direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: RECREATIETERREINEN 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01052-vg02

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan geeft de beleidskaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in de komende 10 jaar. Het geeft de beleidskaders op hoofdlijnen voor de komende jaren weer. De provincie wil meer ruimtelijke ontwikkelingen in regionaal verband afstemmen. Het Streekplan is op een aantal onderdelen verder uitgewerkt in Streekplanuitwerkingen (EHS, Nationale en waardevolle landschappen en Krimp en Groei). Op de verschillende uitwerkingen wordt verderop in dit hoofdstuk nader ingegaan.

Op de Beleidskaart ruimtelijke structuur zijn het groen-blauwe (natuur, landschap, water) raamwerk, de concentratiegebieden voor de rode (stedelijke) functies, het multifunctionele gebied en hierbinnen de EHS-gebieden en de waardevolle open gebieden aangegeven. In het groenblauwe raamwerk ligt het beleidsaccent op het beschermen en versterken van aanwezige kwetsbare waarden en belangen. In het rode raamwerk ligt het accent op ontwikkelingsbeleid in de sfeer van stedelijke functies en intensieve land- en tuinbouwteelten. Naast de twee raamwerken zijn multifunctionele gebieden onderscheiden. Deze gebieden maken geen onderdeel uit van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur. Vooral voor deze gebieden is het provinciale beleid globaal en beperkt

Vrijwel alle recreatiegebieden in de gemeente Nunspeet vallen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). In de EHS-gebieden geldt de “nee, tenzij”-benadering. Deze “nee, tenzij”-benadering houdt in dat een bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van dat gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

2.2.1.1 Uitgangspunten recreatie en toerisme

Ten aanzien van de ontwikkeling van recreatie en toerisme op de Veluwe is in het streekplan een aantal uitgangspunten geformuleerd. Hieronder worden het groei- en krimpscenario en de voorwaarden voor recreatiewoningen en stacaravans en overige verblijfsrecreatieve voorzieningen besproken.

Groei- en krimpscenario

Ten aanzien van de mogelijke ontwikkelingen van verblijfsrecreatie op het Veluwemassief (in het Reconstructieplan Veluwe Centraal Veluws Natuurgebied (CVN) genoemd) geldt een specifiek beleid. Dit zogenaamde Groei- en krimpscenario is ontwikkeld in het kader van de Nota Veluwe 2010 en uitgewerkt in het Reconstructieplan Veluwe. Dit scenario gaat uit van een betere ruimtelijke afstemming op het Veluwemassief van recreatie en natuur om zo een kwaliteitsslag voor beiden te kunnen maken. Hoofdlijn van dit scenario is enerzijds het toestaan van groei (ontwikkelingsmogelijkheden) aan recreatiebedrijven op -vanuit natuuroverwegingen- minder kwetsbare plekken en anderzijds krimp (saneren) van recreatiebedrijven, die vanuit natuuroverwegingen ongunstig gelegen zijn.

Het Groei- en krimpscenario gaat uit van de volgende inhoudelijke hoofdlijnen:

  • Groei en krimp houden elkaar in evenwicht; het Groei- en krimpscenario leidt per saldo tot nul-groei in hectares verblijfsrecreatie op het Veluwemassief.
  • Op een beleidskaart is de begrenzing van het krimpgebied verblijfsrecreatie aangegeven. Groei vindt plaats binnen de aangegeven zoekgebieden voor recreatieclusters van bedrijven.
  • Voorwaarde is dat de betreffende uitbreiding of omzetting past in de ontwikkelingsvisie die voor het gehele zoekgebied is opgesteld.
  • Groei wordt ingezet voor toeristische verblijfsrecreatie.
  • Groei wordt ingezet voor kwaliteitsverbetering van de bedrijven en de aanwezige natuur.
  • Terreinen, waar permanente bewoning plaatsvindt, worden uitgesloten van groei.
  • Krimp wordt in eerste instantie gezocht in de in het scenario aangegeven solitaire bedrijven.
  • Krimp vindt plaats via sanering van bedrijven of via uitplaatsing naar de aan de Veluwe grenzende gebieden.
  • In krimpgebieden worden de planologische rest- en omwisselcapaciteiten gesaneerd; in het kader van het Groei- en krimpscenario is sprake van een specifieke toepassing van het regime van bos- en natuurcompensatie. Daarbij vindt de fysieke compensatie voor de groei plaats in de vorm van realisering van de krimplocaties; hierbij wordt uitgegaan van 100% compensatie, in plaats van de gebruikelijke 120, 130 of 140%.

Buiten de zoekgebieden is op het Veluwemassief sprake van het krimpgebied. Het beleid is hier primair gericht op ontwikkeling van natuur en landschap en krimp van verblijfsrecreatie: extensivering, sanering of eventueel verplaatsing van de aanwezige verblijfsrecreatie. Voor terreinen die niet gekrompen (kunnen) worden zijn er mogelijkheden voor optimalisatie van de ruimtelijke inrichting door middel van herstructurering. Ontwikkelingen gericht op uitbreiding in oppervlakte of omzetting naar recreatiewoningen zijn evenwel uitgesloten. Krimp zal op basis van vrijwilligheid plaatsvinden. Voor de groeigebieden zijn clustervisies opgesteld. In kwantitatieve zin wordt gestreefd naar 100 hectare krimpen en 100 hectare groeien.

Binnen de zoekgebieden (recreatieclusters ) gelden de volgende aandachtspunten:

  • Versterken van de ruimtelijke kwaliteit door aandacht voor de gebruikswaarde, belevingswaarde en de toekomstwaarde van het landschap.
  • Zorgvuldige inpassing en behoud van cultuurhistorische bebouwing, en historische landschapselementen.
  • Zorgvuldige inpassing en behoud van bekende en te verwachten archeologische waarden.
  • Aandacht voor donkertebescherming: ontwikkelingen dienen geen toename te geven in de opwaartse lichtuitstoot.

Voor de zoekgebieden zijn clustervisies uitgewerkt. In de gemeente Nunspeet zijn deze gemaakt voor de groeigebieden bij Vierhouten en Nunspeet. De clustervisies leiden niet tot nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan.

Recreatiewoningen, stacaravans

Terreinen met recreatiewoningen dienen gezien hun aard en functie een aan de omgeving aangepast karakter te hebben. Om dit te waarborgen zijn richtlijnen ten aanzien van oppervlakte en bouwvolume gesteld; er wordt een maximummaat toegestaan van 75 m2 en 300 m3. Uitbreidingen of nieuwvestiging van terreinen voor recreatiewoningen of stacaravans kunnen alleen worden toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein, vastgelegd in het bestemmingsplan. Hieronder wordt verstaan, het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht) verblijfsmogelijkheden worden geboden. Voor recreatiewoningen geldt als nadere eis dat deze slechts mogen worden opgericht en gebruikt voor de verhuur ten behoeve van wisselend gebruik. Bij nieuwe initiatieven (alleen in groeigebieden mogelijk) voor complexen van recreatiewoningen dienen eerst bestaande planologische restcapaciteiten binnen de regio te worden betrokken alvorens nieuwvestiging of uitbreiding aan de orde is. Verder biedt de recent vastgestelde Ruimtelijke verordening mogelijkheden om de maximale maten van een recreatiewoning te vergroten. In het bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om hieraan tegemoet te kunnen komen.

Gebruiksvoorwaarden verblijfsrecreatievoorzieningen

Onrechtmatig gebruik van recreatieverblijven (“permanente bewoning”) is ongewenst. De primaire verantwoordelijkheid bij het voorkomen en bestrijden hiervan ligt bij de gemeenten. Adequaat en het eenduidig bestemmen van de functies kunnen daar deels in voorzien. In bestaande situaties kan de gemeente een einde maken aan het onrechtmatig gebruik van deze voorzieningen. Indien handhaving van het recreatieve gebruik niet mogelijk is gebleken, dan moet volstaan worden met een persoonsgebonden gedoogbeschikking voor de huidige hoofdgebruikers tot het moment dat de recreatiewoning wordt verlaten. Nadat er een einde is gekomen aan deze persoonsgebonden gedoogsituatie dient de woning weer vrij te komen voor de verhuur-recreatiemarkt. Legalisatie - omzetting van recreatiewoningen naar reguliere woningen is conform het huidige provinciale beleid niet mogelijk.

Stiltegebieden

De Veluwe kent een aantal stiltegebieden en is voor het overige aangemerkt als stiltebeleidsgebied. In de stiltegebieden geldt de akoestische streefwaarde van 40 dB(A) als 24-uursgemiddelde geluidbelasting. In de stiltebeleidsgebieden vormt de akoestische nulsituatie het ijkpunt waaraan de ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst.

2.2.1.2 Streekplanuitwerking Krimp en Groei

Het beleid uit het Streekplan is in de Streekplanuitwerking Krimp en Groei verder uitgewerkt met het doel te komen tot uitvoering van de beleidsvoornemens. In de Streekplanuitwerking zijn onder meer de procedurele stappen, de rol van de gemeente en de kaders (natuurtoets, landschapswaarden, hectareboekhouding) voor de recreatieclusters beschreven. In onderstaande figuur is een fragment van de kaart met de definitieve begrenzingen van de groeiclusters opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01052-vg02_0002.png"

Figuur 2 Fragment kaart Streekplanuitwerking Groei en krimp

Het voorgenomen beleid is getoetst in een milieueffectrapportage (PlanMER), omdat er mer(beoordelings)plichtige activiteiten mogelijk worden gemaakt en een zogenaamde Passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet vereist is. De conclusie uit de MER is dat er effecten op Natura2000 en milieuaspecten zullen zijn. Omdat in de Krimp & Groei-regeling regels zijn opgenomen voor de hectareboekhouding en natuureffectenboekhouding is er geen sprake van significante effecten.

Om de recreatieve invloed te beperken is in het kader van het project Groei & Krimp onder meer de natuureffectboekhouding opgesteld. Deze beleidslijn heeft als uitgangspunt dat de totale verstoring door verblijfsrecreatie in het Natura 2000-gebied Veluwe minimaal hetzelfde blijft en waar mogelijk vermindert.

Voor dit bestemmingsplan zijn de zoekgebieden ten zuiden van Nunspeet en rondom Vierhouten van belang. In dit bestemmingsplan is de bestaande situatie vastgelegd. Eventuele uitbreidingen en ontwikkelingen in de zoekgebieden zijn niet in dit bestemmingsplan meegenomen. De begrenzing van de terreinen is afgestemd op de bestaande situatie. Binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2010 zijn voor de betreffende recreatieterreinen in het zoekgebied uitbreidingsmogelijkheden opgenomen.

2.2.1.3 Streekplanuitwerking Nationale Landschappen

2.2.1.3 Streekplanuitwerking Nationale Landschappen

Het Nationaal Landschap Veluwe beslaat vrijwel het gehele gebied tussen de Randmeerkust, de IJssel en de Nederrijn. Het omvat de provinciale waardevolle landschappen Noordelijke IJsselvallei, Oosterwolde - Oldebroek, Randmeerkust, Veluwemassief, Wiggen Oost-Veluwe/Beekbergen en Loenen, Zuidelijke IJsselvallei en IJsseluiterwaarden. Deze waardevolle landschappen vertegenwoordigen samen het geheel van Veluwe en de omringende flanken van de Veluwe. In een deel van deze gebieden liggen opgaven die goed bij het Nationaal Landschap passen, zoals ecologische poorten, stedelijke uitloopgebieden. Andere delen zijn toegevoegd als afrondingen.

In de Nota Ruimte is de globale begrenzing van de Nationale Landschappen aangegeven. In deze Streekplanuitwerking is de definitieve begrenzing vastgesteld. In de Nationale Landschappen is het ruimtelijk beleid uit het streekplan van toepassing. De Nationale Landschappen vallen voor een groot deel samen met de waardevolle landschappen, waarin het ja, mits beleid geldt. Bovendien geldt dat in de EHS en waardevolle open gebieden binnen de waardevolle landschappen een nee, tenzij beleid geldt; het nee, tenzij beleid is daar leidend. Het ja, mits beleid en nee, tenzij beleid is uitgewerkt in de Streekplanuitwerking kernkwaliteiten EHS en kernkwaliteiten waardevolle landschappen. In de gebieden die niet tot de waardevolle landschappen maar wel tot de Nationale Landschappen behoren geldt bovengenoemd beleid strikt genomen niet. Bij de definitieve begrenzing is ervoor gekozen om de 'gaten' tussen de verschillende waardevolle landschappen op te nemen in het Nationale landschap. In onderstaande figuur is de begrenzing van het Nationale Landschap weergegeven. Met een blauwe lijn is de grens van de gemeente Nunspeet aangegeven. De gemeente ligt in haar geheel in het Nationale Landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01052-vg02_0003.png"

Figuur 3 Begrenzing nationaal landschap Veluwe (www.nationalelandschappen.nl)

2.2.1.4 Streekplanuitwerking Waardevolle landschappen

Het streekplan geeft aan dat de provincie bij het omgaan met kernkwaliteiten de ontwerpende benadering wil bevorderen. Daarom vraagt de provincie aan gemeenten om bij voorgenomen activiteiten in Waardevolle landschappen deze benadering te (laten) toepassen, om te kunnen komen tot een goed oordeel over de wenselijkheid van deze activiteiten. Als toelichting hierop dient de volgende passage die ook in het Landschapsboek ten behoeve van een ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie is opgenomen.

‘De ontwerpende benadering gaat uit van een vooraf nadenken over de plek en over de inrichting ervan. In het maken van een ontwerp worden de ruimtelijke ingrepen afgestemd op de kenmerken van de omgeving. De ontwerpende benadering kent drie schaalniveaus:

- Het niveau van locatiekeuze: waar past een ontwikkeling het beste in de omgeving en op welke wijze?

- Het niveau van het terrein: situering, ontwerp en inrichting van de diverse gebruiksvormen in het terrein en ten opzichte van elkaar.

- Het niveau van de functie: de vormgeving van een object of gebruiksvorm.

De intensiteit en omvang van de ontwerpende benadering zijn afhankelijk van de aard van de ingreep en de omgeving ervan. Dit alles hoeft niet te betekenen dat er altijd zware nieuwe verantwoordingsverplichtingen voor initiatiefnemer en/of gemeenten ontstaan, en/of dat er een nieuwe landschapsanalyse gemaakt moet worden. Bestaand materiaal, zoals een actueel bestemmingsplan / LOP, kan voldoende basis zijn om tot gemotiveerde keuzes te komen. De bruikbaarheid van bestaand materiaal wordt ook bepaald door de aard en schaal van de ruimtelijke ingreep. De provincie verplicht zich om het omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten te faciliteren. Dat doet ze door intensieve planbegeleiding, zowel bij algemene planvorming zoals die van hernieuwde bestemmingsplannen buitengebied, als bij planherzieningen als gevolg van particuliere initiatieven. De bij de provincie beschikbare kennis zal daarbij actief worden ingebracht. De provincie wil meedenken met projecten en initiatieven en eraan bijdragen dat deze in kwaliteitstermen, ontleend aan deze Streekplanuitwerking, het Landschapsboek en ander relevant materiaal, zo goed mogelijk gerealiseerd worden.

Binnen het plangebied liggen de volgende provinciale waardevolle landschappen: Noordelijke IJsselvallei, Oosterwolde - Oldebroek, Randmeerkust, Veluwemassief, Wiggen Oost-Veluwe/Beekbergen en Loenen, Zuidelijke IJsselvallei en IJsseluiterwaarden. In de bijlage Kernkwaliteiten waardevolle landschappen zijn de waarden per landschap nader uitgewerkt.

Bij de beantwoording van de vraag of door voorgenomen activiteiten in Waardevolle landschappen de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt, spelen niet alleen de aard, omvang en locatie van de activiteit een rol, maar ook de vorm die wordt voorgestaan , zoals plaatsing en vormgeving van gebouwen en aanleg van groenstructuren. Daarom dienen gemeenten in hun Wro-plannen een expliciete verantwoording op te nemen van het omgaan met kernkwaliteiten. Het gaat hierbij om locatiekeuzen en ook om keuzen over inrichting van het plangebied: hoe zijn deze tot stand gekomen in relatie tot de kernkwaliteiten? Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe het ontwerp tot stand is gekomen in relatie tot de omgeving van het plangebied, het plangebied zelf en karakter en omvang van de activiteit.

Bij het omgaan met landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten in Waardevolle landschappen zijn er drie verschillende situaties met bijbehorende hoofdafwegingen voor de beoordeling van ruimtelijke initiatieven en bepalingen over wat de provincie van gemeenten vraagt.

  • A. Waardevol landschap - geen EHS, geen Waardevol open gebied
    Voor de (delen van) Waardevolle landschappen die niet in de EHS en/of Waardevolle open gebieden liggen, geldt het “ja, mits”-regime: activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. Dat betekent dat ontwikkelingen van allerlei aard mogelijk zijn, waarbij overigens wel geldt dat deze landschappen zich niet lenen voor grootschalige verstedelijking.
    Wanneer één van de in het geding zijnde kernkwaliteiten wordt aangetast, maar andere kernkwaliteiten worden versterkt, en er over het geheel genomen sprake is van versterking van de kernkwaliteiten, kan dit acceptabel zijn.

  • B. Waardevol landschap - samenvallend met EHS
    Hier geldt het “nee, tenzij”-regime vanwege de samenloop met de EHS. Dat wil zeggen dat aantasting van de kernkwaliteiten niet mogelijk is tenzij er een groot maatschappelijk belang aan de orde is en er geen alternatieven elders zijn. Is er sprake van een groot maatschappelijk belang en ontbreken alternatieven elders, dan kan de activiteit plaatsvinden op voorwaarde van compensatie van de landschapskwaliteiten buiten het deel van het Waardevol landschap dat samenvalt met de EHS. Op niveau van het Waardevol landschap dient er daarbij sprake te zijn van behoud of versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.

  • C. Waardevol open gebied - binnen Waardevol landschap
    De Waardevolle open gebieden van het streekplan liggen alle binnen Waardevolle landschappen. Hier geldt "nee" voor ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, en "nee, tenzij" voor ruimtelijke ingrepen die de openheid niet aantasten maar eventueel wel andere kernkwaliteiten. In dat laatste geval kan compensatie aan de orde zijn zoals onder B. is omschreven. Uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aansluitend op het bestaande bouwperceel is mogelijk; gaat het hierbij om een omvangrijke uitbreiding, dan is een beeldkwaliteitsplan of beeldkwaliteits paragraaf in het ruimtelijke plan vereist.

Dit bestemmingsplan is primair conserverend van aard Er wordt binnen de bestaande functies beperkte ontwikkelingsruimte geboden. Op het moment dat (beperkte) ontwikkelingen plaats vinden moeten die worden getoetst aan het beleid uit de Streekplanuitwerking, zoals dat hierboven is weergegeven.

2.2.1.5 Streekplanuitwerking kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur

Versterking van de ruimtelijke kwaliteit is uitgangspunt voor het Gelderse ruimtelijk beleid. Eén zo’n ruimtelijke kwaliteit die provinciaal van belang is, is de natuur. Het ruimtelijk beleid draagt bij aan de bescherming en de ontwikkeling van de natuur, onder andere door beoordeling van ruimtelijke ontwikkelingen aan het streekplan. Om deze bescherming vorm te geven, geldt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de ruggengraat van het natuurbeleid, de “nee, tenzij”- benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om zorgvuldige ruimtelijke afwegingen te kunnen maken, is het belangrijk om te weten wat de te beschermen wezenlijke kenmerken en waarden van een bepaald gebied zijn. In deze Streekplanuitwerking worden deze wezenlijke kenmerken en waarden voor de Gelderse natuur gespecificeerd en onderscheiden in kernkwaliteiten en omgevingscondities. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de opdracht van het Rijk aan de provincie in de Nota Ruimte om de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS te beschrijven. Het doel van deze Streekplanuitwerking is de ruimtelijke regeling van behoud en ontwikkeling van de door de provincie gewenste natuurkwaliteit in de EHS. Enerzijds gebeurt dit door plantoetsing, anderzijds via planbegeleiding.

Voor de Veluwe worden de volgende kernkwaliteiten benoemd:

  • Het grootschalige samenhangende bos- en natuurgebied waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is, waarbinnen natuurlijke processen zoveel mogelijk ongestoord verlopen, en waarbinnen het beheer optimaal is afgestemd op de gevarieerde natuurdoelstellingen. Hierbij is zowel ruimte voor grote eenheden natuur en natuurbos als voor meer 'beheerde' natuur: multifunctioneel bos, heide, vennen en stuifzanden en de daarbij behorende flora en fauna.
  • De verbinding van de Veluwe met de IJsselvallei, Rijnuiterwaarden, Gelderse Vallei en Randmeerkust via de toekomstige poorten en robuuste verbindingen (zoals de Hierdense Poort). Planten en dieren kunnen zich ongestoord verplaatsen binnen deze poorten. In de poorten kunnen de abiotische processen op de overgang van de Veluwe en de lage randgebieden zo veel mogelijk ongestoord verlopen.
  • De landschappelijke, hydrologische en ecologische samenhang binnen het stroomgebied van de Hierdense beek met infiltratie- en kwelgebieden, met moerassen, natte schraallanden, natte heide, bloemrijke graslanden en kruidenrijke akkers en bossen.
  • De verwevenheid en het samengaan van cultuurhistorie en natuur in onder andere landgoederen, sprengen, oude landbouwenclaves, grafheuvels en hakhoutbossen.
  • De beken, sprengen en beekdalen op de flanken van de Veluwe met hun hydrologische en landschappelijke samenhang met hun omgeving.

Voor de Randmeerkust worden de volgende kernkwaliteiten benoemd:

  • De droog-nat en voedselarm-rijk gradiënt vanaf de Veluwe tot aan de randmeren en het samenhangend systeem van infiltratie op de Veluwe en kwel in de overgangszone en de Randmeerkust, tussen Harderwijk en Elburg met de daarbij behorende hoge waarden van en potenties voor beken, kwelafhankelijke vegetaties (natte schrale graslanden) en weidevogels.
  • De openheid en hoge waterstanden in Arkemheen, van de veen- en kleigebieden tussen Harderwijk en Elburg, in polder Oosterwolde en bij Dasselaar en de daarvan afhankelijke weidevogels.
  • De relatie tussen de randmeren (slaapplaats) en open veen- en kleigebieden langs de randmeerkust (foerageergebied) voor ganzen, zwanen en eenden.
  • De samenhang die de randmeerkust heeft met andere gebieden in de nationale natte as van water- en moerasgebieden met aan (riet)moeras gebonden soorten.
  • De strandwallen langs de randmeren met de daarbij behorende droge (stroomdal)graslanden en struwelen.
  • De (potentiële) uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren tussen de Veluwe en het Randmeer, in de nog weinig bebouwde delen van de Veluwerand, in het bijzonder de Hierdense poort.

Gedeputeerde Staten beschouwen een ruimtelijke ingreep waarvoor een bestemmingsplan moet worden aangepast als een significante aantasting van kernkwaliteiten en omgevingscondities wanneer deze kan leiden tot de volgende effecten:

  • Een vermindering van areaal en kwaliteit van bestaande natuur-, bos- en landschapselementen en gebieden die aangewezen voor nieuwe natuur en agrarische natuur.
  • Een vermindering van de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren in verbindingszones en tussen de verschillende leefgebieden in de overige delen van de EHS. In het bijzonder de vrije verplaatsing van herten en wilde zwijnen binnen het gehele bos- en natuurgebied van de Veluwe
  • Een vermindering van de kwaliteit van het leefgebied van alle soorten waarvoor conform de Flora en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing vereist is en als zodanig worden genoemd in de AmvB Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora en Faunawet.
  • Een vermindering van het areaal van de grote natuurlijke eenheden (aaneengeslotenheid).
  • Een belemmering voor het verloop van natuurlijke processen in de grote eenheden.
  • Een verstoring van de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van HEN-wateren.
  • Een verandering van de grond- en oppervlaktewater-omstandigheden (kwaliteit en kwantiteit) die de voor de natuurdoeltypen gewenste grond- en oppervlaktewater situatie (verder) aantast.
  • Een verhoging van de niet gebiedseigen geluidsbelasting in stiltebeleidsgebieden en stiltegebieden (in geval de norm van 40 decibel wordt overschreden).

Gedeputeerde Staten maken op bovenstaande een uitzondering voor ondergeschikte uitbreidingen van bestaande functies wanneer deze uitbreidingen een gering effect hebben op bovenstaande kernkwaliteiten en omgevingscondities. De beoordeling of een ontwikkeling van groot openbaar belang is, vindt plaats door GS. Bij de beoordeling hanteren Gedeputeerde Staten de volgende uitgangspunten:

  • 1. Alleen belangen die op langere termijn nog steeds aanwezig zijn, kunnen van groot openbaar belang zijn;
  • 2. Bij groot openbaar belang gaat het niet om belangen van één of enkele individuen.

Voor Natura 2000-gebieden geldt een ander afwegingskader. In deze gebieden moet er sprake zijn van dwingende redenen van groot openbaar belang. De beoordeling hiervan ligt, afhankelijk van de ingreep, bij Gedeputeerde Staten of bij de Minister van ELI.

De ontwikkelingsmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt zijn beperkt. Het gaat om perceelsgebonden ontwikkelingen. Op het moment dat gebruik wordt gemaakt van de afwijkingsmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, moet aan bovenstaande punten worden getoetst.