direct naar inhoud van 5.3 Landbouw
Plan: BUITENGEBIED 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01045-vg04

5.3 Landbouw

5.3.1 Algemeen

Nunspeet kent een bloeiende agrarische sector die net als in andere gemeenten te maken heeft met allerlei ontwikkelingen. Schaalvergroting in de landbouw gaat door, boeren moeten voldoen aan landelijke en Europese regelgeving en moeten steeds vaker concurreren met de wereldmarkt. Een andere ontwikkeling is die van de plattelandsontwikkeling, boeren spelen in op wensen van burgers met een zorg- of recreatietak op de boerderij. Daarnaast speelt ook vergrijzing hier een rol.

Om daarop te anticiperen, stimuleert de gemeente Nunspeet agrariërs die op verantwoorde wijze willen doorgaan en zoekt de gemeente samen met stoppende boeren naar oplossingen en alternatieven. Dit betekent dat er ruimte wordt geboden voor verschillende vormen van verbreding en verdieping van de landbouw en van functieverandering. Het alternatief is het ontplooien van passende nevenactiviteiten in de sfeer van streekgeïnspireerde werkgelegenheid.

Landbouwgebieden

De landbouwgebieden zijn goed verkaveld en ingericht voor de landbouw. Dit zijn gebieden waar weinig (bijzondere) landschappelijke en natuurlijke waarden voorkomen. Over het algemeen zijn de grote(re) landbouwbedrijven in deze gebieden gevestigd en komt er relatief weinig (woon)bebouwing voor. De gronden zijn vaak grootschalig verkaveld en kunnen efficiënt worden ingericht voor de landbouw. Binnen deze gebiedsbestemming zijn de agrarische belangen in principe leidend.

Agrarische gronden en agrarische bedrijven

Er is onderscheid gemaakt in de agrarische gronden (bestemming "Agrarisch") en de agrarische bedrijven.

De bestaande reële agrarische bedrijven hebben de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" gekregen. Voor een aantal specifieke vormen van agrarische bedrijvigheid zijn specifieke bestemmingen opgenomen: “Agrarisch - Kwekerij” (boomkwekerijen) en “Agrarisch - Paardenhouderij” (voor bedrijfsmatige paardenhouderijen). Voordeel hiervan is dat de bouw- en gebruiksbepalingen toegespitst kunnen worden op deze vormen van bedrijvigheid.

Uitgangspunt van een agrarisch bestemmingsvlak is het bieden van bouwmogelijkheden ten behoeve van het reële agrarisch bedrijf. Er mag gebouwd worden ten behoeve van het agrarisch bedrijf: dus een veestal, een werktuigenberging of een silo. Voor bijgebouwen bij de bedrijfswoning geldt een eigen regeling. Een reëel agrarisch bedrijf hoeft overigens geen volwaardig bedrijf te zijn. Een kleiner bedrijf kan ook een behoorlijke arbeidsinspanning vragen en/of voldoende inkomsten bieden dat er sprake is van een reëel inkomen (ook als er nog een baan in loondienst naast het bedrijf is). Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld bedrijven die nog in opbouw zijn of aan het afbouwen zijn. In de volgende paragrafen wordt nader ingegaan op bovenstaande.

5.3.2 Omvang en vorm van bestemmingsvlak

De grootte en de vorm van de agrarisch bestemmingsvlakken zijn in overleggen met de individuele ondernemers besproken. Tijdens deze overleggen zijn de bestemmingsvlakken ingetekend op de luchtfoto. Op deze manier is getracht zo veel mogelijk tegemoet te komen aan de individuele wensen van de agrariërs. Er is dan ook geen standaardmaat voor de bestemmingsvlakken toegepast. Bij het toekennen van de bestemmingsvlakken is gekeken naar 'natuurlijke' grenzen, zoals een sloot, houtwal of afstand tot aangrenzende bebouwing en naar de afzonderlijke situatie per bedrijf: zijn er bijvoorbeeld nog wensen en mogelijkheden om te groeien?.

Binnen de bestemming “Agrarisch - Kwekerij” en “Agrarisch – Paardenhouderij” zijn bouwvlakken opgenomen. Omdat deze bedrijven vaak een groter oppervlak gebruiken dan een veehouderij is het bestemmingsvlak groter ingetekend. Een (groot) deel van het bestemmingsvlak wordt gebruikt voor andere- bouwwerken zoals paardenbakken, longeerruimtes en tunnelkassen. Deze voorzieningen vallen buiten het bouwvlak maar wel binnen het bestemmingsvlak omdat ze wel onderdeel uitmaken van het bedrijf. Het bestemmingsvlak bevat dus het bouwvlak waar binnen de bebouwing is gesitueerd en de gronden met voorzieningen.

5.3.3 Kwekerijen

Om de landschappelijke en/of natuurlijke waarden te beschermen zijn een aantal beperkingen opgelegd aan de toegestane typen bedrijvigheid. Zo zijn het boomkwekerij-, sierteelt- en het fruitteeltbedrijf alleen toegestaan na afwijking en als het bedrijf grenst aan de gebiedsbestemming "Agrarisch" (zonder de dubbelbestemmingen "Waarde - Open gebied", "Waarde – Reliëf" of “Waarde – Oude cultuurgronden”). Boom- en sierkwekerijen en fruitteeltbedrijven zorgen voor een verdichting van het landschap, waardoor uitzichten verdwijnen, en worden vaak intensief gebruikt (egaliseren, containerteelt, mest- en bestrijdingsmiddelen). Door deze landschappelijke en milieueffecten zijn deze bedrijven niet gewenst in deze gebieden met landschappelijke waarden.

5.3.4 Intensieve veehouderijen

De regeling voor intensieve veehouderijen is grotendeels afgestemd op het Reconstructieplan Veluwe. De bestaande intensieve veehouderijen zijn door middel van een adressenlijst in de planregels aangegeven en aangeduid op de verbeelding. Voor intensieve veehouderijen geldt dat deze alleen zijn toegestaan voor zover ze al aanwezig waren en op deze adressenlijst voorkomen.

Voor de intensieve veehouderij geldt als voorwaarde dat de bebouwde oppervlakte voor het houden van intensieve diersoorten niet meer mag bedragen dan de tot nog toe vergunde oppervlakte. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om deze oppervlakte ruimschoots uit te breiden mits een vergunning of een verklaring van geen bedenkingen ingevolge de Natuurbeschermingswet is verleend. Afhankelijk van de ligging van de veehouderij zal deze vergunning

of verklaring van geen bedenkingen al dan niet kunnen worden verleend. Vooral

veehouderijen gelegen in en om natuurgebieden zullen naar alle waarschijnlijkheid moeilijker gebruik kunnen maken van de uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan Buitengebied 2010 biedt.

In het bestemmingsplan zijn, in strijd met het Reconstructieplan, geen hervestigingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen opgenomen. Hier zijn een aantal redenen voor. In de praktijk blijkt dat de milieuruimte er minimaal of nihil is en er dus slechts sprake is van een theoretische vestigingsmogelijkheid. Het plangebied ligt ingeklemd tussen twee Natura 2000-gebieden die gevoelig zijn voor extra ammoniakuitstoot. De landschappelijke waarden in de gebieden waar mogelijk milieutechnische ruimte is, zijn groot: dit zijn de grootschalige open weidegebieden. Intensieve veehouderijen zijn hier daarom niet gewenst. In de agrarische gebieden rond Elspeet en Vierhouten ontbreekt de milieutechnische ruimte voor grote(re) intensieve veehouderijen. Bovendien komt omschakeling in bestaande stallen in de praktijk niet voor. De investeringen voor het ombouwen van de stallen zijn vaak te groot.

5.3.5 Toegestane typen bedrijvigheid

Hieronder wordt in een tabel aangegeven welke bedrijfstypen binnen welke bestemmingen zijn toegestaan in het bestemmingsplan.

Type bedrijf   Toegestaan binnen de bestemming A-AB?   Bestemming  
Akkerbouw   Ja.   Agrarisch – Agrarisch bedrijf.  
Boomkwekerij (ook sierkwekerij)   Ja, bij afwijking in gebied "Agrarisch" (niet in open gebieden, bij waardevol reliëf of de oude cultuurgronden).   Agrarisch - Kwekerij (na afwijking).  
Paddenstoelen-
kwekerij  
Nee, alleen bestaande bedrijven.   Agrarisch – Agrarisch bedrijf.  
Fruitteelt   Ja, bij afwijking in gebied "Agrarisch" (niet in open gebieden, bij waardevol reliëf of oude cultuurgronden).   Agrarisch - Kwekerij (na afwijking).  
Glastuinbouw (komt niet voor)   Nee, alleen bestaand. Wel als teeltondersteunend glas/tunnelkassen bij een kwekerij. In gebiedsbestemming "Agrarisch" (niet in open gebieden, grootschalig open gebieden oude cultuurgronden.   Nvt.  
Grondgebonden veehouderij   Ja.   Agrarisch – Agrarisch bedrijf.  
Houtteelt   Ja, bij afwijking in gebied "Agrarisch" (niet in open gebieden, bij waardevol reliëf of oude cultuurgronden).   Gebiedsbestemming.  
Intensieve veehouderij   Ja, alleen bestaande bedrijven in de bestaande oppervlakte stallen. Via wijziging uitbreiding mogelijk.   Agrarisch – Agrarisch bedrijf. Zie de adressenlijst.  
Kwekerij/tuinbouw, teelt in open grond   Ja.   A-AB/A-KW (afhankelijk van de voorzieningen) +gebiedsbestemming.  
Kwekerij, met glas/tunnelkassen   Ja, binnen afwijkingsvoorwaarden bestemmingsplan.   Agrarisch – Kwekerij.  
Paardenhouderij (fokken, handelen en trainen van paarden), pension   Ja, als een bedrijfsmatige gebruiksgerichte paardenhouderij of mengvorm van gebruiksgericht en productiegerichte paardenhouderij.   Agrarisch – Paardenhouderij.  
Manege   Nee, alleen bestaand, of in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen.   Sport – Manege.  
Pelsdierenhouderij   Ja, alleen in de bestaande vloeroppervlakte.   Agrarisch – Agrarisch bedrijf, zie adressenlijst .  
Vis- of wormenkwekerij   Nee.   Nvt.  

 

5.3.6 Bedrijven met meerdere locaties

Agrarische bedrijven met twee volwaardige of reële bedrijfslocaties hebben twee afzonderlijke bestemmingsvlakken toegekend gekregen, omdat het ruimtelijk gezien ook twee gescheiden bedrijfslocaties zijn. Dit gaat overigens niet op in situaties waar een schuur vlakbij het bedrijf (bijvoorbeeld aan de overkant van de weg) staat of wanneer een tweede bedrijfswoning op grote afstand van het bedrijf is gevestigd (deze heeft dan een woonbestemming gekregen).

5.3.7 Bedrijfsbebouwing

Binnen het agrarisch bestemmingsvlak mogen alleen gebouwen en (andere) bouwwerken ten dienste van de bestemming, dus het agrarisch bedrijf, worden opgericht. Het gaat dan in eerste instantie vooral om stallen voor het vee, opslagloodsen bij akkerbouwbedrijven of kwekerijen, werktuigenbergingen, mestsilo's, kuilvoerplaten, maar ook de bedrijfswoning en de daarbijbehorende bijgebouwen. Bij het agrarisch bedrijf behoren in ieder geval ook de activiteiten en functies die genoemd zijn in de doeleindenomschrijving en/of de functies die na de verlening van een omgevingsvergunning om binnenplans af te wijken of na een wijziging van het bestemmingsplan zijn toegestaan. Ten behoeve van deze functies, zoals agrarische nevenactiviteiten, mag dus ook verbouwd of gebouwd worden na verlening van de omgevingsvergunning of het afgerond zijn van de wijziging.

Bij kwekerijen en paardenhouderijen zijn in de specifieke bestemmingen voorzieningen die noodzakelijk voor die vormen van agrarische bedrijvigheid opgenomen, het gaat dan om bijvoorbeeld tunnelkassen of longeerruimtes.

Bebouwing ten behoeve van het reële agrarisch bedrijf is dus toegestaan. In de begripsbepalingen (planregels) is een definitie opgenomen van 'reëel agrarisch bedrijf': een (agrarisch) bedrijf dat nu of op redelijke termijn voldoende werk en inkomen kan opleveren voor één (gedeeltelijke) arbeidskracht die in duurzaam (neven)beroep aan het bedrijf verbonden is. Bij een reëel bedrijf kan er dus sprake zijn van een bedrijfsvoering die niet volwaardig is en wordt uitgeoefend door een agrariër die ook bijvoorbeeld deels elders werkt en daar ook een deel van zijn inkomen verdient. Wat een redelijk inkomen of een redelijke tijdsbesteding is hangt af van het soort bedrijf, de wijze van bedrijfsvoering (modern of nog 'ouderwets') en de persoonlijke situatie van de ondernemer (afbetaalde boerderij? Alleenwonend of een gezin te onderhouden? Inkomsten uit andere baan of van een partner?). Een reëel bedrijf is dus niet automatisch een volwaardig bedrijf, zo biedt het bestemmingsplan ook bouwmogelijkheden voor kleinere, afbouwende of opbouwende agrariërs of nevenberoepsbedrijven.

In de planregels zijn de maximale goot- en nokhoogtes en dakhellingen en dergelijke aangegeven. Voor een aantal bouwwerken (geen gebouw zijnde) zoals silo's of een hooiberg gelden afwijkende (grotere) toegestane bouwhoogtes. Met een omgevingsvergunning kan van de toegestane bouwhoogte worden afgeweken, dit kan bijvoorbeeld nodig zijn om te voldoen aan ventilatie-eisen. Tevens is een afwijking opgenomen voor een afwijkende dakvorm die vaak bij moderne staltypes, zoals serrestallen of boogstallen wordt gebruikt. De afwijking wordt getoetst aan de gevolgen voor het landschap.

5.3.8 Uitbreidingsmogelijkheden

De agrarische bestemmingsvlakken zijn in dit bestemmingsplan toegekend naar aanleiding van de individuele gesprekken met de agrariërs, daarbij is rekening gehouden met de bestaande situatie en eventuele gewenste uitbreidingen. In de toekomst zal een deel van deze agrarische bedrijven (verder) willen uitbreiden. De uitbreiding is vaak noodzakelijk om de concurrentie met andere bedrijven en de wereldmarkt aan te kunnen. De gemeente wil op deze ontwikkelingen in kunnen spelen. Het bestemmingsplan voorziet daarom in de mogelijkheid om het agrarisch bestemmingsvlak in de toekomst uit te breiden. Via een wijziging van het bestemmingsplan kan het bestemmingsvlak worden uitgebreid, mits het bestemmingsvlak na wijziging niet meer bedraagt dan 110% van de oppervlakte van het oorspronkelijke bestemmingsvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Dat wil zeggen dat het bestemmingsvlak na de wijziging niet meer dan 110% mag bedragen van de omvang van het bestemmingsvlak zoals dat thans in het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen. Nog grotere uitbreidingen kunnen slechts via een partiële herziening van het bestemmingsplan worden geregeld. Landschappelijke inpassing is hierbij van belang. Hier wordt op ingegaan in de paragraaf Ruimtelijke kwaliteit.

5.3.9 Vestigingsmogelijkheden

(Her)vestigings-, verplaatsings- en nieuwvestigingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven

Allereerst is het van belang om de begrippen hervestiging, verplaatsing en nieuwvestiging eenduidig te omschrijven.

Hervestiging heeft betrekking op het vestigen van een agrarisch bedrijf op een locatie waar in het geldende bestemmingsplan reeds een agrarisch bestemmingsvlak is ingetekend.

Verplaatsing heeft betrekking op het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf (in het plangebied reeds aanwezig bedrijf) naar een locatie waar nog geen agrarische bedrijfsbestemming (een bestemmingsvlak) geldt.

Nieuwvestiging heeft betrekking op het oprichten van een (nieuw) bedrijf op een locatie waar nog geen agrarisch bestemmingsvlak is opgenomen. Qua ruimtelijke consequenties is dit gelijk te stellen met verplaatsing.

Een algemene verruiming van de mogelijkheden voor nieuwvestiging en verplaatsing is niet noodzakelijk. Ook in de gemeente Nunspeet doet zich het proces van schaalvergroting voor met als gevolg het vrijkomen van agrarische bedrijven, die zonodig voor hervestiging kunnen worden gebruikt. Het Streekplan Gelderland geeft aan dat nieuwvestiging van agrarische bedrijven niet is toegestaan in gebieden in het groen-blauwe raamwerk en in de gebieden die van provinciaal belang zijn voor weidevogels en ganzen. Zo goed als de gehele gemeente valt in deze gebieden, dus er zijn geen nieuwvestigingsmogelijkheden. Ontwikkelingsruimte moet worden gezocht op en in aansluiting op bestaande agrarische bestemmingsvlakken.

Er kunnen zich andere situaties voordoen die tot verplaatsing aanleiding zouden kunnen geven. Gelet echter op het incidentele karakter daarvan wordt er de voorkeur aangegeven dit te zijner tijd via een partiële herziening mogelijk te maken.

5.3.10 Bedrijfswoning

Bij een agrarisch bedrijf is in principe 1 bedrijfswoning toegestaan. De bedrijfswoning is nodig om toezicht te kunnen houden op de dieren en bedrijfsgebouwen en in noodsituaties snel in te kunnen grijpen. De bedrijfswoning mag 120 m2 groot zijn.

Als er een afwijkend aantal bedrijfswoningen aanwezig (bijvoorbeeld twee of geen) is, is dit op de verbeelding aangegeven met de aanduiding “aantal bedrijfswoningen”. Bij een bedrijfswoning zijn bijgebouwen (berging, garage) tot een maximale oppervlakte van 75 m2 toegestaan.

Soms kan het noodzakelijk zijn om een tweede bedrijfswoning toe te staan. In het Streekplan is aangegeven dat een tweede bedrijfswoning is toegestaan wanneer de aard, omvang en continuïteit van het bedrijf daar aanleiding toe geven. Het gaat dan vooral om grote veehouderijen waar veel dieren worden gehouden en/of door het jaar heen veel jonge dieren worden geboren. Dus bedrijven waar continu toezicht noodzakelijk is. Dit is bijvoorbeeld bij een kwekerij niet het geval. De gemeente Nunspeet wil de mogelijkheid om een tweede bedrijfswoning op te kunnen richten bieden voor deze grote bedrijven. In het bestemmingsplan is daarom een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning op het agrarische bestemmingsvlak. Dit is als volgt doorvertaald in de planregels: om een tweede bedrijfswoning toe te kunnen staan moet door de ondernemer worden aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met de veebezetting en het vereiste continue toezicht op het vee en de gezamenlijke arbeidsbehoefte ten minste twee volwaardige arbeidskrachten omvat. De noodzaak van een tweede bedrijfswoning moet worden aangetoond door middel van een bedrijfsplan dat is opgesteld door een agrarische adviesinstantie. De gemeente beoordeelt de motivering.

De tweede bedrijfswoning wordt binnen het bestemmingsvlak gerealiseerd, bij voorkeur nabij de eerste bedrijfswoning en aan dezelfde oprit. De afstand van de tweede bedrijfswoning tot één van de hoofdbedrijfsgebouwen mag maximaal 25 meter bedragen, zo blijft de relatie met het agrarisch bedrijf duidelijk.

5.3.11 Nevenactiviteiten op het agrarisch bedrijf (afwijking van de gebruiksregels)

Nevenactiviteiten kunnen een goede aanvullende bron van inkomsten voor de agrariër betekenen. Binnen het agrarisch bestemmingsvlak mag een deel van de bedrijfsbebouwing worden gebruikt voor een agrarisch verwante nevenactiviteit. Hiervoor mag via afwijking van het bestemmingsplan tot 25% van de bestaande bebouwde oppervlakte (met een maximum van 500 m2 en 350 m2 in de open gebieden) gebruikt worden. Bij agrarisch verwante nevenactiviteiten kan gedacht worden aan een zorgboerderij, boerderijwinkel, ijsboerderij, theeschenkerij of andere nevenactiviteiten gericht op recreatie, educatie en natuur- en landschapsbeheer. Buitenopslag is hierbij niet toegestaan.

De al aanwezige nevenactiviteiten zijn opgenomen in de adressenlijst in de regels en aangeduid op de verbeelding. Hierbij is tevens aangegeven hoe groot de oppervlakte van de nevenactiviteit mag zijn.

De bestaande bebouwing mag ook worden aangewend om te dienen als stalling voor boten, campers en caravans. Hiervoor mag 1.000 m2 van de bestaande bebouwing worden gebruikt. In de open gebieden mag na afwijking maximaal 500 m2 van de bestaande bebouwing worden aangewend voor kleinschalige woon-werkcombinaties, zoals kantoor aan huis, kleinschalige vormen van natuur- en landschapsbeheer en educatie. De overige stallen en bedrijfsgebouwen (met uitzondering van de bedrijfswoning en bijgebouwen) moeten dan worden gesloopt.

5.3.12 Paardenbakken

Binnen het agrarisch bestemmingsvlak is het na afwijking toegestaan om een paardenbak voor eigen gebruik (een buitenrijdbak, maximaal 800 m² en op minimaal 50 meter afstand van een woning van derden) aan te leggen. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de noodzaak voor aanleg is aangetoond. Wanneer er geen lichtmasten worden geplaatst mag de minimale afstand tot een woning van derden 30 meter zijn. Lichtmasten mogen maximaal 3 meter hoog zijn en zijn niet toegestaan buiten het bestemmingsvlak waarop de bij de paardenbak behorende (bedrijfs)woning staat. Deze afwijkingsregeling is opgenomen in de algemene afwijkingsbepalingen. Aan de afwijkingen zijn voorwaarden gekoppeld in verband met het voorkomen van hinder of schade.

5.3.13 Wijzigingsbevoegdheden

Omschakelingsmogelijkheden

In de bestemmingen “Agrarisch – Agrarisch bedrijf”, “Agrarisch – Kwekerij” en “Agrarisch – Paardenhouderij” is een regeling opgenomen die het mogelijk maakt de verschillende typen agrarische bedrijvigheid met elkaar uit te wisselen. Zo kan bijvoorbeeld een melkveehouder omschakelen naar het houden van paarden of naar een kwekerij. Kwekerijen zijn niet toegestaan in de gebieden met de dubbelbestemmingen “Waarde – Open gebied”, “Waarde – Oude cultuurgronden” en “Waarde – Relief”. In geval van bedrijfsbeëindiging kan een adres uit de lijst met adressen worden verwijderd, in een en hetzelfde wijzigingsplan kan dan bijvoorbeeld ook de wijziging naar de woonbestemming worden geregeld.

Het is mogelijk om in een wijzigingsplan meerdere wijzigingen mee te nemen, zo kan bijvoorbeeld een ander type bedrijf worden toegestaan en tegelijk de vorm of de grootte van het bestemmingsvlak worden aangepast. Zo wordt voorkomen dat er meerdere procedures gevoerd moeten worden.

Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing

Wijzigen naar wonen

In gevallen waarin de agrarische bedrijfsvoering is gestaakt, kan de bestemming worden gewijzigd in de bestemming “Wonen” en de aangrenzende gebiedsbestemming. Het voormalige agrarische bestemmingsvlak wordt dan kleiner gemaakt om zo het ruimtebeslag van de gebouwde functies in het buitengebied te verkleinen. De omgevingsvergunning (voor milieuactiviteiten) of –melding in het kader van de wet milieubeheer van het agrarisch bedrijf wordt dan ook ingetrokken.

Eén van de voorwaarden is dat het initiatief landschappelijk wordt ingepast en ingericht. Hierop wordt in de paragraaf ruimtelijke kwaliteit ingegaan.

In de uitwerking van het Streekplanbeleid met betrekking tot functieverandering zijn voorwaarden opgenomen die het mogelijk maken om meerdere woningen terug te bouwen. Deze voorwaarden zijn overgenomen in dit bestemmingsplan. Bij het slopen van een bepaalde hoeveelheid bedrijfsbebouwing mag één woonhuis, een twee aaneengebouwd woonhuis of twee woonhuizen worden gebouwd. In EHS-gebieden zijn de sloopnormen lager om bedrijfsbeëindiging te stimuleren. Door bedrijfsbeëindiging wordt de hinder van agrarische bedrijven beperkt.

Zoals aangegeven in paragraaf 5.3.14 is een van de voorwaarden bij functieverandering naar wonen dat het initiatief landschappelijk moet worden ingepast en ingericht. Het toetsingskader hierbij is de "Notitie Ruimtelijke kwaliteit, Functieverandering agrarische bebouwing naar wonen in de gemeente Nunspeet". Deze is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting. De notitie geeft de uitgangspunten en randvoorwaarden aan voor het ruimtelijk ontwerp van landschap, erf en bebouwing en laat zien hoe met functieverandering de ruimtelijke kwaliteit en het landschap ter plekke versterkt kunnen worden.

Wijzigen naar dienstverlening en bedrijvigheid passend in het buitengebied

In de regels is in de bestemming "Agrarisch – Agrarisch bedrijf" een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om de bestemming te wijzigen als de agrarische bedrijfsvoering is gestaakt. Toegestane vervolgfuncties zijn vormen van dienstverlening en bedrijvigheid die passen in het buitengebied. Dus geen industrie of bedrijven die een flinke milieuoverlast veroorzaken of een grote verkeersaantrekkende werking hebben. Toegestane vervolgfuncties zijn sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en/of met het buitengebied samenhangende dan wel daarop gerichte educatieve (buitengebied) functies. Denk bijvoorbeeld aan expositieruimtes, natuur- en landschapseducatie, natuur- en landschapsbeheer, milieuvriendelijke ambachtelijke bedrijven, kunstnijverheidsbedrijven, bijenhouderijen en dierenpensions, agrarisch verwante bedrijven zoals agrarische hulpbedrijven, loon- en veehandelsbedrijven, vis- en wormkwekerijen, hoveniersbedrijven, maneges, dierenartsenpraktijken en dierenklinieken, opslag van statische goederen zoals caravans, campers en boten.

Deze nieuwe functies moeten worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing. Er mag maximaal 1.000 m2 voor deze vervolgfuncties gebruikt worden. De overige opstallen, die niet worden gebruikt voor de vervolgfunctie, dienen te worden gesloopt. De bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen vallen buiten deze sloopregeling.

In de waardevolle open gebieden (gebieden met de dubbelbestemming “Waarde – Open gebied”) mag geen gebruik worden gemaakt van deze bevoegdheid. Deze waardevolle open gebieden worden zo veel mogelijk gevrijwaard van nieuwe bebouwing en functies.

Beëindigen intensieve veehouderij(tak)

Het is mogelijk dat in de toekomst agrariërs stoppen met de intensieve veehouderij(tak). Het gaat dan om bedrijf die volledig intensieve veehouderij of een neventak met intensieve veehouderij hebben. De wijzigingsmogelijkheid maakt het mogelijk om het adres uit de adressenlijst die aangeeft waar intensieve veehouderijen zijn toegestaan en de bestemming van de verbeelding te verwijderen. Daarmee is er dan geen intensieve veehouderij meer toegestaan op dat bestemmingsvlak. Als het om een gemengd bedrijf gaat kan de andere tak wel worden voortgezet. De ruimte die vrijkomt doordat er stallen vrij komen kan worden aangewend voor de andere agrarische tak of een nevenactiviteit.

Kleinschalig kamperen

Bij een in bedrijf zijnd en reëel of volwaardig agrarisch bedrijf mag een kleinschalig kampeerterrein (“kamperen bij de boer”) worden opgericht. Op het terrein zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan. Het terrein moet landschappelijk worden ingepast en is maximaal 1 hectare groot, dit kan worden aangetoond door het indienen van een erfinrichtingsplan.

Als het niet mogelijk is om het kleinschalige kampeerterrein in zijn geheel binnen het agrarische bestemmingsvlak te vestigen dan is het mogelijk om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid die in de bestemming “Agrarisch” is opgenomen: deze maakt het mogelijk om in directe aansluiting op een agrarisch bestemmingsvlak een kleinschalig kampeerterrein mogelijk te maken.

Om hinder naar omwonenden te voorkomen dienen minimale afstanden tot de woningen of bedrijven te worden aangehouden.

Het gaat dan om de volgende afstanden:

  • 50 meter tot een woning van derden.
  • 75 meter tot gronden met de bestemming “Agrarisch – Agrarisch bedrijf”
  • 500 meter afstand van een ander kleinschalig kampeerterrein.

5.3.14 Ruimtelijke kwaliteit

Agrarische bestemmingsvlakken

Ruimtelijke kwaliteit binnen de agrarische bestemmingsvlakken is een belangrijk aandachtspunt. Zeker wanneer op de agrarische bedrijven de trend van verdere schaalvergroting in de landbouw doorzet wordt de inpassing van met name de grote bedrijven steeds belangrijker. Grote agrarische bedrijven zullen op termijn kleine bedrijfsterreintjes van enkele hectares groot worden en de stallen worden steeds groter, hoger en rationeler of in een afwijkende vorm (serrestal, boogstal) gebouwd. Het is zaak om deze goed in te passen in het landschap. Daarom is in het strijdig gebruik opgenomen dat voordat nieuwe bebouwing in gebruik wordt genomen eerst de landschappelijke inpassing gerealiseerd moet worden op basis van een erfinrichtingsplan. Uitgangspunt van het erfinrichtingsplan is het aanvullende welstandsbeleid bij nieuwbouw en uitbreiding van agrarische bedrijven in de gemeente Nunspeet dat geformuleerd is door het Gelders Genootschap en dat tegelijk met de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt vastgesteld.

In de bestemmingsomschrijving is de landschappelijke inpassing, dit houdt in dat erfbeplantingen en inpassingsmaatregelen deel uitmaken van het agrarisch bestemmingsvlak. Dit betekent dat ook nieuwe erfbeplantingen zijn toegestaan. Enkele waardevolle houtwallen die ook als perceelsscheiding dienst doen hebben de bestemming “Natuur – Landschap” gekregen.

Bij een uitbreiding of verplaatsing van het agrarisch bedrijf is de goede landschappelijke inpassing één van de belangrijkste toetsingskaders. Op het moment dat een wijziging van het bestemmingsplan benodigd is voor een uitbreiding van een agrarisch bedrijf wordt om een erfinrichtingsplan gevraagd, dat zal worden getoetst aan het nieuwe welstandsbeleid. De gemeente heeft een aanvulling op het geldende welstandsbeleid gemaakt. Dit aanvullende welstandsbeleid gaat onder meer in op uitbreidingen van agrarische bedrijven. Het beleid zal bij de vaststelling van dit bestemmingsplan tegelijkertijd als welstandsbeleid door de gemeenteraad worden vastgesteld. Bouwplannen worden getoetst aan dit welstandsbeleid.