Plan: | Nijkerk 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0267.BP0027-0004 |
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.
Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met een oppervlakte vanaf 100 ha is er een beoordelingsplicht en daaronder meestal niet, maar in sommige gevallen wel. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2 'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Een grote rol in dit geheel speelt het feit, dat het hier gaat om een bestaande woonwijk, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. Aangezien de huidige eisen over het algemeen wat strenger zijn dan jaren geleden, zal er waarschijnlijk geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen. Dit zal echter uit de toets moeten blijken.
De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.
Bodem
De regeling, die nu is opgenomen is gelijk aan die van het vigerende plan.
Er zal dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Geluid
De wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze wegen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet gewijzigd.
Het plangebied is niet gelegen buiten het akoestische invloedsgebied van railverkeer. Dit invloedsgebied is hetzelfde als in het vigerende plan. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze spoorlijnzone nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren.
Al met al zal er dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Milieuhinder
In paragraaf 4.2 wordt het volgende vermeld.
Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.
In het woongebied mogen alleen niet- woonactiviteiten aan huis plaatsvinden (categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder voorwaarden). Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.
Al met al zal er dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Luchtkwaliteit
Omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, zal er dan ook geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Ecologie
In paragraaf 4.4 wordt met betrekking tot de Natura 2000-gebieden geconcludeerd, dat aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek hoeft plaats te vinden. Er verandert niets ten opzichte van de huidige situatie.
Dat geldt ook voor de EHS-gebieden. Verder wordt in die paragraaf vermeld over de relatie met de Flora- en faunawet, dat dit bestemmingsplan actualiserend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling en daardoor zijn geen significante gevolgen te verwachten.
Landschap
In paragraaf 4.5 wordt met betrekking tot het Nationaal landschap Arkemheen-Eemland geconcludeerd, dat aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap.
Conclusie
De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling (een planologische actualisering van een bestaande woonwijk) geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Gezien de afwezigheid van de noodzaak tot nader onderzoek van de verschillende milieuaspecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.