direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Vossenakker, 2e uitwerking, tevens 1e wijziging
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het voorliggende uitwerkingsplan heeft betrekking op gronden die nu worden geregeld door het bestemmingsplan 'Vossenakker'. De desbetreffende gronden hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Wonen'.

Dit uitwerkingsplan betreft de realisatie van een nieuw woongebied. Het voornemen bestaat om in het noordelijk deel van het plangebied appartementen en rijenwoningen te realiseren. In het zuidelijk gedeelte van het plangebied zullen drie tweekappers en een vergroot speelterrein worden gerealiseerd.

Op basis van het geldende uitwerkingsplan zijn de voorgenomen aanpassingen niet mogelijk. Het geldende uitwerkingsplan moet hiervoor herzien worden. Het voorliggende uitwerkingsplan is de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen aanpassingen mogelijk maakt.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Dit uitwerkingsplan is onderdeel van een plangebied bestaande uit twee deelgebieden, Deelgebied A en Deelgebied B. Voor beide deelgebieden wordt een uitwerkingsplan opgesteld. De deelgebieden liggen in verschillende bestemmingsplannen. Deelgebied A binnen het bestemmingsplan 'Vossenakker' en Deelgebied B ligt binnen het bestemmingsplan '1e partiële herziening bestemmingsplan Vossenakker'. In dit uitwerkingsplan worden alleen de ontwikkelingen ter plaatse van de gronden in Deelgebied A geregeld. Op de volgende afbeelding zijn de deelgebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0001.png" Afbeelding: Deelgebied A en Deelgebied B

Een uitsnede van de verkavelingstekening voor het gehele plangebied (Deelgebied A en Deelgebied B) is op de volgende afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0002.png" Afbeelding: Verkaveling plangebied (Deelgebied A en Deelgebied B)

Het plangebied ligt ten oosten van de kern Elburg/Oostendorp. Het gebied wordt globaal begrensd aan de westzijde door de Oostelijke Rondweg, aan de noordzijde door de Kruidenlaan en aan de zuidoost zijde door de Oostendorperstraatweg. Op de volgende afbeelding is een luchtfoto opgenomen van het plangebied. Een groot deel van het plangebied Vossenakker is reeds bebouwd.

* zie voor wijzigingen paragraaf 6.2 onderdeel Zienswijzen

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0003.png"

Afbeelding: Luchtfoto met daarop de globale ligging van het plangebied

1.3 Geldend juridisch-planologisch regime

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Vossenakker'. Het bestemmingsplan 'Vossenakker' is vastgesteld door de gemeenteraad op 25 juni 2007, onder nummer 10 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 27 november 2007, onder nummer 2007-010279. De goedkeuring van het zuidelijk deel van het bestemmingsplan (waarbinnen het plangebied valt) is onherroepelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0004.jpg"

Afbeelding: Uitsnede geldende plankaart

Voor het plangebied geldt de bestemming 'Wonen - uit te werken' en de bestemming 'Groen - infiltratie'. Binnen de bestemming 'Wonen - Uit te werken' bestaan mogelijkheden voor bebouwing met woonhuizen (vrijstaand, twee aaneen, in rij aaneen) en woongebouwen (appartementen), derhalve maximale flexibiliteit. In de regels van deze bestemming hebben onder meer de goot- en/of bouwhoogte, de hoofdontsluiting en nevenontsluitingen regeling gevonden. De als 'Groen - infiltratie' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, infiltratie van water, paden, uitwegen, parkeer- en speelvoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding, fiets- en voetpaden. Tevens is sprake van een wijziging ex artikel 3.6 Wro in verband met de in het moederplan opgenomen milieuzone. Deze milieuzone vervalt voor het deel van de ter plaatse geprojecteerde woningen aan de Kruidenlaan, in het zuidelijk deel ervan.

Door een gewijzigde opzet van het plan en op basis van nieuwe inzichten is het meest noordelijk deel van het plangebied anders uitgewerkt dan het moederplan aangeeft. De groenvoorzieningen en de verkeersbestemming langs de Kruidenlaan zijn anders gesitueerd. Voor een beter beeld is een uitsnede gemaakt en aan deze toelichting toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0005.png"

Uitsnede: noordelijk deel inclusief groen en verkeer

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Vossenakker, 2e uitwerking, tevens 1e wijziging' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (identificatienummer NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1);
  • Regels
  • Toelichting

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

1.5 Leeswijzer

In deze toelichting is in hoofdstuk 2 ingegaan op de planbeschrijving. In hoofdstuk 3 is het relevante ruimtelijk beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 is aandacht besteed aan de elementen, die van invloed kunnen zijn op het plangebied. In hoofdstuk 5 is de juridische planopzet weergegeven. Hoofdstuk 6 sluit af met een beschouwing over de uitvoerbaarheid, namelijk de economische uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk worden de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling van het plangebied beschreven.

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd. Het gebied is al wel 'bouwrijp' gemaakt. In de omgeving van Deelgebied A zijn al wel woningen gerealiseerd. Ten westen, langs de Oostenlijke Rondweg, is een wadi aangelegd en daar zijn ook enkele bomen aanwezig. Op de volgende afbeeldingen is een impressie van de huidige situatie weergegeven ter plaatse van beide locaties binnen Deelgebied A.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0006.png" Afbeelding: Impressie huidige situatie noordelijke locatie Deelgebied A

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0007.png"

Afbeelding: Impressie huidige situatie zuidelijke locatie Deelgebied A

2.2 Planuitgangspunten

Het plangebied ligt binnen het gebied Vossenakker. Het voorliggende plan moet worden bezien in de totale ontwikkelingsmogelijkheden die er voor het gebied Vossenakker zijn en in relatie tot de inmiddels bebouwde delen in het totale plan Vossenakker.

Noordelijk deel

Ten noorden van het plangebied, op de hoek van Oostelijke Rondweg - Kruidenlaan was in eerste instantie (in de 1e uitwerking) een relatief grootschalig appartementencomplex geprojecteerd met een maximale bouwhoogte van 14 meter voor 45 woningen. Het appartementengebouw en het (daar ten noorden van gelegen) schoolgebouw zouden in de ruimtelijke opzet fungeren als 'poort' naar de Kruidenlaan en het plangebied met aan het eind van een zichtlijn vanaf de Veldbloemenlaan naar het buitengebied. De opzet was om vanaf het appartementencomplex in zuidelijke richting, langs de Oostelijke Rondweg (Vliersingel) het aantal woningen te verminderen. Eén en ander was destijds afgestemd op de bouwplannen voor de te realiseren woningen. Woningen in een 'Dudok-achtige' opzet en plat afgedekt.

Het aantal te realiseren woningen op de hoek Oostelijke Rondweg/Kruidenlaan is in het geldende bestemmingsplan 'Vossenakker' gesteld op maximaal 45 woningen. Het aanvankelijk ter plaatse voorgestelde appartementencomplex zal in die vorm geen doorgang vinden. Ingezet wordt op een kleinschaliger appartementencomplex met 16 appartementen in combinatie met 23 grondgebonden rijenwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0008.png"

Afbeelding: Profieltekening ontsluitingspad

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0009.png"

Afbeelding: Profieltekening Vliersingel/Oostelijke Rondweg

Zuidelijk/oostelijk deel

Aan de zuid-/oostzijde van de Kruidenlaan geldt in het bestemmingsplan 'Vossenakker' het uitgangspunt om de nieuwbouw op een bescheiden wijze in te voegen in de bestaande ruimtelijke karakteristiek en de nieuwbouw in de beeldvorming niet op de voorgrond te laten treden. Dit uitwerkingsplan regelt voor deze locatie de realisatie van drie tweekappers, een pad en een vergroot speelterrein.

* zie voor wijzigingen paragraaf 6.2 onderdeel Zienswijzen

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Bij ruimtelijke plannen moet worden weergegeven hoe rekening is gehouden met relevant beleid. In dit hoofdstuk worden het relevante beleid op nationaal, provinciaal en lokaal schaalniveau en de relatie met het voorgenomen plan behandeld.

3.1 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze van invloed zijn op de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de ministeriële regeling.

Nationale belangen

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen van toepassing:

  • Nationaal belang 4 'Efficiënt gebruik van de ondergrond': In hoofdstuk 4 is aangegeven hoe met dit belang rekening is gehouden.
  • Nationaal belang 8 'Verbeteren van de milieukwaliteit': In hoofdstuk 4 is ook aandacht geschonken aan de verschillende milieuaspecten.
  • Nationaal belang 13: 'Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen': Bij het voorliggende bestemmingsplan zijn alle belangen zorgvuldig afgewogen. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden hebben de mogelijkheid om in het kader van de bestemmingsplanprocedure te reageren op deze afweging.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden (her)gebruikt.

Voor Deelgebied A is sprake van geldende woningbouwmogelijkheden. In hoofdstuk 2 zijn deze mogelijkheden nader beschreven. Voor het plangebied geldt reeds een deels uitgewerkte woonbestemming voor vrijstaande woningen, tweekappers en rijenwoningen. Daarnaast is er ook een uitgewerkte en geldende woonbestemming voor een appartementencomplex van 45 woningen op de hoek Kruidenlaan/Oostelijke Rondweg. De woningbouwmogelijkheden van het totale gebied worden aangepast, daarbij wordt het totaal aantal woningen van het gebied Vossenakker in principe niet vergroot. In plaats van 45 woningen worden ter plaatse 39 woningen (16 appartementen + 23 grondgebonden) gerealiseerd. In het zuidelijk deel worden 3 tweekappers (6 woningen) gebouwd. De voorgenomen ontwikkelingen spelen in op de behoefte aan verschillende woningtypen. Dit is ook de aanleiding voor de voorliggende planuitwerking. Het geldende uitwerkingsplan blijkt te beperkend en voorziet niet meer in de huidige behoefte. Het voorliggende plan is opgesteld om beter in te kunnen spelen op de woningmarkt en een gedifferentieerd programma aan woningtypen aan te kunnen bieden.

De locatie betreft een gebied binnen bestaand bebouwd gebied dat bestemd is voor woningbouw. De locatie ligt aan de oostkant van de kern Elburg/Oostendorp, namelijk in het gebied Vossenakker. Een groot deel van het gebied is reeds bebouwd en bestemd voor woningbouw. Het aantal woningen binnen het uitwerkingsdeel wordt niet vergroot in aantal. Het betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro. Dat is ook bevestigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 1 november 2017, nr. 201701499/1/R1, over de ''1e partiële herziening bestemmingsplan Vossenakker onder rechtsoverweging 3.6. De ABRvS oordeelde in deze uitspraak: ''Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat dit plan in nagenoeg dezelfde bouw- en gebruiksmogelijkheden voorziet als het voorheen geldende planologisch regiem. Om die reden heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro mogelijk maakt''.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen nationale belangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

Conclusie

Vanuit de structuurvisie zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld door de Provinciale Staten. Een actualisatieplan van deze visie is door de Provinciale Staten vastgesteld op 28 juni 2017. De visie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt en geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. De provincie onderscheidt voor zichzelf vier rollen: ondernemend, inspirerend, verbindend en normerend. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.

De doelen zijn:

  • een duurzame economische structuurversterking;
  • het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

De Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld op 24 september 2014 door Provinciale Staten. Ook van de verordening is een actualisatieplan door de Provinciale Staten vastgesteld op 28 juni 2017. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland.

Noord-Veluwe

De provincie geeft per regio aan wat de opgaven voor die regio zijn. De regio Noord-Veluwe wordt gekenmerkt door:

  • rust en ruimte;
  • afwisselend landschap: water, boerenland, steden, dorpen, bos en hei;
  • een rijke cultuurhistorie;
  • gastvrijheid en mensen die omzien naar elkaar;
  • de recreatieve en toeristische sector en zorg;
  • goede verbindingen met omringende regio's.

De opgaven waar de regio voor staat, zijn:

  • Economische ontwikkeling is de motor van de regio: versterking van de recreatieve en toeristische sector, innovatie in het bedrijfsleven, vasthouden en versterken van zorgondernemers, een toekomstbestendige agrarische sector.
  • Behouden, versterken en benutten van bestaande kwaliteiten: natuur, landschappen, water, gemeenschappen, steden en dorpen.
  • Verbinden van leefbaarheid in kernen met natuurgebieden en het waterlandschap.
  • Ruimte bieden aan ondernemers om een passend aanbod te ontwikkelen op deze opgaven.

Voor woningbouw zijn er op regionale schaal afspraken met ten minste gemeenten en woningcorporaties over de woningvoorraad.

Ladder voor duurzaam ruimtegebruik

In de visie is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik opgenomen voor kwalitatief goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw en prioritering bij overcapaciteit in landelijk en stedelijk gebied. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is van toepassing op stedelijke ontwikkelingen of functieverandering naar stedelijke functies.

De provinciale ladder sluit aan op de (nationale) 'ladder voor duurzame verstedelijking'. In paragraaf 3.1 is reeds nader ingegaan op deze ladder in relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen. Gebouwd wordt in een binnenstedelijk gebied binnen een geldend uitwerkingsplan (dat met de uitwerking vervalt) ten behoeve van een gelijk aantal te bouwen woningen in verschillende woningcategorieën.

Provinciale belangen

De volgende provinciale belangen zijn van toepassing op het plangebied:

  • Windenergie: Het plangebied en de wijde omgeving liggen binnen een gebied dat is aangewezen als 'Windenergie uitgesloten vanwege wettelijke beperkingen'. Dit heeft geen gevolgen voor de voorgenomen ontwikkeling.
  • Glastuinbouw: Voor het plangebied en de wijde omgeving geldt ook 'Glastuinbouw in overige gebieden' / 'Tijdelijk verbod nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding bestaande glastuinbouw'. De bepalingen hierbij hebben geen gevolgen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt ingespeeld op de woningmarkt en kan er een gedifferentieerd programma worden geboden. Hiermee wordt ingespeeld op de concrete behoefte voor de woningbouwmogelijkheden.

Conclusie

Gelet op de omgevingsvisie en de omgevingsverordening worden met dit bestemmingsplan geen provinciale belangen belemmerd en wordt aangesloten op de economische situatie.

3.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Elburg 2020

In november 2009 is de toekomstvisie Elburg 2020 vastgesteld. Het toekomstbeeld van de gemeente Elburg gaat uit van de volgende kernwaarden:

  • Geborgenheid, zorgzaamheid en veiligheid.
  • Gastvrije en uitnodigende omgeving.
  • Vitale kwaliteitseconomie.
  • Herkenning in geloofsbeleving.
  • Kwaliteit in wonen en leefomgeving.
  • Kleinschaligheid en menselijke maat.
  • Ontplooiingsruimte voor jong en oud.

In de toekomstvisie staat dat het woningbouwbeleid wordt toegesneden op de vraag. Lokaal maatwerk is daarbij essentieel. De diversiteit in woonmilieus wordt sterker. De van oudsher traditionele opbouw van de woningvoorraad krijgt hiermee een ander karakter: meer kwaliteit en meer toekomstgericht. Daarnaast wordt ingezet op bevordering van de doorstroming. In samenwerking met andere partijen worden doeltreffende acties in gang gezet om het aanbod af te stemmen op de daadwerkelijke vraag. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt de schaal en omvang van de ontwikkeling afgestemd op de locatie. Behoud of herstel van identiteit en eigenheid staat daarbij voorop.

De ruimtelijke aspecten uit de toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Structuurvisie gemeente Elburg 2030.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de toekomstvisie.

Structuurvisie gemeente Elburg 2030

De gemeenteraad heeft op 24 september 2012 ingestemd met de Structuurvisie gemeente Elburg 2030. Deze structuurvisie vervangt de daarvoor geldende Visie Wonen en Werken.

De gemeente Elburg wil met de realisatie van enkele uitbreidingswijken, waaronder Vossenakker, een invulling geven aan de gemeentelijke woningbehoefte. Nieuwe grote uitbreidingen zijn naast deze al bekende locaties niet aan de orde. Wel worden er zorgvuldig ingepaste kleinschalige projecten tot stand gebracht door inbreiding, herstructurering en via verkleuring van werklocaties naar woonfuncties.

Op de structuurvisiekaart maakt het plangebied uit van het gebied Vossenakker en is aangegeven als 'nieuwbouwlocatie wonen'. Vossenakker is de uitbreiding die ten oosten van de Oostelijke Rondweg, tussen Broeklanden en de begraafplaats, is gesitueerd.

In Vossenakker wordt een mix van goedkope woningen en duurdere woningen gebouwd. Voor Vossenakker is voor de periode 2010-2019 een harde plancapaciteit van 162 woningen opgenomen. Eén en ander overeenkomstig het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3). Inmiddels is al een deel van deze woningen gebouwd. Het voorliggende plangebied voorziet ook in woningbouw voor Vossenakker, waarbij ingespeeld wordt op marktontwikkelingen.

Conclusie

Het voorliggende plan betreft een uitwerking van de structuurvisie.

Omgevingsvisie Elburg 2018

De omgevingsvisie vloeit voort uit de Omgevingswet welke in 2021 in werking zal treden. Het ontwerp van de 'Omgevingsvisie Elburg 2018' heeft ter visie gelegen. De gemeenteraad van Elburg zal de visie vaststellen. Het is een lange termijn visie die gaat over alle terreinen van de fysieke leefomgeving. De volgende vijf hoofdthema's staan hierin centraal:

  • 1. Leefbare dorpen met een actieve samenleving;
  • 2. Herkenbare omgevingskwaliteiten en identiteit;
  • 3. Vitaal economisch klimaat;
  • 4. Duurzaam, energieneutraal en klimaatbestendig;
  • 5. Bereikbaar, nabij en toegankelijk.

De omgevingsvisie vormt de kapstok voor verdere uitwerkingen per gebied of per onderwerp. Verschillende onderwerpen in de visie staan met elkaar in verband, om zodoende de balans tussen 'people, planet, profit' te creëren en te bewaken. De omgevingsvisie stelt daarbij kaders waaraan plannen moeten voldoen.

De ambitie voor Oostendorp waar het gebied Vossenakker deel van uitmaakt, is het behoud van de authentieke kracht, levendigheid en de vitaliteit van het dorp. Voldoende woningbouwmogelijkheden naar de toekomst toe moeten gewaarborgd blijven. Het gebied Vossenakker wordt in de Omgevingsvisie aangemerkt als woningbouwlocatie voor 63 woningen. Uitgangspunten om de kwaliteit te bewaken zijn:

  • Groen en blauw gebruiken voor identiteitsvervaging;
  • Dorpse ruimtelijke karakteristiek versterken;
  • 'Groene Hart' behouden als ruimtelijke structurerend element voor de omliggende wijken;
  • Een aanbod van woonmilieus voor alle doelgroepen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0010.png"

Afbeelding: uitsnede Omgevingsvisie Elburg 2018

Conclusie

De Omgevingsvisie Elburg 2018 merkt het gebied Vossenakker aan als woningbouwlocatie. Hierdoor geeft het voorliggende plan uitvoer aan de omgevingsvisie.

Woonvisie 2015-2019

Voor de gemeente Elburg is op 11 mei 2015 de Woonvisie 2015-2019 vastgesteld. In deze visie is het woonbeleid voor de periode 2015-2019 vastgelegd.

De Woonvisie geeft de bouwstenen voor de activiteiten op het gebied van het wonen, en is het richtinggevend kader voor het handelen van de partners in het veld. De visie formuleert onder meer het kader voor de afweging van nut, noodzaak en locatiekeuze van nieuwe ontwikkelingen in relatie tot de bestaande woningvoorraad. Het sluit daarbij aan bij de ladder voor duurzame verstedelijking. Ook vormt deze visie het kader voor het maken van prestatieafspraken met de in de gemeente werkzame corporaties.

De thema's in de visie zijn:

  • Betaalbaarheid van het wonen;
  • Wonen-welzijn-zorg;
  • Duurzaamheid;
  • Woonprogramma (potenties bestaande woningvoorraad en nieuwbouw);
  • De kernen in beeld (accenten per kern);
  • Sturing nieuwe stijl.

Kwantitatief duiden scenario’s voor de toekomstige huishoudensontwikkeling voor de gemeente op een behoefte aan 580 tot 790 extra woningen in de periode 2013 tot 2025 (inclusief de effecten van extramuralisering). Kwalitatief zit de groei met name in categorie 1- en 2-persoonshuishoudens en de woonwensen zijn gericht op nultreden-/levensloopbestendige woningen en (sociale) huurwoningen (vooral senioren). Daarnaast is er een blijvende vraag naar duurdere koopwoningen, hoewel deze sector op termijn in grotere aantallen op de markt zullen komen in verband met de sterke vergrijzing van de bevolking.

Voor Elburg/Oostendorp gelden de volgende accenten voor het wonen:

  • Richten op gedifferentieerde woonmilieus, ook voor (startende) gezinnen;
  • Versterking centrumfunctie;
  • Ruimte voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap geven;
  • Kansen voor kleine huishoudens starters/ouderen op locaties nabij voorzieningen en openbaar-vervoerhaltes;
  • Beleid richten op in stand houden van voorzieningen, waarbij met betrokkenen indien nodig gezocht wordt naar creatieve oplossingen (slim samenwerken);

De projecten in de Woonvisie zijn ingedeeld in groen, oranje en rood:

  • Groen staat voor projecten die goed scoren op de toets en afzetpotentie hebben. Deze projecten verdienen prioriteit;
  • Oranje staat voor projecten die over het algemeen goed scoren op de toets aan het kwalitatief afwegingskader, maar afzetbaarheid laat te wensen over. Deze projecten verdienen nadere analyse op een betere aansluiting op de marktvraag. Hiermee kan de productie voor de periode tot 2025 verhoogd;
  • Rood staat voor projecten die in het licht van de huidige marktomstandigheden en (ruimtelijk) kwaliteitsdenken voorlopig worden aangehouden. Bij een goede herprogrammering en een kwaliteitsslag, is de verschuiving naar een kansrijker positionering wellicht mogelijk.

Het project Vossenakker is in de Woonvisie als een 'groen' project aangeduid en heeft dus prioriteit in de uitvoering.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt ingespeeld op de markt en wordt een gedifferentieerd programma aangeboden.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de Woonvisie.

Geurverordening gemeente Elburg

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2008, is voor het noordelijk deel van het bestemmingsplan 'Vossenakker' het plandeel vernietigd. Als gevolg daarvan heeft de gemeente een geurverordening opgesteld.

Op grond van de bepalingen van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 14 december 2009 de Geurverordening met gebiedsvisie door de raad vastgesteld. Het betreft een besluit om de ontwikkeling van woningbouw / bedrijven nabij bestaande agrarische bedrijven mogelijk te maken. Ook Vossenakker is daarin opgenomen. De verordening is van kracht. Gekozen is voor optie 3 op grond waarvan slechts een relatief gering deel moet worden uitgesloten voor woningbouw.

Met een gemeentelijke verordening kan op basis van artikel 6 Wgv worden afgeweken van de norm in artikel 3, eerste lid onder a Wgv voor een geurgevoelig object gelegen binnen de bebouwde kom: 3,0 ouE/m3 (odour units per kubieke meter lucht). De geurnorm in de verordening is voor Vossenakker gewijzigd van 3,0 ouE/m3 in 6,5 ouE/m3.

Daarnaast kan met een gemeentelijke verordening op basis van artikel 6 Wgv worden afgeweken van de afstand, genoemd in artikel 4, eerste lid onder a Wgv voor een geurgevoelig object gelegen binnen de bebouwde kom (100 meter).

De afstand die moet worden aangehouden tussen geurgevoelige objecten binnen een bebouwde kom en een dierenverblijf waarin dieren worden gehouden waarvoor geen emissiefactor is middels de verordening aangepast van 100 naar 50 meter. Deze aanpassing van de afstandseis past binnen de wettelijke bandbreedte. Verder blijkt uit de praktijk dat ook op een afstand van minimaal 50 meter de geursituatie acceptabel is.

Het voorliggende plangebied ligt op basis van de geurverordening buiten de milieuafstanden van de veehouderijen in de omgeving.

Het meest nabijgelegen agrarisch bedrijf is gesitueerd op de locatie Oostendorperstraatweg 10-10a. Voor dit bedrijf geldt op basis van de geurverordening een vaste afstand van 50 meter. Het plangebied ligt op meer dan 50 meter van het bouwvlak van het agrarisch bedrijf. Vanwege de geurverordening en bijbehorende aangepaste vaste afstanden is het agrarisch bedrijf geen beperking meer voor woningbouw in dit deel van het plangebied.

Andere agrarische bedrijven liggen op meer dan 250 meter. Gelet op de afstanden wordt voldaan aan de aan het aspect geur.

Om voornoemde reden kan ook de in het moederplan opgenomen milieuzone ten behoeve van de 3 tweekappers vervallen. Overeenkomstig artikel 9 van het moederplan vervalt met dit plan op grond van de wijzigingsbevoegdheid die zone voor de onderhavige bestemmingen ter plaatse, ook in juridische zin.

Conclusie

Vanuit de geurverordening zijn er geen belemmeringen voor het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Uit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet bij nieuwe ontwikkelingen worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de 'omgekeerde werking').

Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving. De VNG-handreiking geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.

In de publicatie zijn richtafstanden gegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Van plangebied naar omgeving

Binnen het plangebied worden geen milieubelastende activiteiten mogelijk gemaakt. Vanuit het plangebied naar de omgeving zijn daarom geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Van omgeving naar plangebied

Een woning is een milieugevoelige functie. In de omgeving van het plangebied zijn milieubelastende activiteiten aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden bij de voorgenomen ontwikkeling.

School

Ten noordwesten van het plangebied is een school voor voortgezet onderwijs gesitueerd. Op basis van de VNG-publicatie heeft de school een richtafstand van 30 meter. De afstand tussen de school met het bijbehorende bouwvlak en de voorgenomen woningen ligt op meer dan 30 meter. In het bestemmingsplan 'Vossenakker' is al vastgesteld dat de geplande woningen ten opzichte van de school op deze locatie planologisch verantwoord is.

Agrarische bedrijven

In paragraaf 3.3 is nader ingegaan op de ligging van agrarische bedrijven ten opzichte van het plangebied. Op basis van de geurverordening zijn de geurnormen aangepast en zijn de vaste afstanden van 100 meter naar 50 meter teruggebracht. Gelet op de zoneringen van nabijgelegen agrarische bedrijven, is de voorgenomen ontwikkeling mogelijk.

Bedrijventerrein

Ten zuiden van de hoek Oostelijke Rondweg - Oostendorperstraatweg ligt het bedrijventerrein Oostendorp. Voor de meest nabijgelegen bedrijven geldt maximaal milieucategorie 3.1. Vanuit de VNG-publicatie geldt hierbij een richtafstand van 50 meter. Het plangebied ligt op een afstand van ruim 150 meter van deze bedrijven. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand.

Conclusie

Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een plan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.

In de Wgh is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Aangezien het plangebied niet gelegen is binnen de zone van een spoorweg en/of in de nabijheid van een gezoneerd industrieterrein, is alleen aandacht besteed aan het aspect wegverkeerslawaai.

Wegverkeerslawaai
In het kader van het bestemmingsplan 'Vossenakker' is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. Het akoestisch rapport is opgesteld op 29 november 2006. Voor een deel van het plangebied Vossenakker is voor de woonbestemming een 'hogere waarde' in het kader van de Wet geluidhinder vastgesteld door Gedeputeerde Staten d.d. 18 april 2007, waarna het bestemmingsplan destijds is vastgesteld. Woningbouw vindt plaats binnen de woonbestemming, zodat voldaan is aan de eisen van de Wet geluidhinder.

Daarnaast is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidemissie van het melkveebedrijf te Oostendorperstraatweg 10a. De resultaten hiervan zijn opgenomen in Bijlage 5. De woningen in het zuidelijke gedeelte van het plangebied hoeven niet beperkend te zijn voor wat betreft het onderdeel geluid, mits een geluidwerende voorziening wordt gerealiseerd, zoals in Bijlage 13 is aangegeven. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning dient te zijn aangetoond dat de te plaatsen geluidswerende voorziening met een hoogte van 2.10 m in combinatie met de karakteristieke geluidwering van gevels en daken ter plaatse van geluidgevoelige ruimten voldoet aan de gestelde grenswaarden uit het Bouwbesluit.

Conclusie

Voor de geprojecteerde woningen is een hogere grenswaarde procedure gevolgd. Met inachtneming van een vastgestelde hogere grenswaarde voldoet het bestemmingsplan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.

4.3 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Ruimtelijk-economische besluiten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet individueel getoetst aan die grenswaarden. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Op de locatie gelden reeds uit te werken woonbestemmingen. Bij voorliggend uitwerkingsplan is sprake van aanpassing van de bouwmogelijkheden van de woningen. Door de voorgenomen ontwikkeling wordt geen significante toename aan verkeer verwacht. Het bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die in principe van gelijke omvang is dan wat hiervoor is aangegeven. Geconcludeerd wordt dat de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' zal verslechteren. Daarom hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

4.4 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient te worden onderzocht:

  • Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
  • Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0011.png"

Afbeelding: uitsnede provinciale risicokaart

Inrichtingen

In en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen (Besluit Externe Veiligheid). Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Buisleidingen

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals aardgas, plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

De Oostelijke Rondweg is niet aangewezen als 'route gevaarlijke stoffen'. Eén en ander wil niet zeggen dat er nooit gevaarlijke stoffen worden vervoerd, maar de intensiteit van de vervoersstromen met gevaarlijke stoffen in relatie tot de afstand van kwetsbare objecten maakt dat het risico als nihil wordt beschouwd.

Conclusie

Zoals ook uit bovenstaande provinciale risicokaart blijkt, zijn er geen risicobronnen binnen/nabij het plangebied aanwezig, zowel stationaire als mobiele, die een belemmering kunnen vormen in het kader van externe veiligheid. De Oostelijke Rondweg vormt tevens geen belemmering. Alle bronnen liggen op voldoende grote afstand. De eindconclusie is dan ook dat er geen relevantie voor externe veiligheid is met betrekking tot deze planuitwerking.

4.5 Water

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf is een wateradvies aangevraagd bij het waterschap. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.

Waterrelevant beleid

De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn 4e Nota Waterhuishouding, waterbeheerprogramma Vallei en Veluwe (2016 - 2021), Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Beleidslijn Grote Rivieren en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Watertoetsproces

De 'Stedenbouwkundige visie Vossenakker' is op 24 maart 2005 aan het waterschap gezonden. In het kader van de watertoets is destijds ten aanzien van de stedenbouwkundige visie Vossenakker een wateradvies gevraagd aan het waterschap. Op 15 april 2005 heeft het waterschap aangegeven in te kunnen stemmen met de waterhuishoudkundige inrichting zoals die is voorgesteld in de stedenbouwkundige visie.

Het waterschap heeft hierover het volgende opgemerkt:

"Allereerst zijn wij er zeer content mee dat onlangs in het kader van de watertoets overleggen van start zijn gegaan om water ook in het voorontwerpbestemmingsplan gewogen mee te kunnen nemen. Op pagina 5 staat weergegeven dat hemelwater afgekoppeld (of uiteindelijk niet aangekoppeld) zal worden. Hiervoor spreken wij onze waardering uit. Wel wijzen wij u er op dat het infiltreren van het water de voorkeur heeft boven het afvoeren van dit water op de watergang. Het gebied leent zich hier hoogst waarschijnlijk prima voor. Een nader onderzoek zal hier uitsluitsel over geven. De lozingsnorm in dit gebied is 0,1 l/s/ha. Mocht u onverhoopt toch kiezen niet te infiltreren dan zal een voorziening aangelegd dienen te worden waardoor de afvoer op de watergang vertraagd wordt. Ditzelfde geldt voor de opmerkingen over dit onderwerp op pagina 11. Wellicht wat vroeg voor dit stadium wijzen wij u alvast op het aspect waterkwaliteit. Het gebruik van niet-uitlogende materialen en onderhoudsarm inrichten - zodat gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet nodig zijn - voorkomen toekomstige verontreinigingen van het (grond)water. Mocht u afwijken van bovenstaand wateradvies, dan zien wij uw definitieve keuzes met betrekking tot water graag terug."

Ten behoeve van het totale plangebied Vossenakker zijn een bodemkundig, hydrologisch onderzoek en waterstructuurplan opgesteld (Arcadis, 'Vossenakker' te Elburg, bodemkundig, hydrologisch onderzoek en waterstructuurplan, van 26 oktober 2005). Het onderzoek en waterstructuurplan zijn als Bijlage 2 bij deze toelichting toegevoegd.

Uit dit onderzoek blijkt dat er - gespiegeld aan de aangetroffen maaiveldhoogten - nergens maatregelen nodig zijn om de ontwatering te verbeteren. Gedurende het gehele jaar zijn er voldoende infiltratiemogelijkheden om het hemelwater op te vangen. In beginsel is het dan ook niet nodig om een retentievoorziening aan te leggen.

Langs de Oostelijke Rondweg wordt een hoogwaardige groenzone nagestreefd. Vanuit het oogpunt van duurzaam stedelijk waterbeheer moeten volgens de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' piekbelastingen op ontvangende oppervlaktewateren worden voorkomen. Om het hemelwater uit het gebied niet direct wordt afgevoerd, is in deze zone een infiltratievoorziening gerealiseerd in de vorm van een wadi met een noodoverloop op de vijvers in het aangrenzende woongebied De Pal.

Uit Bijlage 2 blijkt dat voor Vossenakker in zijn geheel sprake is van een verhard oppervlak van 6,7 hectare; namelijk voor het noordelijk gebied (woongebied en schoollocatie) 2,8 hectare en het zuidelijk gebied 3,9 hectare. Het voorliggende bestemmingsplan betreft overigens alleen een deel van het zuidelijk gebied (de strook langs de Vliersingel).

In de volgende tabel is de retentie nader weergegeven.

Gebied   Verhard oppervlak   36 mm berging   Aangelegd (indicatief)   Aangelegd (bodem)   Talud   Totaal m3 bij 0,5 m1 peil  
Noord   2,8 ha   1.008 m3   2.310 m3   1.800 m2 Lengte 120 m1   1:2   960 m3  
Zuid   3,9 ha   1.404 m3   1.270 m3   1.950 m2
Lengte 160 m1
1.500 m2 Lengte 140 m1  
1:4   Circa 2.000 m3  
             
Totaal   6,7 ha   2.412 m3   3.580 m3       2.960 m3  

Gezien het voorgaande is er ruim voldoende berging aangelegd binnen het plan om te voldoen aan het huidige beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe.

Voor de afvoer van het van verhard terrein afkomstige hemelwater is de aanleg van een riool noodzakelijk. Er is hiervoor inmiddels een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Het hemelwaterriool kan afvoeren op de aan te leggen infiltratievoorziening langs de Oostelijke Rondweg. Bij de uitwerking van de stedenbouwkundige schets is rekening gehouden met de aanwezigheid van een duiker aan de oostzijde van de Oostelijke Rondweg. De totale infiltratievoorziening is 3.580 m3 met een oppervlakte van 0,75 hectare.

Voor het ontwerp van de hemel- en afvalwaterafvoer zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Er is ingezet op een gescheiden rioolstelsel.
  • Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hemelwater afkomstig van daken en wegen/terreinen.
  • Het hemelwater wordt ondergronds opgevangen in een hemelwaterriolering (IT-riolering, zie hierna) en getransporteerd naar een infiltratievoorziening in de westelijke randzone.
  • Het huishoudelijk afvalwater wordt door middel van een gemaal afgevoerd naar het bestaande gemengde stelsel onder de Veldbloemlaan van de woonkern Elburg.

Op onderstaande afbeelding is de indicatieve ligging van het rioolstelsel en de infiltratievoorziening weergegeven. In Bijlage 2 is een gedetailleerdere afbeelding opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0012.jpg"

Afbeelding: Waterstructuurplan

Ter verduidelijking is op onderstaande afbeelding het hoofdinfiltratieriool weergegeven met de daarbij behorende kolken (blauwe stippellijnen). Via de kolken wordt het hemelwater vanaf het verhard oppervlak rechtstreeks afgevoerd naar de wadi gelegen tussen de Oostelijke Rondweg en de Vliersingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0013.png"

Afbeelding: Hoofdinfiltratieriool

De aanleg van het hoofdinfiltratieriool is gebaseerd op de verschillende peilhoogtes van het plangebied. De volgende schets is hierbij uitgangspunt geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0014.png"

Afbeelding: Peilhoogtes

Gelet op de peilhoogtes zal het hemelwater naar de wadi's aan de Oostelijke Rondweg afwateren.

Het voorliggende plan betreft een uitwerking van het geldende bestemmingsplan 'Vossenakker' uit 2007. Voor het gehele plangebied geldt er al een uit te werken woonbestemming. Met het voorliggende plan worden bouwmogelijkheden aangepast. Er is ten opzichte van het geldende plan geen sprake van een significante toename van het verhard oppervlak. Dit is ook de conclusie uit de memo van 7 december 2017 met betrekking tot Bodemkundig, Hydrologisch onderzoek en waterstructuurplan (Bijlage 3). In deze situatie is waterberging gerealiseerd. In het voorgaande is hier reeds nader op ingegaan. Binnen het plan is er ruim voldoende berging aangelegd om te voldoen aan het huidige beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe. Dit uitwerkingsplan heeft voor dit deel van het plangebied heeft geen significante gevolgen voor de (bestaande opzet van) de waterhuishouding.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect water.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

Archeologie

Inventariserend veldonderzoek archeologie

Voor het geldende bestemmingsplan 'Vossenakker' is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (Arcadis, Inventariserend veldonderzoek archeologie Elburg Vossenakker, mei 2005). Ook het voorliggende plangebied is in dit onderzoek meegenomen. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 7.

Uit dit onderzoek zijn drie gebieden naar voren gekomen die nader onderzocht moesten worden. Slechts een fractie van deze gebieden valt binnen het voorliggende plangebied. De aanbevelingsgebieden zijn weergegeven op de volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0015.jpg"
Afbeelding: Kaart behorend bij inventariserend veldonderzoek met daarop aanbevelingsgebieden

Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

Vervolgens is een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd (De Steekproef, Een inventariserend Archeologisch Veldonderzoek middels proefsleuven, Rapport 2006-01/05, februari 2006). In Bijlage 8is dat onderzoek toegevoegd.

De proefsleuven zijn gegraven binnen aanbevelingsgebieden 2 en 3. Tijdens het onderzoek zijn geen archeologische waarden van belang vastgesteld binnen het zuidelijk deel van Vossenakker. In totaal zijn er vijf mogelijke laatste restanten van paalkuilen ontdekt, verdeeld over drie putten. Eén paalkuil dateert uit de Nieuwe tijd, van de overige sporen is de datering onbekend. De structuren waarvan deze sporen ooit deel uitmaakten zijn niet meer aangetroffen. De weinige vondsten dateren uit de Nieuwe tijd en zijn in het esdek aangetroffen. Slechts een vondst, een fragment baksteen, is afkomstig uit een paalkuilrestant. De vindplaats is 'niet behoudenswaardig' gewaardeerd aan de hand van de KNA scoretabel. Bij de voorliggende ontwikkeling is dan ook geen sprake van aantasting van archeologische waarden. Er is dan ook geen reden tot vervolgonderzoek.

Historische (steden)bouwkundige waarden

In het plangebied bevinden zich geen bouwwerken met cultuurhistorische (steden)bouwkundige waarden.

Buiten het plangebied is de woning Oostendorperstraatweg 13 een gemeentelijk monument. Het plangebied is gesitueerd 'achter' deze woningen. In de huidige situatie heeft het plangebied al uit te werken woonbestemmingen. De cultuurhistorische waarden van dit object wordt niet aangetast.

Historische geografie

Het gebied wordt gekenmerkt door waardevolle samenhangende landschappelijke structuren en cultuurhistorische patronen. Inmiddels heeft er woningbouw plaatsgevonden in de omgeving. Daarvoor maakte het gebied deel uit van een hoger gelegen dekzandgebied met droge gronden (essen) in relatie tot het lager gelegen natte gebied ten oosten van het plangebied. Karakteristiek is het aanwezige beplantingspatroon en de maat en schaal van de boerderijen met bijbehorende percelen in de omgeving van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.UP2VOSSENAKKER-VST1_0016.jpg"

Afbeelding: Historische kaart van rond 1900 (het gebied Vossenakker is hierop groen gearceerd)

Zoals te zien is op de voorgaande afbeelding is er rond 1900 een boerderijenlint ontstaan langs de Oostendorperstraatweg. Deze slingerende weg vormt samen met de bebouwing en het opgaande groen een ruimtelijke scheiding tussen de hoge en lage gronden. Op de kaart is dit af te lezen aan de verschillende kavelrichtingen aan de oostzijde (lage gronden) en de westzijde (hoge gronden) van de Oostendorperstraatweg.

De karakteristieken zijn van cultuurhistorische betekenis en maken dat de ontstaansgeschiedenis heden ten dage afleesbaar is in de landschappelijke en bebouwingsstructuur. Bij de planvorming van het gebied Vossenakker is dan ook uitgangspunt geweest dat niet alleen de karakteristiek van de Oostendorperstraatweg zo veel mogelijk gehandhaafd blijft, maar dat tevens een drietal monumentale boerderijen, gelegen aan de oostzijde van de Oostendorperstraatweg in het verlengde van de Kruidenlaan met het bijbehorende groen (verderop ten noordoosten van het plangebied), beeldbepalend blijven.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen vanuit de aspecten archeologie en cultuurhistorie.

4.7 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Verkennend bodemonderzoek

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Om de milieuhygiënische bodemkwaliteit voor Vossenakker te kunnen vastleggen, is een verkennend milieukundig bodemonderzoek verricht (Arcadis, Verkennend bodemonderzoek 'Vossenakker' te Elburg, mei 2005). Dit onderzoek is toegevoegd bij het bestemmingsplan 'Vossenakker'. Voor het gehele onderzochte gebied geldt dat er uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van het plangebied.

Gelet op het tussenliggende tijdsbestek is het bodemonderzoek geactualiseerd in het kader van de ontwikkelingen in het plangebied. De resultaten van het bodemonderzoek zijn opgenomen in Bijlage 1. Uit het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Ter plaatse van het als grootschalig onverdacht onderzochte terreindeel worden in de bovengrond plaatselijk licht verhoogde gehalten aan PCB gemeten.
  • Ter plaatse van de brandplek zijn geen van de geanalyseerde stoffen boven de achtergrondwaarde aangetoond.
  • Ter plaatse van de voormalige boerderij is de bovengrond plaatselijk sterk vermengd met puin en wordt in de bovengrond PAK, PCB en minerale olie licht verhoogd gemeten. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten van de onderzochte stoffen aangetoond.
  • In het grondwater zijn voor de stoffen koper, zink, molybdeen en barium licht verhoogde concentraties gemeten. De toetswaarde voor barium staat ter discussie en er kan dus niet gesproken worden van verontreiniging met barium.
  • De resultaten van het actualiserende onderzoek zijn in lijn met de resultaten van het onderzoek uit 2005.
  • Voor zover er sprake is van overschrijdingen van de achtergrondwaarde c.q. streefwaarde betreft het zeer beperkte overschrijdingen.

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling (wonen met tuin) op de locatie Vossenakker te Elburg. Wel verdient het aanbeveling om te voorkomen dat ter plaatse van de toekomstige tuinen sterk puinhoudend materiaal blijft liggen. Dit materiaal kan eventueel herschikt worden ter plaatse van toekomstige wegen.

Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling (wonen met tuin) op de locatie Vossenakker te Elburg.

4.8 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante negatieve gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) opgenomen.

Het plangebied ligt niet binnen en ook niet nabij Natura 2000-gebieden en de NNN. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is 'Veluwe', dit gebied ligt op een afstand van circa 2,2 kilometer. De meest nabijgelegen NNN ligt op circa 0,6 kilometer ten zuiden van het plangebied.

Gezien de geldende bestemming, de bestaande bebouwing, de huidige situatie als bouwrijp gemaakt terrein, de tussenliggende barrières en de afstand tot de natuurgebieden worden geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland verwacht.

Daarnaast blijkt uit de AERIUS-berekeningen (Bijlage 6) het volgende: Er zijn geen natuurgebieden met rekenresultaten die hoger dan de drempelwaarde zijn. Hiermee is voldoende onderbouwd dat de Wet natuurbescherming de tweede uitwerking van het plan niet in de weg staat. Bovendien is voor de gebruiksfase én de aanlegfase van de beoogde situatie geen sprake van vergunningplicht Wet natuurbescherming (gebiedsbescherming) als gevolg van te verwachten stikstofemissie. Een nader ecologisch onderzoek is dan ook niet nodig.

Soortbescherming

Op basis van de Wet natuurbescherming zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Wet natuurbescherming is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Wet natuurbescherming gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Er wordt geen aantasting van beschermde soorten verwacht. Het plangebied betreft een bouwrijp en deels reeds bebouwd terrein. Er worden geen singels gekapt en ook geen sloten gedempt. Een nader ecologisch onderzoek is daarom niet nodig.

Zorgplicht

De zorgplicht Wet natuurbescherming is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien.

Conclusie

Gelet hierop zijn er voor het voorliggende bestemmingsplan geen belemmeringen in verband met het aspect ecologie.

4.9 Molenbiotoop

In Oostendorp is de korenmolen 'De Tijd' gesitueerd. De molen heeft een molenbiotoop om te voorkomen dat er te hoge bebouwing rondom de molen wordt gebouwd. Het plangebied ligt buiten de molenbiotoop.

Conclusie

Er zijn vanwege de molenbiotoop geen belemmeringen voor het voorliggende plan.

4.10 Duurzaamheid

Er worden verschillende maatregelen genomen om de woningen duurzaam te bouwen:

  • Op stedenbouwkundig niveau

De woningen zijn dusdanig gesitueerd dat gebruik van zonnepanelen mogelijk is. Door de aanwezigheid van het park langs de oostelijke rondweg ontstaat een koelend effect op de omgeving. Tevens wordt hiermee deels fijnstof afgevangen. Bij de omheiningen rondom de tuinen wordt gebruik gemaakt van groene schuttingen.

  • Op woning niveau

Isolatie van dak, gevel, spouwmuur, vloer en ramen; hiermee wordt voldaan aan de EPC-norm. Goede kierdichting van de woningen wordt toegepast. Gebruik van vloerverwarming (lage temperatuur niveau). De energievraag van de woningen wordt met deze maatregelen beperkt. Er zal gebruik worden gemaakt van een douche WTW om een deel van de warmte terug te winnen. Bij de woningen worden zonnepanelen toegepast en wordt er ook gebruik gemaakt van zonneboilers. Hiermee wordt deels in de eigen energiebehoefte voorzien.

  • Op uitvoeringsniveau

In overleg met de aannemer zal worden ingezet op het reduceren van afval tijdens de bouw van de woningen, de inkoop van duurzame materialen en het hergebruik van materialen (bijvoorbeeld betongranulaat).

4.11 Parkeren

De gemeente Elburg heeft in 2014 de Intergemeentelijke Parkeernota vastgesteld. In deze parkeernota staat welke parkeerbehoefte er is bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen te voldoen aan deze parkeerbehoeftes. De Parkeernota is toegevoegd in Bijlage 9.

Noordelijk deel

In het noordelijk deel van Deelgebied A worden 23 rijwoningen gerealiseerd. Hiervoor geldt volgens de parkeernota van de gemeente Elburg (Bijlage 9) een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Dit betekend dat er voor de rijwoningen 50,6 parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. Daarnaast worden er 16 appartementen gerealiseerd. Hiervoor geldt volgens de parkeernota van de gemeente Elburg (Bijlage 9) een parkeernorm van 2,1 parkeerplaatsen per appartement. Dit betekend dat er voor de appartementen 33,6 parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. Tezamen moeten er dus 84,2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In totaal worden er 85 parkeerplaatsen gerealiseerd in de openbare ruimte. Met dit aantal parkeerplaatsen wordt voldaan aan de parkeerbehoefte.

Zuidelijk/oostelijk deel

In het zuidelijk/oostelijk deel van Deelgebied A worden 3 tweekappers gerealiseerd. Voor deze woningen geldt een parkeernorm van 2,4 parkeerplaatsen per woning. Deze woningen hebben een garage met lange oprit (minimaal 10 meter). Conform bijlage 1c van de Parkeernota tellen deze garages met opritten elk voor 1,3 parkeerplaats mee. Dat betekent dat er nog 6 x 1,1 parkeerplaatsen in de openbare ruimte moeten worden gerealiseerd. Er worden 9 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd. Daarom wordt voldaan aan de parkeerbehoefte.

* zie voor wijzigingen paragraaf 6.2 onderdeel Zienswijzen

Conclusie

Het aspect parkeren levert geen belemmeringen voor het realiseren van de voorgestane ontwikkeling.

4.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:

  • a. Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planMER-plichtig, besluitm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor (bestemmings)plannen dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r.. In het geval de activiteit genoemd wordt in onderdeel D, maar die onder de drempelwaarden vallen, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig.
  • b. In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Wet natuurbescherming voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten;
  • c. Wanneer Provinciale Staten in haar provinciale milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

Toets MER-plicht

Het bestemmingsplan biedt een juridische-planologische regeling voor een uit te werken woonbestemmingen. De activiteit die mogelijk wordt gemaakt valt onder categorie 'D 11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (2.000 woningen of meer). Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. moet worden doorlopen. In de volgende paragraaf is de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' behandeld.

De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ('Veluwe') bedraagt circa 2,2 kilometer. Gelet op de geldende bestemming, het huidige gebruik, de aard van de activiteit, tussenliggende barrières en de afstand tot aan het Natura 2000-gebied, is geoordeeld dat is uit te sluiten dat er significante negatieve effecten optreden op het Natura 2000-gebied. Dit betekent dat er geen 'passende beoordeling' op grond van de Wet natuurbescherming voor dit plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een planMER-plicht.

De Provinciale Staten van Gelderland hebben momenteel geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Derhalve is er via dit spoor ook geen sprake van een planMER-plicht voor dit bestemmingsplan.

Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten is geoordeeld dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Het is ook relevant om te melden dat het plangebied niet in een Belverdere-gebied, een waterwingebied en een grondwaterbeschermingsgebied ligt.

Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure noodzakelijk op grond van het Besluit m.e.r.

Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die grote nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is dan ook niet verplicht. Er is daarom geen MER opgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. De planopzet is in overeenstemming met de RO-standaarden.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

De regels

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Het aantal regels is beperkt mogelijk gehouden.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingregels, specifieke gebruiksregels of vergunningsregels voor aanleggen. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.

De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.

5.2 Nadere toelichting op de planregels

Verkeer - Verblijfsgebied

In het noordelijk gedeelte van het plangebied zijn twee straten (Bieslookpad en Marjoleinstraat) gelegen. Hierop is de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' van toepassing. Aan beide straten bestaat er de mogelijkheid om te parkeren. Ontsluiting van beide straten vindt plaats op de Kruidenlaan.

Binnen de bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan van maximaal 8,50 meter.

Groen

De bestemming 'Groen' heeft betrekking op de speellocatie in het zuidelijk deel van het plangebied. Binnen die bestemming zijn speelvoorzieningen mogelijk. De bestemming 'Groen' grenst eveneens aan de gestapelde woningbouw in het noordelijk deel van het plangebied. Deze bestemming is meegenomen in dit plan en sluit aan bij de bestaande groenvoorzieningen van het moederplan. De bestemming laat onder voorwaarden enkel bouwwerken, en geen gebouwen, toe. Verder zijn nutsvoorzieningen, parkeerstroken, uitwegen, paden en bermen binnen de bestemming toegestaan.

* zie voor wijzigingen paragraaf 6.2 onderdeel Zienswijzen

Tuin

De bestemming heeft de functie tuin als hoofdfunctie. Daarnaast zijn echter andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Wonen

De hoofdfunctie van de bestemming is wonen. Daarnaast worden aan-huis-verbonden beroepsactiviteiten mogelijk gemaakt. Deze moeten echter voldoen aan de specifieke opgenomen voorwaarden. Daarnaast zijn parkeervoorzieningen, gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.

Ten behoeve van een verplicht te realiseren geluidswal op de percelen tegenover de woningen Kruidenlaan 2 tot en met 8 is een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - scherm' opgenomen.

Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de goot- en bouwhoogten aangeduid. Voor het hoofdgebouwen (de woning) is bepaald dat deze in het aangeduide bouwvlak gebouwd moeten worden. Tevens wordt op de verbeelding aangeduid hoeveel woningen er per bouwvlak zijn toegestaan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een gemengd stelsel met een publiekrechtelijk en een privaatrechtelijk spoor, dat voorziet in kostenverhaal, binnenplanse verevening en de mogelijkheid tot het stellen van locatie-eisen. Dit stelsel is opgenomen als afdeling 6.4 in de Wro en ook wel bekend als de zogenaamde Grondexploitatiewet.

De Grondexploitatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid en verplichting om de kosten van grondexploitaties te verhalen op en te verdelen tussen de grondeigenaren in het plangebied. Daarnaast biedt het stelsel gemeenten de mogelijkheid om eisen te stellen aan de kwaliteit van de inrichting van het gebied en de fasering van de ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is, dat een grondeigenaar in beginsel de mogelijkheid heeft om zijn eigen perceel te ontwikkelen.

Volgens de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening). De gemeenteraad kan, bij de vaststelling van het bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen onder meer als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.

In dit geval is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd middels een met een ontwikkelaar gesloten samenwerkingsovereenkomst.

Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

Het voorontwerpuitwerkingsplan 'Bestemmingsplan Vossenakker, 2e uitwerking, tevens 1e wijziging' heeft met ingang van 21 februari 2018 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende die termijn zijn vijf inspraakreacties ingekomen. De inspraakreacties zijn opgenomen in een eindverslag en voorzien van commentaar met een besluit van het college van burgemeester en wethouders. Het eindverslag is opgenomen als Bijlage 10 bij deze toelichting.

Naar aanleiding van inspraakreactie 2 is een specifieke aanduiding voor een geluidswal opgenomen binnen de bestemming 'Wonen' . Ook is de toelichting in hoofdstuk 5 op dit onderdeel aangepast.

Op basis van reactie 3 is het geluidsrapport voor wegverkeerslawaai aan de toelichting toegevoegd.

Reactie 5 heeft aanleiding gegeven de verbeelding op een klein onderdeel aan te passen. De bouwkavel naast de woning Kruidenlaan 25 wordt 1 meter in zuidelijke richting verschoven.

Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het plan toegezonden aan het Waterschap Vallei en Veluwe, de provincie Gelderland en de VNOG. De ingekomen overlegreacties zijn samengevoegd en opgenomen in Bijlage 11 bij deze toelichting. De samengevatte overlegreacties zijn opgenomen in een nota Vooroverleg over Bestemmingsplan Vossenakker en voorzien van een reactie met een besluit van het college van burgemeester en wethouders. De nota is opgenomen als Bijlage 12 bij deze toelichting. De overlegreacties hebben enkel aanleiding gegeven de tekst van de toelichting in paragraaf 4.5 aan te vullen naar aanleiding van een opmerking van het Waterschap Vallei en Veluwe.

Zienswijzen

Het ontwerpuitwerkingsplan en het ontwerpbesluit hebben met ingang van 13 juni 2018 gedurende zes weken terinzage gelegen. Tijdens deze periode worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het uitwerkingsplan kenbaar te maken (artikel 3.8 Wro). Er zijn drie zienswijzen ingekomen. De Zienswijzennota is als Bijlage 14 opgenomen bij deze toelichting.

Op basis van de zienswijzennota zijn de volgende wijzigingen in de verbeelding aangebracht:

  • 1. In het zuidelijk deel van het plangebied is de bestemming 'Groen' (speelterrein) komen te vervallen;
  • 2. Aan weerszijden van de onder 1 genoemde groenbestemming (speelterrein) zijn de op deze bestemming aansluitende woonbestemmingen in de vorm van een tweekappers (vier woningen in totaal) komen te vervallen;
  • 3. De twee bouwblokken in het noordelijk deel van het plangebied met de bestemming 'Wonen', parallel geprojecteerd aan de Kruidenlaan (13 woningen) en aan de Veldbloemenlaan (6 woningen) zijn aan de achterzijde met 25 cm verdiept.

Ambtshalve aanpassing

De resterende tweekapper aan de Kruidenlaan (zuidelijk deel plangebied) is ambtshalve aangepast. Het bouwvlak van deze twee woningen is aangepast en heeft een breedte van 12,60 m en een diepte van 11,50 m gekregen.

september 2018.