak gericht is op natuurbeleving en landschapsbeleving zoals wandelen, skeeleren, fietsen of kanoën;

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen;

1.33 draaiakkercomplex:

akkercomplex waarvan de perceelsgrenzen, veelal in de vorm van greppels, sloten, waterlopen of steilranden, een symmetrisch gebogen verloop hebben en dat als ruimtelijke eenheid duidelijk herkenbaar is in het landschap;

1.34 erfbeplanting:

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;

1.35 evenement:

alle tot vermaak en recreatie bedoelde tijdelijke al dan niet periodiek terugkerende activiteiten op of aan de openbare weg, dan wel voor publiek toegankelijk, zoals feesten, markten, braderieën, sportwedstrijden, voorstellingen, optochten en dergelijke;

1.36 extensief recreatief medegebruik:

recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen, die plaats vinden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen, ruimtelijk gezien geheel of nagenoeg geheel met behulp van een constructie van glas, kunststof of een andere materiaal soort voor een overkapte teelt of veredeling van gewassen (zoals kassen, boog-, tunnel- en rolkassen en wandelkappen) van minimaal 1.500 m2;

1.39 grondgebonden veehouderij:

een veehouderijbedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengende vermogen van de onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden veehouderijbedrijven zijn in ieder geval rundveehouderij- en melkveehouderijbedrijven;

1.40 hervestiging:

situatie waarbij sprake is van verplaatsing van een bestaand in de regio Rivierenland gevestigd agrarisch bedrijf;

1.41 hoofdgebouw:

een of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is;

1.42 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies en van maaltijden en spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café;

1.43 hulpgebouw (agrarisch):

een solitaire schuur/stal in het agrarisch gebied die dient voor de stalling van pony's, paarden schapen en / of geiten alsmede gebouwtjes / containers ten behoeve van beregeningsinstallaties;

1.44 inrichting:

elke door de mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht;

1.45 intensieve kwekerij:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf (bijvoorbeeld champignonkwekerij, wormenkwekerij, viskwekerij);

1.46 intensieve veehouderij:

een veehouderijbedrijf waarvan de agrarische productie voor meer dan 50% afkomstig is uit de niet-grondgebonden veehouderijtak:  

1.47 inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.48 kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m, niet zijnde (tijdelijke) ongeconditioneerde tunnelkassen van folie;

1.49 kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend bestemd of opgericht dan wel kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.50 kleinschalig kamperen:

een voorziening gericht op kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, zoals kamperen bij de boer;

1.51 kleinschalige mestverwerking:

het verwerken van mest van bedrijven uit de directe omgeving tot een maximum van 36.000 ton per jaar;

1.52 landschappelijke waarde:

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

1.53 logiesgebouw:

een gebouw met zelfstandige slaapruimten met ten minste een gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair en keuken;

1.54 maaiveld:

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

1.55 maatschappelijke en culturele voorzieningen

educatieve, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.56 mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

1.57 niet-grondgebonden veehouderijtak:

onderdeel van een agrarisch bedrijf dat beschikt over onvoldoende agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen om ten minste 50% van de benodigde diervoeding voor de dieren binnen de veehouderijtak zelf te kunnen produceren;

1.58 nieuwvestiging:

de vestiging van een nieuw agrarisch bedrijf anders dan bedrijfsverplaatsing of vestiging van een buiten de provincie Gelderland/regio Rivierenland/gemeente Neerijnen gevestigd agrarisch bedrijf;

1.59 opslag, statische (binnen)opslag:

binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf. Het betreft bijvoorbeeld (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;

1.60 opslag, dynamische (binnen)opslag:

binnenopslag van goederen die een regelmatige verplaatsing behoeve vanwege productie en/of handel voor het eigen bedrijf;

1.61 opslag, buiten opslag:

buitenopslag van goederen die een regelmatige verplaatsing behoeve vanwege productie en/of handel voor het eigen bedrijf;

1.62 paardenhouderij:

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

1.63 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.64 perceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.65 plattelandswoning:

een (voormalige bedrijfs-)woning gelegen binnen een agrarisch of bedrijfsmatig bouwvlak zonder dat er sprake is van een functionele binding tussen woning en het (agrarisch) bedrijf;

1.66 recreatiewoning:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie / weekendrecreatie ten dienste van gebruikers die hun hoofdverblijf / eerste woning elders hebben, met dien verstande dat:

  • a. gebruik uitsluitend is toegestaan tussen 15 maart en 31 oktober;
  • b. de maximaal aaneengesloten termijn van gebruik als recreatiewoning niet meer mag bedragen dan 4 maanden;
  • c. permanente bewoning niet is toegestaan;

1.67 seizoenarbeiders:

werknemers die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn;

1.68 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;

1.69 teelttafel:

teeltondersteunende voorziening, waarbij de planten in bakken in stellingen of op teelttafels worden gekweekt, eventueel met regenkap, en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt;

1.70 teeltondersteunende kas:

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor de productie van gewassen onder geconditioneerd klimaatomstandigheden;

1.71 teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen:

voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals hagelnetten, stellingen en regenkappen, niet zijnde teeltondersteunende kassen;

1.72 ter zake deskundige:

de saab of een andere door het bevoegd gezag aangewezen deskundige;

1.73 trayteelt op folie:

teeltondersteunende voorziening, waarbij folie op de grond wordt aangebracht waarop de planten in potten (trayteelt) of in pallets worden gekweekt, eventueel met afdekfolie of - tunnels, en waarvan de hoogte niet meer dan 0,4 m bedraagt;

1.74 veldschuur:

een solitaire schuur / stal in het agrarisch gebied die dient als opslag / stalling ten behoeve van het agrarisch bedrijf en / of agrarische activiteiten en als zodanig is aangeduid;

1.75 vereveningseffect:

toename van stikstofemissie binnen een inrichting terwijl binnen een of meerdere andere inrichting(en), al dan niet in hetzelfde plangebied, een afname van de stikstofemissie plaatsvindt zodat de totale stikstofdepositie op een voor stikstof overbelast Natura 2000 - gebied ten opzichte van de voor het betreffende gebied relevante referentiedatum aantoonbaar niet toeneemt, of door de initiatiefnemer wordt aangetoond dat er concreet zicht is op het verkrijgen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet, dan wel indien aangetoond wordt dat de toename past binnen, bij of krachtens de Natuurbeschermingswet opgestelde regels;

1.76 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan, met dien verstande dat:

  • a. bij gesplitste (monumentale) woningen van voor 1940 de oorspronkelijke voorgevel als voorgevel(rooi)lijn wordt aangehouden, tenzij in een specifiek geval anders is vastgelegd;

1.77 voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.78 woongebouw:

een gebouw waarin meerdere wooneenheden gevestigd zijn;

1.79 woonruimte:

een besloten ruimte, die al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd is voor de bewoning door één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 bebouwingspercentage

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 peil:
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'glastuinbouw' tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
    • 2. 'paardenhouderij' tevens een paardenhouderij is toegestaan;
    • 3. 'intensieve veehouderij' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
    • 4. 'grondgebonden veehouderij' tevens een grondgebonden veehouderij is toegestaan;
    • 5. 'specifieke vorm van agrarisch - griendhandel' tevens een griendhandel is toegestaan;
    • 6. 'intensieve kwekerij' tevens een intensieve kwekerij is toegestaan;
    • 7. 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaard' tevens een boomgaard is toegestaan;
    • 8. 'specifieke vorm van agrarisch - corsogebouw' tevens wagenopbouwlocatie voor het corso is toegestaan;
    • 9. 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke en culturele voorzieningen zijn toegestaan;
    • 10. 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit' tevens een niet agrarische nevenfunctie is toegestaan;

waarbij ter plaatse van de aanduiding 'open landschap' boomkwekerijen en boomgaarden niet zijn toegestaan;

  • b. hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. één bedrijfswoning, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. een loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'loonbedrijf';
  • e. mestopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag';
  • f. een dierenasiel ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel';
  • g. de instandhouding van de openheid van het gebied ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - open landschap';
  • h. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
  • i. aan-huisgebonden-beroepen en bedrijven;
  • j. kleinschalig kamperen;
  • k. de huisvesting van seizoensarbeiders;
  • l. bed and breakfast;
  • m. dagrecreatie;
  • n. tuinen, erven en verhardingen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. nutsvoorzieningen;
  • r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • s. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aangegeven bouwwerken;
  • t. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' aangegeven bouwwerken;
  • u. evenementen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is opgenomen, worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
  • b. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen met derden mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • c. De afstand van kassen tot de perceelsgrenzen met derden niet minder mag bedragen dan 2 m.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m.
  • c. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' voor maximaal 10% van het bouwvlak mogen worden bebouwd met bedrijfsgebouwen tot een maximum van 1.500 m2 , tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' .
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'grondgebonden veehouderij' uitbreiding/wijziging van de bebouwing uitsluitend is toegestaan onder de volgende voorwaarde:
    • 1. de totale oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van het houden van vee mag niet meer bedragen dan 120% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing voor het houden van vee.
  • f. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' anders is weergegeven;
  • g. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m.
  • h. In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hulpgebouw' hulpgebouwen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • i. In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' veldschuren toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • j. Het bepaalde onder h en i is tevens van toepassing op hulpgebouwen en veldschuren, die gebruikt worden voor hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten.

3.2.3 Kassen

Voor het bouwen van kassen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, gelden de volgende regels:

  • a. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'.
  • b. De afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  • e. De afstand tot woningen/ bedrijfswoningen op naastgelegen percelen mag niet minder bedragen dan 30 m.

3.2.4 Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Teeltondersteunende kassen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kassen'.
  • b. De afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m.
  • c. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 1.000 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' de oppervlakte aan teeltondersteunende kassen niet meer mag bedragen dan 1.500 m2 .
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

3.2.5 Teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen

Teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan ter plaatse van:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teelttafels' in de vorm van teelttafels dan wel containerteelt op folie;
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - trayteelt op folie', uitsluitend in de vorm van trayteelt op folie.

3.2.6 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één per bouwvlak, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.
  • b. De voorgevel van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter. Indien toepassing van deze regel ertoe leidt dat de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg minder dan 15 meter bedraagt, geldt in afwijking van deze regel dat de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg minimaal 15 m en maximaal 18 meter dient te bedragen.
  • c. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' anders is weergegeven;
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' anders is weergegeven.

3.2.7 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • c. De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 150 100 m².
  • d. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders staat angegeven.
  • f. In afwijking van het bepaalde b, mag op de gronden voor de voorgevellijn per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m²;
    • 2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 4. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de gevel.

3.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De bouwhoogte van poeren en poorten mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. De bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • d. De bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • e. De bouwhoogte van torensilo's en installaties mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • f. De bouwhoogte van energievoorzieningen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • g. De bouwhoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • h. De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.

3.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Kuilvoerplaten en mestzakken zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak.
  • b. De bouwhoogte van poeren en poorten mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat een poer vierkant dient te zijn en dat de oppervlakte per poer niet meer dan 1 m2 mag bedragen.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestsilo' is een mestsilo toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' zijn teeltondersteunende voorzieningen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van hagelnetten niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • f. Het bouwen van betonpalen ten behoeve van het ondersteunen van fruitbomen is toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
  • g. Het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is toegestaan, mits:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m2.

3.2.10 Paardenbakken

Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a mag de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' niet meer bedragen dan 1.200 m2.
  • d. Lichtmasten zijn niet toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.1 onder a voor het bouwen van hulpgebouwen ten behoeve van hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan één per hectare;
    • 2. de afstand van het hulpgebouw tot bouwvlakken van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    • 4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m
    • 5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 6. er sprake is van een landschappelijk inpassing.
  • b. het bepaalde in 3.2.2 onder a voor het bouwen van hulpgebouwen buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan één per hectare;
    • 2. de afstand van het hulpgebouw tot bouwvlakken van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    • 4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m
    • 5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 6. er sprake is van een landschappelijk inpassing.
  • c. het bepaalde in 3.2.2 onder a voor het bouwen van veldschuren buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal veldschuren mag niet meer bedragen dan één per hectare;
    • 2. de afstand van het hulpgebouw de veldschuur tot bouwvlakken van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 40 m2;
    • 4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 6. er sprake is van een landschappelijk inpassing.
  • d. het bepaalde in 3.2.2 onder d ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen op gronden binnen de aanduiding 'glastuinbouw' tot maximaal 20% van het bouwvlak tot een maximum van 3.000 m2, onder de volgende voorwaarde:
    • 1. de afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • e. het bepaalde in 3.2.2 onder e voor een uitbreiding / wijziging van meer dan 120% van de bestaande oppervlakte, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. uitbreiding/wijziging mag alleen plaatsvinden binnen het bouwvlak;
    • 2. de stikstofemissie vanuit het betreffende bedrijf neemt niet toe, tenzij sprake is van:
      • een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
      • bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;
      • bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend;
      • een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1.
  • f. het bepaalde in 3.2.2 onder f voor een goothoogte tot maximaal 7,5 m, onder de volgende voorwaarde:
    • 1. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • g. het bepaalde in 3.2.3 onder b en c voor een goothoogte tot maximaal 7 m en een bouwhoogte tot maximaal 8 m onder de volgende voorwaarde:
    • 1. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • h. het bepaalde in 3.2.4 voor de bouw van teeltondersteunende kassen tot een maximale oppervlakte van 1.500 m2.
  • i. het bepaalde in 3.2.4 voor de bouw van teeltondersteunende kassen ten behoeve van boomteelt tot een maximale oppervlakte van 2.500 m2.
  • j. het bepaalde in 3.2.8 ten behoeve van de bouwhoogte van torensilo's, installaties en nergievoorzieningen tot maximaal 15 m.
  • k. het bepaalde in 3.2.9 ten behoeve van de bouw van poeren en poorten buiten het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal poeren en poorten per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 1;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • l. het bepaalde in 3.2.9 onder a ten behoeve van kuilvoerplaten en mestzakken buiten het bouwvlak tot maximaal 500 m2, mits:
    • 1. de mestzakken en kuilvoerplaten worden aangelegd aansluitend aan het bouwvlak;
    • 2. aangetoond is dat het aanleggen van kuilvoerplaten en mestzakken niet mogelijk is binnen het bouwvlak;
    • 3. de afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • m. het bepaalde in 3.2.10 ten behoeve van de bouw van paardenbakken aansluitend aan het bouwvlak, dan wel aan de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de afstand van de paardenbak tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 40 m;
    • 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 40 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2, met dien verstande dat de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' niet meer bedragen dan 1.200 m2;
    • 4. lichtmasten zijn niet toegestaan;de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • a. boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, behoudens bestaande en vervanging van bestaande boomgaarden.
  • b. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren;
  • c. het opslaan van goederen van derden en het stallen van caravans;
  • d. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning, met uitzondering van bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
  • f. mestverwerking;
  • g. grootschalige opslag van aardoliehoudende vloeistoffen of schadelijke stoffen.

3.4.2 Niet agrarische nevenfunctie

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-nevenactiviteit' mag maximaal 1.150 m2 van de bedrijfsbebouwing worden gebruikt voor een niet-agrarische nevenfunctie.

3.4.3 Plattelandswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' is wonen toegestaan in de vorm van een plattelandswoning.

3.4.4 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan als nevengeschikte activiteit, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van het adres Zandweg 7 te Waardenburg een lasbedrijf van maximaal 70 m2 toegestaan.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van het adres Heideweg 6 te Waardenburg een elektrotechnisch bedrijf van maximaal 145 m2 toegestaan.
  • d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • e. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • f. Detailhandel is niet toegestaan.
  • g. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

3.4.5 Kleinschalig kamperen
  • a. Kleinschalig kamperen is toegestaan, waarbij maximaal 15 standplaatsen tot maximaal 3.000 m2 is toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie' niet meer standplaatsen toegestaan dan 25 standplaatsen.
  • c. Binnen het bouwvlak is maximaal 75 m2 aan sanitaire voorzieningen toegestaan.

3.4.6 Bed and Breakfast

Bed and breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing.
  • b. De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.
  • c. Per woning is sprake van niet meer dan 3 bed & breakfast eenheden tot een oppervlakte van maximaal 150 m2.
  • d. De woonfunctie van de woning blijft behouden.
  • e. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

3.4.7 Huisvesting seizoensarbeiders in bedrijfsgebouwen

De vestiging van seizoensarbeiders binnen bestaande bedrijfsgebouwen is toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De voor bewoning ingerichte gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  • b. Er mogen niet meer dan 12 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  • c. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 200 m2.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b en c mag het aantal seizoensarbeiders en de oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - huisvesting werknemers' niet meer bedragen dan bestaand.
  • e. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij er op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden de huisvesting moet zijn onderbroken.
  • f. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.

3.4.8 Evenementen

Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de EHS op gronden binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Uiterwaardgebied'.
  • b. Er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd. Voor maneges zijn per jaar maximaal 2 evenementen toegestaan.
  • c. Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • d. Het evenement dient te voldoen aan het gemeentelijk beleid.
  • e. Er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
  • f. De duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer bedragen dan 5 dagen.

3.4.9 Loonbedrijf

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonbedrijf 2' mag de gezamelijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen ten behoeve van activiteiten voor het loonwerkbedrijf niet meer dan 350 m2 bedragen. een oppervlakte van niet meer dan 350 m2 gebruikt worden ten behoeve van activiteiten voor het loonbedrijf, uitsluitend binnen de bedrijfsgebouwen.

3.4.10 Voorwaardelijke verplichting Lage Paarden 1 te Waardenburg

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken op het perceel Lage Paarden 1, zonder de aanleg, het beheer en de instandhouding van de landschapsmaatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 3.

3.4.11 Voorwaardelijke verplichting De Kraan 1 te Est

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. De bouw van het bedrijfsgebouw, zijnde de uitbreiding van de tuinbouwkas op het perceel De Kraan 1, zonder de de aanleg, het beheer en de instandhouding van de landschapsmaatregelen binnen zes maanden na de start van de bouwwerkzaamheden, zoals opgenomen in Bijlage 4.
3.4.12 Voorwaardelijke verplichting Bommelsestraat 73 te Ophemert

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken op het perceel Bommelsestraat 73, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting', zonder de aanleg, het beheer en de instandhouding van de landschapsmaatregelen, zoals opgenomen in Bijlage 5 .

3.4.13 Voorwaardelijke verplichting Heideweg ongenummerd te Waardenburg

Het toestaan van de bedrijfswoning conform het bepaalde in artikel 3.1 sub b is alleen dan toegestaan indien:

  • a. is aangetoond dat sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf op basis van tenminste 3 aaneengesloten productiejaren;
  • b. vooraf advies is ingewonnen van een ter zake deskundige inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf;
  • c. een geluidswal aan de westkant van het agrarisch bouwvlak, zoals bedoeld in Bijlage 6 is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, zodat voldaan wordt aan de maximaal toegestane geluidswaarden ten behoeve van de bedrijfswoning.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 en 3.4 ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf, met dien verstande, dat:

  • a. De gezamenlijke vloeroppervlakte aan niet-agrarische activiteiten niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde oppervlak tot een maximum van 350 m², met uitzondering van agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 700 m2.
  • b. Nevenfuncties uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwing.
  • c. De uitoefening van de nevenfunctie geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk.
  • d. Er geen buitenopslag voor de nevenfunctie plaatsvindt.
  • e. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • f. De afwijking gepaard gaat met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.
  • g. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
  • h. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:
    • 1. kleinschalige detailhandel tot maximaal 50 m2 verkoopvloeroppervlakte;
    • 2. kleinschalige horeca, tot maximaal 50 m² en een bijbehorend terras tot maximaal 100 m2;
    • 3. vakantieappartementen, waarbij maximaal 3 eenheden zijn toegestaan tot maximaal 195 m2;
    • 4. trekkershutten tot een totaal maximaal oppervlak van 60 m2;
    • 5. productiegebonden detailhandel inclusief opslag tot maximaal 50 m2 verkoopvloeroppervlakte;
    • 6. dagrecreatie, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2 en 750 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    • 7. zorgfunctie, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en 375 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    • 8. statische binnenopslag, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m2 en 1.500 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    • 9. semi agrarische bedrijvigheid, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en 600 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug'
    • 10. niet agrarische bedrijvigheid, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en 600 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug'.
  • i. Cumulatie van nevenfuncties, met uitzondering van statische binnenopslag en kleinschalig kamperen, is toegestaan tot maximaal 50% van de bedrijfsbebouwing, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 350 m2 en 700 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug'.

3.5.2 Afwijken kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.5 ten behoeve van extra standplaatsen, waarbij maximaal 25 standplaatsen tot maximaal 5.000 m2 is toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak, mits:

  • a. Sprake is van een landschappelijke inpassing.
  • b. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

3.5.3 Afwijken ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders in bedrijfsgebouwen en/of logiesgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 3.4.7, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De voor bewoning ingerichte gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  • b. De noodzaak dient aangetoond te zijn door een advies van een ter zake deskundige.
  • c. Er mogen niet meer dan 32 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  • d. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 400 m2.
  • e. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij de huisvesting op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden moet zijn onderbroken.
  • f. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.
  • g. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

3.5.4 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in woonunits en / of stacaravans

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 3.4.7 voor het huisvesten van seizoensarbeiders in woonunits en/of stacaravans, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er is aangetoond dat huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet mogelijk is.
  • b. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. In geval de afwijking meer dan 12 seizoensarbeiders betreft, dient hieromtrent vooraf advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • c. De woonunits en / of stacaravans mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  • d. Er mogen niet meer dan 32 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  • e. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 400 m2.
  • f. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij de huisvesting op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden moet zijn onderbroken.
  • g. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.
  • h. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

3.5.5 Afwijken mantelzorgvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 3.4.1 onder d ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond, dan wel de mantelzorg een ouder-kind relatie betreft waarbij de ouder 65 jaar of ouder is;
  • b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • c. de waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • e. er geen zelfstandige woning ontstaat.
  • f. na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden;
  • g. bij de mantelzorgvoorziening geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht.

3.5.6 Afwijken dubbele bewoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van dubbele bewoning van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, zonder formele splitsing van de woning, indien dat in het kader van bedrijfsopvolging noodzakelijk wordt geacht, met dien verstande dat:

  • a. maximum 2 huishoudens zijn toegestaan in de bedrijfswoning;
  • b. geen tweede zelfstandige woning mag ontstaan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning minimaal 500 m3 bedraagt.

3.5.7 Afwijken afstand boomgaarden tot gevoelige functies

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 3.4.1 onder a ten behoeve van de realisering van een boomgaard binnen 50 m van gevoelige functies, mits uit onderzoek blijkt dat:

  • a. De afwijking milieuhygiënisch inpasbaar is.
  • b. Er geen hinder is voor omliggende (bedrijfs)woningen en bedrijven.

3.5.8 Afwijken ten behoeve van kleinschalige mestverwerking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 3.4.1 onder f ten behoeve van kleinschalige mestverwerking, mits:

  • a. de afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige;
  • b. de mestverwerking in hoofdzaak gebruik maakt van biomassastromen uit de directe omgeving;
  • c. het digestaat van de mestverwerking een organische meststof is die in hoofdzaak weer wordt afgezet in de directe omgeving;
  • d. de (agrarische) bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven niet mogen worden beperkt.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - open landschap' tevens de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het aanleggen en planten van bomen of hoogopgaande beplantingen.

3.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.6.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden en de natuurwaarden van de gronden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheden
3.7.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of-ontwikkeling van het bedrijf.
  • b. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • c. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • d. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • e. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.

3.7.2 Wijziging ten behoeve van vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha voor grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' de stikstofemissie vanuit het betreffende bedrijf niet toe mag nemen, tenzij sprake is van:
    • 1. een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
    • 2. bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;
    • 3. bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend;
    • 4. een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1 .
  • b. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf.
  • c. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'.
  • d. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 5 ha, waarvan maximaal 4 ha netto glas voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regionaal cluster glastuinbouw' een vergroting van meer dan 5 ha is toegestaan, mits:
    • 1. wijziging noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf;
    • 2. verplaatsing naar een concentratiegebied of regionaal cluster bedrijfseconomisch niet mogelijk is;
    • 3. rekening gehouden wordt met aanwezige gebiedskwaliteiten.
  • e. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij de stikstofemissie vanuit het betreffende bedrijf niet toe mag nemen, tenzij sprake is van:
    • 1. een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
    • 2. bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;
    • 3. bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend;
    • 4. een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1.
  • f. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • g. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
  • h. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • i. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • j. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.

3.7.3 Wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorziening' te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het is niet mogelijk de permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, binnen het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding te realiseren.
  • b. De situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding.
  • c. De oppervlakte van de aanduiding mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - open landschap' niet meer mag bedragen dan 2 m.
  • e. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • f. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

3.7.4 Wijziging van een intensieve veehouderij naar een grondgebonden veehouderij of intensieve kwekerij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'intensieve veehouderij' te verwijderen of te wijzigen in de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' of 'intensieve kwekerij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'.
  • b. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • c. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • d. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

3.7.5 Wijziging ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een niet-agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
  • b. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regionaal cluster glastuinbouw'.
  • c. Voor niet agrarische functies wordt het bestemmingsvlak verkleind tot 5.000 m².
  • d. De oppervlakte aan bebouwing voor niet agrarische functies mag niet meer bedragen dan 500 m2, met uitzondering van:
    • 1. wijziging ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug', waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 750 m2.
    • 2. niet agrarische functies in de vorm van recreatie waarbij de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' niet meer mag bedragen dan 750 m2;
    • 3. niet agrarische functies in de vorm van zorgfuncties niet meer mag bedragen dan 250 m2 en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' niet meer dan 375 m2;
    • 4. niet agrarische functies in de vorm van statische opslag niet meer mag bedragen dan 500 m2 vermeerderd met 75% van de bestaande opstallen en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' 750 m2 vermeerderd met 75% van de bestaande opstallen.
  • e. Overtollige bebouwing, met uitzondering van monumentale bebouwing en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing dient te worden gesloopt.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder d mag het geheel aan bestaande bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van semi-agrarische bedrijvigheid.
  • g. In afwijking van het bepaalde onder d mag voor iedere 5.000 m2 aan gesloopte kassen 125 m2 aan nieuwe bedrijfsgebouwen worden gebouwd, waarbij het totaal aan nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 500 m2.
  • h. Buitenopslag is niet toegestaan.
  • i. Bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2 conform de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • j. In afwijking van het bepaalde onder i is bedrijvigheid in een hogere milieucategorie toegestaan mits het bedrijf niet meer milieuhinder veroorzaakt dan het bestaande bedrijf.
  • k. Er is geen hinder voor omliggende (bedrijfs)woningen en bedrijven.
  • l. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • m. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.

3.7.6 Hervestiging glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijziging ten behoeve van de verplaatsing van een glastuinbouwbedrijf binnen de gemeente Neerijnen of diens rechtsopvolger, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Verplaatsing is uitsluitend toegestaan naar de aanduiding 'overige zone - regionaal cluster glastuinbouw'.
  • b. De afstand tot omliggende woningen / recreatiewoningen mag niet minder bedragen dan 50 m.
  • c. De afstand tot omliggende dagrecreatieve voorzieningen mag niet minder bedragen dan 25 m.
  • d. De bestaande kassen dienen gesloopt te worden.
  • e. De aanduiding 'glastuinbouw' van de bestaande locatie dient te worden verwijderd.
  • f. Het bouwvlak van de bestaande locatie wordt verkleind tot de resterende bedrijfsbebouwing.
  • g. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.

3.7.7 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De agrarische gronden mogen niet gelegen zijn in een glasconcentratiegebied ter plaatse van een overige zone – regionaal cluster glastuinbouw'; .
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk.
  • c. De wijziging dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • d. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • e. Het aantal woningen mag niet toenemen, met dien verstande dat de inhoud per woning niet meer mag bedragen dan 750 m3.
  • f. De oppervlakte aan aan- uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m2 .
  • g. Overtollige bebouwing, met uitzondering van monumentale bebouwing, dient te worden gesloopt. In bijzondere gevallen is het college bevoegd om bij een fraai ensemble in goede bouwkundige staat en binnen een verantwoorde stedenbouwkundige opzet (naar het oordeel van een ter zake deskundige) een groter oppervlak aan te handhaven bebouwing toe te staan, mits daar een goede bestemming (gebuik) voor zal zijn.
  • h. In afwijking van het bepaalde onder d e mag per 100 m2 aan gesloopte bedrijfsgebouwen 40 m3 toegevoegd worden aan de inhoud van de woning, waarbij de inhoud van de woning maximaal 1.200 m3 mag bedragen.
  • i. In afwijking van het bepaalde onder e f mag per 500 m2 aan gesloopte bedrijfsgebouwen of per 1.000 m2 aan gesloopte kassen 100 m2 extra aan nieuwe bijgebouwen worden opgericht, waarbij de totale oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 500 m2 mag bedragen.
  • j. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.
  • k. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van Artikel 20 Wonen.

3.7.8 Wijziging naar wonen ten behoeve van plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voormalige agrarische bedrijfswoning mag niet gelegen zijn in een landbouwontwikkelingsgebied of een glasconcentratiegebied ter plaatse van een overige zone – regionaal cluster glastuinbouw'; .
  • b. De agrarische bestemming blijft gehandhaafd.

3.7.9 Wijziging naar wonen ten behoeve van ruimte - voor - ruimtewoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De agrarische gronden mogen niet gelegen zijn in een glastuinbouwconcentratiegebied of een glasconcentratiegebied ter plaatse van een overige zone – regionaal cluster glastuinbouw'; .
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk.
  • c. De wijziging dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • d. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • e. Voor wat betreft de ruimte - voor - ruimte regeling voor bedrijfsgebouwen geldt het bepaalde onder e en voor wat betreft de ruimte - voor ruimte regeling van kassen geldt het bepaalde onder f.
  • f. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van Artikel 20 Wonen, waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van monumentale en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt, met dien verstande dat voor de sloop van 1.000 m2 aan bedrijfsgebouwen een woongebouw van 1.200 m3 of vrijstaande woning van 750 m3 mag worden gebouwd, waarbij de oppervlakte van een wooneenheid niet minder mag bedragen dan 350 m3. Voor iedere 300 m2 extra gesloopte bedrijfsgebouwen mag 100 m3 aan het woongebouw worden toegevoegd, met dien verstande dat de inhoud maximaal 1.600 m3 bedraagt.
  • g. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van Artikel 20 Wonen, waarbij overtollige kassen, met uitzondering van monumentale en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dienen te worden gesloopt, met dien verstande dat voor de sloop van 10.000 m2 aan kassen een woongebouw van 1.200 m3 of vrijstaande woning van 750 m3 mag worden gebouwd, waarbij de oppervlakte van een wooneenheid niet minder mag bedragen dan 350 m3. Voor iedere 2.500 m2 extra gesloopte kassen mag 100 m3 aan het woongebouw worden toegevoegd, met dien verstande dat de inhoud maximaal 1.600 m3 bedraagt.
  • h. mits de oppervlakte van de woning niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de te slopen bebouwing.
  • i. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.
  • j. Er dient te worden voldaan aan het gemeentelijk woningbouwprogramma.
  • k. Saldering tussen verschillende locaties is toegestaan, waarbij op de locatie waar de grootste oppervlakte aan bebouwing wordt gesloopt, de woning gerealiseerd dient te worden.

3.7.10 Wijziging ten behoeve van realisatie eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging kan alleen worden verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.
  • b. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
  • c. Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een ter zake deskundige inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.
  • d. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • e. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • f. Er dient voldaan te worden aan de bouwregels van 3.2.1 en 3.2.6, met uitzondering van het bepaalde onder b.
  • g. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.
  • h. Er dient te worden voldaan aan het gemeentelijk woningbouwprogramma.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'glastuinbouw' tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
    • 2. 'paardenhouderij' tevens een paardenhouderij is toegestaan;
    • 3. 'intensieve veehouderij' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
    • 4. 'grondgebonden veehouderij' tevens een grondgebonden veehouderij is toegestaan;
    • 5. 'specifieke vorm van agrarisch - griendhandel' tevens een griendhandel ter plaatse van de aanduiding ;
    • 6. 'intensieve kwekerij' tevens een intensieve kwekerij is toegestaan;
    • 7. 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaard' tevens een boomgaard is toegestaan;
  • b. hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. één bedrijfswoning, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan; een mestsilo ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestsilo';
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder:
    • 1. de cultuurhistorische waarde van het gebied ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - draai akker';
  • e. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
  • f. aan-huisgebonden-beroepen en bedrijven;
  • g. kleinschalig kamperen;
  • h. de huisvesting van seizoensarbeiders;
  • i. bed and breakfast;
  • j. dagrecreatie;
  • k. tuinen, erven en verhardingen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aangegeven bouwwerken;
  • q. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' aangegeven bouwwerken;
  • r. evenementen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is opgenomen, worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
  • b. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen met derden mag niet minder mag bedragen dan 5 m.
  • c. De afstand van kassen tot de perceelsgrenzen met derden niet minder mag bedragen dan 2 m.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m.
  • c. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' voor maximaal 10% van het bouwvlak mogen worden bebouwd tot een maximum van 1.500 m2.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'grondgebonden veehouderij' uitbreiding/wijziging van de bebouwing uitsluitend is toegestaan onder de volgende voorwaarde:
    • 1. de totale oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van het houden van vee mag niet meer bedragen dan 120% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing voor het houden van vee.
  • f. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • g. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m.
  • h. In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hulpgebouw' hulpgebouwen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • i. In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' veldschuren toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

4.2.3 Kassen

Voor het bouwen van kassen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, gelden de volgende regels:

  • a. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'.
  • b. De afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  • e. De afstand tot woningen/ bedrijfswoningen op naastgelegen percelen mag niet minder bedragen dan 30 m.

4.2.4 Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Teeltondersteunende kassen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende kassen'.
  • b. De afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m.
  • c. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 1.000 m2.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

4.2.5 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één per bouwvlak, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.
  • b. De voorgevel van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter. Indien toepassing van deze regel ertoe leidt dat de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg minder dan 15 meter bedraagt, geldt in afwijking van deze regel dat de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg minimaal 15 m en maximaal 18 meter dient te bedragen.
  • c. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

4.2.6 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • c. De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 150 100 m².
  • d. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders staat aangegeven.
  • f. In afwijking van het bepaalde b, mag op de gronden voor de voorgevellijn per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m²;
    • 2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 4. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de gevel.

4.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De bouwhoogte van poeren en poorten mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. De bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • d. De bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • e. De bouwhoogte van torensilo's en installaties mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • f. De bouwhoogte van energievoorzieningen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • g. De bouwhoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • h. De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Kuilvoerplaten en mestzakken zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak.
  • b. De bouwhoogte van poeren en poorten mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat een poer vierkant dient te zijn en dat de oppervlakte per poer niet meer dan 1 m2 mag bedragen.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestsilo' is een mestsilo toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' zijn teeltondersteunende voorzieningen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van hagelnetten niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • f. Het bouwen van betonpalen ten behoeve van het ondersteunen van fruitbomen is toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
  • g. Het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is toegestaan, mits:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m2.

4.2.9 Paardenbakken

Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a mag de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding paardenhouderij' niet meer bedragen dan 1.200 m2.
  • d. Lichtmasten zijn niet toegestaan.
  • e. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 4.2.1 onder a voor het bouwen van hulpgebouwen ten behoeve van hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan één per hectare;
    • 2. de afstand van het hulpgebouw tot bouwvlakken van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    • 4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m
    • 5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 6. er sprake is van een landschappelijk inpassing.
  • b. het bepaalde in 4.2.2 onder a voor het bouwen van hulpgebouwen buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan één per hectare;
    • 2. de afstand van het hulpgebouw tot bouwvlakken van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    • 4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m
    • 5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 6. er sprake is van een landschappelijk inpassing.
  • c. het bepaalde in 4.2.2 onder a voor het bouwen van veldschuren buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal veldschuren mag niet meer bedragen dan één per hectare;
    • 2. de afstand van het hulpgebouw tot bouwvlakken van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 40 m2;
    • 4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m
    • 5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m
    • 6. er sprake is van een landschappelijk inpassing.
  • d. het bepaalde in 4.2.2 onder d ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen op gronden binnen de aanduiding 'glastuinbouw' tot maximaal 20% van het bouwvlak tot een maximum van 3.000 m2, onder de volgende voorwaarde:
    • 1. de afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige;
  • e. het bepaalde in 4.2.2 onder e voor een uitbreiding / wijziging van meer dan 120% van de bestaande oppervlakte, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. uitbreiding/wijziging mag alleen plaatsvinden binnen het bouwvlak;
    • 2. de stikstofemissie vanuit het betreffende bedrijf neemt niet toe, tenzij sprake is van:
      • een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
      • bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;
      • bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend;
      • een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1.
  • f. het bepaalde in 4.2.2 onder f voor een goothoogte tot maximaal 7,5 m, onder de volgende voorwaarde:
    • 1. de afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • g. het bepaalde in 4.2.3 onder c en d voor een goothoogte tot maximaal 7 m en een bouwhoogte tot maximaal 8 m onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • h. het bepaalde in 4.2.4 voor de bouw van teeltondersteunende kassen tot een maximale oppervlakte van 1.500 m2.
  • i. het bepaalde in 4.2.4 voor de bouw van teeltondersteunende kassen ten behoeve van boomteelt tot een maximale oppervlakte van 2.500 m2.
  • j. het bepaalde in 4.2.7 ten behoeve van de bouwhoogte van torensilo's, installaties en energievoorzieningen tot maximaal 15 m.
  • k. het bepaalde in 4.2.7 onder b ten behoeve van de bouw van poeren en poorten buiten het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal poeren en poorten per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 1;
    • 2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • l. het bepaalde in 4.2.8 onder a ten behoeve van kuilvoerplaten en mestzakken buiten het bouwvlak tot maximaal 500 m2, mits:
    • 1. de mestzakken en kuilvoerplaten worden aangelegd aansluitend aan het bouwvlak;
    • 2. aangetoond is dat het aanleggen van kuilvoerplaten en mestzakken niet mogelijk is binnen het bouwvlak;
    • 3. de afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • m. het bepaalde in 4.2.9 ten behoeve van de bouw van paardenbakken aansluitend aan het bouwvlak dan wel aan de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de afstand van de paardenbak tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 40 m;
    • 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 40 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2, met dien verstande dat de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' niet meer bedragen dan 1.200 m2;
    • 4. lichtmasten zijn niet toegestaan;
    • 5. de hoogt e van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • a. boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, behoudens bestaande en vervanging van bestaande boomgaarden.
  • b. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren;
  • c. het opslaan van goederen van derden en het stallen van caravans;
  • d. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning, met uitzondering van bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
  • f. mestverwerking.

4.4.2 Evenementen

Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de EHS op gronden binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Uiterwaardgebied'.
  • b. Er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd. Voor maneges zijn per jaar maximaal 2 evenementen toegestaan.
  • c. Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • d. Het evenement dient te voldoen aan het gemeentelijk beleid.
  • e. Er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
  • f. De duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer bedragen dan 5 dagen.

4.4.3 Plattelandswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' is wonen toegestaan in de vorm van een plattelandswoning.

4.4.4 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan als nevengeschikte activiteit, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2.
  • b. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • c. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • d. Detailhandel is niet toegestaan.
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.4.5 Kleinschalig kamperen
  • a. Kleinschalig kamperen is toegestaan, waarbij maximaal 15 standplaatsen tot maximaal 3.000 m2 is toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak.
  • b. Binnen het bouwvlak is maximaal 75 m2 aan sanitaire voorzieningen toegestaan.

4.4.6 Bed and Breakfast

Bed and breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing.
  • b. De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.
  • c. Per woning is sprake van niet meer dan 3 bed & breakfast eenheden tot een oppervlakte van maximaal 150 m2.
  • d. De woonfunctie van de woning blijft behouden.
  • e. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

4.4.7 Huisvesting seizoensarbeiders in bedrijfsgebouwen

De vestiging van seizoensarbeiders binnen bestaande bedrijfsgebouwen is toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De voor bewoning ingerichte gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  • b. Er mogen niet meer dan 12 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  • c. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 200 m2.
  • d. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij er op jaarbasis minimaal 2 maanden de huisvesting moet zijn onderbroken.
  • e. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 en 4.4 ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf, met dien verstande, dat:

  • a. De gezamenlijke vloeroppervlakte aan niet-agrarische activiteiten niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde oppervlak tot een maximum van 350 m², met uitzondering van agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 700 m2.
  • b. Nevenfuncties uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwing.
  • c. De uitoefening van de nevenfunctie geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk.
  • d. Er geen buitenopslag voor de nevenfunctie plaatsvindt.
  • e. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • f. De afwijking gepaard gaat met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.
  • g. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
  • h. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:
    • 1. kleinschalige detailhandel tot maximaal 50 m2 verkoopvloeroppervlakte;
    • 2. kleinschalige horeca, tot maximaal 50 m² en een bijbehorend terras tot maximaal 100 m2;
    • 3. vakantieappartementen, waarbij maximaal 3 eenheden zijn toegestaan tot maximaal 195 m2;
    • 4. trekkershutten tot een totaal maximaal oppervlak van 60 m2;
    • 5. productiegebonden detailhandel inclusief opslag tot maximaal 50 m2 verkoopvloeroppervlakte;
    • 6. dagrecreatie, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2 en 750 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    • 7. zorgfunctie, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en 375 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    • 8. statische binnenopslag, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m2 en 1.500 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    • 9. semi agrarische bedrijvigheid, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en 600 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    • 10. niet agrarische bedrijvigheid, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en 600 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug'.
  • i. Cumulatie van nevenfuncties, met uitzondering van statische binnenopslag en kleinschalig kamperen, is toegestaan tot maximaal 50% van de bedrijfsbebouwing, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 350 m2 en 700 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug'.

4.5.2 Afwijken kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.5 ten behoeve van extra standplaatsen, waarbij maximaal 25 standplaatsen tot maximaal 5.000 m2 is toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak, mits:

  • a. Sprake is van een landschappelijke inpassing.
  • b. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

4.5.3 Afwijken ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders in bedrijfsgebouwen en/of logiesgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 4.4.7, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De voor bewoning ingerichte gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  • b. De noodzaak dient aangetoond te zijn door een advies van een ter zake deskundige.
  • c. Er mogen niet meer dan 32 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  • d. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 400 m2.
  • e. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij de huisvesting op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden moet zijn onderbroken.
  • f. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.
  • g. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

4.5.4 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in woonunits en / of stacaravans

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 4.4.7 voor het huisvesten van seizoensarbeiders in woonunits en/of stacaravans, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er is aangetoond dat huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet mogelijk is.
  • b. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. In geval de afwijking meer dan 12 seizoensarbeiders betreft, dient hieromtrent vooraf advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • c. De woonunits en/of stacaravans mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  • d. Er mogen niet meer dan 32 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  • e. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 400 m2.
  • f. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij de huisvesting op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden moet zijn onderbroken.
  • g. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.
  • h. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

4.5.5 Afwijken mantelzorgvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 4.4.1 onder d ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond, dan wel de mantelzorg een ouder-kind relatie betreft waarbij de ouder 65 jaar of ouder is;
  • b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • c. de waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • e. er geen zelfstandige woning ontstaat.
  • f. na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden;
  • g. bij de mantelzorgvoorziening geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht.

4.5.6 Afwijken dubbele bewoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van dubbele bewoning van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, zonder formele splitsing van de woning, indien dat in het kader van bedrijfsopvolging noodzakelijk wordt geacht, met dien verstande dat:

  • a. maximum 2 huishoudens zijn toegestaan in de bedrijfswoning;
  • b. geen tweede zelfstandige woning mag ontstaan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning minimaal 500 m3 bedraagt.

4.5.7 Afwijken afstand boomgaarden tot gevoelige functies

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 4.4.1 onder a ten behoeve van de realisering van een boomgaard binnen 50 m tot gevoelige functies, mits uit onderzoek blijkt dat:

  • a. De afwijking milieuhygiënisch inpasbaar is.
  • b. Er geen hinder is voor omliggende (bedrijfs)woningen en bedrijven.

4.5.8 Afwijken ten behoeve van kleinschalige mestverwerking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 4.4.1 onder f ten behoeve van kleinschalige mestverwerking, mits:

  • a. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • b. De mestverwerking in hoofdzaak gebruik maakt van biomassastromen uit de directe omgeving.
  • c. Het digestaat van de mestverwerking een organische meststof is die in hoofdzaak weer wordt afgezet in de directe omgeving.
  • d. De (agrarische) bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven niet mogen worden beperkt.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden binnen deze bestemming de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. in het algemeen:
    • 1. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);
    • 2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
    • 3. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
    • 4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, en sloten en greppels;
    • 5. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;
    • 6. het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.
4.6.2 Uitzonderingen

Het in 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

4.6.3 Toelaatbaarheid

De in 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden en de natuurwaarden van de gronden.

4.7 Wijzigingsbevoegdheden
4.7.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
  • b. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • c. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • d. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • e. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.

4.7.2 Wijziging ten behoeve van vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha voor grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' de stikstofemissie vanuit het betreffende bedrijf niet toe mag nemen, tenzij sprake is van:
    • 1. een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
    • 2. bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;
    • 3. bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend
    • 4. ;een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1.
  • b. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf.
  • c. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'.
  • d. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 5 ha, waarvan maximaal 4 ha netto glas voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regionaal cluster glastuinbouw' een vergroting van meer dan 5 ha is toegestaan, mits:
    • 1. wijziging noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf;
    • 2. verplaatsing naar een concentratiegebied of regionaal cluster bedrijfseconomisch niet mogelijk is;
    • 3. rekening gehouden wordt met aanwezige gebiedskwaliteiten.
  • e. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij de stikstofemissie vanuit het betreffende bedrijf niet toe mag nemen, tenzij sprake is van:
    • 1. een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
    • 2. bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;
    • 3. bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend;
    • 4. een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1.
  • f. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • g. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
  • h. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • i. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • j. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.

4.7.3 Wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorziening' te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het is niet mogelijk de permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, binnen het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding te realiseren.
  • b. De situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding.
  • c. De oppervlakte van de aanduiding mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • e. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • f. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

4.7.4 Wijziging van een intensieve veehouderij naar een grondgebonden veehouderij of intensieve kwekerij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'intensieve veehouderij' te verwijderen of te wijzigen in de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' of 'intensieve kwekerij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'.
  • b. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • c. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • d. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

4.7.5 Wijziging ten behoeve van niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een niet-agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
  • b. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regionaal cluster glastuinbouw'.
  • c. Voor niet agrarische functies wordt het bestemmingsvlak verkleind tot 5.000 m².
  • d. De oppervlakte aan bebouwing voor niet agrarische functies mag niet meer bedragen dan 500 m², met uitzondering van:
    • 1. wijziging ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug', waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 750 m².
    • 2. niet agrarische functies in de vorm van recreatie waarbij de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' niet meer mag bedragen dan 750 m²;
    • 3. niet agrarische functies in de vorm van zorgfuncties niet meer mag bedragen dan 250 m² en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' niet meer dan 375 m²;
    • 4. niet agrarische functies in de vorm van statische opslag niet meer mag bedragen dan 500 m² vermeerderd met 75% van de bestaande opstallen en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' 750 m² vermeerderd met 75% van de bestaande opstallen.
  • e. Overtollige bebouwing, met uitzondering van monumentale bebouwing en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing dient te worden gesloopt.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder d mag het geheel aan bestaande bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van semi-agrarische bedrijvigheid.
  • g. In afwijking van het bepaalde onder d mag voor iedere 5.000 m² aan gesloopte kassen 125 m² aan nieuwe bedrijfsgebouwen worden gebouwd, waarbij het totaal aan nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 500 m².
  • h. Buitenopslag is niet toegestaan.
  • i. Bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2 conform de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • j. In afwijking van het bepaalde onder i is bedrijvigheid in een hogere milieucategorie toegestaan mits het bedrijf niet meer milieuhinder veroorzaakt dan het bestaande bedrijf.
  • k. Er is geen hinder voor omliggende (bedrijfs)woningen en bedrijven.
  • l. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • m. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.

4.7.6 Hervestiging glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijziging ten behoeve van de verplaatsing van een glastuinbouwbedrijf binnen de gemeente Neerijnen of diens rechtsopvolger, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Verplaatsing is uitsluitend toegestaan naar de aanduiding 'overige zone - regionaal cluster glastuinbouw'.
  • b. De afstand tot omliggende woningen / recreatiewoningen mag niet minder bedragen dan 50 m.
  • c. De afstand tot omliggende dagrecreatieve voorzieningen mag niet minder bedragen dan 25 m.
  • d. De bestaande kassen dienen gesloopt te worden.
  • e. De aanduiding 'glastuinbouw' van de bestaande locatie dient te worden verwijderd.
  • f. Het bouwvlak van de bestaande locatie wordt verkleind tot de resterende bedrijfsbebouwing.
  • g. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.

4.7.7 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De agrarische gronden mogen niet gelegen zijn in een glasconcentratiegebied ter plaatse van een overige zone – regionaal cluster glastuinbouw';
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk.
  • c. De wijziging dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • d. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • e. Het aantal woningen mag niet toenemen, met dien verstande dat de inhoud per woning niet meer mag bedragen dan 750 m³.
  • f. De oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m².
  • g. Overtollige bebouwing, met uitzondering van monumentale bebouwing, dient te worden gesloopt. In bijzondere gevallen is het college bevoegd om bij een fraai ensemble in goede bouwkundige staat en binnen een verantwoorde stedenbouwkundige opzet (naar het oordeel van een ter zake deskundige) een groter oppervlak aan te handhaven bebouwing toe te staan, mits daar een goede bestemming (gebuik) voor zal zijn.
  • h. In afwijking van het bepaalde onder d e mag per 100 m² aan gesloopte bedrijfsgebouwen 40 m3 toegevoegd worden aan de inhoud van de woning, waarbij de inhoud van de woning maximaal 1.200 m³ mag bedragen.
  • i. In afwijking van het bepaalde onder e f mag per 500 m² aan gesloopte bedrijfsgebouwen of per 1.000 m² aan gesloopte kassen 100 m² extra aan nieuwe bijgebouwen worden opgericht, waarbij de totale oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 500 m² mag bedragen.
  • j. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.
  • k. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van Artikel 20 Wonen.

4.7.8 Wijziging naar wonen ten behoeve van plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voormalige agrarische bedrijfswoning mag niet gelegen zijn in een landbouwontwikkelingsgebied of een glasconcentratiegebied ter plaatse van een overige zone – regionaal cluster glastuinbouw'; .
  • b. De agrarische bestemming blijft gehandhaafd.

4.7.9 Wijziging naar wonen ten behoeve van ruimte - voor - ruimtewoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De agrarische gronden mogen niet gelegen zijn in een glasconcentratiegebied ter plaatse van een overige zone – regionaal cluster glastuinbouw'; .
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk.
  • c. De wijziging dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • d. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • e. Wat betreft de ruimte - voor - ruimte regeling voor bedrijfsgebouwen geldt het bepaalde onder e en voor wat betreft de ruimte - voor ruimte regeling van kassen geldt het bepaalde onder f.
  • f. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van Artikel 20 Wonen, waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van monumentale en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt, met dien verstande dat voor de sloop van 1.000 m2 aan bedrijfsgebouwen een woongebouwvan 1.200 m3 of vrijstaande woning van 750 m3 mag worden gebouwd, waarbij de oppervlakte van een wooneenheid niet minder mag bedragen dan 350 m3. Voor iedere 300 m2 extra gesloopte bedrijfsgebouwen mag 100 m3 aan het woongebouw worden toegevoegd, met dien verstande dat de inhoud maximaal 1.600 m3 bedraagt.
  • g. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van Artikel 20 Wonen, waarbij overtollige kassen, met uitzondering van monumentale en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt, met dien verstande dat voor de sloop van 10.000 m2 aan kassen een woongebouw van 1.200 m3 of vrijstaande woning van 750 m3 mag worden gebouwd, waarbij de oppervlakte van een wooneenheid niet minder mag bedragen dan 350 m3. Voor iedere 2.500 m2 extra gesloopte kassen mag 100 m3 aan het woongebouw worden toegevoegd, met dien verstande dat de inhoud maximaal 1.600 m3 bedraagt.
  • h. mits de oppervlakte van de woning niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de te slopen bebouwing.
  • i. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.
  • j. Er dient te worden voldaan aan het gemeentelijk woningbouwprogramma.
  • k. Saldering tussen verschillende locaties is toegestaan, waarbij op de locatie waar de grootste oppervlakte aan bebouwing wordt gesloopt, de woning gerealiseerd dient te worden.

4.7.10 Wijziging ten behoeve van realisatie eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging kan alleen worden verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.
  • b. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
  • c. Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een ter zake deskundige inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.
  • d. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • e. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • f. Er dient voldaan te worden aan de bouwregels van 4.2.1 en 4.2.5, met uitzondering van het bepaalde onder b.
  • g. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.
  • h. Er dient te worden voldaan aan het gemeentelijk woningbouwprogramma.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuurwaarden en landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuurwaarden en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'glastuinbouw' tevens een glastuinbouwbedrijf is toegestaan;
    • 2. 'paardenhouderij' tevens een paardenhouderij is toegestaan;
    • 3. 'intensieve veehouderij' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
    • 4. 'grondgebonden veehouderij' tevens een grondgebonden veehouderij is toegestaan;
    • 5. 'specifieke vorm van agrarisch - griendhandel' een griendhandel ter plaatse van de aanduiding;
    • 6. 'intensieve kwekerij' tevens een intensieve kwekerij is toegestaan;
    • 7. 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaard' tevens een boomgaard is toegestaan;
  • b. hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden en natuurwaarden;
  • d. één bedrijfswoning, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • e. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
  • f. aan-huisgebonden-beroepen en bedrijven;
  • g. kleinschalig kamperen;
  • h. de huisvesting van seizoensarbeiders;
  • i. bed and breakfast;
  • j. dagrecreatie;
  • k. tuinen, erven en verhardingen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aangegeven bouwwerken;
  • q. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' aangegeven bouwwerken.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is opgenomen, worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
  • b. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen met derden niet minder mag bedragen dan 5 m.
  • c. De afstand van kassen tot de perceelsgrenzen met derden niet minder mag bedragen dan 2 m.
  • d. Het bouwen van teeltondersteunende kassen is niet toegestaan.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m.
  • c. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' voor maximaal 10% van het bouwvlak mogen worden bebouwd tot een maximum van 1.500 m2.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en 'grondgebonden veehouderij' uitbreiding/wijziging van de bebouwing uitsluitend is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de totale oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van het houden van vee mag niet meer bedragen dan 120% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing voor het houden van vee.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hulpgebouw' hulpgebouwen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • g. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • h. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m.
  • i. In afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' veldschuren toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

5.2.3 Kassen

Voor het bouwen van kassen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, gelden de volgende regels:

  • a. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'.
  • b. De afstand van bedrijfsgebouwen tot de voorgevellijn van de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 3 m. In het geval geen bedrijfswoning aanwezig is, mag de afstand van bedrijfsgebouwen tot de as van de weg niet minder bedragen dan 18 m.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  • e. De afstand tot woningen/ bedrijfswoningen op naastgelegen percelen mag niet minder bedragen dan 30 m.

5.2.4 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één per bouwvlak, tenzij anders is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.
  • b. De voorgevel van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter. Indien toepassing van deze regel ertoe leidt dat de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg minder dan 15 meter bedraagt, geldt in afwijking van deze regel dat de afstand van de bedrijfswoning tot de as van de weg minimaal 15 m en maximaal 18 m dient te bedragen.
  • c. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

5.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • c. De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 150 100 m². .
  • d. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders staat aangegeven.
  • f. In afwijking van het bepaalde b, mag op de gronden voor de voorgevellijn per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m²;
    • 2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 4. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de gevel.

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevellijn van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De bouwhoogte van poeren en poorten mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. De bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • d. De bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • e. De bouwhoogte van torensilo's en installaties mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • f. De bouwhoogte van energievoorzieningen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • g. De bouwhoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • h. De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. Kuilvoerplaten en mestzakken zijn niet toegestaan buiten het bouwvlak.
  • b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van poeren en poorten mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat een poer vierkant dient te zijn en dat de oppervlakte per poer niet meer dan 1 m2 mag bedragen.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag' is een mestsilo toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' zijn teeltondersteunende voorzieningen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van hagelnetten niet meer mag bedragen dan 6 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • f. Het bouwen van betonpalen ten behoeve van het ondersteunen van fruitbomen is toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
  • g. Het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is toegestaan, mits:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m2.

5.2.8 Paardenbakken

Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a mag de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' niet meer bedragen dan 1.200 m2.
  • d. Lichtmasten zijn niet toegestaan.
  • e. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 5.2.1 onder a voor het bouwen van hulpgebouwen ten behoeve van hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan één per hectare;
    • 2. de afstand van het hulpgebouw tot bouwvlakken van derden mag niet minder bedragen dan 30 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
    • 4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m
    • 5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 6. er sprake is van een landschappelijk inpassing.
  • a. het bepaalde in 5.2.1 onder e ten behoeve van het bouwen van teeltondersteunende kassen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. Teeltondersteunende kassen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
    • 2. De oppervlakte aan teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 1.000 m2.
    • 3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
    • 4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
    • 5. De aanwezige landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.
  • b. het bepaalde in 5.2.2 onder d ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen op gronden binnen de aanduiding 'glastuinbouw' tot maximaal 20% van het bouwvlak tot een maximum van 3.000 m2, onder de volgende voorwaarde:
    • 1. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • c. het bepaalde in 5.2.2 onder e voor een uitbreiding / wijziging van meer dan 120% van de bestaande oppervlakte, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. uitbreiding / wijziging mag alleen plaatsvinden binnen het bouwvlak;
    • 2. de stikstofemissie vanuit het betreffende bedrijf neemt niet toe, tenzij sprake is van:
      • een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
      • bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;
      • bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend;
      • een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1.
  • d. het bepaalde in 5.2.2 onder f voor een goothoogte tot maximaal 7,5 m, onder de volgende voorwaarde:
    • 1. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • e. het bepaalde in 5.2.3 onder d en e voor een goothoogte tot maximaal 7 m en een bouwhoogte tot maximaal 8 m onder de volgende voorwaarde:
    • 1. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundig.
  • f. het bepaalde in 5.2.6 ten behoeve van de bouwhoogte van torensilo's, installaties en energievoorzieningen tot maximaal 15 m.
  • g. het bepaalde in 5.2.8 ten behoeve van de bouw van paardenbakken aansluitend aan het bouwvlak dan wel aan de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de afstand van de paardenbak tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 40 m;
    • 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden mag niet minder bedragen dan 40 m;
    • 3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2, met dien verstande dat de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' niet meer bedragen dan 1200 m2;
    • 4. lichtmasten zijn niet toegestaan.
    • 5. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • a. boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, behoudens bestaande en vervanging van bestaande boomgaarden.
  • b. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren;
  • c. het opslaan van goederen van derden en het stallen van caravans;
  • d. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als burger-/plattelandswoning, met uitzondering van bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
  • f. mestverwerking.

5.4.2 Plattelandswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' is wonen toegestaan in de vorm van een plattelandswoning.

5.4.3 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan als nevengeschikte activiteit, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2.
  • b. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • c. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • d. Detailhandel is niet toegestaan.
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

5.4.4 Kleinschalig kamperen
  • a. Kleinschalig kamperen is toegestaan, waarbij maximaal 15 standplaatsen tot maximaal 3.000 m2 is toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak.
  • b. Binnen het bouwvlak is maximaal 75 m2 aan sanitaire voorzieningen toegestaan.

5.4.5 Bed and Breakfast

Bed and breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing.
  • b. De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.
  • c. Per woning is sprake van niet meer dan 3 bed & breakfast eenheden tot een oppervlakte van maximaal 150 m2.
  • d. De woonfunctie van de woning blijft behouden.
  • e. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

5.4.6 Huisvesting seizoensarbeiders in bedrijfsgebouwen

De vestiging van seizoensarbeiders binnen bestaande bedrijfsgebouwen is toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De voor bewoning ingerichte gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  • b. Er mogen niet meer dan 12 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  • c. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 200 m2.
  • d. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij er op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden de huisvesting moet zijn onderbroken.
  • e. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 en 5.4 ten behoeve van de uitoefening van nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf, met dien verstande, dat:

  • a. De gezamenlijke vloeroppervlakte aan niet-agrarische activiteiten niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwde oppervlak tot een maximum van 350 m², met uitzondering van agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 700 m2.
  • b. Nevenfuncties uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande bebouwing.
  • c. De uitoefening van de nevenfunctie geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk.
  • d. Er geen buitenopslag voor de nevenfunctie plaatsvindt.
  • e. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • f. De afwijking gepaard gaat met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.
  • g. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
  • h. De volgende nevenfuncties zijn toegestaan:
    • 1. kleinschalige detailhandel tot maximaal 50 m2 verkoopvloeroppervlakte;
    • 2. kleinschalige horeca, tot maximaal 50 m² en een bijbehorend terras tot maximaal 100 m2;
    • 3. vakantieappartementen, waarbij maximaal 3 eenheden zijn toegestaan tot maximaal 195 m2;
    • 4. trekkershutten tot een totaal maximaal oppervlak van 60 m2;
    • 5. productiegebonden detailhandel inclusief opslag tot maximaal 50 m2 verkoopvloeroppervlakte;
    • 6. dagrecreatie, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2 en 750 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    • 7. zorgfunctie, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2 en 375 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    • 8. statische binnenopslag, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m2 en 1.500 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    • 9. semi agrarische bedrijvigheid, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en 600 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug';
    • 10. niet agrarische bedrijvigheid, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2 en 600 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug'.
  • i. Cumulatie van nevenfuncties, met uitzondering van statische binnenopslag en kleinschalig kamperen, is toegestaan tot maximaal 50% van de bedrijfsbebouwing, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 350 m2 en 700 m2 ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug'.

5.5.2 Afwijken kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.4 ten behoeve van extra standplaatsen, waarbij maximaal 25 standplaatsen tot maximaal 5.000 m2 is toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak, mits:

  • a. Sprake is van een landschappelijke inpassing.
  • b. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

5.5.3 Afwijken ten behoeve van huisvesting seizoensarbeiders in bedrijfsgebouwen en/of logiesgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 5.4.6, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De voor bewoning ingerichte gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  • b. De noodzaak dient aangetoond te zijn door een advies van een ter zake deskundige.
  • c. Er mogen niet meer dan 32 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  • d. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 400 m2.
  • e. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij de huisvesting op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden moet zijn onderbroken.
  • f. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.
  • g. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

5.5.4 Afwijken ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders in woonunits en / of stacaravans

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 5.4.6 voor het huisvesten van seizoensarbeiders in woonunits en / of stacaravans, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er is aangetoond dat huisvesting binnen de bestaande bebouwing niet mogelijk is.
  • b. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. In geval de afwijking meer dan 12 seizoensarbeiders betreft, dient hieromtrent vooraf advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • c. De woonunits en / of stacaravans mogen uitsluitend worden gebruikt voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan werknemers binnen het teeltseizoen die binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten.
  • d. Er mogen niet meer dan 32 seizoenarbeiders per bedrijf gehuisvest worden.
  • e. De oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders mag niet meer bedragen dan 400 m2.
  • f. De huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar en bij glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' 10 maanden per kalenderjaar, waarbij de huisvesting op jaarbasis minimaal 2 aaneengesloten maanden moet zijn onderbroken.
  • g. Er mag geen sprake zijn van zelfstandige bewoning dan wel zelfstandige wooneenheden.
  • h. De omgevingsvergunning is niet strijdig met de belangen van relevante risicobronnen en het groepsrisico wordt afgewogen in het licht van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

5.5.5 Afwijken mantelzorgvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 5.4.1 onder d ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond, dan wel de mantelzorg een ouder-kind relatie betreft waarbij de ouder 65 jaar of ouder is;
  • b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • c. de waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • e. er geen zelfstandige woning ontstaat;
  • f. na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden;
  • g. bij de mantelzorgvoorziening geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht.

5.5.6 Afwijken dubbele bewoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van dubbele bewoning van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, zonder formele splitsing van de woning, indien dat in het kader van bedrijfsopvolging noodzakelijk wordt geacht, met dien verstande dat:

  • a. maximum 2 huishoudens zijn toegestaan in de bedrijfswoning;
  • b. geen tweede zelfstandige woning mag ontstaan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning minimaal 500 m3 bedraagt.

5.5.7 Afwijken afstand boomgaarden tot gevoelige functies

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 5.4.1 onder a ten behoeve van de realisering van een boomgaard binnen 50 m tot gevoelige functies, mits uit onderzoek blijkt dat:

  • a. De afwijking milieuhygiënisch inpasbaar is.
  • b. Er geen hinder is voor omliggende (bedrijfs)woningen en bedrijven.

5.5.8 Afwijken ten behoeve van kleinschalige mestverwerking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 5.4.1 onder f ten behoeve van kleinschalige mestverwerking, mits:

  • a. De afwijking dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • b. De mestverwerking in hoofdzaak gebruik maakt van biomassastromen uit de directe omgeving.
  • c. Het digestaat van de mestverwerking een organische meststof is die in hoofdzaak weer wordt afgezet in de directe omgeving.
  • d. De (agrarische) bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden binnen deze bestemming de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, en sloten en greppels;
  • e. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;
  • f. het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

5.6.2 Uitzonderingen

Het in 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.6.3 Toelaatbaarheid

De in 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden en de natuurwaarden van de gronden.

5.7 Wijzigingsbevoegdheden
5.7.1 Wijziging ten behoeve van vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
  • b. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • c. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • d. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • e. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.

5.7.2 Wijziging ten behoeve van vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha voor grondgebonden agrarische bedrijven, waarbij voor grondgebonden veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' de stikstofemissie vanuit het betreffende bedrijf niet toe mag nemen, tenzij sprake is van:
    • 1. een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
    • 2. bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;
    • 3. bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend;
    • 4. een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1.
  • b. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderij of glastuinbouwbedrijf.
  • c. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor paardenhouderijen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'.
  • d. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 5 ha, waarvan maximaal 4 ha netto glas voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regionaal cluster glastuinbouw' een vergroting van meer dan 5 ha is toegestaan, mits:
    • 1. wijziging noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf;
    • 2. verplaatsing naar een concentratiegebied of regionaal cluster bedrijfseconomisch niet mogelijk is;
    • 3. rekening gehouden wordt met aanwezige gebiedskwaliteiten.
  • e. Vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij de stikstofemissie vanuit het betreffende bedrijf niet toe mag nemen, tenzij sprake is van:
    • 1. een bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
    • 2. bestaande activiteiten die stikstofemissie veroorzaken en vergund zijn;
    • 3. bestaande activiteiten waarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend;
    • 4. een vereveningseffect, zoals bedoeld in artikel 1.
  • f. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • g. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
  • h. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • i. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • j. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.

5.7.3 Wijziging ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorziening' te wijzigen en/of toe te voegen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het is niet mogelijk de permanente teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde teeltondersteunende kassen, binnen het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding te realiseren.
  • b. De situering dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak en/of de bestaande aanduiding.
  • c. De oppervlakte van de aanduiding mag niet meer bedragen dan 0,5 ha.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • e. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf. Vooraf dient hieromtrent advies ingewonnen te worden bij een ter zake deskundige.
  • f. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

5.7.4 Wijziging van een intensieve veehouderij naar een grondgebonden veehouderij of intensieve kwekerij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding 'intensieve veehouderij' te verwijderen of te wijzigen in de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' of 'intensieve kwekerij', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'.
  • b. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • c. De wijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • d. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.

5.7.5 Wijziging ten behoeve van een niet agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de omschakeling naar een niet-agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
  • b. Wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - regionaal cluster glastuinbouw'.
  • c. Voor niet agrarische functies wordt het bestemmingsvlak verkleind tot 5.000 m²,
  • d. De oppervlakte aan bebouwing voor niet agrarische functies mag niet meer bedragen dan 500 m2, met uitzondering van:
    • 1. wijziging ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug', waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 750 m2.
    • 2. niet agrarische functies in de vorm van recreatie waarbij de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' niet meer mag bedragen dan 750 m2;
    • 3. niet agrarische functies in de vorm van zorgfuncties niet meer mag bedragen dan 250 m2 en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' niet meer dan 375 m2;
    • 4. niet agrarische functies in de vorm van statische opslag niet meer mag bedragen dan 500 m2 vermeerderd met 75% van de bestaande opstallen en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' 750 m2 vermeerderd met 75% van de bestaande opstallen.
  • e. Overtollige bebouwing, met uitzondering van monumentale bebouwing en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing dient te worden gesloopt.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder d mag het geheel aan bestaande bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van semi-agrarische bedrijvigheid.
  • g. In afwijking van het bepaalde onder d mag voor iedere 5.000 m2 aan gesloopte kassen 125 m2 aan nieuwe bedrijfsgebouwen worden gebouwd, waarbij het totaal aan nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 500 m2.
  • h. Buitenopslag is niet toegestaan.
  • i. Bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2 conform de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • j. In afwijking van het bepaalde onder i is bedrijvigheid in een hogere milieucategorie toegestaan mits het bedrijf niet meer milieuhinder veroorzaakt dan het bestaande bedrijf.
  • k. Er is geen hinder voor omliggende (bedrijfs)woningen en bedrijven.
  • l. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • m. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.

5.7.6 Hervestiging glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijziging ten behoeve van de verplaatsing van een glastuinbouwbedrijf binnen de gemeente Neerijnen of diens rechtsopvolger, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Verplaatsing is uitsluitend toegestaan naar de aanduiding 'overige zone - regionaal cluster glastuinbouw'.
  • b. De afstand tot omliggende woningen / recreatiewoningen mag niet minder bedragen dan 50 m.
  • c. De afstand tot omliggende dagrecreatieve voorzieningen mag niet minder bedragen dan 25 m.
  • d. De bestaande kassen dienen gesloopt te worden.
  • e. De aanduiding 'glastuinbouw' van de bestaande locatie dient te worden verwijderd.
  • f. Het bouwvlak van de bestaande locatie wordt verkleind tot de resterende bedrijfsbebouwing.
  • g. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.

5.7.7 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De agrarische gronden mogen niet gelegen zijn in een glasconcentratiegebied ter plaatse van een overige zone – regionaal cluster glastuinbouw';
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk.
  • c. De wijziging dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • d. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • e. Het aantal woningen mag niet toenemen, met dien verstande dat de inhoud per woning niet meer mag bedragen dan 750 m3.
  • f. De oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m2 .
  • g. Overtollige bebouwing, met uitzondering van monumentale bebouwing, dient te worden gesloopt. In bijzondere gevallen is het college bevoegd om bij een fraai ensemble in goede bouwkundige staat en binnen een verantwoorde stedenbouwkundige opzet (naar het oordeel van een ter zake deskundige) een groter oppervlak aan te handhaven bebouwing toe te staan, mits daar een goede bestemming (gebuik) voor zal zijn.
  • h. In afwijking van het bepaalde onder d e mag per 100 m2 aan gesloopte bedrijfsgebouwen 40 m3 toegevoegd worden aan de inhoud van de woning, waarbij de inhoud van de woning maximaal 1.200 m3 mag bedragen.
  • i. In afwijking van het bepaalde onder e f mag per 500 m2 aan gesloopte bedrijfsgebouwen of per 1.000 m2 aan gesloopte kassen 100 m2 extra aan nieuwe bijgebouwen worden opgericht, waarbij de totale oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 500 m2 mag bedragen.
  • j. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.
  • k. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van artikel Artikel 20 Wonen.

5.7.8 Wijziging naar wonen ten behoeve van plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'. Deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voormalige agrarische bedrijfswoning mag niet gelegen zijn in een landbouwontwikkelingsgebied of een glasconcentratiegebied ter plaatse van een overige zone – regionaal cluster glastuinbouw';
  • b. De agrarische bestemming blijft gehandhaafd.

5.7.9 Wijziging naar wonen ten behoeve van ruimte - voor - ruimtewoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De agrarische gronden mogen niet gelegen zijn in een glasconcentratiegebied ter plaatse van een overige zone – regionaal cluster glastuinbouw';
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk.
  • c. De wijziging dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • d. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • e. Voor wat betreft de ruimte - voor - ruimte regeling voor bedrijfsgebouwen geldt het bepaalde onder e en voor wat betreft de ruimte - voor ruimte regeling van kassen geldt het bepaalde onder f.
  • f. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van artikel Artikel 20 Wonen, waarbij overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van monumentale en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt, met dien verstande dat voor de sloop van 1000 m2 aan bedrijfsgebouwen een woongebouw van 1200 m3 of vrijstaande woning van 750 m3 mag worden gebouwd, waarbij de oppervlakte van een wooneenheid niet minder mag bedragen dan 350 m3. Voor iedere 300 m2 extra gesloopte bedrijfsgebouwen mag 100 m3 aan het woongebouw worden toegevoegd, met dien verstande dat de inhoud maximaal 1600 m3 bedraagt.
  • g. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van Artikel 20 Wonen, waarbij overtollige kassen, met uitzondering van monumentale en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dient te worden gesloopt, met dien verstande dat voor de sloop van 10.000 m2 aan kassen een woongebouw van 1200 m3 of vrijstaande woning van 750 m3 mag worden gebouwd, waarbij de oppervlakte van een wooneenheid niet minder mag bedragen dan 350 m3. Voor iedere 2.500 m2 extra gesloopte kassen mag 100 m3 aan het woongebouw worden toegevoegd, met dien verstande dat de inhoud maximaal 1600 m3 bedraagt.
  • h. mits de oppervlakte van de woning niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de te slopen bebouwing.
  • i. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.
  • j. Er dient te worden voldaan aan het gemeentelijk woningbouwprogramma.
  • k. Saldering tussen verschillende locaties is toegestaan, waarbij op de locatie waar de grootste oppervlakte aan bebouwing wordt gesloopt, de woning gerealiseerd dient te worden.

5.7.10 Wijziging in de bestemming 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuurwaarden en landschapswaarden' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Natuur'.

5.7.11 Wijziging ten behoeve van realisatie eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging kan alleen worden verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.
  • b. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
  • c. Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een ter zake deskundige inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.
  • d. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • e. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • f. Er dient voldaan te worden aan de bouwregels van 5.2.1 en 5.2.4, met uitzondering van het bepaalde onder b.
  • g. De wijziging gaat gepaard met een landschappelijke inpassing op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd erfbeplantingsplan.
  • h. Er dient te worden voldaan aan het gemeentelijk woningbouwprogramma.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven zoals opgenomen in de 'Tabel Bedrijven';
  • b. bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 1 en 2 conform de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. uitsluitend buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • d. laden en lossen ter plaatse van de aanduiding 'laad-en losplaats';
  • e. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfswoning-plattelandswoning';
  • f. een brandweerweerkazerne ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
  • g. bedrijfswoningen;
  • h. tuinen, erven en verhardingen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
    • 1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aangegeven bouwwerken;
  • m. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' aangegeven bouwwerken;

Tabel bedrijven

Aanduiding   Adres   Plaats   Type bedrijvigheid   Aantal BW   Toegestane oppervlakte bedrijfsbebouwing in m2
(bestaand / vergund)  
specifieke vorm van bedrijf - 1   Meikampgraaf 9   Hellouw   Stalling en opslag van recreatiemiddelen   1 BW   1.460 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 2   Korfgraaf 8   Hellouw   Las- en constructiebedrijf, metaalbewerking   1 BW   288 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 4   Crob 3   Haaften   Steenfabriek   3 BW   23.120 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 13   Bernhardstraat 52   Haaften   Handelsbedrijf /interieurbouw   1 BW   75 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 14   Bernhardstraat 48   Haaften   Aannemingsbedrijf, hout en bouw   1 BW   120 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 17   Enggraaf 17   Haaften   Tuincentrum, dierbenodigdheden, vuurwerkopslag < 10.000 kg   1 BW   2.600 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 18
   
Melssinghdreef 1   Tuil   Handelsonderneming, opslagbedrijf.   2 BW   5.175 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 19   Melssinghdreef 2   Tuil   Aannemersbedrijf, weg en waterbouw   0 BW   246 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 21   Steenweg 73A   Waarden- burg   Opslag- en Transportbedrijf   1 BW   3.871 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 22   Steenweg 94a   Neerijnen   Aannemingsbedrijf   1 BW   161 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 23   Steenweg 81   Neerijnen   Autobedrijf   1 BW   925 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 24   A.H. de Kockstraat 3B   Waarden- burg   Autobedrijf   1 BW   1.000 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 25   A.H. de Kockstraat 2    Waarden- burg   Pompenverhuur en beregeningstech- niek   1 BW   525 m  
specifieke vorm van bedrijf - 27   Zwaluwstraat 1   Waardenburg   Loonbedrijf en opslag   1 BW   1.017 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 28   Zandstraat 59   Opijnen   Autobedrijf   1 BW   700 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 29   2e Tieflaarstraat 2A   Neerijnen   Aannemersbedrijf, verhuurbedrijf, composteringsbedrijf   1 BW   615 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 30   Enggraaf 22   Haaften   Dierenartsenpraktijk en bijgebouwen   1 BW   555 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 31   1e Tieflaarsestraat 13   Neerijnen   Opslag artikelen, tuigages zeiljachten   1 BW   280 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 32   1e Tieflaarsestraat 18   Neerijnen   Agrarische opslag en stalling   1 BW   315 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 33   1e Tieflaarsestraat 23   Neerijnen   Laboratorium   1 BW   312 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 34   Diepersestraat 4   Neerijnen   Islamitische slachtplaats   1 BW   660 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 35   Waaldijk 4U1 t/m 4U3   Opijnen   Aannemersbedrijf, houtbewerking, opslag   1 BW   4.000 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 37   Weiweg 1a   Varik   Installatiebedrijf   1 BW   252 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 38   Gerestraat 1   Heesselt   Hoveniersbedrijf   1 BW   749 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 39   Achterstraat 26   Varik   Aannemersbedrijf, bouw en hout   1 BW   1.010 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 40   Bommelsestraat 19   Ophemert   Evenementenbu- reau, opslagbedrijf   1 BW   150 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 41   Bommelsestraat 17   Ophemert   Autobedrijf, Tankstation   1 BW   700 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 42   Uilenburgsestraat 4   Ophemert   Kruidenverwerking   1 BW   136 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 44   Molenstraat 41b   Ophemert   Tuincentrum, boomkwekerij, hoveniersbedrijf, géén bouwmogelijkheden bij gronddepot   1 BW   1.445 m2 alsmede 3700 m2 teeltondersteunende voorzieningen  
specifieke vorm van bedrijf - 45   Molenstraat 54   Ophemert   Autobedrijf   2 BW   675 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 47   Hermoesestraat 4   Zennewijnen   Agrarisch loonbedrijf   1 BW   1.340 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 48   Uilenburgsestraat 31   Ophemert   Fruit- en koelbedrijf   1 BW   1.650 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 50   Weiweg 9   Varik   Toelevering boomkwekerijmateriaal   1 BW   325 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 53   Graaf Reinaldweg 14   Haaften   Benzinestation, LPG-station   0 BW   126 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 55   Marijkestraat 16   Haaften   Opslagterrein aannemersbedrijf   0 BW   0  
specifieke vorm van bedrijf - 56   Zandstraat 127   Opijnen   Reparatiebedrijf landbouwmachines, stalling en statische opslag ABC goederen   1 BW   Reparatie 605 m2
Opslag 1.500 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 58   Zandweg 60a   Waardenburg   Hoveniersbedrijf   0 BW   216 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 59   Kerklaan 10e   Heesselt   Metaalbewerkingsbedrijf   1 BW   136 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 61   Bernhardstraat 25   Haaften   Handels-en reparatiebedrijf, tuinmachines/tuingereedschap   1 BW   350 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 62   Dreef 2   Ophemert   Culturele voorziening, horeca, Bed & breakfast   1 BW   350 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 64   Veerstraat 16   Waarden- burg   Kantoor Beheereenheid Staatsbosbeheer, opslag   0 BW   540 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 65   Marijkestraat 14   Haaften   Transportbedrijf, opslag containers en kantoor   1 BW   1.130 m2
1.522 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 66   Neerijnse Mark 1   Neerijnen   Aannemingsbedrijf, grondboringen, kabels en leidingen, houtbewerking   1 BW   1.230 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 67   Paasweg 15-17   Varik   Aannemingsbedrijf, weg- en waterbouw   2 BW   3.000 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 68   Tinnegieter 3   Hellouw   Las- en constructiebedrijf, metaal-bewerking   1 BW   400 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 69   Loswal Tuil   Tuil   Loswal   0 BW   0  
specifieke vorm van bedrijf - 70   Enggraaf 31   Haaften   Loonbedrijf   1 BW   400 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 71   Heuvelstraat 2   Waarden- burg   Handelsonderneming reinigingsmachines   1 BW   670 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 72   Heuvelstraat 24/26   Waarden- burg   Aannemingsbedrijf, hout en bouw   1 BW   1.909 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 73   Slimweistraat 6a   Waarden- burg   Groothandel in hout   1 BW   1.400 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 74   Slimweistraat 7   Waarden- burg   Stukadoorbedrijf   1 BW   420 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 75   Steenweg 72   Waarden- burg   Stukadoorbedrijf   1 BW   200 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 76   Steenweg 74   Waarden- burg   Opslag materiaal en materieel weg- markeringsbedrijf
(dynamische) opslag materiaal en materieel weg- markeringsbedrijf  
1 BW   Wegmarkering 489 m2 (dynamisch)opslag materieel en materiaal 600 m2
1.089 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 77   Veerstraat 6   Waardenburg   Hoveniersbedrijf en inpandige opslag   1 BW   250 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 79   Slotstraat   Opijnen   Bagger en Gronddepot   0 BW   0  
specifieke vorm van bedrijf - 80   1e Tieflaarsestraat 15   Neerijnen   Kantoor   1 BW   471 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 82   Achterstraat 1c   Varik   Hoveniersbedrijf   0 BW   540 m²  
specifieke vorm van bedrijf - 83   Bouwing 2   Tuil   Loonbedrijf en opslag   1 BW   750 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 85   Sint Antoniestraat 26   Tuil   Loonwerk- en grondverzetsbedrijf   1 BW   384 m2  
specifieke vorm van bedrijf - 86   Tinnegieter 2b   Hellouw   Opslag en onderhoud t.b.v. duikbedrijf   0 BW   Volledig bouwvlak  

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Indien een bouwvlak ter plaatse is opgenomen, is het bouwen van gebouwen uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag' geen bebouwing is toegestaan. Indien geen bouwvlak is aangegeven, dan wordt het bestemmingsvlak gezien als bouwvlak.
  • b. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan. Indien tussen bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is opgenomen, worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak. Indien geen bouwvlak is aangegeven, dan wordt het bestemmingsvlak gezien als bouwvlak.
  • c. Het bouwvlak mag worden bebouwd conform het bepaalde in de 'Tabel Bedrijven', met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen niet minder dan 5 mag bedragen. Indien geen bouwvlak is aangegeven, dan wordt het bestemmingsvlak gezien als bouwvlak.

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11.
  • c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan in de Tabel Bedrijven is opgenomen.

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de 'Tabel Bedrijven'.
  • b. De inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 800 m3.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

6.2.4 Plattelandswoningen

Voor het bouwen van plattelandswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Een plattelandswoning mag gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfswoning-plattelandswoning';
  • b. Het aantal plattelandswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
  • c. De inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 800 m3;
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

6.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • b. De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 150 m².
  • c. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde b, mag op de gronden voor de voorgevellijn per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m²;
    • 2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 4. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de gevel.

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van pergola's niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties niet meer dan 8 m mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van pergola's niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 m mag bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in 6.2.2 ten behoeve van de maximaal toegestane oppervlakte bedrijfsbebouwing tot:
    • 1. maximaal 140% indien de oppervlakte minder bedraagt dan 500 m2, mits:
      • noodzakelijk voor de betreffende bedrijfsvoering;
      • stedenbouwkundig en landschappelijk verantwoord;
      • positief advies leidingbeheerder in geval van ligging nabij de leidingen en de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening';
    • 2. maximaal 115% indien de oppervlakte 500 m2 of meer bedraagt, mits:
      • noodzakelijk voor de betreffende bedrijfsvoering;
      • stedenbouwkundig en landschappelijk verantwoord;
      • positief advies leidingbeheerder in geval van ligging nabij de leidingen en de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening';
    • 3. maximaal 130% bij riviergebonden activiteiten, mits:
      • noodzakelijk voor de betreffende bedrijfsvoering;
      • stedenbouwkundig en landschappelijk verantwoord;
      • positief advies leidingbeheerder in geval van ligging nabij de leidingen en de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening';
      • in lijn met de beleidslijn grote rivieren.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt gerekend:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle en BEVI- inrichtingen met uitzondering van een tankstation met lpg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 53';
  • c. buitenopslag, met uitzondering van buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • d. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

6.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan als nevengeschikte activiteit, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2.
  • b. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • c. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • d. Detailhandel is niet toegestaan.
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

6.4.3 Landschappelijke inpassing

De gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landschappelijke inpassing VAB' mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt, dan nadat de overeengekomen landschappelijke inpassing is gerealiseerd en zolang als deze landschappelijke inpassing in stand wordt gehouden.

6.4.4 Landschappelijke inpassing, Marijkestraat 13, Haaften

Een omgevingsvergunning voor nieuwe bedrijfsgebouwen, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt slechts verleend indien bij aanvraag wordt aangetoond dat de landschappelijke inpassingsmaatregelen, zoals genoemd in het erfinrichtingsplan dat Bijlage 1 bij de toelichting vormt, binnen één jaar na ingebruikname van het betreffende gebouw worden uitgevoerd en in stand gehouden.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken mantelzorgvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 6.4.1 onder d ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond, dan wel de mantelzorg een ouder-kind relatie betreft waarbij de ouder 65 jaar of ouder is;
  • b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van een huishouden;
  • c. de waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • e. er geen zelfstandige woning ontstaat.
  • f. na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden;
  • g. bij de mantelzorgvoorziening geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht.

6.5.2 Afwijken dubbele bewoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van dubbele bewoning van een bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, zonder formele splitsing van de woning, indien dat in het kader van bedrijfsopvolging noodzakelijk wordt geacht, met dien verstande dat:

  • a. maximum 2 huishoudens zijn toegestaan in de bedrijfswoning;
  • b. geen tweede zelfstandige woning mag ontstaan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning minimaal 500 m3 bedraagt.

6.6 Wijzigingsbevoegdheden
6.6.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het bedrijf ter plaatse is beëindigd en hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk.
  • b. De wijziging dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • c. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • d. Het aantal woningen mag niet toenemen, met dien verstande dat de inhoud per woning niet meer mag bedragen dan 750 m3.
  • e. De oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2.
  • f. Overtollige bebouwing, met uitzondering van monumentale bebouwing, dient te worden gesloopt.
  • g. In afwijking van het bepaalde onder d mag per 100 m2 aan gesloopte bedrijfsgebouwen 40 m3 toegevoegd worden aan de inhoud van de woning, waarbij de inhoud van de woning maximaal 1.200 m3 mag bedragen.
  • h. In afwijking van het bepaalde onder e mag per 500 m2 aan gesloopte bedrijfsgebouwen of per 1.000 m2 aan gesloopte kassen 100 m2 aan nieuwe bijgebouwen worden opgericht, waarbij de totale oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 500 m2 mag bedragen.
  • i. Er dient te worden voorzien in een passende landschappelijke inpassing op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd beplantingsplan.
  • j. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden van Artikel 20 Wonen.

6.6.2 Wijziging type bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden binnen deze bestemming wijzigen voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. Het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met het bestaande bedrijf, met dien verstande dat de milieucategorie niet meer mag bedragen dan 3.2.
  • b. Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • c. Sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. een gemaal ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  • c. erven en verhardingen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Indien een bouwvlak ter plaatse is opgenomen, mogen bedrijfsgebouwen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd. Indien geen bouwvlak is aangegeven, dan wordt het bestemmingsvlak gezien als bouwvlak.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' anders is aangegeven.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' anders is aangegeven.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties niet meer dan 8 m mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 m mag bedragen.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos, bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats;
  • b. behoud herstel en/of ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuur- en landschapswaarden, inclusief de bijbehorende abiotische waarden;
  • d. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. behoud en herstel van geïsoleerde wateren zoals vennen en poelen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. extensief recreatief medegebruik.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens:

  • a. Hulpgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hulpgebouw', waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen

  • a. Voor het bouwen van kleinschalige bouwwerken ten behoeve van bos-, groen en/of natuurbeheer gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 16 m²;
    • 3. het aantal kleinschalige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 per 1,5 ha.
  • b. De hoogte van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan 1 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken ten behoeve van het bouwen van hulpgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 8.2.1voor het bouwen van hulpgebouwen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De oppervlakte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de afwijking niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.

8.3.2 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 8.2.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de afwijking niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met betrekking tot deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. Het opslaan, storten of bergen van materialen.
  • b. Verblijfsrecreatie (kamperen).

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag binnen deze bestemming de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en/of diepwoelen van de bodem van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,40 m onder maaiveld.
  • b. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • c. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • d. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om het vervangen een reeds bestaande drainage.
  • e. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen.
  • f. Het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden/houtgewas, tenzij dit al getoetst is aan de Boswet.
  • g. Het verwijderen van onverharde wegen/paden, alsmede het aanleggen/verharden van wegen/paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

8.5.2 Uitzonderingen

Het in 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

8.5.3 Toelaatbaarheid

De in 8.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de betrokken bos-, groen- en/of natuurwaarden, inclusief de bijbehorende abiotische waarden.
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen, bestaande uit een aardewal met geluidscherm;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waarbij verplicht een helofytenfilter gerealiseerd dient te worden dat een voldoende adequaat vermogen heeft voor de afvalwaterzuivering van het gehele perceel.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van geluidwerende voorzieningen waarvoor de volgende bepaling van toepassing is:

De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen, bestaande uit aardewal en geluidwerende voorziening zoals bedoeld in 9.1 sub d mag niet meer bedragen dan 5 m, waarvan de aardewal niet hoger mag zijn dan 3,75 m.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 7 meter.

Artikel 10 Groen - Landschapselement

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het groen en de bijbehorende groenvoorzieningen;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuur- en landschapswaarden, inclusief de bijbehorende abiotische waarden;
  • c. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. behoud en herstel van geïsoleerde wateren zoals vennen en poelen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. extensief recreatief medegebruik.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens:

  • a. Hulpgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hulpgebouw', waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen

  • a. Voor het bouwen van kleinschalige bouwwerken ten behoeve van bos-, groen en/of natuurbeheer gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 16 m²;
    • 3. het aantal kleinschalige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 per 1,5 ha.
  • b. De hoogte van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan 1 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken ten behoeve van het bouwen van hulpgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 10.2.1 voor het bouwen van hulpgebouwen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De oppervlakte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de afwijking niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.

10.3.2 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 10.2.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de afwijking niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met betrekking tot deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. Het opslaan, storten of bergen van materialen.
  • b. Verblijfsrecreatie (kamperen).

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag binnen deze bestemming de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en/of diepwoelen van de bodem van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,40 m onder maaiveld.
  • b. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • c. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • d. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om het vervangen een reeds bestaande drainage.
  • e. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen.
  • f. Het verwijderen van onverharde wegen/paden, alsmede het aanleggen/verharden van wegen/paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

10.5.2 Uitzonderingen

Het in 9.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

10.5.3 Toelaatbaarheid

De in 9.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de betrokken bos-, groen- en/of natuurwaarden, inclusief de bijbehorende abiotische waarden.
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen zoals opgenomen in de 'Tabel Maatschappelijk';
  • b. begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • c. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • d. een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  • e. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aangegeven bouwwerken;
  • k. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' aangegeven bouwwerken;

Tabel Maatschappelijk

Adres   Plaats   Type voorziening   Aantal BW   Toegestane oppervlakte maatschappelijk in m2
   
Zeek 6   Hellouw   Molen met expositieruimte   1 BW   135 m2  
Zeek 5   Hellouw   Molen   1 BW   130 m2  
Bernhardstraat ong.   Haaften   Begraafplaats   -   61 m2  
Veerstraat 22   Waardenbrug   Molen   1 BW   310 m2  
Sint Antoniestraat ong.   Tuil   Begraafplaats   -   50 m2  
Haarstraat ong.   Tuil   Begraafplaats   -   50 m2  
Steenweg 78   Waardenburg   Zorgboerderij   1 BW   150 m2  
Van Pallandtweg 1   Neerijnen   Cultureel centrum   1 BW   350 m2 waarvan
200 m2 horeca  
Slotstraat ong.   Opijnen   Begraafplaats   -   50 m2  
Weiweg 1   Varik   Begraafplaats   -   50 m2  
Ophemertse- straat 13   Ophemert   Molen   1 BW   208 m2  
Hermoesestraat ong.   Zennewijnen   Begraafplaats   -   88 m2  

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Indien een bouwvlak ter plaatse is opgenomen, is het bouwen van gebouwen uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Indien geen bouwvlak is aangegeven, dan wordt het bestemmingsvlak gezien als bouwvlak.
  • b. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één maatschappelijke voorziening toegestaan. Indien geen bouwvlak is aangegeven, dan wordt het bestemmingsvlak gezien als bouwvlak.
  • c. Het bouwvlak mag worden bebouwd conform het bepaalde in de 'Tabel Maatschappelijk', met dien verstande dat de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen niet minder dan 5 mag bedragen. Indien geen bouwvlak is aangegeven, dan wordt het bestemmingsvlak gezien als bouwvlak.

11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 2,5 m daarachter.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.

11.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de 'Tabel Maatschappelijk'.
  • b. De inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 750 m3.
  • c. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

11.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • b. De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • c. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • e. In afwijking van het bepaalde b, mag op de gronden voor de voorgevellijn per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m²;
    • 2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 4. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de gevel.

11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Afwijken mantelzorgvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 11.3.1 onder a ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond, dan wel de mantelzorg een ouder-kind relatie betreft waarbij de ouder 65 jaar of ouder is;
  • b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van een huishouden;
  • c. de waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • e. er geen zelfstandige woning ontstaat.
  • f. na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden;
  • g. bij de mantelzorgvoorziening geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht.

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur (ecologie, flora en fauna) en de bijbehorende natuurlijke groeiplaats;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuur- en landschapswaarden, inclusief de bijbehorende abiotische waarden;
  • c. behoud van (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. behoud en herstel van geïsoleerde wateren zoals vennen en poelen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. maximum 5 parkeerplaatsen ten behoeve van recreatief nachtverblijf in campers ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - camperplaatsen'

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens:

  • a. Hulpgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hulpgebouw', waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
  • b. Een kinderboerderij ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij', waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen

  • a. Voor het bouwen van kleinschalige bouwwerken ten behoeve van bos-, groen en/of natuurbeheer gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 16 m²;
    • 3. het aantal kleinschalige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 per 1,5 ha.
  • b. De hoogte van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan 1 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken ten behoeve van het bouwen van hulpgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 12.2.1 voor het bouwen van hulpgebouwen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De oppervlakte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de afwijking niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.

12.3.2 Afwijken ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in 12.2.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de afwijking niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met betrekking tot deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. Het opslaan, storten of bergen van materialen.
  • b. Verblijfsrecreatie (kamperen).

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag binnen deze bestemming de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en/of diepwoelen van de bodem van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,40 m onder maaiveld.
  • b. Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.
  • c. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • d. De aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om het vervangen een reeds bestaande drainage.
  • e. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen.
  • f. Het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren.
  • g. Het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt.
  • h. Het verwijderen van onverharde wegen/paden, alsmede het aanleggen/verharden van wegen/paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

12.5.2 Uitzonderingen

Het in 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Krachtens een verleende vergunning reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

12.5.3 Toelaatbaarheid

De in 12.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:

  • a. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de betrokken bos-, groen- en/of natuurwaarden, inclusief de bijbehorende abiotische waarden.
  • b. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Natuur' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Water'.

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. recreatieve voorzieningen (dag-recreatieve voorzieningen)
  • b. volkstuinen;
  • c. paden en wegen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. evenementen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • b. De oppervlakte aan gebouwen per volkstuin mag niet meer bedragen dan 20 m².

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende voorwaarde:

  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Evenementen

Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de EHS op gronden binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Uiterwaardgebied'.
  • b. Er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd. Voor maneges zijn per jaar maximaal 2 evenementen toegestaan.
  • c. Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • d. Het evenement dient te voldoen aan het gemeentelijk beleid.
  • e. Er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
  • f. De duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer bedragen dan 5 dagen.

Artikel 14 Recreatie - Recreatiewoning

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoning;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Per bestemmingsvlak mag niet meer dan één recreatiewoning aanwezig zijn, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'aantal' anders is aangegeven;
  • c. De dakhelling van gebouwen mag niet minder dan 12° en niet meer dan 50° bedragen.

14.2.2 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte van een recreatiewoning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 85 m².
  • b. De goothoogte van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. De bouwhoogte van de recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • d. Per recreatiewoning mag er één vrijstaand bijgebouw aanwezig zijn.
  • e. De oppervlakte van een vrijstaande bijgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m².
  • f. De bouwhoogte van een vrijstaande bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Het permanent bewonen van recreatiewoningen is niet toegestaan.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden;
  • b. een manege ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  • c. een motorcrossterrein ter plaatse van de aanduiding 'motorcrossterrein';
  • d. een tennisbaan ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
  • e. een ijsbaan ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  • f. ondergeschikte voorzieningen;
  • g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. evenementen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één manege dan wel sportvoorziening worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'.

15.2.2 Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'manege'

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'manege' gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • c. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m.

15.2.3 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'manege', gelden de volgende bepalingen:

  • a. Indien een bouwvlak is opgenomen, mogen gebouwen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van tribunes mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • d. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

15.2.5 Bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'manege'

Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'manege', mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één per bouwvlak, tenzij anders is aangeduid.
  • b. De voorgevel van de bedrijfswoning moet worden gesitueerd in voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 m daarachter.
  • c. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m³ bedragen.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

15.2.6 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • c. De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • d. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • e. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij anders staat aangegeven.
  • f. In afwijking van het bepaalde b, mag op de gronden voor de voorgevellijn per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m²;
    • 2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 4. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de gevel.

15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruiken van bedrijswoningen en aan- uitbouwen en bijgebouwen voor de huisvesting van stagiaires en verzorgers voor het africhten van paarden.

15.3.2 Evenementen

Evenementen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Evenementen zijn niet toegestaan ter plaatse van de EHS op gronden binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Uiterwaardgebied'.
  • b. Er mag per terrein per jaar één maal een evenement worden georganiseerd. Voor maneges zijn per jaar maximaal 2 evenementen toegestaan.
  • c. Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • d. Het evenement dient te voldoen aan het gemeentelijk beleid.
  • e. Er mag geen sprake zijn van aantasting van natuur- en landschapswaarden.
  • f. De duur van een evenement, inclusief op- en afbouwen mag niet meer bedragen dan 5 dagen.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels
15.4.1 Afwijken mantelzorgvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 15.3.1 onder a ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond, dan wel de mantelzorg een ouder-kind relatie betreft waarbij de ouder 65 jaar of ouder is;
  • b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van een huishouden;
  • c. de waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • e. er geen zelfstandige woning ontstaat.
  • f. na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden;
  • g. bij de mantelzorgvoorziening geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht.

15.4.2 Afwijken ten behoeve van verzorgers van paarden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 15.3.1 onder b ter plaatse van de aanduiding 'manege' ten behoeve van bewoning van gebouwen door verzorgers van paarden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Afwijking dient noodzakelijk te zijn voor het betreffende bedrijf;
  • b. het aantal te huisvesten verzorgers mag niet meer bedragen dan 5 per bedrijf;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van verzorgers mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • d. er mag geen zelfstandige woning ontstaan;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. erkers;
  • c. verhardingen voor in- en uitritten;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. afschermende bladhoudende dubbele haagbeplanting met een hoogte van minimaal 3 m in volwassen staat;

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens:

  • a. erkers, uitsluitend ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
    • 1. De horizontale diepte van een erker mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
    • 2. De erker mag over ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.
    • 3. De bouwhoogte van de erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m, met uitzondering van:
    • 1. pergola's waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 m;
    • 2. kinderspeelwerktuigen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitzondering van reclamemasten), waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
  • b. Op de gronden gelegen vóór de voorgevelrooilijn mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van:
    • 1. pergola's waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 m;
    • 2. overig tuinmeubilair, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 3. verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten (met uitzondering van reclamemasten), waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

16.2.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met betrekking tot deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het verwijderen van de haagbeplanting als bedoeld in lid 16.1 onder e.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • b. snelwegen en stroomwegen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van snel- en stroomwegen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 18 Verkeer - Railverkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen;
  • b. kruisingen ten behoeve van wegen en water;
  • c. verkeer;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen.

18.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van draagconstructies voor de bovenleiding mag maximaal 15 m bedragen ten opzichte van de Bovenkant Spoorstaaf;
  • b. de bouwhoogte van geluidsschermen mag, vanaf de Bovenkant Spoorstaaf gemeten, maximaal 4 m bedragen, waar de sporen verdiept zijn gelegen, maximaal 4 m vanaf maaiveld;
  • c. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het spoorverkeer en lichtmasten mag maximaal 12 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige doeleinden ten behoeve van waterbeheersing, waterafvoer en waterberging;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. scheepvaart;
  • d. recreatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • e. verhardingen voor in- en uitritten;

alsmede daaraan ondergeschikt:

  • f. groenvoorzieningen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. De bouwhoogte van palen en (licht)masten ten behoeve van scheepvaart mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. een dierenasiel ter plaatse van de aanduiding 'dierenasiel';
  • c. aan-huis-verbonden beroepen;
  • d. bed and breakfast;
  • e. kleinschalig kamperen;
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' aangegeven bouwwerken;
  • i. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' aangegeven bouwwerken.
  • j. een bedrijf in de opslag van groente en fruit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 81'.
  • k. recreatieve nevenactiviteiten in de bijgebouwen in de vorm van rondleidingen en wijnproeverijen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - wijnkenniscentrum en proeflokaal'.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Indien een bouwvlak is opgenomen, mag het hoofdgebouw uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het aantal hoofdgebouwen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan één;
  • c. De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)'.
  • d. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' anders is weergegeven;
  • e. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' anders is weergegeven;
  • f. De afstand van woningen tot de as van de openbare weg mag niet minder bedragen dan 15 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende afstand’ de afstand niet minder mag bedragen dan 10 m.
  • g. De afstand tot de perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 3 m, geldt deze afstand als minimale afstand.

20.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat aanbouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd indien een bouwvlak aangegeven;
  • b. Indien een aanduiding 'bijgebouwen' is opgenomen zijn de bijgebouwen uitsluitend toegestaan ter plaatse van die aanduiding;
  • c. De maximale gezamenlijke oppervlakte van aan- uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 150, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' de maximum oppervlakte aan bijgebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • e. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • f. In afwijking van het bepaalde b, mag op de gronden voor de voorgevellijn per woning één aanbouw, zoals een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan maximaal 6 m²;
    • 2. de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 4. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de gevel.

20.2.3 Bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van pergola's niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van kinderspeelwerktuigen niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevellijn mag niet meer dan 1 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van pergola's niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, antennes en vlaggenmasten niet meer dan 5 m mag bedragen.
  • d. De bouwhoogte van poeren en poorten mag niet meer bedragen dan 2 m.

20.2.4 Paardenbakken

Voor het bouwen van paardenbakken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m2.
  • b. Lichtmasten zijn niet toegestaan.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

20.2.5 Specifieke vorm van bedrijf - 81

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 81' mag een bedrijfsloods/gebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 96 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan van goederen van derden en het stallen van caravans;
  • b. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

20.3.2 Herbouw bijgebouwen bij monumenten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 20.2.2   onder b ten behoeve van de herbouw van bijgebouwen bij monumenten, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de eigenaar moet aantonen dat het te reconstrueren onderdeel aanwezig geweest is in de periode dat het monument nog in zijn historische functie in gebruik was. Dit bewijs dient minimaal geleverd te worden door een kadastrale opmeting of een opgraving;
  • b. de reconstructie moet plaatsvinden op de oorspronkelijke locatie en onderdeel uitmaken van de reconstructie van het erf;
  • c. de reconstructie dient vorm te krijgen volgens de oorspronkelijke bouwwijze en materiaalgebruik zodat deze reconstructie een stuk verdwenen bouwgeschiedenis zichtbaar maakt;
  • d. voorafgaand aan de reconstructie dient er een bouw-historisch onderzoek en een volledig reconstructieplan ter goedkeuring aangeboden te worden;
  • e. de reconstructie moet in het belang zijn van de monumentenzorg;
  • f. indien ‘moderne’ bijgebouwen een storend element vormen, kan door het bevoegd gezag als voorwaarde gesteld worden, dat deze bijgebouwen verwijderd of aangepast worden.

20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het opslaan van goederen van derden en het stallen van caravans;
  • b. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

20.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

20.4.3 Bed and Breakfast

Bed and breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. Voorzieningen voor bed & breakfast zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande woning.
  • b. De exploitatie van de bed & breakfast wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner van de woning.
  • c. Per woning is sprake van niet meer dan 3 bed & breakfast eenheden tot een oppervlakte van maximaal 150 m2.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a en c zijn ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' in het bijgebouw niet meer bed & breakfast-eenheden toegestaan dan het bestaande vergunde aantal eenheden.
  • e. De woonfunctie van de woning blijft behouden.
  • f. Parkeren geschiedt op eigen terrein.

20.4.4 Kleinschalig kamperen
  • a. Kleinschalig kamperen is toegestaan, waarbij maximaal 15 standplaatsen tot maximaal 3.000 m2 is toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak.
  • b. Binnen het bouwvlak is maximaal 75 m2 aan sanitaire voorzieningen toegestaan.

20.4.5 Landschappelijke inpassing
  • a. De gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing VAB' mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt, dan nadat:
    • 1. de landschappelijke inpassing conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, is gerealiseerd en zolang als deze landschappelijke inpassing in stand wordt gehouden. Deze landschappelijke inpassing dient gehandhaafd te blijven.

20.4.6 Landschappelijke inpassing, Steenweg 70/Zandweg 52, Waardenburg

De gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing VAB' mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt, dan nadat:

  • 1. de landschappelijke inpassing conform het beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels, is gerealiseerd en zolang als deze landschappelijke inpassing in stand wordt gehouden. Deze landschappelijke inpassing dient gehandhaafd te blijven.

20.4.7 Voorwaardelijke verplichting Steenweg 70, Waardenburg

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 1' is het in gebruik nemen van geluidgevoelige objecten, zoals bedoeld in artikel 20.1 , alleen dan toegestaan als blijkens akoestisch onderzoek binnenwaarden de noodzakelijke geluidoverdrachtbeperkende voorziening(en) is/zijn gerealiseerd

20.4.8 Voorwaardelijke verplichting Paasweg 13, Varik

Het meerdere oppervlakte aan aanwezige bijgebouwen op het perceel aan Paasweg 13 te Varik, gerekend vanaf 200 m2, dient te worden gesloopt alvorens het perceel voor wonen, zoals bedoeld in lid 20.1 kan worden gebruikt en de omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan worden verleend.

20.4.9 Specifieke vorm van bedrijf - 81

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 81' mogen gebruikt worden ten behoeve van de aan- en afvoer, het sorteren en de opslag van groente en fruit, waarvan maximaal 115 m2 ten behoeve van buitenopslag gebruikt mag worden direct ten zuiden en aansluitend aan de bedrijfsbebouwing.

20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Afwijken mantelzorgvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 20.4.1 onder b ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond, dan wel de mantelzorg een ouder-kind relatie betreft waarbij de ouder 65 jaar of ouder is;
  • b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van een huishouden;
  • c. de waarden en belangen van derden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • e. er geen zelfstandige woning ontstaat.
  • f. na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden;
  • g. bij de mantelzorgvoorziening geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht.

20.5.2 Aan huis verbonden bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bepaalde in 20.4.2 ten behoeve van voor het toestaan van lichte bedrijvigheid als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2 .
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • f. Buitenopslag is niet toegestaan.

Artikel 21 Wonen - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. inwoning, met dien verstande dat dit alleen mag plaatsvinden in het hoofdgebouw en met het hoofdgebouw verbonden gebouwen;
  • d. tuinen, erven en verhardingen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Indien een bouwvlak is opgenomen, mag het hoofdgebouw uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het aantal hoofdgebouwen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan één, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' een dubbele woning is toegestaan.
  • c. Het hoofdgebouw dient te worden voorzien van een plat dak of een schuin dak met een minimale dakhelling van 30º.
  • d. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, respectievelijk 10 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' anders is aangegeven.

21.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijgebouwen dienen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd, met dien verstande dat dit niet geldt voor aangebouwde bijgebouwen ter plaatse van het op de plankaart als zodanig aangeduide perceel.
  • b. Bijgebouwen dienen 3 m uit de perceelsgrens gebouwd te worden.
  • c. Aan- en uitbouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • d. De maximale gezamenlijke oppervlakte van aan- uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m², tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' anders is weergegeven.
  • e. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
  • g. In afwijking van het bepaalde b, mogen tot maximaal 1,5 m voor de voorgevellijn erkers worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 2. de breedte mag niet meer bedragen dan 4 m.

21.2.3 Bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevellijn mag niet meer dan 1 m bedragen.

21.3 Specifieke gebruiksregels
21.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • b. kamerbewoning;
  • c. seksinrichtingen.

21.3.2 Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als nevengeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

21.4 Afwijken van de gebruiksregels
21.4.1 Aan huis verbonden bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bepaalde in 21.3.2 voor het toestaan van de uitoefening van aan his geonden bedrijfsmatige activiteiten in een hoofd- en bijgebouw waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • b. Detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw.
  • c. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten.

Artikel 22 Leiding - Brandstof

22.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse brandstoftransportleiding.
  • b. In geval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen van de overige artikelen.

22.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse brandstoftransportleiding tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

22.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van het bepaalde in 22.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
    • 1. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de brandstofleiding dient te zijn gewaarborgd;
    • 2. het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding - Brandstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • f. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen.

22.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

22.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 23 Leiding - Gas

23.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse gastransportleidingen.
  • b. In geval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen van de overige artikelen.

23.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse gastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

23.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van het bepaalde in 23.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
    • 1. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd;
    • 2. het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • f. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen.

23.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 23.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

23.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 23.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 24 Leiding - Hoogspanningsverbinding

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoofdtransportleidingen, met een strook van 25 m ter weerszijden van de aangeduide 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.

24.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals hoogspanningsmasten, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Voor de hoogspanningsmasten geldt dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 30 m.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 5 m;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen.

24.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 24.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een bouwplan, waarvoor op grond van lid 24.2 een vergunning is verleend;
  • b. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

24.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in 24.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de hoogspanningsverbinding zijn gewaarborgd.
  • b. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende beheerder van de hoogspanningsverbinding.

Artikel 25 Leiding - Riool

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de ondergrondse rioolpersleiding en met de hartlijn ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

25.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse rioolpersleiding tot een maximale bouwhoogte van 3 m ;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen en met in achtneming van de daarvoor geldende bouwregels, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van het bepaalde in 25.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:
    • 1. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding dient te zijn gewaarborgd;
    • 2. het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen);
  • b. het aanplanten van diepwortelende beplantingen en bomen en het bebossen van gronden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van rioleringen, overstorten, leidingen of kabels (anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven;
  • f. het opslaan van goederen (waaronder begrepen afvalstoffen).

25.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een bouwplan, waarvoor op grond van 22.3 een vergunning is verleend;
  • b. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

25.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in 25.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd.
  • b. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen terreinen zijn, naast andere bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels
  • a. Op deze terreinen mogen ten behoeve van de in 26.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
    • 2. de totale bodemingreep kleiner is dan 100 m² en de verstoring minder diep dan 50 cm is.

26.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 26.2 voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
  • b. De afwijking wordt verleend, indien op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
  • c. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een afwijking als bedoeld in sub a, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden verbonden aan de omgevingsvergunning.
  • d. Indien een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend is het ten tijde van de bouwwerkzaamheden aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in deze gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm en over een oppervlakte groter dan 100 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage, met uitzondering van het vervangen van een bestaande drainage;
    • 2. het verlagen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
  • b. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • c. Het verbod, zoals in sub a bedoeld, is niet van toepassing, indien:
    • 1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • 2. het gaat om gronden die (vergund) geroerd zijn en op gronden die binnen 5 m van bestaande funderingen zijn gelegen;
    • 3. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 4. de werken en werkzaamheden:
      • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
      • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
    • 5. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
  • e. In geval van omgevingsvergunningverlening is het aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het uit te voeren werk.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen terreinen zijn, naast andere bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

27.2 Bouwregels
  • a. Op deze terreinen mogen ten behoeve van de in 27.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
    • 2. de totale bodemingreep kleiner is dan 250 m² en de verstoring minder diep dan 50 cm is.

27.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 27.2 voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
  • b. De afwijking wordt verleend, indien op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
    • 2. op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
  • c. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een afwijking als bedoeld in sub a, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden verbonden aan de omgevingsvergunning.
  • d. Indien een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend is het ten tijde van de bouwwerkzaamheden aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in deze gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm en over een oppervlakte groter dan 250 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage, met uitzondering van het vervangen van een bestaande drainage;
    • 2. het verlagen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
  • b. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • c. Het verbod, zoals in sub a bedoeld, is niet van toepassing, indien:
    • 1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • 2. het gaat om gronden die (vergund) geroerd zijn en op gronden die binnen 5 m van bestaande funderingen zijn gelegen;
    • 3. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 4. de werken en werkzaamheden:
      • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
      • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
    • 5. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
  • e. In geval van omgevingsvergunningverlening is het aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het uit te voeren werk.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen terreinen zijn, naast andere bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

28.2 Bouwregels
  • a. Op deze terreinen mogen ten behoeve van de in artikel 28.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien:
    • 1. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
    • 2. de totale bodemingreep kleiner is dan 5.000 m² en de verstoring minder diep dan 50 cm is.

28.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 28.2 voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
  • b. De afwijking wordt verleend, indien op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    • 1. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
  • c. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een afwijking als bedoeld in sub a, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden verbonden aan de omgevingsvergunning.
  • d. Indien een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend is het ten tijde van de bouwwerkzaamheden aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in deze gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm en over een oppervlakte groter dan 5.000 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage, met uitzondering van het vervangen van een bestaande drainage;
    • 2. het verlagen van het waterpeil;
    • 3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
  • b. De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • c. Het verbod, zoals in sub a bedoeld, is niet van toepassing, indien:
    • 1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • 2. het gaat om gronden die (vergund) geroerd zijn en op gronden die binnen 5 m van bestaande funderingen zijn gelegen;
    • 3. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    • 4. de werken en werkzaamheden:
      • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
      • mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
    • 5. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
  • e. In geval van omgevingsvergunningverlening is het aan de gemeente Neerijnen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het uit te voeren werk.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 4

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden dienen alleen bij projecten in het kader van de Tracéwet en projecten met een bodemingreep/ verstrorende werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 10.000 m² te worden onderzocht op eventuele archeologisch waardevolle resten.

Artikel 30 Waarde - Buitenplaats

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Buitenplaats' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een samenhangend beheer van de gronden, met daarbij behorende bouwwerken.

30.2 Bouwregels

Op of in de in lid 30.1 bedoelde gronden mogen, naast de bebouwing die is toegestaan op grond van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend met de bestemming verband houdende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2,5 m.

Artikel 31 Waterstaat - Uiterwaardgebied

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Uiterwaardgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer en doorstroming van rivierwater.

31.2 Bouwregels
  • a. In of op de voor stroomvoerend rivierbed bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de sub b genoemde riviergebonden en de in sub c genoemde niet-riviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten.
  • b. De riviergebonden activiteiten zijn:
    • 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
    • 2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    • 3. de bouw of wijziging van scheepswerven;
    • 4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
    • 5. de realisatie van natuur;
    • 6. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
    • 7. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of
    • 8. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
  • c. De niet-riviergebonden activiteiten betreffen:
    • 1. een groot openbaar belang waarbij de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    • 2. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven waarbij de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    • 3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing, of
    • 4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
  • d. De activiteiten genoemd onder lid 31.2 sub b en c moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    • 2. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 3. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het begrensd vermogen zo gering mogelijk is;
    • 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
    • 5. en specifiek voor het bepaalde in sub d onder punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
  • e. In afwijking van het bepaalde in sub a is een aantal kleine, tijdelijke of voor het rivierbeheer noodzakelijke activiteiten toegestaan. Deze betreffen:
    • 1. activiteiten als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
    • 3. overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
    • 4. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of - verruiming;
    • 5. tijdelijke activiteiten;
    • 6. een en ander mits voldaan wordt aan het bepaalde in sub d onder punt 1 tot en met 3.
  • f. Medewerking kan slechts worden verleend na het bereiken van overeenstemming met de rivierbeheerder.

31.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de grenzen van deze bestemming te wijzigen dan wel deze bestemming geheel op te heffen, uitsluitend naar aanleiding van en conform door de Staatssecretaris bekrachtigde wijzigingen in de kaartbijlage van de 'Beleidsregels grote rivieren', Staatscourant 12 juli 2006.

Artikel 32 Waterstaat - Waterberging

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding;
  • b. de waterberging.

32.2 Bouwregels

Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing, of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de waterbergingscapaciteit gelijk blijft.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 32.2 onder b, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. de waterbergingscapaciteit wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag binnen deze bestemming de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het ophogen van gronden.
  • b. Het dempen van watergangen.

32.4.2 Uitzonderingen

Het in 32.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een vergunning is verleend zoals bedoeld in 32.3.
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

32.4.3 Toelaatbaarheid

De in 32.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de waterbergingscapaciteit gelijk blijft en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 33 Waterstaat - Waterkering

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:

  • a. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
  • b. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
  • c. verhardingen;
  • d. groenvoorzieningen.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Gebouwen

In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden geen gebouwen worden gebouwd.

33.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterkering mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 3 m.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 33.2 om te bouwen ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen.
  • b. Het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene bouwregels

35.1 Maatvoering

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

35.2 Bebouwingspercentages

In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met een verleende vergunning tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

36.1 Algemene gebruiksregels

In die gevallen dat het bestaande gebruik, dat in overeenstemming met een verleende vergunning tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de gebruiksregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt dat gebruik in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

36.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing als opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het gebruiken van gebouwen ten behoeve van de huisvesting van de verzorgers van paarden;
  • f. evenementen tenzij uitdrukkelijk toegestaan.

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

37.1 Overige zone - gebiedsreservering dijkverlegging

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - gebiedsreservering dijkverlegging' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de verlegging van de dijk:

  • a. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'overige zone - gebiedsreservering dijkverlegging' mag niet worden gebouwd;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    • 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

37.2 Overige zone - open landschap

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - open landschap' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de instandhouding van de openheid van het gebied:

  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - open landschap' zijn boomkwekerijen en boomgaarden niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - open landschap' is het aanleggen en planten van bomen of hoogopgaande beplanting niet toegestaan;
  • c. het onder b vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden en de natuurwaarden van de gronden.

37.3 Overige zone - draaiakker

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - draaiakker' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische waarde van het gebied:

  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - draaiakker' is het niet toegestaan:
    • 1. perceelsindelingen te verwijderen, waardoor de structuur van een draaiakker zal verdwijnen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden;
    • 2. het verwijderen van onverharde wegen;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke waarden en de natuurwaarden van de gronden.

37.4 Overige zone - oeverwal - stroomrug

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke elementen van de rivieroeverwallen en stroomruggen.

37.5 Veiligheidszone - bevi

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een gasontvangststation:

  • a. Ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' mogen geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd of in gebruik worden genomen;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a ten behoeve van het bouwen en/of uitbreiden van beperkt kwetsbare objecten, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    • 2. ter plaatse wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd en het groepsrisico wordt afgewogen;
    • 3. vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een onafhankelijke deskundige.

37.6 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veilgheidszone - lpg' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een lpg-station:

  • a. Ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a ten behoeve van het bouwen en/of uitbreiden van beperkt kwetsbare objecten, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    • 2. de nieuwbouw of uitbreiding vindt niet plaats binnen de PR 10-6- voor bestaande situaties;
    • 3. ter plaatse wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd en het groepsrisico wordt afgewogen;
    • 4. vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een onafhankelijke deskundige.

37.7 Vrijwaringszone - molenbiotoop
37.7.1 Bouwregels
  • a. Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:
    • 1. binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen;
    • 2. binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
      H = X/n + c·z
      Waarin:
      H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)
      X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen
      n = de ruwheidcoëfficiënt volgens de ruwheidsklassentabel van Wieringa:
      140 voor open gebied;
      75 voor een ruw gebied;
      c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)
      z = de askophoogte van de molen. Deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel:

Adres molen   Plaats Molen   Askophoogte  
Zeek 5   Hellouw   13,50  
Zeek 6   Hellouw   14,25  
Ophemertsestraatje 13   Ophemert   14,00  
Veerstraat 22   Waardenburg   14,00  
Waalbandijk 4   Varik   18,75  
Waalbandijk 249   Haaften   17,25  

  • b. Bestaande bouwwerken waarvan de bouwhoogte afwijkt van hetgeen op grond van sub a zou zijn toegestaan, worden geacht in overeenstemming te zijn met het bepaalde in sub a.

37.7.2 Afwijken van de bouwregel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.4.1 behoeve van het bouwen overeenkomstig het ten aanzien van de andere bestemmingen bepaalde, mits de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

37.8 Vrijwaringszone - dijk - 1

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de versterking en verbreding:

  • a. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    • 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

38.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. Van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhoud van een (bedrijfs)woning, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  • b. Van deze regels en toestaan dat de afstand van gebouwen tot de as van de weg niet minder mag bedragen dan 10 m, met dien verstande dat:
    • 1. de afwijking stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;
    • 2. er geen onevenredige hinder ontstaat voor omliggende functies.
  • c. Van deze regels en toestaan dat de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens met derden niet minder mag bedragen dan 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de afwijking stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;
    • 2. er geen onevenredige hinder ontstaat voor omliggende functies.
  • d. Van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.
  • e. Van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
  • f. Van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevellijn of voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
    • 1. de overschrijding van de voorgevellijn of voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
  • g. Van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • h. Van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
    • 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
  • i. Van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

38.2 Afwijking bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, mits:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de bed & breakfast maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  • b. de bed & breakfast binnen de bestaande woning wordt gerealiseerd;
  • c. de bed & breakfast in parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden volledig op het eigen perceel voorziet;
  • d. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan.

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

39.1 Wijzigen Waarde - Archeologie 1/2/3/4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' of 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' of 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen indien uit aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

39.2 Woningsplitsing monumentale woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van een bestaande bedrijfswoning in twee zelfstandige woningen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.
  • b. De wijziging dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
  • c. De agrarische bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven mogen niet worden beperkt.
  • d. Er is sprake van een landschappelijke en cultuurhistorische inpassing.
  • e. Er heeft niet eerder woningsplitsing plaatsgevonden.

39.3 Wijziging naar de bestemming Bos, Natuur en / of Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen dit bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Bos', 'Natuur' en / of 'Water' ten behoeve van behoud en / of ontwikkeling van bos, natuur en / of water, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging mag uitsluitend plaatsvinden voor de realisatie van waterberging, de ecologische hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en / of landschappelijk raamwerk ten behoeve van bos- natuur- of landschapscompensatie aansluitend aan deze zones.
  • b. De wijziging pas plaatsvindt nadat aankoop / overdracht in voldoende mater is verzekerd of al heeft plaatsgevonden.
  • c. De wijziging is uitsluitend toegestaan als de aanwezige gebiedswaarden niet onevenredig worden aangetast.

39.4 Wijziging veiligheidszone - bevi

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigingen ten behoeve van:

  • a. het wijzigen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - bevi' in verband met het wijzigen van het gasontvangststation, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - bevi', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het gasontvangststation wordt beëindigd.

39.5 Wijziging veiligheidszone - lpg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigingen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - lpg', indien daartoe als gevolg van een wijziging in de regelgeving of de vergunning voor het lpg-station aanleiding bestaat.

39.6 Wijziging van de aanduiding 'open landschap'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'open landschap' te verwijderen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de landschappelijke situatie ter plaatse aanleiding geeft om de zonering aan te passen;
  • b. over de wijziging wordt een ter zake deskundige om advies gevraagd.

Artikel 40 Omgevingsvergunnning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

40.1 Vergunningsplicht ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    • 2. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    • 3. het aanleggen van landschapselementen.
  • b. Het in sub a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
  • c. Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in sub b, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige aantasting van de windvang van de molen en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element ontstaat of kan ontstaan.

40.2 Vergunningsplicht ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - draaiakker'

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van perceelsindelingen, waardoor de structuur van een draaiakker zal verdwijnen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen of steilranden;
  • b. het verwijderen van paden en onverharde wegen.

Artikel 41 Overige regels

41.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

41.2 Van toepassing verklaring

Het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Neerijnen, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 februari 2016 (identificatienummer NL.IMRO.0304.BPbgneerijnen-1603) blijft van toepassing, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – veegplan 2017’, de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld door de gemeenteraad op 18 februari 2016, volledig wordt vervangen inclusief alle ter plaatse geldende aanduidingen;
  • b. de regels van het bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld door de gemeenteraad op 18 februari 2016, als volgt worden gewijzigd:
    • 1. de tekstdelen welke in de voorligggende regels met groene tekst zijn weergegeven, worden aan de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2014 van de gemeente Neerijnen toegevoegd;
    • 2. de tekstdelen welke in de voorligggende regels zijn ‘doorgehaald’, worden uit de regels van het bestemmingsplan Buitengebied verwijderd.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

42.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

42.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
  • a. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - persoonsgebonden overgangsrecht 1' is het gebruik van gebouwen voor het verblijf ten behoeve van werkzaamheden voor de land- en tuinbouw toegestaan, met dien verstande dat de bevoegdheid daartoe is beperkt tot de persoon die op het moment van inwerkingtreding van dit plan als hoofdgebruiker van het gebouw in de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven, zulks met inbegrip van de persoon of personen die tot zijn huishouden behoren.
  • b. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - persoonsgebonden overgangsrecht 2' is het gebruik van gronden en of gebouwen voor de stalling van maximaal 3 vrachtwagens toegestaan, met dien verstande dat de bevoegdheid daartoe is beperkt tot de persoon die op het moment van inwerkingtreding van dit plan als hoofdgebruiker van het gebouw in de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven, zulks met inbegrip van de persoon of personen die tot zijn huishouden behoren.
  • c. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden overgangsrecht' is het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van wonen toegestaan, met dien verstande dat de bevoegdheid daartoe is beperkt tot de persoon die op het moment van inwerkingtreding van dit plan als hoofdbewoner van de woning in de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven, zulks met inbegrip van de persoon of personen die tot zijn huishouden behoren.

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017'.