Plan: | RECREATIETERREINEN 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0302.BP01052-vg02 |
Het Streekplan geeft de beleidskaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende 10 jaar. Het geeft de beleidskaders op hoofdlijnen voor de komende jaren weer. De provincie wil meer ruimtelijke ontwikkelingen in regionaal verband afstemmen. Het Streekplan is op een aantal onderdelen verder uitgewerkt in Streekplanuitwerkingen (EHS, Nationale en waardevolle landschappen en Krimp en Groei). Op de verschillende uitwerkingen wordt verderop in dit hoofdstuk nader ingegaan.
Op de Beleidskaart ruimtelijke structuur zijn het groen-blauwe (natuur, landschap, water) raamwerk, de concentratiegebieden voor de rode (stedelijke) functies, het multifunctionele gebied en hierbinnen de EHS-gebieden en de waardevolle open gebieden aangegeven. In het groenblauwe raamwerk ligt het beleidsaccent op het beschermen en versterken van aanwezige kwetsbare waarden en belangen. In het rode raamwerk ligt het accent op ontwikkelingsbeleid in de sfeer van stedelijke functies en intensieve land- en tuinbouwteelten. Naast de twee raamwerken zijn multifunctionele gebieden onderscheiden. Deze gebieden maken geen onderdeel uit van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur. Vooral voor deze gebieden is het provinciale beleid globaal en beperkt
Vrijwel alle recreatiegebieden in de gemeente Nunspeet vallen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de EHS-gebieden geldt de “nee, tenzij”-benadering. Deze “nee, tenzij”-benadering houdt in dat een bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van dat gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
Ten aanzien van de ontwikkeling van recreatie en toerisme op de Veluwe is in het streekplan een aantal uitgangspunten geformuleerd. Hieronder worden het groei- en krimpscenario en de voorwaarden voor recreatiewoningen en stacaravans en overige verblijfsrecreatieve voorzieningen besproken.
Groei- en krimpscenario
Ten aanzien van de mogelijke ontwikkelingen van verblijfsrecreatie op het Veluwemassief (in het Reconstructieplan Veluwe Centraal Veluws Natuurgebied (CVN) genoemd) geldt een specifiek beleid. Dit zogenaamde Groei- en krimpscenario is ontwikkeld in het kader van de Nota Veluwe 2010 en uitgewerkt in het Reconstructieplan Veluwe. Dit scenario gaat uit van een betere ruimtelijke afstemming op het Veluwemassief van recreatie en natuur om zo een kwaliteitsslag voor beiden te kunnen maken. Hoofdlijn van dit scenario is enerzijds het toestaan van groei (ontwikkelingsmogelijkheden) aan recreatiebedrijven op -vanuit natuuroverwegingen- minder kwetsbare plekken en anderzijds krimp (saneren) van recreatiebedrijven, die vanuit natuuroverwegingen ongunstig gelegen zijn.
Het Groei- en krimpscenario gaat uit van de volgende inhoudelijke hoofdlijnen:
Buiten de zoekgebieden is op het Veluwemassief sprake van het krimpgebied. Het beleid is hier primair gericht op ontwikkeling van natuur en landschap en krimp van verblijfsrecreatie: extensivering, sanering of eventueel verplaatsing van de aanwezige verblijfsrecreatie. Voor terreinen die niet gekrompen (kunnen) worden zijn er mogelijkheden voor optimalisatie van de ruimtelijke inrichting door middel van herstructurering. Ontwikkelingen gericht op uitbreiding in oppervlakte of omzetting naar recreatiewoningen zijn evenwel uitgesloten. Krimp zal op basis van vrijwilligheid plaatsvinden. Voor de groeigebieden zijn clustervisies opgesteld. In kwantitatieve zin wordt gestreefd naar 100 hectare krimpen en 100 hectare groeien.
Binnen de zoekgebieden (recreatieclusters ) gelden de volgende aandachtspunten:
Voor de zoekgebieden zijn clustervisies uitgewerkt. In de gemeente Nunspeet zijn deze gemaakt voor de groeigebieden bij Vierhouten en Nunspeet. De clustervisies leiden niet tot nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan.
Recreatiewoningen, stacaravans
Terreinen met recreatiewoningen dienen gezien hun aard en functie een aan de omgeving aangepast karakter te hebben. Om dit te waarborgen zijn richtlijnen ten aanzien van oppervlakte en bouwvolume gesteld; er wordt een maximummaat toegestaan van 75 m2 en 300 m3. Uitbreidingen of nieuwvestiging van terreinen voor recreatiewoningen of stacaravans kunnen alleen worden toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein, vastgelegd in het bestemmingsplan. Hieronder wordt verstaan, het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht) verblijfsmogelijkheden worden geboden. Voor recreatiewoningen geldt als nadere eis dat deze slechts mogen worden opgericht en gebruikt voor de verhuur ten behoeve van wisselend gebruik. Bij nieuwe initiatieven (alleen in groeigebieden mogelijk) voor complexen van recreatiewoningen dienen eerst bestaande planologische restcapaciteiten binnen de regio te worden betrokken alvorens nieuwvestiging of uitbreiding aan de orde is. Verder biedt de recent vastgestelde Ruimtelijke verordening mogelijkheden om de maximale maten van een recreatiewoning te vergroten. In het bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om hieraan tegemoet te kunnen komen.
Gebruiksvoorwaarden verblijfsrecreatievoorzieningen
Onrechtmatig gebruik van recreatieverblijven (“permanente bewoning”) is ongewenst. De primaire verantwoordelijkheid bij het voorkomen en bestrijden hiervan ligt bij de gemeenten. Adequaat en het eenduidig bestemmen van de functies kunnen daar deels in voorzien. In bestaande situaties kan de gemeente een einde maken aan het onrechtmatig gebruik van deze voorzieningen. Indien handhaving van het recreatieve gebruik niet mogelijk is gebleken, dan moet volstaan worden met een persoonsgebonden gedoogbeschikking voor de huidige hoofdgebruikers tot het moment dat de recreatiewoning wordt verlaten. Nadat er een einde is gekomen aan deze persoonsgebonden gedoogsituatie dient de woning weer vrij te komen voor de verhuur-recreatiemarkt. Legalisatie - omzetting van recreatiewoningen naar reguliere woningen is conform het huidige provinciale beleid niet mogelijk.
Stiltegebieden
De Veluwe kent een aantal stiltegebieden en is voor het overige aangemerkt als stiltebeleidsgebied. In de stiltegebieden geldt de akoestische streefwaarde van 40 dB(A) als 24-uursgemiddelde geluidbelasting. In de stiltebeleidsgebieden vormt de akoestische nulsituatie het ijkpunt waaraan de ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst.
Het beleid uit het Streekplan is in de Streekplanuitwerking Krimp en Groei verder uitgewerkt met het doel te komen tot uitvoering van de beleidsvoornemens. In de Streekplanuitwerking zijn onder meer de procedurele stappen, de rol van de gemeente en de kaders (natuurtoets, landschapswaarden, hectareboekhouding) voor de recreatieclusters beschreven. In onderstaande figuur is een fragment van de kaart met de definitieve begrenzingen van de groeiclusters opgenomen.
Figuur 2 Fragment kaart Streekplanuitwerking Groei en krimp
Het voorgenomen beleid is getoetst in een milieueffectrapportage (PlanMER), omdat er mer(beoordelings)plichtige activiteiten mogelijk worden gemaakt en een zogenaamde Passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet vereist is. De conclusie uit de MER is dat er effecten op Natura2000 en milieuaspecten zullen zijn. Omdat in de Krimp & Groei-regeling regels zijn opgenomen voor de hectareboekhouding en natuureffectenboekhouding is er geen sprake van significante effecten.
Om de recreatieve invloed te beperken is in het kader van het project Groei & Krimp onder meer de natuureffectboekhouding opgesteld. Deze beleidslijn heeft als uitgangspunt dat de totale verstoring door verblijfsrecreatie in het Natura 2000-gebied Veluwe minimaal hetzelfde blijft en waar mogelijk vermindert.
Voor dit bestemmingsplan zijn de zoekgebieden ten zuiden van Nunspeet en rondom Vierhouten van belang. In dit bestemmingsplan is de bestaande situatie vastgelegd. Eventuele uitbreidingen en ontwikkelingen in de zoekgebieden zijn niet in dit bestemmingsplan meegenomen. De begrenzing van de terreinen is afgestemd op de bestaande situatie. Binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2010 zijn voor de betreffende recreatieterreinen in het zoekgebied uitbreidingsmogelijkheden opgenomen.
2.2.1.3 Streekplanuitwerking Nationale Landschappen
Het Nationaal Landschap Veluwe beslaat vrijwel het gehele gebied tussen de Randmeerkust, de IJssel en de Nederrijn. Het omvat de provinciale waardevolle landschappen Noordelijke IJsselvallei, Oosterwolde - Oldebroek, Randmeerkust, Veluwemassief, Wiggen Oost-Veluwe/Beekbergen en Loenen, Zuidelijke IJsselvallei en IJsseluiterwaarden. Deze waardevolle landschappen vertegenwoordigen samen het geheel van Veluwe en de omringende flanken van de Veluwe. In een deel van deze gebieden liggen opgaven die goed bij het Nationaal Landschap passen, zoals ecologische poorten, stedelijke uitloopgebieden. Andere delen zijn toegevoegd als afrondingen.
In de Nota Ruimte is de globale begrenzing van de Nationale Landschappen aangegeven. In deze Streekplanuitwerking is de definitieve begrenzing vastgesteld. In de Nationale Landschappen is het ruimtelijk beleid uit het streekplan van toepassing. De Nationale Landschappen vallen voor een groot deel samen met de waardevolle landschappen, waarin het ja, mits beleid geldt. Bovendien geldt dat in de EHS en waardevolle open gebieden binnen de waardevolle landschappen een nee, tenzij beleid geldt; het nee, tenzij beleid is daar leidend. Het ja, mits beleid en nee, tenzij beleid is uitgewerkt in de Streekplanuitwerking kernkwaliteiten EHS en kernkwaliteiten waardevolle landschappen. In de gebieden die niet tot de waardevolle landschappen maar wel tot de Nationale Landschappen behoren geldt bovengenoemd beleid strikt genomen niet. Bij de definitieve begrenzing is ervoor gekozen om de 'gaten' tussen de verschillende waardevolle landschappen op te nemen in het Nationale landschap. In onderstaande figuur is de begrenzing van het Nationale Landschap weergegeven. Met een blauwe lijn is de grens van de gemeente Nunspeet aangegeven. De gemeente ligt in haar geheel in het Nationale Landschap.
Figuur 3 Begrenzing nationaal landschap Veluwe (www.nationalelandschappen.nl)
Het streekplan geeft aan dat de provincie bij het omgaan met kernkwaliteiten de ontwerpende benadering wil bevorderen. Daarom vraagt de provincie aan gemeenten om bij voorgenomen activiteiten in Waardevolle landschappen deze benadering te (laten) toepassen, om te kunnen komen tot een goed oordeel over de wenselijkheid van deze activiteiten. Als toelichting hierop dient de volgende passage die ook in het Landschapsboek ten behoeve van een ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie is opgenomen.
‘De ontwerpende benadering gaat uit van een vooraf nadenken over de plek en over de inrichting ervan. In het maken van een ontwerp worden de ruimtelijke ingrepen afgestemd op de kenmerken van de omgeving. De ontwerpende benadering kent drie schaalniveaus:
- Het niveau van locatiekeuze: waar past een ontwikkeling het beste in de omgeving en op welke wijze?
- Het niveau van het terrein: situering, ontwerp en inrichting van de diverse gebruiksvormen in het terrein en ten opzichte van elkaar.
- Het niveau van de functie: de vormgeving van een object of gebruiksvorm.
De intensiteit en omvang van de ontwerpende benadering zijn afhankelijk van de aard van de ingreep en de omgeving ervan. Dit alles hoeft niet te betekenen dat er altijd zware nieuwe verantwoordingsverplichtingen voor initiatiefnemer en/of gemeenten ontstaan, en/of dat er een nieuwe landschapsanalyse gemaakt moet worden. Bestaand materiaal, zoals een actueel bestemmingsplan / LOP, kan voldoende basis zijn om tot gemotiveerde keuzes te komen. De bruikbaarheid van bestaand materiaal wordt ook bepaald door de aard en schaal van de ruimtelijke ingreep. De provincie verplicht zich om het omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten te faciliteren. Dat doet ze door intensieve planbegeleiding, zowel bij algemene planvorming zoals die van hernieuwde bestemmingsplannen buitengebied, als bij planherzieningen als gevolg van particuliere initiatieven. De bij de provincie beschikbare kennis zal daarbij actief worden ingebracht. De provincie wil meedenken met projecten en initiatieven en eraan bijdragen dat deze in kwaliteitstermen, ontleend aan deze Streekplanuitwerking, het Landschapsboek en ander relevant materiaal, zo goed mogelijk gerealiseerd worden.
Binnen het plangebied liggen de volgende provinciale waardevolle landschappen: Noordelijke IJsselvallei, Oosterwolde - Oldebroek, Randmeerkust, Veluwemassief, Wiggen Oost-Veluwe/Beekbergen en Loenen, Zuidelijke IJsselvallei en IJsseluiterwaarden. In de bijlage Kernkwaliteiten waardevolle landschappen zijn de waarden per landschap nader uitgewerkt.
Bij de beantwoording van de vraag of door voorgenomen activiteiten in Waardevolle landschappen de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt, spelen niet alleen de aard, omvang en locatie van de activiteit een rol, maar ook de vorm die wordt voorgestaan , zoals plaatsing en vormgeving van gebouwen en aanleg van groenstructuren. Daarom dienen gemeenten in hun Wro-plannen een expliciete verantwoording op te nemen van het omgaan met kernkwaliteiten. Het gaat hierbij om locatiekeuzen en ook om keuzen over inrichting van het plangebied: hoe zijn deze tot stand gekomen in relatie tot de kernkwaliteiten? Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe het ontwerp tot stand is gekomen in relatie tot de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en karakter en omvang van de activiteit.
Bij het omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten in Waardevolle landschappen zijn er drie verschillende situaties met bijbehorende hoofdafwegingen voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven en bepalingen over wat de provincie van gemeenten vraagt.
Dit bestemmingsplan is primair conserverend van aard Er wordt binnen de bestaande functies beperkte ontwikkelingsruimte geboden. Op het moment dat (beperkte) ontwikkelingen plaats vinden moeten die worden getoetst aan het beleid uit de Streekplanuitwerking, zoals dat hierboven is weergegeven.
Versterking van de ruimtelijke kwaliteit is uitgangspunt voor het Gelderse ruimtelijk beleid. Eén zo’n ruimtelijke kwaliteit die provinciaal van belang is, is de natuur. Het ruimtelijk beleid draagt bij aan de bescherming en de ontwikkeling van de natuur, onder andere door beoordeling van ruimtelijke ontwikkelingen aan het streekplan. Om deze bescherming vorm te geven, geldt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de ruggengraat van het natuurbeleid, de “nee, tenzij”- benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om zorgvuldige ruimtelijke afwegingen te kunnen maken, is het belangrijk om te weten wat de te beschermen wezenlijke kenmerken en waarden van een bepaald gebied zijn. In deze Streekplanuitwerking worden deze wezenlijke kenmerken en waarden voor de Gelderse natuur gespecificeerd en onderscheiden in kernkwaliteiten en omgevingscondities. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de opdracht van het Rijk aan de provincie in de Nota Ruimte om de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS te beschrijven. Het doel van deze Streekplanuitwerking is de ruimtelijke regeling van behoud en ontwikkeling van de door de provincie gewenste natuurkwaliteit in de EHS. Enerzijds gebeurt dit door plantoetsing, anderzijds via planbegeleiding.
Voor de Veluwe worden de volgende kernkwaliteiten benoemd:
Voor de Randmeerkust worden de volgende kernkwaliteiten benoemd:
Gedeputeerde Staten beschouwen een ruimtelijke ingreep waarvoor een bestemmingsplan moet worden aangepast als een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities wanneer deze kan leiden tot de volgende effecten:
Gedeputeerde Staten maken op bovenstaande een uitzondering voor ondergeschikte uitbreidingen van bestaande functies wanneer deze uitbreidingen een gering effect hebben op bovenstaande kernkwaliteiten en omgevingscondities. De beoordeling of een ontwikkeling van groot openbaar belang is, vindt plaats door GS. Bij de beoordeling hanteren Gedeputeerde Staten de volgende uitgangspunten:
Voor Natura 2000-gebieden geldt een ander afwegingskader. In deze gebieden moet er sprake zijn van dwingende redenen van groot openbaar belang. De beoordeling hiervan ligt, afhankelijk van de ingreep, bij Gedeputeerde Staten of bij de Minister van ELI.
De ontwikkelingsmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt zijn beperkt. Het gaat om perceelsgebonden ontwikkelingen. Op het moment dat gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, moet aan bovenstaande punten worden getoetst.