direct naar inhoud van 3.3 Landschap, cultuurhistorie en archeologie
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0285.20100-VS00

3.3 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

De beleving van de ruimte en de waardering daarvan wordt in belangrijke mate bepaald door de aanwezige ruimtelijke kwaliteit van het landschap en de hiermee samenhangende cultuurhistorische waarden. Het landschap van de Veluwe tot de IJssel is een van de aantrekkelijkste landschappen van Nederland en wordt door bewoners, gebruikers en bezoekers hoog gewaardeerd. Het gebied is in 2005 in de Nota Ruimte aangewezen als Nationaal Landschap en in 2007 is het Integraal Uitvoeringsprogramma Nationaal landschap Veluwe vastgesteld. Hierin zijn de ambities voor het gebied geformuleerd en de maatregelen die nodig zijn om dat waar te maken. Het opstellen van het Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel is een van de maatregelen die tot uitvoering zijn gebracht.

Voor een beschrijving van de aanwezige landschappelijke kenmerken, waarden en kwaliteiten van het buitengebied van Voorst is in belangrijke mate gebruikgemaakt van het Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel (LOP) en het rapport Cultuurhistorie in de gemeente Voorst (1999).

Ontstaansgeschiedenis

Het landschap is het resultaat van de wisselwerking tussen natuurlijke processen enerzijds en ingrepen van de mens anderzijds. Het landschap in de gemeente Voorst is hierdoor gevarieerd en de processen die het gevormd hebben, zijn complex.

Belangrijk voor de vorming van het landschap is de voorlaatste ijstijd toen het landijs zich verplaatste door het IJsseldal en materiaal naar de zijkanten opstuwde. Zo is onder andere de stuwwal op de Veluwe ontstaan. Tijdens de laatste ijstijd hebben erosieprocessen door wind en water grote invloed gehad op het landschap, waardoor bijvoorbeeld dekzandruggen, zandopduikingen en beekdalen zijn gevormd. Ten slotte heeft de IJssel invloed gehad op de vorm van het landschap. Tot enkele eeuwen geleden had de rivier nog vrij spel en waren er regelmatig overstromingen. In dit proces zijn de komgebieden en de oeverwallen ontstaan. Pas na de bedijking is de natuurlijke vorming van het rivierenlandschap tot stilstand gebracht. Alleen in de uiterwaarden is de dynamiek vandaag de dag nog aanwezig.

De specifieke vorm van het landschap heeft geleid tot de specifieke bewonings- en ontginningspatronen. De droge en natte plekken wisselen elkaar op korte afstand af. De hoge plekken zijn vaak al duizenden jaren in gebruik terwijl de lage gronden vanuit de hoge delen ontgonnen zijn. Veelal zijn de hoge delen relatief klein van omvang, waardoor een sterke samenhangende ruimtelijk en sociale eenheid is ontstaan.

Huidige situatie

Landschap

Het plangebied wordt globaal gekenmerkt door de rivierkommen en veenontginningen in het noordelijke gedeelte en de gebieden met zandopduikingen in het zuiden.

Op basis van aanwezige kernkwaliteiten worden in het Landschapsontwikkelingsplan samenhangende landschapseenheden onderscheiden.

In het buitengebied van Voorst komen zeven landschapseenheden voor:

  • natte heideontginningen;
  • broeken;
  • veenontginningen Nijbroek;
  • kampontginningen;
  • oeverwallen;
  • ingepolderde uiterwaarden;
  • uiterwaarden.

Voor een meer uitgebreide beschrijving van deze landschapseenheden wordt verwezen naar bijlage 3 en het LOP.

In figuur 3.2 is de gebiedsindeling uit het LOP weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20100-VS00_0008.png"

Daarnaast worden in het Landschapsontwikkelingsplan voor het plangebied de volgende landschapselementen onderscheiden, die in belangrijke mate mede bepalend zijn voor de beleving en waardering van het landschap en die om die reden in het beleid extra aandacht dienen te krijgen:

  • ontginningsassen;
  • sprengen en beken;
  • landgoederen en buitenplaatsen;
  • zichtassen;
  • oude paden;
  • weteringen;
  • Veluwse Bandijk/IJsseldijk/Appensedijk.

Naast deze landschapselementen, wordt in het LOP de landschappelijke openheid/beslotenheid aangeduid als een belangrijke landschappelijke waarde.

De notitie Ruimtelijke Kwaliteit Veranderende Erven is opgesteld als hulpmiddel bij de uitvoering van het Functieveranderingsbeleid 'Waar de stallen verdwijnen: oude erven, nieuwe functies'. Dit Functieveranderingsbeleid is een uitwerking van het provinciale functieveranderingsbeleid zoals in de provinciale structuurvisie is opgenomen. Bij het opstellen van de notitie Ruimtelijke Kwaliteit Veranderende Erven heeft het LOP uiteraard een rol gespeeld.

In de notitie worden op beeldende wijze voorstellen gedaan om veranderingsprocessen in het buitengebied te gebruiken om de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te versterken. De notitie dient ter inspiratie voor initiatiefnemers en wordt door de gemeente gebruikt als toetsingskader voor het beoordelen van plannen op het aspect ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

Het provinciaal beleid voor waardevolle landschappen is opgenomen in de provinciale Structuurvisie (paragraaf 2.12). Binnen waardevolle landschappen geldt de 'ja, mits'-benadering. Dat wil zeggen dat ruimtelijke ontwikkelingen en bestemmingswijzigingen zijn toegestaan als daarmee de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt. In de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen (2006) zijn deze kernkwaliteiten vastgelegd.

Voor het buitengebied van Voorst zijn de kernkwaliteiten van de provinciale Waardevolle Landschappen Noordelijke IJsselvallei en IJsseluiterwaarden van toepassing. In figuur 3.3 is de begrenzing van deze Waardevolle Landschappen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20100-VS00_0009.png"

Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorie wordt verstaan:

  • a. monumenten (de zichtbare, bovengrondse cultuurhistorisch waardevolle bebouwing) en de waardevolle, niet beschermde bebouwing en ensembles;
  • b. historische geografie (nederzettingpatronen en onderlinge verbindingsstructuren);
  • c. archeologie (ondergrondse relicten van bewoning of gebruik van gronden).

- Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Verspreid door het plangebied zijn bouwkundige monumenten aanwezig die cultuurhistorisch van grote betekenis zijn. Het gaat daarbij om rijks- en gemeentelijke monumenten. In het buitengebied bestaat een groot deel van de monumenten uit agrarische bebouwing. Afgezien van de hoofdgebouwen van het erf, de boerderijen zelf, zijn bijgebouwen en erfinrichting ook van grote betekenis voor het karakteristieke beeld. Naast de beschermde panden (de monumenten) leveren ook waardevolle, niet beschermde panden en ensembles een grote bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit.

De laatste jaren heeft ook herbestemming van monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing een vlucht genomen. Mede door het proces van omvorming van de agrarische sector hebben in de gemeente Voorst verschillende boerderijen, schuren en steltenbergen een nieuw leven gekregen als bijvoorbeeld woning of recreatiewoning.

Een aparte categorie cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft de landgoederen, die doorgaans bestaan uit complexen van monumenten met bijbehorende landerijen en overige bebouwing.

- Landgoederen en historische buitenplaatsen

De landgoederen in het buitengebied zijn van bijzondere betekenis voor het karakter van het landschap en de beleving. Een landgoed is een landschappelijk samenhangend gebied bestaande uit natuur, bos, agrarische bedrijven en gronden, tuin of park dat over het algemeen als een bedrijf wordt beheerd. Binnen het plangebied zijn in totaal 32 landgoederen gelegen. In figuur 3.4 zijn de in het buitengebied gelegen landgoederen aangeduid. Voor een indicatie van de grootte van deze landgoederen en de bijbehorende gronden wordt verwezen naar de verbeelding waar, op indicatie van de NSW, de omvang is weergegeven (dubbelbestemming Waarde - Landgoed).

De landgoederen zijn voornamelijk gelegen in een brede zone rond Twello, de zogenaamde landgoederenkrans rond Twello, en op de stroomruggen, met name tussen Wilp en Gietelo. De landgoederen hebben verschillende oorsprongen, enkele zijn ontstaan vanuit een middeleeuwse vesting of vanuit een nieuw koopmans- of herenlandgoed met de daarbij behorende ontginningen. Anderen zijn ontstaan vanuit luxe landhuizen gesticht door kooplieden, rijke indiëgangers en industriëlen. Van de 32 landgoederen hebben er in 2011 6 de status van historische buitenplaats, een aparte categorie met rijksbescherming. Een historische buitenplaats is een landgoed dat een sterke samenhang vertoont tussen huis, tuin en bijbehorende bebouwing en vanuit een ontwerp, een vooropgezet plan, werd aangelegd. In de afgelopen jaren zijn in het buitengebied van Voorst ook nieuwe landgoederen tot stand gekomen en ook thans zijn er plannen in voorbereiding om nieuwe landgoederen op te richten.

Landgoederen kenmerken zich door een zekere mate van multifunctionaliteit. Verschillende functies hebben in onderlinge samenhang en wisselwerking een plaats op het landgoed. Vormen van gebruik zijn naast het wonen met name de landbouw, de bosbouw, het natuurbeheer en de recreatie, maar ook vormen van al dan niet zakelijke dienstverlening vinden hier plaats.

Het toenemende aandacht voor de natuur en het besef dat landgoederen van grote betekenis zijn voor het in stand houden van grote natuurgebieden, heeft in 1928 geleid tot de Natuurschoonwet (Nsw) die gericht is op het in stand houden van landgoederen. Deze in 1990 gewijzigde wet biedt eigenaren van landgoederen fiscale tegemoetkomingen indien voldaan wordt aan voorwaarden, onder andere met betrekking tot de openstelling voor publiek. Een groot aantal van de in het buitengebied aanwezige landgoederen valt onder de Nsw.

Het bestemmingsplan Buitengebied is in lijn met de vigerende beleidslijnen en regelingen, gericht op het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van de aanwezige landgoederen en het bieden van passende ontwikkelingsmogelijkheden. De begrenzing van de landgoederen in het bestemmingsplan is gebaseerd op de Nsw-beschikking.

Het beheer en onderhoud van landgoederen is een kostbare aangelegenheid en kan niet meer alleen gefinancierd worden uit de oorspronkelijke inkomsten van landgoederen (pacht, houtoogst en dergelijke). Landgoedeigenaren zijn steeds op zoek naar nieuwe bronnen van inkomsten om het onderhoud van het landgoed te kunnen financieren. Nieuwe (neven)functies binnen de bestaande bebouwing en nieuwbouw kunnen hier mogelijkheden voor bieden. De nieuwe functies kunnen door hun opbrengsten, bijdragen aan onderhoud en beheer van het landgoed, maar kunnen ook de cultuurhistorische kwaliteiten aantasten, als dit niet op een zorgvuldige wijze gebeurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20100-VS00_0010.png"

Historische geografie

In de gemeente Voorst komt een groot aantal elementen voor die belangrijke aanwijzingen verschaffen over de ontstaans-, bewonings- en ontginninggeschiedenis van het gebied. De hieronder vermelde elementen geven een indruk van wat hieronder wordt verstaan.

- Elementen van historische waterhuishouding en waterstaat

Deze elementen zijn voornamelijk ontstaan als gevolg van de wijze waarop de bewoners van het gebied zich destijds tegen de IJssel beschermden. Voorbeelden zijn oude dijklichamen (Veluwse Bandijk, Terwoldse Bandijk), terpen met boerderijen erop, kolken en meidoornhagen. Deze elementen worden voornamelijk aangetroffen in de (ingepolderde) uiterwaarden en het stroomruggengebied rond Gietelo.

Het Toevoerkanaal uit het begin van de 20e eeuw met het Van der Feltzgemaal uit 1959 is een representant van waterhuishouding uit de 20e eeuw.

- Levende landschapselementen

Het gaat hier voornamelijk om bomen die in verband met hun cultuurhistorische betekenis, zeldzaamheid of ouderdom van belang zijn. Een voorbeeld is de zwarte populier op de Voorster Klei.

- Elementen van industriële ontwikkeling

In het bos ten noordoosten van Klarenbeek ligt het tracé van de voormalige spoorlijn vanaf station Klarenbeek naar het nabijgelegen industrieterrein. Direct naast het industrieterrein ligt de Molenkolk van Krepel die gebruikt is om een (koper)molen aan te drijven.

Bij de voormalige baksteenfabriek aan de IJssel ten noorden van Terwolde, de Scherpenhof, werd in de weilanden een rijtje arbeiderswoningen gebouwd. Deze woningen zijn nog aanwezig hoewel de fabriek is verdwenen.

- Elementen van historische handel en nijverheid

Langs de IJssel liggen drie loswallen (kades waar boten gelost werden): onder Voorst (Nijenbeekse houtwal), onder Wilp (het Lokin) en onder Terwolde (Kleine Blokhuis).

Bij de hoger gelegen enkgronden herinneren de molens aan graan- en zaadhandel.

Het gebied de Stenenkamer was een tuindersgebiedje bij Deventer. Het verkavelingspatroon en de bestaande bebouwing herinneren nog steeds aan het grondgebruik uit de 18e en 19e eeuw.

- Oude wegenpatronen

Verspreid door het plangebied komen tal van oude wegen voor, zoals historische onverharde wegen, hessenwegen, kerkenpaden, lanenstelsels, buurtschapswegen, wegen met oude verhardingen en grenswegen.

- Militair erfgoed

Op de Wilpse Klei liggen drie batterijen met kazematten. De redoute bij Voorst en het Kleine Blokhuis zijn oude verdedigingswerken.

Vliegveld Teuge bestaat in onderdelen uit militair erfgoed dat ontstond in samenhang met de Tweede Wereldoorlog (1940-1945).

- Elementen van marke- en buurtschapshistorie

Kleine landschapselementen die herinneren aan de markehistorie liggen voornamelijk bij Gietelo: tussen de buurtschappen Gietelo en Appen ligt een scheidswal of markegrens en ten noorden van Gietelo ligt een bomenbrink. Enkgebieden (oude akkergronden) liggen geconcentreerd op de stroomruggen van de IJssel tussen Terwolde en Voorst.

In verband met de nederzettinggeschiedenis zijn deze gebieden ook van belang om archeologische redenen. Ze herbergen naar verwachting belangrijke (ontbrekende) vondsten uit de ijzertijd, romeinse tijd en de vroege middeleeuwen.

- Historische waterlopen

De Fliert is de enige historische waterloop die ontspringt in het plangebied. De beek heeft haar bron in het gebied bij het Hof te Gietel en mondt uit in de Terwoldse Wetering.

- Ontginningshistorie

In het kader van de ontginninghistorie van de gemeente Voorst is met name het unieke verkavelingspatroon rond Nijbroek van belang. Dit vanaf 1328 ontgonnen gebied is buiten het Zuid-Hollands/Utrechts veenweidegebied vrijwel de enige vindplaats van dit zogenaamde cope-landschap. Grote delen hebben nog steeds het karakteristieke patroon van lengtesloten die op een regelmatige afstand van 30, 60 of 90 m evenwijdig lopen aan elkaar.

Archeologie

In 1992 is het verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden.

De nieuwe wet beoogt het cultureel erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

De uitgangspunten van de nieuwe wet zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodem verstorende ingrepen wordt omgegaan. Dat betekent dat vooronderzoek moet plaatsvinden;
  • bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen (principe de verstoorder betaalt).

In opdracht van de gemeente Voorst is in 2008 door RAAP Archeologisch adviesbureau een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Voorst onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten (zie figuur 3.5). Dit heeft geresulteerd in een archeologische beleidskaart die in 2009 is vastgesteld. De Erfgoedverordening met daarin onder andere het archeologiebeleid is in 2010 vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20100-VS00_0011.png"

Verwachte ontwikkelingen

De landschappelijk relevante ontwikkelingen in het buitengebied worden hoofdzakelijk bepaald door veranderingen in het (agrarisch) grondgebruik en daarmee samenhangende bouwkundige activiteiten (uitbreiding of verandering van bebouwing en bouwvlakken/-percelen). Verwacht wordt dat een deel van de agrarische bedrijven in het gebied de bedrijfsmatige activiteiten in de toekomst zal beëindigen. Nieuwe functies kunnen mogelijk ingrijpende landschappelijke gevolgen hebben.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat het grondgebruik op de resterende agrarische bedrijven wordt geïntensiveerd of dat sprake is van omschakeling, wat ook gepaard kan gaan met veranderingen van het grondgebruik (meer ruwvoederteelt, meer tuinbouw op open grond, meer teeltondersteunende voorzieningen).

Ten slotte wordt verwacht dat de recreatieve sector een bredere basis krijgt waardoor de druk op het plangebied toeneemt. Daar tegenover staat wel dat de landschapskenmerken en de kwaliteit van het landschap meer en meer 'beleefd' gaan worden.

Verwacht mag worden dat in het beheer en onderhoud van het landschap meer en meer rekening wordt gehouden met de (economische) betekenis die het landschap heeft voor het wonen en de recreatie. Het uitvoeringsprogramma van het Landschapsontwikkelingsplan is hier mede op gericht. Door openstelling van bos- en natuurgebieden, door de aanleg van nieuwe landschapselementen en paden en door het ontwikkelen van routes kunnen het landschap en de bijzondere landschapselementen een belangrijke rol spelen in het transformatieproces in het buitengebied. De gemeente zet zich in om veranderingen in het grondgebruik en de ontwikkeling van bouwplannen te benutten om ruimtelijke kwaliteit op en rond erven te verbeteren.

Opgaven voor het bestemmingsplan

  • Behoud en waar mogelijk versterking van de aanwezige landschapskenmerken en landschapselementen.
  • Behoud en beheer van cultuurhistorisch waardevolle objecten.
  • Behoud en bescherming van aanwezige en te verwachten archeologische waarden.
  • Behoud en waar mogelijk versterking van landgoederen.