direct naar inhoud van 3.8 Niet-agrarische bedrijvigheid
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20100-VS00

3.8 Niet-agrarische bedrijvigheid

Huidige situatie

In het buitengebied zijn bijna 200 niet-agrarische bedrijven gevestigd. Het gaat om agrarisch verwante bedrijven zoals een agrarisch hulpbedrijf, hoveniersbedrijf, diervoederbedrijf en een landbouwmechanisatiebedrijf, maar ook om niet-agrarisch verwante bedrijven zoals transportbedrijven, autobedrijven, een betonfabriek en een constructiebedrijf.

Van oudsher vinden er in woningen in het buitengebied, bij wijze van beroep-aan-huis, bedrijfsmatige activiteiten plaats. Kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn binnen woningen toelaatbaar tot een vloeroppervlak van ten hoogste 100 m². Indien meer dan 100 m² aan vloeroppervlak voor deze functie in gebruik is, dan worden deze activiteiten gerekend tot niet-agrarische bedrijfsactiviteiten en worden de percelen voorzien van de bestemming Bedrijf.

In bijlage 5 (toelichting) is een overzicht opgenomen van de in het plangebied aanwezige niet-agrarische bedrijven en het bebouwingsoppervlak dat deze bedrijven in gebruik hebben.

Verwachte ontwikkeling

De niet-agrarische bedrijven hebben van oudsher een plaats in het buitengebied gevonden, maar veel van deze bedrijven zijn niet aan het buitengebied gebonden en horen in principe ook niet thuis in het buitengebied. Het beleid is er daarom op gericht een verdere ontwikkeling en groei van deze bedrijven tegen te gaan. Om deze reden zal het aantal bedrijven in de toekomst in principe niet mogen toenemen.

Conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland mag het bebouwd oppervlak van bestaande niet-agrarische bedrijven met maximaal 20% worden uitgebreid, met dien verstande dat de maximale bedrijfsoppervlakte na uitbreiding niet groter mag zijn dan 375 m². Een grotere uitbreiding kan alleen worden toegestaan indien deze uitbreiding in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd regionaal beleidskader.

Wel is er vraag naar nieuwe vestigingslocaties voor niet-agrarische bedrijven op vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen. In het toelatingsbeleid dient expliciet rekening te worden gehouden met de ruimtelijke en milieueffecten die hiermee samenhangen. Daarbij zal toepassing worden gegeven aan de beleidsnotitie 'Waar stallen verdwijnen: oude erven, nieuwe functies'. In het bestemmingsplan wordt een hierop afgestemde regeling opgenomen.

Een specifieke vorm van niet-agrarische bedrijven zijn de agrarische hulpbedrijven. Deze bedrijven nemen een bijzondere positie in het buitengebied in en zijn van grote betekenis mede gezien de schaalvergroting in de agrarische sector. Met het oog op het belang van deze gebiedsgebonden agrarische hulpbedrijven wordt in het ruimtelijk beleid rekening gehouden met dit belang en aan de agrarische hulpbedrijven passende ontwikkelingsmogelijkheden geboden.

Opgaven voor het bestemmingsplan

  • Een passende regeling bieden voor de bestaande niet-agrarische bedrijven.
  • Terughoudend omgaan met het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden aan bestaande niet-agrarische bedrijven (provinciale regelgeving).
  • Ruimte bieden om onder voorwaarden de vestiging van nieuwe niet-agrarische bedrijven in vrijkomende niet-agrarische bedrijfscomplexen mogelijk te maken.
  • Ruimte bieden om onder voorwaarden de vestiging van nieuwe niet-agrarische bedrijven in vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen mogelijk te maken. Dit gebeurt uitsluitend in het kader van het Functieveranderingsbeleid.
  • Passende ontwikkelingsmogelijkheden bieden aan gebiedsgebonden agrarische hulpbedrijven.