direct naar inhoud van 3.2 Rijksbeleid
Plan: Riverparc
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0299.BP08RIVERPARC-VA01

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte (januari 2006) zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd. Hierbij gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De afzonderlijke nota's op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota Ruimte.

"Ruimte voor ontwikkeling" is niet alleen de titel van de Nota Ruimte, maar is ook het uitgangspunt van het nieuwe ruimtelijk beleid: het rijk geeft meer ruimte aan medeoverheden, maatschappelijke organisaties, marktpartijen en burgers. "Decentraal wat kan, centraal wat moet" is het motto; het rijk focust zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn.

De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).

Buiten de nationale RHS stelt het rijk zich terughoudend en selectief op. Voor deze gebieden wordt een basiskwaliteit nagestreefd. Tot de basiskwaliteit rekent het rijk onder meer de aandacht voor "ruimtelijke kwaliteit", de "watertoets" en wettelijke vereisten op het vlak van geluid, veiligheid, natuur, milieu en dergelijke.

Ten aanzien van het toekennen van woonbestemmingen in het buitengebied is het rijksbeleid vrij helder. Nieuwe woonbestemmingen zijn in principe niet toegestaan, tenzij het gaat om initiatieven in het kader van Rood-voor-Rood, nieuwe landgoederen of functieverandering van recreatiewoningen.

3.2.2 AMvB Ruimte

Het Rijk heeft de beleidsvoornemens uit de Nota Ruimte en enkele andere rijksnota's heroverwogen tegen de achtergrond van de nieuwe Wro. Centrale vraag was voor welke nationale ruimtelijke belangen de juridische borging niet langer is gegarandeerd zodra de nieuwe Wro in werking treedt. Een deel van deze passages wordt opgenomen in de AMvB Ruimte.

De AMvB Ruimte bestaat uit vier onderdelen: rood, groen, blauw en regionaal. Bij rood staat met name de bundeling van verstedelijking centraal. Ten aanzien van recreatiewoningen wordt gesteld dat omzetten naar regulier wonen wordt tegengegaan. Er zijn een aantal uitzonderingssituaties, deze zijn beschreven in de brief van Minister Dekker van VROM.

Bewoning recreatiewoningen

Op grond van de brief van Minister Dekker van VROM van 11 november 2003 hebben gemeenten de mogelijkheid het permanent bewonen van een recreatiewoning positief te bestemmen. Hierbij moet aan een viertal voorwaarden worden voldaan:

  • De woning moet op 31 oktober 2003 onrechtmatig worden bewoond, voor complexen geldt dat deze in overwegende mate onrechtmatig moeten worden bewoond.
  • De woning moet zijn gelegen buiten waardevolle en/of kwetsbare gebieden die als zodanig door Rijk, de provincie of de gemeente zijn aangewezen.
  • De woning moet voldoen aan het bouwbesluit voor reguliere woningen.
  • De bestemmingswijziging mag niet in strijd zijn met milieuwetgeving.

Voor de woningen op Riverparc geldt dat het complex per 31 oktober 2003 in overwegende mate onrechtmatig werd bewoond. Het gaat om ongeveer 90% van alle recreatiewoningen. Riverparc is ook gelegen buiten waardevolle en/of kwetsbare gebieden die als zodanig door Rijk, de provincie of de gemeente zijn aangewezen. In paragraaf 3.3 Provinciaal beleid Gelderland wordt hier nader op ingegaan. Ook voldoen alle woningen aan de normen van het Bouwbesluit. Als laatste zal in Hoofdstuk 4 Onderzoek van deze toelichting aan de hand van verschillende omgevingsaspecten beargumenteerd worden dat de beoogde ontwikkeling niet in strijd is met de milieuwetgeving.

3.2.3 Natura 2000-gebieden

De Europese Unie (EU) wil de biodiversiteit in Europa beschermen met Natura 2000. Dat is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.

Natura 2000-gebieden is een overkoepelende naam voor de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) wijst een natuurgebied aan als Natura 2000-gebied. In het aanwijzingsbesluit staat welke natuurwaarden (vogels, planten, dieren en hun leefgebieden) worden beschermd. Hoe en waar dat gebeurt, staat beschreven in de beheerplannen.

Het plangebied grenst direct aan het Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel". Dit gebied is in het ontwerp aangewezen als Natura 2000-gebied in september 2008. Het plangebied zelf maakt hiervan géén onderdeel uit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP08RIVERPARC-VA01_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0299.BP08RIVERPARC-VA01_0011.png"

Afbeelding 1 Uitsnede kaart behorende bij het ontwerp-aanwijzigingsbesluit van het gebied "Uiterwaarden IJssel" tot Natura 2000-gebied (09-2008).

Bron: www.synbiosys.alterra.nl

Het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel omvat een vrijwel aaneengesloten keten van buitendijkse natuurgebieden in het rivierdal van de IJssel. Vrijwel het gehele gebied is aangewezen onder de Vogelrichtlijn, een beperkter deel is aangemeld onder de Habitatrichtlijn (het gebied rondom Riverparc is wel aangewezen onder de Vogelrichtlijn, maar niet onder de Habitatrichtlijn).

De uiterwaarden bestaan uit een afwisseling van weinig vergraven, reliëfrijke uiterwaarden en daarnaast grote, nattere, laaggelegen delen, waar klei is gewonnen. De droge uiterwaarden zijn van groot belang voor sterk bedreigde graslandtypen als stroomdalgrasland en Glanshaverhooiland, en herbergen op enkele plekken hardhoutooibos.

Bescherming van de aanwezige waarden binnen het gebied vormen het uitgangspunt. De beoogde ontwikkeling, inhoudende dat reeds permanent bewoonde recreatiewoningen een woonbestemming krijgen, waarbij ook 5 extra woningen worden gebouwd en een tweede ontsluiting wordt aangelegd mag daarmee niet in strijd zijn. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op ingegaan.

3.2.4 Waterwet

Riverparc ligt in het rivierbed waar de Beleidslijn grote rivieren (Waterwet sinds december 2009) van toepassing is. Riverparc valt onder de uitzonderingsgebieden, de (destijds) zogeheten ‘artikel 2a Wbr-gebieden’.

De overwegingen die hebben geleid tot het aanwijzen van de artikel 2a-gebieden maken duidelijk dat deze gebieden voor het realiseren van de doelstellingen van de Beleidslijn grote rivieren feitelijk geen rol spelen. Daarom vallen de gebieden waar artikel 2a van toepassing is - ondanks de ligging in het rivierbed - niet onder het toepassingsgebied van de Beleidslijn grote rivieren. Dit betekent dat voor de functieverandering van Riverparc geen vergunning in het kader van de Waterwet benodigd is.

In de Beleidslijn grote rivieren is niet juridisch vastgelegd wie verantwoordelijk is voor de buitendijkse gebieden die vallen onder de artikel 2a Wbr-gebieden. Wel staat in de Beleidslijn dat "bouwen in deze, in het rivierbed gelegen artikel 2a-gebieden, net als elders in het rivierbed geschiedt op eigen risico. Hier stelt het Rijk zich niet aansprakelijk voor eventuele schade." Er wordt in de Beleidslijn niet specifiek benoemd wie er verantwoordelijk is. Vanuit de zorgplicht is het echter de taak van de gemeente om te voldoen aan de zorgplicht en zo te zorgen voor een veilige situatie.

In paragraaf 4.9 Water wordt nader op het zorgdragen voor een veilige situatie voor het plangebied ingegaan.

3.2.5 Conclusie

De beoogde ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden die vanuit het rijksbeleid worden gesteld. Het rijksbeleid staat het op- en vaststellen van voorliggend bestemmingsplan niet in de weg.