direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Prinsenpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP12010-0004

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In 2006 heeft ABN-AMRO het kantoor op de Voorsterpoort in gebruik genomen. De oude kantoorlocatie in de wijk Veeralleekwartier wordt door Bouwfonds Ontwikkeling herontwikkeld naar een combinatie van woningbouw en kantoren.

Prinsenpoort wordt ontwikkeld door Bouwfonds Ontwikkeling in samenspraak met de Gemeente Zwolle. Middels het proces Community Planning (beginspraak) zijn bewoners en andere belanghebbenden in een zeer vroeg stadium betrokken bij de ontwikkelingen. De naam Prinsenpoort is naar voren gekomen uit een prijsvraag onder de bewoners van de wijk Veeralleekwartier.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt tussen de rijksweg A28 en de wijk Veerallee. Het wordt aan de noordoostzijde begrensd door het Prins Clauspark en aan de zuidwestzijde door de IJsselallee. Het terrein is ongeveer 5 hectare groot. Het plangebied omvat:

  • De locatie van het voormalige ABN-AMRO gebouw en het bijbehorende parkeerterrein.
  • De Spoolderparkweg, het Nijromenpad en de Prinses Margrietstraat.
  • Daarnaast is een extra ontsluiting aan de noordzijde opgenomen, naar het bedrijventerrein de Voorsterpoort

Figuur 1.1: Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0001.jpg"

1.3 Doel

Doel van het plan 'Prinsenpoort' is om op het vrijgekomen ABN-AMRO terrein hoogwaardige woningen en kantoren te realiseren, die voorzien in een kwaliteitsverbetering van de locatie zelf, alsmede voor de aangrenzende woonwijk Veerallee.

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

In de vigerende bestemmingsplannen Spoolde-Grote Voort en Veerallee heeft het projectgebied respectievelijk de bestemmingen Verkeersdoeleinden en Bijzondere doeleinden. Een uitsnede van de plankaarten is opgenomen in het volgende figuur.

Figuur 1.2. Uitsnede bestemmingsplankaarten (globaal)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0002.jpg"

In de huidige situatie zijn de gronden, welke onderdeel van het plan uitmaken, in hoofdzaak als “Bijzondere doeleinden” bestemd (bestemmingsplan “Veerallee”). Verder is voor een klein gedeelte sprake van een bestemming voor “Verkeersdoeleinden” (bestemmingsplan “Spoolde-Grote Voort”).

Kenmerkend voor gronden met “Bijzondere doeleinden” is dat er binnen de bouwvakken, bebouwing plaats mag vinden met als functie Bijzondere doeleinden en kantoren.

De ontwikkeling Prinsenpoort past niet binnen de vigerende bestemmingsplannen, aangezien de vigerende bestemmingen geen woningbouw toelaat.

De extra ontsluiting aan de noordzijde ligt binnen het bestemmingsplan Voorsterpoort (NL.IMRO.0193.BP12011-0004), vastgesteld op 18-06-2013. De huidige bestemmingen hierbij zijn deels Groen en deels Bedrijf.

Figuur 1.3. Uitsnede bestemmingsplankaart Voorsterpoort (globaal)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0003.jpg"

Binnen de bestemming Groen zijn naast groenvoorzieningen ook voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden toegestaan. Binnen dit bestemmingsplan wordt een deel van de bestemming gewijzigd in Erftoegangsweg, zodat ook overig gemotoriseerd verkeer mogelijk is.

Binnen de bestemming Bedrijf zijn in het vigerend bestemmingsplan aan de functie Bedrijf ondergeschikte wegen toegestaan. Gelet op dat de nieuwe ontsluiting een andere functie heeft, is voor dit deel binnen dit bestemmingsplan een gewijzigde bestemming Bedrijf opgenomen, waar ook andere wegen zijn toegestaan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

De wijk Veerallee ligt in het westelijk deel van de stad Zwolle. In het noordelijk deel van de wijk bevond zich tot 2007 het ABN-AMRO kantoorgebouw. Aan de oostzijde is het Prins Clauspark gelegen, destijds door ABN-AMRO aan de wijk geschonken. De tijdsgeest van ontwikkelingen in de wijk is afleesbaar aan de namen van de straten, allen vernoemd naar leden van het Koninklijk Huis. Hoe jonger het lid, hoe jonger de straat: Ruim 100 jaar Koninklijke architectuurgeschiedenis.

De stad Zwolle kende vroeger drie wijken die buiten de vestinggordel gelegen waren langs de toenmalige uitgangswegen van de stad. Zij waren genoemd naar de drie poorten, waardoor men deze wijken kon bereiken. Dit waren de 'Voor den Diezerpoort', 'Voor den Sassenpoort', en 'Voor den Kamperpoort'.

In de 19e eeuw komt de industrialisatie langzaam op gang. In 1819 wordt de Willemsvaart geopend. Bij de aansluiting van de Willemsvaart met de stadsgracht neemt de bebouwing beperkt toe. Langs de Veerallee verschijnt de eerste villabebouwing. In de jaren na de oorlog neemt de mobiliteit over de weg toe. De nieuwe stedelijke rondweg 'Rijksweg A28' wordt aangelegd. Het plangebied is dan gelegen tussen de wijk Veerallee en de Rijksweg. Op het gebied worden kantoren gebouwd. De kantoren zijn in 2007 gesloopt.

2.2 Bestaande situatie

In deze paragraaf wordt de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische en ruimtelijke structuur. Het plangebied is momenteel braakliggend.

Aan de hand van de volgende afbeeldingen wordt een impressie gegeven van het plangebied.

Figuur 2.3: Luchtfoto omgeving, situatie voor sloop van het ABN-AMRO complex (bron: http://maps.live.com).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0004.jpg"

Figuur 2.4 Zicht op de geluidswal en het dijklichaam van de A28. Foto genomen vanaf de Spoolderparkweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0005.png"

Figuur 2.5: Zicht op het voormalige ABN-AMRO terrein. Foto genomen vanaf de Spoolderparkweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0006.png"

2.2.1 Archeologische structuur

In 2000 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van Zwolle opdracht gegeven om een Archeologische Waarderingskaart te maken van het gemeentelijk grondgebied. Met behulp van deze beleidsadvieskaart, die in september 2003 in gebruik is genomen, kunnen tijdig maatregelen genomen worden bij planologische procedures. Het is een instrument om actief beleid op te baseren, waardevolle gebieden aan te wijzen en bouwplannen in een vroeg stadium te toetsen.

Op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle heeft het gebied een verwachtingswaarde van 10%. Deze waarde is ook in het recente bestemmingsplan Veerallee opgenomen. Deze lage verwachtingswaarde heeft geen invloed op de planontwikkeling. Een uitgebreide toelichting is omschreven onder paragraaf 5.8.

2.2.2 Ruimtelijke structuur

Het plangebied ligt tussen de rijksweg A28 en de wijk Veerallee. Het wordt aan de noordoostzijde begrensd door het Prins Clauspark en aan de zuidwestzijde door de IJsselallee. Deze weg fungeert als belangrijke verkeersader van Zwolle. Het voormalige ABN-AMRO terrein beslaat 5 hectare. Inmiddels zijn de ABN-AMRO gebouwen gesloopt en is het terrein braakliggend.

Het plangebied grenst direct aan het bestaand bebouwd gebied. Een belangrijk voordeel hierbij is dat de afstand tot het centrum relatief kort is.

2.2.3 Verkeersstructuur

De wijk Veerallee en het plangebied worden in de huidige situatie onder meer ontsloten door de Oranje Nassaulaan. Overige ontsluitingswegen zijn onder andere de Spoolderparkweg, de Prinses Margrietstraat en de Prins Bernhardstraat.

2.2.4 Groenstructuur

De groenstructuur op het terrein wordt op dit moment met name bepaald door het groen aan de planranden. Tussen de A28 en het plangebied bevindt zich een groene zone, waarin een watergang is gelegen. Aan de zuidwestzijde loopt deze zone door langs de IJsselallee. Aan de noordoostzijde is het Prins Clauspark gelegen, welke een bosrijk karakter heeft. Tussen het plangebied en de bestaande woonwijk Veerallee zijn langs de Prinses Margrietstraat laanbomen aanwezig. De Prinses Margrietstraat gaat in het plangebied over in de Spoolderparkweg. Deze vormt in de nieuwe situatie de scheiding tussen het gebied waarin enkel Wonen en het gebied waarin een combinatie van Kantoren en Wonen wordt toegestaan. Ook langs deze weg zijn laanbomen aanwezig. In en rondom het plangebied staan geen monumentale bomen.

2.2.5 Waterstructuur en riolering

Het plangebied wordt aan de noordwestzijde begrensd door een watergang welke gelegen is langs de A28.

Rondom het plangebied is een gemengd rioolstelsel aanwezig voor zowel hemel- als vuilwater.

2.2.6 Bebouwingsstructuur

Op de planlocatie is geen bebouwing meer aanwezig. De voormalige kantoorbebouwing op het terrein vormde een aanzienlijke massa ten opzicht van haar omgeving met grondgebonden woningen (zie figuur 2.6).

Figuur 2.6: Het voormalige ABN-AMRO gebouw binnen haar omgeving (Bron http://maps.live.com)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0007.png"

2.2.7 Functionele structuur

In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is bouw van kantoren toegestaan. Dit is overeenkomstig het voormalig gebruik.

De omliggende functionele structuur betreft wonen (Veerallee) en recreatie (Prins Clauspark).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Binnen diverse beleidskaders, op zowel rijks, als provinciaal en gemeentelijk niveau zijn hoofdlijnen voor ontwikkelingen beschreven. In dit hoofdstuk worden relevante onderdelen daarvan, welke betrekking hebben op de voorgenomen ontwikkeling toegelicht.

3.1 Ruimtelijk beleid

3.1.1 Rijksbeleid

3.1.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 door de Tweede Kamer aangenomen en op 13 maart 2012 in werking getreden. In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk tot 2028 drie hoofddoelen heeft:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

In de Structuurvisie wordt een groot deel van ruimtelijke ordeningskwesties bij de provincies en gemeenten neergelegd. Zo staat in de Structuurvisie dat afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap het Rijk aan de provincies en gemeenten overlaat, het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer ook bij provincies en gemeenten komt te liggen en gemeenten ruimte krijgen voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het rijk bemoeit zich alleen nog met onderwerpen die (a.) nationale lasten of baten heeft (bijv. militaire activiteiten), (b.) waar internationale afspraken over zijn gemaakt, en (c.) land- of provinciegrensoverschrijdend zijn én een hoog afwentelingsrisico kent of in beheer is bij het rijk (bijvoorbeeld hoofdnetwerk mobiliteit).

Het beleid dat in de structuurvisie is neergelegd wordt in het Besluit algemene regels vastgelegd in regelgeving. Hierin zijn directe regels voor provincies en gemeenten opgenomen die de rijksbelangen beschermen.

Planspecifiek

Zoals aangegeven legt het rijk met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte meer verantwoordelijkheden bij de lagere overheden: provincies en gemeenten. De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt voorzien heeft geen aanknopingspunten met het rijksbeleid zoals vastgelegd in de Structuurvisie.

Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is op 30 december 2011 in werking getreden en de laatste wijziging, in werking getreden op 1 oktober 2012. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is de ministeriële regeling. De Barro en de Rarro zijn niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

3.1.1.2 Nationaal Waterplan

In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. In het Nationaal Waterplan is het voornemen opgenomen om in 2013 een peilbesluit voor het IJsselmeergebied te nemen. Met een aangepast peilbeheer wordt beoogd de zoetwatervoorraad te vergroten binnen de mogelijkheden die de bestaande infrastructuur biedt. In 2015 volgt een besluit over het peilbeheer van het IJsselmeer op lange termijn. De aanleiding voor deze besluitvorming ligt in de aanname dat in de toekomst de vraag naar zoetwater toeneemt en de zeespiegel stijgt. De consequenties van ander peilbeheer kunnen groot zijn en de verwachting is dat dit invloed heeft op onder andere de drooglegging in het plangebied en de waterveiligheid. Daarom zijn in 2010, als onderdeel van het Deltaprogramma, verkenningen uitgevoerd om de besluitvorming gedegen voor te bereiden. Vooruitlopend op deze verkenningen is voor het IJsselmeergebied een voorlopige stuurgroep, waarin Rijk, provincies en waterschappen zijn vertegenwoordigd, ingesteld. De komende jaren moet duidelijk worden wat de invloed is van de voorgestelde peilverhoging van het IJsselmeer op het stedelijke gebied van onder andere Zwolle.

3.1.2 Provinciaal beleid

3.1.2.1 Provinciale Omgevingsverordening/Omgevingsvisie

De provincie Overijssel heeft op 4 juli 2013 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in plaats treedt van het Structuurvisie Overijssel 2003.

De omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet, Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer, Provinciaal verkeer- en vervoersplan onder de Planwet verkeer en vervoer en Bodemvisie in het kader van de ILG afspraak met het Rijk.

De Omgevingsvisie presenteert het provinciaal belang en beleid in de fysieke leefomgeving.

Uit het onderzoek onder inwoners van Overijssel blijkt dat mensen het stimuleren van de werkgelegenheid belangrijk vinden en gehecht zijn aan het Overijsselse landschap en de natuur zoals deze nu is. Daarmee leggen zij bij de provincie de uitdaging neer om een ontwikkelingsperspectief, beleid en instrumentarium te kiezen waarmee ruimte wordt geboden aan sociaaleconomische ontwikkeling en tegelijkertijd de kwaliteit van het Overijsselse landschap versterken. De ambitie van de provincie die hier uit voort komt is als volgt:

De ambitie van Overijssel is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving, waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap, waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.

Uit deze ambitie volgen kansen en opgaven op het gebied van:

Welzijn   Welvaart   Natuurlijke hulpbronnen  
Woonomgeving   Economie en vestigingsklimaat   Natuur  
(Binnen-)steden en landschap   Bereikbaarheid   Watersysteem en klimaat  
Veiligheid en gezondheid   Energie   Ondergrond  

Gezien bovenstaande opgaven en kansen vraagt 'een vitale samenleving in een mooi landschap' om een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn, waarbij een verantwoord beslag wordt gelegd op natuurlijke voorraden. Met deze hoofdambitie wil Overijssel voorbereid zijn op de toekomst door te voorzien in de behoeften van de huidige generatie, zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties in gevaar te brengen (duurzaamheid). De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Deze leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in onze provincie willen ondernemen (ruimtelijke kwaliteit).

Per opgave is hierna kort beschreven wat de ambitie van de provincie hierin is.

Woonomgeving 

De woningmarkt is (boven-)regionaal. Er is op (boven-)regionaal niveau regie nodig om vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming te houden. De aanwezigheid van aantrekkelijke woonmilieus voor diverse woonbehoeften is daarom van provinciaal belang. De beschikbaarheid van voorzieningen is veelal een gemeentelijke zaak, maar daar waar het voorzieningen betreft met (boven-)regionale of zelfs (inter-)nationale uitstraling is de provincie medeverantwoordelijk.

Economie en vestigingsklimaat

De arbeidsmarkt is ook (boven-)regionaal. Qua vestigingsklimaat is er concurrentie op

(boven-)regionaal schaalniveau. Factoren op nationaal, lokaal en provinciaal niveau zijn van invloed op het vestigingsklimaat. Op provinciaal niveau spelen met name ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden, duurzame ontwikkeling en bereikbaarheid. Dit geldt voor alle sectoren zoals (maak-)industrie, dienstverlening, MKB en landbouw. Bij toerisme en vrije tijd is naast voorgenoemde belangen ook profilering aan de hand van regionale beeldmerken van provinciaal belang.

Natuur 

Daar waar natuur bescherming moet krijgen, is verankering in lokale plannen nodig. Er ligt op dit moment een opdracht om de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) te realiseren. Gezien de veelheid aan betrokken belangen en vereiste investeringen is de realisatie van de EHS en daarbinnen de opgave in het kader van Natura2000 en de PAS van provinciaal belang.

(Binnen-)steden en landschap

De verscheidenheid en identiteit van landschappen en (binnen-)steden kenmerkt Overijssel en is mede bepalend voor het imago, het vestigingsklimaat en toeristische aantrekkelijkheid van de provincie. Het palet van verscheidenheid en bijbehorende gebiedskenmerken acht Overijssel van provinciaal belang, de lokale invulling hiervan is van lokaal belang. Overijssel stuurt op kwaliteit om zo evenwicht te brengen in de ontwikkelruimte voor lokale partners en voldoende waarborg te houden voor provinciale belangen.

Bereikbaarheid

Bij bereikbaarheid draait het provinciaal belang primair om het functioneren van regionale vervoerssystemen in internationale samenhang. Hoofdwegen, spoorlijnen en vaarwegen maken hier een belangrijk onderdeel van uit. De fiets is van oudsher meer een lokaal vervoermiddel. Het stimuleren van fietsgebruik als alternatief voor de auto wordt gezien als een provinciaal belang, omdat het een belangrijk element is in het regionale (bovenlokale) verkeerssysteem. Dit wordt gerealiseerd door in te zetten op nieuwe concepten zoals fietssnelweg, connectie van fiets en OV, in samenwerking met lokale en regionale partners.

Watersysteem en klimaat

Het watersysteem is (boven-)regionaal. De beleidsverantwoordelijkheid voor zowel kwaliteit als kwantiteit zijn via de Waterwet ook opgedragen aan de provincie. De waterschappen nemen de uitvoering voor hun rekening en in veel gevallen is het nodig wateropgaven ook in lokale plannen te verankeren. Goed voorbereid zijn op lange-termijn-gevolgen van klimaatverandering is van (inter-)nationaal belang, maar vroegtijdig anticiperen op wat dat voor Overijssel betekent, is een zaak van de provincie.

Veiligheid en gezondheid

Veel aspecten op het gebied van veiligheid en gezondheid zijn Europees of nationaal bepaald, waarbij de uitvoering afwisselend bij provincies, gemeenten of waterschappen is gelegd. Waar omgevingsfactoren als lucht, geluid, water, bodem, waterveiligheid, verkeersveiligheid, externe veiligheid op (boven-) regionaal niveau beïnvloed worden, is sprake van een publiek belang op provinciale schaal. Via vergunningverlening, handhaving, maar ook door investeringen met andere partners vervult Overijssel dit provinciaal belang.

Energie 

Energievoorziening is primair een (inter-)nationale zaak. De uitwerking van diverse nationale ambities wat betreft duurzame opwekking en energiebesparing vragen echter om regie op provinciaal schaalniveau om daadwerkelijk resultaat te boeken. Lokale inzet is evenzeer nodig.

Ondergrond 

Net als natuur en diverse milieuaspecten is de ondergrond een publiek belang. Gezien de diversiteit en regionale samenhang van bodemsystemen is het handhaven van een duurzaam evenwicht tussen benutting en bescherming een provinciaal belang.

Uitvoeringsmodel

Overijssel vat haar bestuursfilosofie als volgt beknopt samen: Met al onze partners vormen we vitale coalities, netwerken waarin verschillende partners gezamenlijk in actie komen om maatschappelijk resultaat te boeken. Daarom richten we ons met nieuw elan op vraagstukken en ontwikkelingen met (boven-)regionale betekenis:

  • We stellen het meedoen van mensen aan de samenleving centraal.
  • We richten ons op resultaat, ondernemerschap, creativiteit en initiatief.
  • Waar mogelijk geven we anderen meer ruimte om hun eigen doelen en verantwoordelijkheden waar te maken.
  • We investeren zelf fors in (innovatieve) projecten met (boven-)regionale uitstraling.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

1. De natuurlijke laag

Het doel van deze natuurlijke laag is het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit kan voorkomen en er voor zorgen dat de (grote) natuurlijke kwaliteiten van de provincie (weer) mede beeldbepalend worden. Niet alleen in de natuurcomplexen in de provincie, maar ook in de stedelijke gebieden en in de dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de natuurlijke laag' aangeduid met het gebiedstype 'rivierengebied – rivieren en uiterwaarden'.

Door de planontwikkelingen ter plaatse van en rondom het plangebied in het verleden is geen handhaving, noch versterking van de natuurlijke laag mogelijk. Het plan zal hierin geen verandering kunnen brengen.

2. De laag van het agrarisch-cultuurlandschap

Het doel is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het palet van agrarische cultuurlandschappen versterken. Maat en schaalverschillen, patronen van wegen, erven en beplanting en de historische ordening (ensembles) zijn daarbij belangrijke dragers van de verscheidenheid. Deze dragers kunnen worden versterkt.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de laag van het agrarisch-cultuurlandschap' aangeduid met het landschapstype 'rivierengebied – rivieren en uiterwaarden'.

Door de planontwikkelingen in het verleden is geen handhaving, noch versterking van kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen mogelijk. Het plan zal hierin geen verandering kunnen brengen.

3. De stedelijke laag

Het doel is een overzicht aan woon-, werk en mixmilieus: elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur. Dit is gedetailleerd in de onderstaande punten:

  • De karakteristieke verschillen in opbouw van de schillen van het stedelijk gebied worden gerespecteerd en versterkt. Deze schillen zijn gevormd op basis van de aanwezige woonmilieus
  • Diversiteit en onderscheidend vermogen van steden worden versterkt.
  • Bijzondere kenmerken (waterpartijen, stadsrand, singels) en bijzondere locaties (stationsgebieden, parken, voormalige industriële terreinen, erfgoed) worden benut en versterkt.
  • Discontinuïteiten in de bebouwingsstructuur (inbreiden), in de stedenbouwkundige structuur (logica van het straten- en wegenpatroon, in de structuur van de openbare ruimte, voorkant, achterkant)en de groenstructuur (lanen, singels, parken) worden opgeheven.
  • De kenmerken van de landschappelijke structuur en de ondergrond en de historische en archeologische waarden worden zoveel mogelijk gerespecteerd en voelbaar gemaakt.

De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' aangeduid met het gebiedstype “woonwijken 1955 - nu” en 'Bedrijventerreinen'. In figuur 3.2 is dat aangegeven.

Het plangebied wordt ontwikkeld zoals dat vanuit beleidswegen wenselijk is, waarbij een combinatie van de functies wonen en werken ontwikkeld worden.

Figuur 3.2: Uitsnede Stedelijke laag (Bron: kaart Omgevingsvisie, Provincie Overijssel)


 afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0008.jpg"
 

4. De 'lust- en leisurelaag'

Het doel is gericht op sterke ruimtelijke identiteiten als motor voor gebiedsontwikkeling. Het gaat er om beleving, betekenis en kwaliteit van de omgeving te versterken en de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het landschap te vergroten.

De locatie zijn geen specifieke gebiedskenmerken weergegeven.

Ontwikkelingen in het plangebied hebben geen relatie tot bestaande elementen uit de lust- en leisurelaag. Tevens worden geen nieuwe elementen toegevoegd die hierin tot relatie staan.

3.1.3 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf worden aandachtspunten van het ruimtelijk beleid van de gemeente Zwolle beschreven. In de daarop volgende paragrafen worden diverse beleidsaspecten beschreven die eveneens afkomstig zijn uit gemeentelijke documenten.

3.1.3.1 Gemeentelijke structuurvisie; Structuurplan Zwolle 2020

Structuurplan Zwolle 2020

Het Structuurplan 2020 is in 2008 door de gemeenteraad van Zwolle vastgesteld. In het Structuurplan wordt gesproken over de woonstad, waarbij Zwolle onderscheid maakt in gewenste woonmilieus en bestaande woonmilieus, welke zijn uitgewerkt in de Woonvisie. De wijk Veerallee en bijbehorende ontwikkellocatie Prinsenpoort worden zowel binnen het bestaande als ook het gewenste woonmilieu als 'stedelijk wonen' aangemerkt.

Het stedelijk wonen kent een grote variatie aan milieutypen. De nadruk ligt op compacte voor- en naoorlogse woonmilieus met een bruto dichtheid van 30-50 woningen per hectare. Ook bevinden zich hier veel regionale voorzieningen zoals onderwijs, zorg en overheidsinstellingen. Ruim 40% van de huidige woningvoorraad in Zwolle maakt deel uit van het stedelijk woonmilieu.

De vooroorlogse wijken omvatten populaire woonmilieus. Binnen deze woonmilieus bevinden zich veel koopwoningen en is sprake van functiemening. De vraag naar deze populaire woonmilieus zal volgens de visie toenemen.

Op diverse locaties in de stad vindt, in het kader van inbreiding, wijkverdichting plaats; rond een winkelcentrum, op de plek van een school of een kantoor, aan de rand van het groen. Prinsenpoort is hiervan een duidelijk voorbeeld.

Uitvoeringsprogramma Structuurplan Zwolle 2020

Het uitvoeringsprogramma structuurplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 september 2009 en

geeft de voortgang in de structuurplandoelstellingen weer. Verder geeft het uitvoeringsprogramma aan hoe de doelstellingen op het gebied van wonen, kantoor, bedrijven, groen, bereikbaarheid, water en duurzaamheid bereikt kunnen worden en welke projecten hiervoor gepland staan.

Voor wat betreft wonen wordt aangegeven dat het streven is in totaliteit voor 2020 een kleine 12.000 woningen in voorbereiding te hebben in Zwolle. Inmiddels zitten er ruim 11.000 woningen in de pijplijn. In het uitvoeringsprogramma wordt geconcludeerd dat tot 2018 dan ook voldoende woningen in voorbereiding zijn in Zwolle.

Voor wat betreft kantoren wordt aangegeven dat de doelstelling is om circa 300.000 m2 BVO te realiseren tot en met 2020. Geconcludeerd wordt dat kwantitatief nu al voldoende kantoorlocaties in ontwikkeling zijn in Zwolle om deze doelstelling te behalen.

3.1.3.2 Welstandsnota

De welstandsnota 2012 is op 11 maart 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad.

De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.

De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken. Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.

Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand. Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen.

Gebiedsgericht welstandsbeleid

Voor Veerallee is de gebiedsbeschrijving 3 (oudere uitbreidingswijken) van de welstandsnota van toepassing.

De wijken worden gekenmerkt door de planmatige opzet met woningen van verschillende afmetingen. Ze sluiten aan op de ruimtelijke structuur van de gebiedsomschrijving oudere Wijken (2), maar kennen door de planmatige opzet een grotere diversiteit aan openbare ruimte en straatprofielen. De opzet wordt gedomineerd door een hiërarchie in wegen en groenstructuur. De samenhang binnen de wijk wordt sterk bepaald door de scheiding van privé en openbaar: smalle straatprofielen met een stenig karakter en woningen direct aan de straat, of brede straatprofielen met ruime groene voortuinen en lage erfafscheidingen. Verspringende rooilijnen, bijzondere hoekoplossingen en gedraaide kappen vormen de architectonische accenten. De Veerallee en de Oude Veerweg vormen van oudsher de verbinding met Katerveer. Door de ligging aan de Willemsvaart kent deze lijn een bijzondere karakteristiek met vooral monumentale villabebouwing. Langs de Veerallee is een belangrijk deel van de Willemsvaart gedempt voor de ontsluiting van de binnenstad. Het gebied heeft hierdoor een stedelijk karakter gekregen met gemengde functies. Woningen aan de Veerallee, in de Koningin Wilhelminastraat en de Prins Hendrikstraat worden gekenmerkt door Jugendstil en Art Nouveau architectuur.

Beleidskeuzes 

Waardering 

De planmatige opzet van de oudere uitbreidingswijken heeft geresulteerd in bijzonder gewaardeerde woongebieden. De grote diversiteit aan woningentypologieën, openbare ruimte en de samenhangende groenstructuur vormen hiervoor de basis.

Dynamiek 

Woningen worden door middel van kleinschalige uitbreidingen aangepast aan de veranderende woonwensen. Door de sterke samenhang in de wijk en de planmatige opzet is de noodzaak voor veranderingen in de wijken gering.

Beleid 

  • Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
  • Behouden van de samenhangende ruimtelijke structuur van de wijken en de karakteristieken van de bebouwing.
  • Behouden van de samenhangende straatprofielen met verspringende rooilijnen en geïntegreerde overgangen van privé en openbaar (voor- en achtertuinen).
  • Behouden van de architectonische kenmerken van de vooroorlogse woningbouw: de ambachtelijke detaillering, het eenduidig materiaal- en kleurgebruik, de diverse kapvormen met overstek en de bijzondere accenten aan de gevel.
  • Respecteren van de verfijnde compositie van massa en dakvorm en aandacht voor architectonische accenten aan de gevel bij veranderingen aan naoorlogse woningen.
  • Behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit en het monumentale karakter van de historische lijnen (Veerallee/Oude Veerweg, Herenweg, Herfterweg, Wipstrikerallee, Diezerenk, Holtenbroekerweg).

3.1.3.3 Nota van uitgangspunten

Voor het plangebied is in 2007 een nota van uitgangspunten opgesteld. Hierin zijn de belangrijkste randvoorwaarden voor uitwerking van het plan opgenomen. Deze zijn meegenomen in deze toelichting.

3.2 Archeologisch en cultuurhistorischbeleid

Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De wet is een uitwerking van het Europese Verdrag van Malta en voorziet in een hoofdstuk “Archeologische monumentenzorg” en in wijzigingen van enkele andere bepalingen in de Monumentenwet 1988. Tevens zijn de Ontgrondingenwet, de Wet milieubeheer en de Woningwet op onderdelen aangepast. Het doel van de Wamz is het reguleren van bodemverstorende activiteiten. De kern daarbij is dat partijen in een vroegtijdig stadium zo goed mogelijk rekening houden met de aanwezigheid of mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem. Behoud in situ (in de bodem) is daarbij het streven. Als behoud niet mogelijk is dan moet een archeologisch onderzoek plaatsvinden.

De gemeentelijke overheid heeft op grond van de Wamz de wettelijke zorgplicht om archeologie een plaats te geven in de ruimtelijke processen. Het bestemmingsplan neemt daarbij een centrale rol in. Mede met de herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in 2008 wordt archeologie wettelijk geïntegreerd in de systematiek van de ruimtelijke ordening.

Om de archeologische waarden te beschermen hanteert de Wamz een drietal regimes waarbij wordt aangesloten op de bestaande wet- en regelgeving: Een belangrijk regime is het “bouwen en anderszins uitvoeren van werkzaamheden in het kader van bestemmingsplannen of in het kader van vrijstellingen”. Dit regime heeft voor de gemeenten de meeste consequenties en vormt de basis voor de Zwolse beleidsnota, die op 18 augustus 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (AWZ). Deze kaart maakt inzichtelijk waar archeologische waarden in de bodem zijn te verwachten. Door het gedetailleerde karakter is de kaart een verdieping van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze rijks- en provinciale kaarten omvatten een meer globaal niveau. Omdat de AWZ reële en meer gedetailleerde verwachtingen van archeologische waarden bevat, vervangt deze de voornoemde kaarten voor wat betreft het Zwolse grondgebied. Tevens stelt het beleid kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

Cultuurhistorie

De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verder gaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. Het credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting. In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten op basis van het daartoe op 1 januari 2012 gewijzigde besluit ruimtelijke ordening bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een plangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren. Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

3.3 Verkeersbeleid

Het Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks- en provinciaal beleid en is verwoord in de Zwolle Mobiliteitsvisie (2009). De Mobiliteitsvisie vervangt het GVVP uit 2001. De Mobiliteitsvisie richt zich vooral op niet-infrastructurele aspecten omdat deze in de periode tot 2009 onderbelicht zijn gebleven in het mobiliteitsbeleid van de gemeente.

In het kader van de Netwerkanalyse Noordwest Overijssel en de Gebiedsgerichte verkenning A28 is verkend welke maatregelen de komende decennia nodig zijn ten aanzien van de aanleg en aanpassing van infrastructuur. Geplande projecten zijn onder andere de A28 en IJsselallee. De aanpak van de A28 concentreert zich op trajectdelen die zich niet ter hoogte van het plangebied voordoen. Met betrekking tot de IJsselallee is een reconstructie op basis van de planning doorgevoerd in 2009-2010. De IJsselallee vormt een belangrijke schakel in de Zwolse ring.

Vanuit het beleid is een categorisering aangebracht in het wegennet. Hierbij wordt de A28 als 'stroomweg' aangemerkt. De IJsselallee valt onder categorie 'Gebiedsontsluiting A (70km/h), de Nieuwe Veerallee (ontsluitingsweg van de wijk Veerallee) betreft een 'Gebiedsontsluiting B (50km/h).

Bij de inrichting van de openbare ruimte in het plangebied zullen de inrichtingsprincipes volgens de richtlijnen Duurzaam Veilig Verkeer worden toegepast. Dat betekent in eerste instantie dat de inrichting gebaseerd moet zijn op 30 km/u. Met betrekking tot bereikbaarheid van hulpdiensten vormt de NVBR handleiding "bereikbaarheid en bluswatervoorziening" een uitgangspunt bij de technische uitwerking.

3.4 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus (zie kaart 9 Groenstructuur voor structuurgroen en buurtgroen).

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is.

Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.

Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er bijzondere bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang, cultuurhistorische aspecten van het groen, landschappelijke kwaliteiten en/of recreatief gebruik.

Voor het plan Prinsenpoort is een Nota van uitgangspunten opgesteld, waarin aangegeven wordt dat bestaande stedelijke groenstructuren gehandhaafd blijven. Gedetailleerde invulling op wijkniveau vindt in een later stadium plaats.

3.5 Waterbeleid

3.5.1 Europees en nationaal beleid

Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw, die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

3.5.2 Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen

(waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.

Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

3.5.3 Waterbeheer 21e eeuw

Wanneer Waterbeheer 21e eeuw (WB21) anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:

  • Vasthouden, bergen en vertraagt afvoeren
  • Schoonhouden, scheiden en zuiveren

Bij “vasthouden, bergen en afvoeren” wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij “schoonhouden, scheiden en zuiveren” gaat het om een voorkeurvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet 

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.

Provinciaal beleid

De provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat ondermeer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet) en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterwinning Het Engelse Werk

De locatie is gelegen in het intrekgebied van waterwinning het Engelse Werk. In de provinciale omgevingsverordening 2013 zijn eisen gesteld ten aanzien van ontwikkelingen in intrekgebieden. Woningbouw met een omvang van meer dan 100 woningen is binnen de omgevingsverordening geclassificeerd als een grote risicovolle functie. Binnen intrekgebieden zijn nieuwe grootschalige risicovolle functies toegestaan, mits deze functies voldoen aan het stand still-principe.

Het stand still-principe is erop gericht verslechtering van de grondwaterkwaliteit tegen te gaan en het vergroten van risico's op verontreiniging van het grondwater te voorkomen.

In de voormalige situatie was het terrein in gebruik als kantoorlocatie en vrijwel volledig verhard. Afstromend hemelwater van zowel het kantorencomplex als het parkeerterrein werd rechtstreeks afgevoerd naar het oppervlaktewater.

In de toekomstige situatie zal een deel van het hemelwater, middels (ondiepe) ondergrondse infiltratievoorzieningen op zowel particuliere percelen als in openbaar gebied, infiltreren naar de ondergrond. Het overige deel van het hemelwater zal overstorten naar bestaand oppervlaktewater. Met de toekomstige omgang van hemelwater wordt de natuurlijke aanvulling van het grondwater bevorderd.

Naast de bergende functie van de toekomstige infiltratievoorzieningen zal de bodem direct rondom de infiltratievoorzieningen tevens een zuiverende werking hebben. Ook worden binnen het plangebied in de toekomstige situatie geen uitlogende materialen toegepast. Hiermee wordt vervuiling van het grondwater door afstromend hemelwater tegengegaan.

Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat in de toekomstige situatie geen sprake is van verslechtering van de grondwaterkwaliteit of het vergroten van risico's op verontreiniging van het grondwater. Hiermee wordt voldaan aan het vereiste stand still-principe.

3.5.4 Waterschapsbeleid (Waterschap)

Het algemene beleid van het waterschap Groot Salland is verwoord in het waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken wil het waterschap het beheer en onderhoud van deze wateren overnemen van de gemeenten. Op watergangen van het waterschap Groot Salland is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite:www.wgs.nl.

3.5.5 Gemeentelijk beleid

De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

3.6 Volkshuisvestingsbeleid

Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020. Daarin wordt ingegaan op de bouwopgave voor Zwolle, en op kwalitatieve aspecten zoals de versterking van woonmilieudifferentiatie, kwaliteit en vitaliteit van wijken, bijzondere doelgroepen. Na de vaststelling van de Woonvisie is, als gevolg van de financiële en economische crisis, de woningbouw sterk teruggevallen. De raad heeft zich daarover in december 2012 beraden en ondermeer uitgesproken dat het gemeentelijk beleid minder programmerend moet zijn en meer faciliterend. De woningproductieverwachtingen zijn in samenhang daarmee gehalveerd naar 400 woningen per jaar (2013-2017).

3.7 Sportbeleid

In 2006 is de sportnota 2006-2011 vastgesteld. Deze nota bevat de beleidsdoelstellingen en ambities voor de sport in Zwolle op het gebied van breedtesport, topsport en sportaccommodaties. De sportnota is nog dusdanig actueel dat deze ook voor de komende collegeperiode als het geldende sportbeleid geldt. Als uitvloeisel van het sportbeleid is eind 2009 het Masterplan Sportaccommodaties door de raad vastgesteld.

Deze bevat het actuele sportaccommodatiebeleid. Het masterplan schetst de gewenste kwaliteit, kwantiteit en spreiding van de Zwolse sportaccommodaties voor de periode 2010 tot 2020.

3.8 Recreatiebeleid

Het gemeentelijke beleid voor speelvoorzieningen is in juli 2001 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beleid, neergelegd in de nota “Speelruimte in Zwolle”, geeft richtlijnen over spreiding en inrichting van speelvoorzieningen.

Om dit algemene beleid concreet te maken zijn voor iedere buurt speelruimtekaarten opgesteld. Deze speelruimtekaarten zijn door het college vastgesteld in maart 2004. Op een speelruimtekaart is het gewenste beeld geschetst. Aangegeven is welke speelvoorziening blijft, verdwijnt, wordt uitgebreid of verplaatst. Het is de bedoeling op een aantal plaatsen speelplekken op te heffen en op andere plaatsen nieuwe te realiseren. De exacte locaties zijn nu nog niet bekend. Bovendien kan het voorkomen dat nu in de buurt geen behoefte is aan een speelplek omdat er weinig kinderen wonen, maar dat het over 5 jaar anders is.

In veel geldende bestemmingsplannen zijn speelvoorzieningen en trapveldjes, door middel van een aanduiding in de groenbestemming, exact aangegeven. Om het nieuwe beleid uit te kunnen voeren is binnen de bestemmingsplannen meer flexibiliteit gewenst. Bij de opzet van de regels voor dit plan is bij alle hoofdbestemmingen aangegeven dat speelvoorzieningen zijn toegestaan.

3.9 Beleid overige maatschappelijke voorzieningen

Het accommodatiebeleid is ondersteunend aan het gemeentelijk sociaal beleid. Accommodaties vormen de fysieke uitkomst van beleidsontwikkeling op terreinen als welzijn, zorg, sport, onderwijs en cultuur. Het in stand houden van een accommodatie is nadrukkelijk nooit een doel op zich, maar één van de middelen waarmee de gemeente activiteiten faciliteert die substantieel bijdragen aan bijvoorbeeld de sociale samenhang en leefbaarheid in een wijk.

De gemeente probeert om meer aansluiting te zoeken bij trends en majeure bewegingen in het veld. Omdat deze bewegingen niet alleen vanuit de gemeente, maar ook vanuit het maatschappelijk veld worden gevoed, blijken ze veel sterker en veel meer tot resultaat te leiden. Dit sluit aan bij de wens om vanuit de gemeente vooral de regierol te vervullen op sociaal terrein. Voorbeelden van deze bewegingen in het veld zijn de Brede School, de Woonzorgzones en Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), welke verderop in deze paragraaf nader wordt toegelicht. Deze ontwikkelingen nemen een steeds dominantere plaats in als het gaat om het versterken van de sociale cohesie, het vergroten van de leefbaarheid en de revitalisering van wijken. Initiatieven vanuit het veld en de gemeente hebben ertoe geleid dat voorzieningenclusters zijn ontstaan, afgestemd op de behoeften in de wijken.

Voor zover belanghebbende groepen daartoe niet in staat zijn, zorgt de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer voor voldoende en kwalitatief goede accommodaties, evenwichtig over de stad gespreid. Voorts moet het strategisch accommodatiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling dat Zwolle levensloopbestendige wijken krijgt. Hiervoor moet het voorzieningenniveau op peil, toegankelijk en aantrekkelijk zijn. Voorzieningen voor jong en oud, draagkrachtig en minder draagkrachtig, autochtoon en allochtoon, mensen met of zonder beperking.

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) stimuleert maatschappelijke participatie. Het belangrijkste doel van de wet is immers alle burgers de mogelijkheden te bieden om mee te doen. Daarmee bevorderen we maatschappelijke participatie en voorkomen we sociaal isolement.

De gemeenteraad heeft op 25 januari 2010 het beleidskader Wmo 2010-2013 vastgesteld waarin de visie en de 5 uitgangspunten voor de uitvoering van de Wmo daarmee zijn bepaald. De vijf uitgangspunten zijn:

  • Uitgaan van eigen kracht van mensen en sociale netwerken
  • Meer aandacht voor voorkomen van problemen
  • Vertrouwen stellen in particuliere initiatieven
  • De burger centraal
  • Recht doen aan verschillen

 

3.10 Kantorenbeleid

In de Kadernota Kantorenlocaties 2011-2020 wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kantorenmarkt en wordt een stedelijke kantorenstrategie uitgezet. De nota is vastgesteld door de raad in maart 2011.

Aandachtspunt in de nota is de landelijke trend van krimp in de vraag naar nieuwe kantoren. De kantorenmarkt ontwikkelde zich van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Het aantal vierkante meters verhuurde kantoren in Nederland kan in totaal niet meer groeien, alleen verplaatsen. Dat betekent dat toevoegingen van nieuwe gebouwen in de meeste gevallen zullen zorgen voor het leegtrekken van andere kantoren elders. Dat proces voltrekt zich op landelijk niveau maar ook binnen de kantorenmarkt van Zwolle. Per saldo moet Zwolle rekening houden met een lagere afzet van nieuwe kantoren dan in de afgelopen decennia het geval was.

Kantoorgebruikers hebben de neiging om na afloop van hun huurcontract omhoog te verplaatsen naar betere locaties en betere duurzamere gebouwen. Daarbij wordt door de effecten van het nieuwe werken in de komende jaren gemiddeld ook nog eens meer ruimte achter gelaten dan nieuw wordt gehuurd. In het ondersegment en middensegment ontstaat vervolgens een groeiend aanbodoverschot, terwijl er in het bovenste segment nieuwbouwvraag ontstaat: nieuwe duurzame gebouwen op de beste locaties. Daarom is nieuwbouw van hoogwaardige duurzame kantoren alleen zinvol op de beste locaties in de stad. De concurrentiepositie als vestigingslocatie wordt daarmee versterkt.

Een stedelijke regie en schaarstestrategie op de Zwolse kantorenmarkt zijn van groot belang. Het is essentieel om de ontwikkellocaties voor kantoren onderling af te stemmen in programma, fasering maar vooral ook in doelgroep en product. Er zal niet alleen gedacht worden vanuit een stedenbouwkundige ambitie maar vooral ook vanuit de vraag.

De bestaande kantorenlocaties van Zwolle zijn minstens zo belangrijk voor het behoud van een gezonde kantorenmarkt. Zwolle kiest voor een jaarlijkse vastgoedmonitor op gebiedsniveau, waarbij ontwikkelingen in de voorraad, het aanbod, de leegstand en de kwaliteit van de kantoorgebieden in de gaten wordt gehouden, zodat tijdig en zo nodig bijgestuurd kan worden

Prinsenpoort vormt alszijnde zichtlocatie langs de A28 een kansrijke vestigingslocatie. Voor dit plan geldt dat het voormalige terrein grotendeels als kantoorlocatie was ingericht. Het plan biedt de mogelijkheid de locatie deels opnieuw in te richten als kantoorlocatie, waarbij 10.000 m² (bruto vloeroppervlakte) nieuwbouw gerealiseerd kan worden.

3.11 Milieubeleid

3.11.1 Gebiedsgericht milieubeleid

De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieu kwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
  • Visie op de ondergrond, met de missie: Duurzaam gebruik van de ondergrond.
  • Voor de A28 zone, de Spoorzone, het bedrijventerrein de Vrolijkheid en Diezerpoort zijn gebiedsgerichte milieuvisies opgesteld.

Bij de sectorale aspecten onder paragraaf 4.2 Milieu is beschreven op welke wijze invulling aan het beleid wordt gegeven. Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor het aspect geluid en externe veiligheid inmiddels vastgesteld. Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit zijn relevant voor het bestemmingsplan “Prinsenpoort”. Dit beleid wordt hieronder kort beschreven.

3.11.1.1 Geluid

In de milieuvisie “Milieu op scherp” wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de “Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle”. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde “Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle” (juli 2007) en in de beleidsregel “Hogere waarden Wet geluidhinder” (april 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd. Conform opgave van de gemeente Zwolle is het plangebied gelegen in het gebiedstype: gemengd gebied. De grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid voor nieuwe woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai bedraagt voor de Rijksweg A28 maximaal 53 dB en voor de overige wegen maximaal 58 dB.

Het bovengenoemde beleidsaspect is verwerkt in paragraaf 4.2.1 Geluid.

3.11.1.2 Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Daartoe zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • Voldoen aan wet- en regelgeving
  • Anticiperen op de toekomst. Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen
  • Beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid

De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Het bovengenoemde beleidsaspect is verwerkt in paragraaf 4.2.4 Luchtkwaliteit.

3.11.1.3 Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente Zwolle streeft ernaar dat voor haar gehele grondgebied wordt voldaan aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • overal voldaan wordt aan de normen voor het plaatsgebonden risico
  • een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid
  • veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld

Op 20 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd. Het plangebied Prinsenpoort is gelegen in de Stroomzone A28 en IJsselallee.

Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.

Het bovengenoemde beleidsaspect is verwerkt in paragraaf 4.2.8 Externe veiligheid.

3.11.1.4 Duurzaam bouwen

In 2009 heeft het college een interim klimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij is ondermeer de volgende doelstelling geformuleerd: het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of gebouw bedraagt tenminste 60%.

De gemeente Zwolle heeft in 2011 haar visie op duurzaamheid vastgesteld waarin het begrip duurzaamheid wordt omschreven als een langdurige balans tussen people, planet en profit.

De Zwolse visie op duurzaamheid hanteert vijf principes, te weten:

  • Koester diversiteit (diversiteit wordt als voorwaarde voor balans gezien).
  • Duurzaamheid als leidend principe (beslissingen worden genomen op basis van het vergroten van duurzaamheid bij beleids- en gebiedsontwikkelingen).
  • Duurzaamheid is van en voor de stad (niet opgelegd maar gedragen door de stad, omdat het de stad dient).
  • Benut lokale bronnen.
  • Transitie en innovatie: deze zijn nodig voor het realiseren van de voorgaande principes.

 

Zwolle hanteert een programmatische aanpak van duurzaamheid, waarin duurzaamheid een leidend thema is. Daarbij bestaat een duidelijke voorkeur voor het zetten van concrete stappen in het fysieke domein. Voor de lange termijn is het nodig om de visie verder te ontwikkelen en te vertalen in ambities met meetbare doelstellingen. Doelen binnen het programma zijn onder andere:

  • Onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen.
  • Een toekomstbestendige manier van ontwikkelen.
  • Bewustwording en het uitdagen van bewoners en ondernemers om aan de slag te gaan met duurzaamheid.

In het programma zijn enkele punten reeds (deels) gekwantificeerd waaronder:

  • In 2020: 20 % CO2 reductie in Zwolle ten opzichte van 1990.
  • 25 % energielastenverlichting voor burgers en bedrijven in 2020 ten opzichte van 2009, daar waar duurzaamheidsprojecten hebben plaatsgevonden.

Hoofdstuk 4 Beperkingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-wegen. Binnen de geluids¬zone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige be¬stemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk).

De geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien de gevelbelasting meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde en geluidsreducerende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, kan een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Om hiervoor in aanmerking te komen, mag de geluidsbelasting aan de gevels, voor woningen in binnenstedelijk gebied, niet meer bedragen dan de maximale grenswaarde van 63 dB. Voor buitenstedelijk gebied geldt een maximale grenswaarde van 53 dB.

Conform het geluidsbeleid van gemeente Zwolle is het plangebied gelegen in het gebiedstype: gemengd gebied. De grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid voor nieuwe woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai bedraagt voor de Rijksweg A28 maximaal 53 dB en voor de overige wegen maximaal 58 dB.

Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van andere bronnen. De geluidszone van industrieterrein Voorst lag voorheen wel over het plangebied. Na een aanpassing van de geluidszone, ligt deze niet langer over het plangebied.

Door Alcedo is, in het kader van de Wet geluidhinder, een onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai . Het rapport is als separate bijlage opgenomen.

Door de gemeente Zwolle is een onderzoek uitgevoerd naar het industrielawaai van het naastgelegen geluidsgezoneerde industrieterrein Voorst. Het rapport is als separate bijlage opgenomen.

Resultaten wegverkeerslawaai

Er is gerekend voor de toekomstige situatie 2024. De berekende geluidsbelastingen zijn getoetst aan de grenswaarden gesteld in de Wet geluidhinder. Het bouwplan bevindt zich in de bebouwde kom en ligt in de zone van de volgende wegen:

  • Rijksweg A28 (100 km/h)
  • IJsselallee (70 km/h)
  • Verkeersplein Spoolde (50 km/h)
  • Nieuwe Veerallee (50 km/h)

Tijdens het onderzoek zijn twee varianten uitgezocht. Te weten;

  • Variant 1: alleen woningbouw en een doorgetrokken geluidsscherm langs de IJsselallee.
  • Variant 2: woningbouw en een kantoorgebouw langs de IJsselallee.

In het onderzoek wordt er vooralsnog van uitgegaan dat het project, gezien de huidige marktontwikkelingen in 3 fasen wordt gerealiseerd. Dit gebeurt vanuit de zijde van de vanuit de Nieuwe Veerallee. De resultaten van het onderzoek zijn hieronder samengevat per variant.

Variant 1, enkel woningbouw

Rijksweg A28

Uit de rekenresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor het gehele plangebied wordt overschreden. De maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 53 dB wordt over een gedeelte van het plangebied (ter plaatse van hoger gelegen verdiepingen) overschreden.

IJsselallee

Uit de rekenresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor een klein gedeelte van het plangebied wordt overschreden. De maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 58 dB wordt niet overschreden.

Verkeersplein Spoolde

Uit de rekenresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden bij enkele woningen. De maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 58 dB wordt niet overschreden.

Nieuwe Veerallee

Uit de rekenresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.

Variant 2, kantoor en woningbouw

Rijksweg A28

Uit de rekenresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor het gehele plangebied wordt overschreden. De maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 53 dB wordt over een gedeelte van het plangebied (ter plaatse van hoger gelegen verdiepingen) overschreden.

IJsselallee

Uit de rekenresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.

Verkeersplein Spoolde

Uit de rekenresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden bij enkele woningen. De maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 58 dB wordt niet overschreden.

Nieuwe Veerallee

Uit de rekenresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.

Voor beide varianten geldt dat op plekken waar de maximaal toelaatbare geluidsbelasting wordt overschreden, geen geluidsgevoelige vertrekken kunnen worden gerealiseerd of deze ruimten moeten worden voorzien van dove gevels.

Industrielawaai

Geluidszone Industrieterrein de Voorst

Industrieterrein Voorst betreft een gezoneerd industrieterrein. In de vigerende situatie loopt de 50 dB(A) geluidscontour van dit terrein over het plangebied Prinsenpoort. In het volgende figuur is de huidige zoneringsgrens aangegeven.

Figuur 4.1: Geluidszonering de Voorst (bestaand)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0009.png"

Voorafgaande aan de zonering van het industrieterrein is de geluidsuitstraling van het gehele industrieterrein onderzocht (zoneringonderzoek). Op basis van dit zoneringonderzoek is de zonegrens bepaald en vastgelegd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Overijssel, kenmerk MMI90/3424 van 3 april 1991. Buiten de zonegrens mag de geluidsuitstraling van het industrieterrein niet hoger zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde.

Door gemeente Zwolle is een onderzoek verricht naar mogelijkheden en effecten van het verplaatsen van de 50 dB(A) geluidscontour naar de rand van het plangebied (onderzoek is als bijlage toegevoegd). Op basis van dit onderzoek is besloten in dit bestemmingsplan de 50 dB(A) geluidscontour van het industrieterrein Voorst ter hoogt van het plangebied te herzien en planologisch vast te leggen op de noordelijke rand van het bestemmingsplan.

Bij het onderzoek is beoordeeld op welke wijze de gemeente de geluidzone in relatie met de ontwikkeling van Prinsenpoort kan vastleggen met behoud van voldoende geluidsruimte voor de toekomstige ontwikkelingen van de bedrijven.

Op basis van het onderzoek is vastgesteld dat de geluidsbelasting op de nieuw vast te leggen 50 dB(A)-geluidscontour en op het plangrens “Prinsenpoort” lager is dan de grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. Bovendien blijft er voldoende geluid(ontwikkel)ruimte over, voor de toekomstige uitbreidingen van bedrijven. De nieuwe zoneringsgrens is aangegeven in de volgende figuur. Met de wijziging van de geluidszone is een verdere toetsing aan de Wet geluidhinder voor dit onderdeel niet meer aan de orde.

Figuur 4.1: Geluidszonering de Voorst (nieuw)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0010.png"

Conclusie en maatregelafweging

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde vanwege met name de A28 bij vrijwel alle woningen wordt overschreden. In situaties waar nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen een geluidsbelasting ondervinden boven de voorkeursgrenswaarde, dient allereerst onderzocht te worden of deze geluidsbelasting gereduceerd kan worden door het treffen van maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied.

De geluidswal ter hoogte van de toerit van de A28 wordt verlengd tot aan het verkeersplein Spoolde en heeft een hoogte van 2,5 meter (boven het lokaal maaiveld). Het verhogen van de overige bestaande geluidsschermen langs de Rijksweg A28 is als economisch niet haalbaar beoordeeld.

Langs de IJsselallee is voorzien in het doortrekken van het huidige geluidsscherm, waardoor een aansluiting ontstaat met de door te trekken geluidswal langs toerit van de A28. In de variant met kantoor, is de doortrekking niet nodig omdat het kantoorgebouw zelf een effectieve geluidsafscherming vormt.

Hogere grenswaarden

Aangezien bij de meeste woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege wegverkeerslawaai wordt overschreden, dienen hogere grenswaarden te worden aangevraagd.

Voor woningen waar ook de maximale grenswaarde van 53 of 58 dB wordt overschreden staan de Wet geluidhinder en het gemeentelijk beleid geen hogere grenswaarden toe. Voor deze woningen dient in het ontwerp van de woning al rekening te worden gehouden met één van de volgende maatregelen:

  • 1. Het zodanig vormgeven van de woningen zodat de geluidsbelasting ter plaatse van de gevels van verblijfsruimten niet hoger is dan de maximale grenswaarde, of
  • 2. Het toepassen van dove gevels.

De exacte verdeling van de geluidsbelasting is afhankelijk van de uiteindelijke inrichting van het plangebied. Om hierbij enige flexibiliteit te behouden, wordt een quotum aan hogere grenswaarden vastgesteld.

Op basis van ten hoogste 140 woningen worden de volgende hogere grenswaarden vastgesteld:

  • 1. Vanwege de A28:
      • 140 woningen met een geluidsbelasting van 53 dB.
  • 2. Vanwege de IJsselallee:
      • 5 woningen met een geluidsbelasting van 51 dB;
      • 15 woningen met een geluidsbelasting van 56 dB.
  • 3. Vanwege de Nieuwe Veerallee:
      • Geen hogere grenswaarden nodig.
  • 4. Vanwege Verkeersplein Spoolde:
      • 10 woningen met een geluidsbelasting van 50 dB;
      • 5 woningen met een geluidsbelasting van 51 dB.

De uiteindelijke inrichting van het gebied en de vormgeving van de gebouwen is nog niet bekend. Op het moment dat hierover meer duidelijkheid is, zal deze inrichting en vormgeving opnieuw moeten worden doorgerekend en worden getoetst aan het totale quotum van hogere grenswaarden. Daarbij wordt een specifieke hogere grenswaarde toegewezen aan een betreffende woning (quotumbeheer).

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen), worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt binnen aanvaardbare voorwaarden activiteiten te verrichten. Ruimtelijk relevante hinderaspecten zijn geur, stof, geluid en gevaar.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is altijd sprake van een tweezijdig belang:

  • Kan een goed woon- en verblijfklimaat worden gegarandeerd.
  • Worden bedrijven beperkt door de ontwikkeling.

Het wettelijke kader voor overige bedrijvigheid wordt voornamelijk gevormd door de Wet Milieubeheer en het Activiteitenbesluit. Als leidraad bij ruimtelijke ontwikkelingen kan de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009) worden gehanteerd.

Resultaat

Er is een inventarisatie uitgevoerd van de in de omgeving aanwezige bedrijven. Daarnaast is beoordeeld welke bedrijftypen zijn toegestaan nabij de planlocatie.

Aan de noordzijde van het plangebied is Bedrijventerrein de Voorst gelegen. In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig welke invloed hebben op de ontwikkelmogelijkheden. De bestaande geluidscontour van het gezoneerde bedrijventerrein wordt met dit bestemmingsplan teruggebracht tot de plangrenzen van dit plan.

In de volgende tabel zijn de nabijgelegen bedrijven met gevaarlijke stoffen aangeven. Vanuit geur- en stofhinder zijn geen bedrijven nabij het plangebied aanwezig welke mogelijke invloed hebben. Voor geluid wordt verwezen naar de vorige paragraaf.

Resultaten inventarisatie  
Locatie   SBI-code   Activiteiten   Vergunning/
melding  
Afstand woning
planlocatie (m)  
Richtafstand vlgs VNG publ. (m)   Opmerking / resultaat  
Rieteweg 6   505   Tankstation (LPG + andere motorbrandstoffen)     478   50   Afstand voldoet  
Kamperweg 25   40   Gasdrukregelstation   01-12-2001   379   50   Afstand voldoet  

In het plangebied zelf en binnen de daarvoor geldende richtafstanden bevinden zich geen bedrijven.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het project niet in de weg.

4.2.3 Trillingen

Het aspect trillingen is voor het plangebied niet relevant. In de nabijheid zijn geen trillingsbronnen aanwezig. Het plan zelf veroorzaakt geen trillingen. Tijdens de bouwfase zal met name bij heiwerkzaamheden aandacht zijn voor het beheersen van trillingen.

4.2.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2, Wm). Artikel 5.16 Wm (eerste lid) geeft aan hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (opgesomd in het tweede lid) kunnen uitoefenen in relatie tot luchtkwaliteitseisen. Als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  • Een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof.
  • Een project is genoemd of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

De wettelijke regels zijn uitgewerkt in de volgende regelingen:

  • Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
  • De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
  • De Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007
  • De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (NIBM), legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 1% van de jaargemiddelde concentratie van die stof.

De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 1% of 3% grens en de grenswaarden nodig. Het project geldt automatisch als een NIBM-project en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Een luchtkwaliteitonderzoek is dan niet nodig.

 

Volgens de Regeling 'niet in betekende mate bijdragen' draagt een project niet in betekende mate bij als het bijvoorbeeld een woningbouwplan met een omvang van ten hoogste 500 woningen betreft.

 

Dit houdt niet in dat in het geheel geen aandacht meer hoeft te worden besteed aan luchtkwaliteit. In het kader van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening dient te allen tijde een afweging plaats te vinden van alle relevante belangen, dus ook die van de luchtkwaliteit. Daarom is een onderzoek uitgevoerd om te beoordelen of de grenswaarden volgens de Wet luchtkwaliteit kunnen worden nageleefd.

Onderzoek

Er is een onderzoek uitgevoerd naar het aspect luchtkwaliteit. Het rapport is als separate bijlage opgenomen.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarden volgens de Wet luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied en vanwege het plan niet worden overschreden.

4.2.5 Geur

Het plangebied is gelegen in stedelijk gebied. Zoals in 4.2.2 aangegeven is het plangebied niet gelegen binnen de invloedsfeer van nabijgelegen bedrijven met geurhinder. Geurhinder wordt derhalve niet verwacht.

4.2.6 Bodemkwaliteit

In het geval van functiewijzigingen dient te worden bekeken of de milieuhygiënische bodemkwaliteit voldoet voor de nieuwe functie.

Onderzoek

Er zijn een aantal milieuhygiënische bodemonderzoeken uitgevoerd. Elk onderzoek is hierbij gericht op een deel van de planlocatie. De onderzoeken gezamenlijk bestrijken het volledige plangebied. De onderzoeken zijn als separate bijlage opgenomen.

De onderzoeken zijn uitgevoerd in twee fasen, namelijk een vooronderzoek (conform NVN 5725 - Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek) en een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740 - Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek - onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond).

Bij alle onderzoeken zijn in de bodem en het grondwater licht verhoogde concentraties waargenomen. De gevolgde onderzoeksstrategie “onverdachte locatie” blijkt formeel gezien onjuist te zijn, omdat verontreinigingen zijn aangetroffen. Het betreft zoals aangegeven licht verhoogde concentraties, waarbij de bodem voldoet voor de functie 'Wonen' alsmede 'Bedrijvigheid'.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken voldoet de milieuhygiënische bodemkwaliteit voor de functie 'Wonen' alsmede 'Bedrijvigheid'.

4.2.7 Externe veiligheid

De essentie van het aspect externe veiligheid is een ruimtelijke scheiding aanhouden (zoneren) tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicobronnen. Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid).

Het wettelijk kader wordt gevormd door onder andere het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI), de Wet milieubeheer en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

Onderzoek

Er is inventariserend onderzoek gedaan naar het aspect externe veiligheid en er is nader onderzoek verricht naar het plaatsgebonden- en groepsrisico ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen, ligging nabij emplacement spoor en aanwezigheid van een hogedruk aardgasleiding. De conclusies uit deze onderzoeken zijn beschreven in deze paragraaf.

Bij de inventarisatie is onder meer gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

  • Website www.risicokaart.nl
  • RIVM (ligging hoogspanningskabels)
  • Klic (ligging risicovolle leidingen)
  • Brandweer Zwolle

De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel.

Resultaten inventarisatie  
Betreft   Locatie   Opmerking / resultaat  
Opslag van gevaarlijke stoffen  
Opslag van gevaarlijke stoffen     Geen opslag van gevaarlijke stoffen in nabijheid planlocatie  
Vuurwerkopslag     Geen opslag van vuurwerk in nabijheid planlocatie.  
LPG-tankstation   Rieteweg 6   Ten oosten van het plangebied ligt op een afstand van ongeveer 478 meter een LPG tankstation. Voor een groepsrisicoberekening wordt een afstand van 150 meter gehanteerd; het plangebied ligt daar buiten.  
Transport gevaarlijke stoffen  
Provinciale en rijkswegen   A28   Locatie ligt binnen de invloedsfeer van deze weg. Risicobeoordeling nodig  
Gemeentelijke wegen   IJsselallee (N337)   Locatie ligt binnen de invloedsfeer van deze weg. Risicobeoordeling nodig  
Spoorwegen     Afstand tot spoor en emplacement bedraagt ca. 200 m. Gezien de afstand van het plangebied tot het emplacement, dienen de risico's afkomstig van deze bron kwalitatief beoordeeld te worden.  
Vaarwegen     Geen vaarwegen in de nabijheid (<200 m) aanwezig.  
Kabels en leidingen  
Gasleidingen     Door het plan loopt een hogedruk aardgastransportleiding. Hiervoor dient vanuit het hart van de leiding een veiligheidsafstand gehanteerd worden van 5 m (onbebouwd).
Tevens risicobeoordeling nodig.  
Pijpleidingen Defensie     Geen pijpleidingen van het ministerie van Defensie bekend.  
Overige kabels en leidingen     Geen ruimtelijk relevante kabels en leidingen aanwezig.  
Hoogspannings-kabels     In de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig.  
Overig  
Luchtvaart     Geen luchtvaartterreinen in de nabijheid aanwezig.  
Overstroomgebied     Het plangebied ligt binnen een overstromingsgebied. Dit is toegelicht in de volgende paragraaf .  

In het onderzoek zijn de volgende risicobronnen in beeld gebracht:

  • Routering gevaarlijke stoffen over de nabijgelegen A28 en N337 (IJsselallee).
    De groepsrisico ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen is middels een onderzoek nader in beeld gebracht.
  • Spoorwegemplacement, opslag van goederen.
  • Gasleiding
    In het plangebied bevindt zich een hoge druk aardgasleiding, nr. N-570-20. De groepsrisico ten gevolge van de Hoge druk gasleiding is middels een onderzoek nader in beeld gebracht. Op basis van het Besluit Buisleidingen van 2010 dient vanuit het hart van de gasleiding een bebouwingsvrije zone gehanteerd te worden.

Beoordeling groepsrisico

Omdat de beoogde locatie binnen het aandacht- en invloedgebied van de A28, de IJsselallee, een hoge druk gasleiding en een emplacement ligt, is een nadere beoordeling gedaan. De rapportages zijn als bijlage toegevoegd.

De geprojecteerde functies liggen niet binnen de normcontour voor het plaatsgebonden risico van de A28 en de IJsselallee. Het invloed- en aandachtsgebied van de A28 en de IJsselallee valt samen met het plangebied. Uit de risicoanalyse voor deze weg blijkt dat het geprognosticeerd groepsrisico 0.709 maal de oriëntatiewaarde waarde bedraagt voor het groepsrisico voor de A28 en 0.259 maal de oriëntatiewaarde voor de IJsselallee.

Over het spoor in Zwolle worden volgens het basisnet gevaarlijke stoffen vervoerd. Bij een ongeval met toxische stoffen op het spoor of het emplacement kunnen mogelijk slachtoffers vallen binnen het plangebied. Gezien de afstand tot het emplacement en het spoor kunnen slachtoffers als gevolg van ongevallen met brandbare vloeistoffen en brandbare gassen redelijkerwijs worden uitgesloten. Er is geen significante wijziging van het groepsrisico te verwachten voor deze bron.

Binnen het plangebied is een Hogedruk Gasleiding gelegen. De geprojecteerde functies liggen niet binnen de normcontour voor het plaatsgebonden risico. Het plan is gelegen in de 1 resp. 100% letaliteitscontour. Uit de risicoanalyse blijkt dat het geprognosticeerd groepsrisico 0.30 maal de oriëntatiewaarde waarde bedraagt.

Op grond van het Bevi en de Circulaire RNVGS dient het groepsrisico voor deze locatie in het ruimtelijk besluit te worden verantwoord. Als input hiervoor dienen de opgestelde onderzoeken en een pre-advies dat gegeven is door de Veiligheidsregio IJsselland (kenmerk V11.003124 SC J. Kromhof, 12-08-2011). De verantwoording wordt hierna beschreven.

  • 1. De aanwezige dichtheid van personen in het invloedgebied

    In de onderzoekrapportages naar externe veiligheid is een berekening opgenomen van aantal personen in het invloedgebied, voor zowel de autonome situatie (wat mogelijk is in het vigerend bestemmingsplan) als de nieuwe situatie. In de autonome situatie zijn dit 873 personen. In de situatie zijn dit 573 in de dagperiode en 480 in de nachtperiode.
  • 2. De hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde, voor en na het ruimtelijk besluit

    Het groepsrisico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een groep van ten minste een bepaald aantal mensen het dodelijk slachtoffer is van een ongeval. Het groepsrisico kan uitgedrukt worden in een ééngetalswaarde. Dit getal is het quotiënt voor de frequentie en oriëntatiewaarde en geeft weer hoeveel maal de oriëntatiewaarde wordt overschreden (of onderschreden).

Transport gevaarlijke stoffen

De in een ééngetalswaarde uitgedrukte waarde van het groepsrisico van de A28 wijzigt niet als gevolg van de planontwikkeling. In beide situaties bedraagt deze waarde 0.709 maal de oriëntatiewaarde.

De in een ééngetalswaarde uitgedrukte waarde van het groepsrisico van de IJsselallee stijgt licht als gevolg van de planontwikkeling. In de autonome situatie bedraagt de waarde 0.257 maal de oriënterende waarde. In de plansituatie bedraagt de waarde 0.259.

Het groepsrisico wordt nagenoeg volledig bepaald door stofcategorie GF3 (zeer brandbare gassen). Dit betekent dat voor het ongevalscenario een BLEVE bepalend is voor het groepsrisico. Een BLEVE is een explosie als gevolg van het falen van de tankwagon, met daarin het tot vloeistof verdichte gas, gevolgd door een explosieve expansie van de vloeistof. Een BLEVE resulteert in warmtestraling, piekoverdruk en brokstukken. De grondschok bij een BLEVE is meestal verwaarloosbaar ten opzichte van andere effecten.

Spooremplacement

Bij een ongeval met toxische stoffen op het spoor of het emplacement kunnen mogelijk slachtoffers vallen binnen het plangebied. Gezien de afstand van het plangebied tot het emplacement en het spoor kunnen slachtoffers als gevolg van ongevallen met brandbare vloeistoffen en brandbare gassen redelijkerwijs worden uitgesloten. Er is geen significante wijziging van het groepsrisico te verwachten voor deze risicobron. Bij een ongeval met toxische gassen zal het groepsrisico voornamelijk bepaald worden door de aanwezige populatie op de hogeschool Windesheim en de IJsselhallen.

Hogedruk gasleiding

De in een ééngetalswaarde uitgedrukte waarde van het groepsrisico van de IJsselallee stijgt licht als gevolg van de planontwikkeling. In de autonome situatie bedraagt de waarde 0.28 maal de oriënterende waarde. In de plansituatie bedraagt de waarde 0.30.

  • 3. Voor- en nadelen van ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico (nut en noodzaak van de ontwikkeling)

    Het groepsrisico licht ruim onder de oriëntatiewaarde. De toename van het groepsrisico is minimaal. Daarbij komt dat de berekening en bestemmingsplan uitgegaan van een maximale invulling met woningen en kantoren; dit om ruimte te geven voor de uitwerking. Bij realisatie zullen keuzes gemaakt gaan worden. Gebruik van bijvoorbeeld het maximum aantal kantoren zal tot gevolg hebben dat minder woningen gebouwd worden. Andersom geldt hetzelfde, maximaal wonen, betekent minder kantoren. Ofwel de berekening is een worst-case benadering. In werkelijkheid zal het groepsrisico daarom lager zijn dan berekend.

    Een goed ruimtelijke alternatief is gelet op de locatie en exploitatie daarvan niet mogelijk. Vanuit exploitatie opzet zal als alternatief herbouw van een kantorencomplex een mogelijkheid zijn. Echter vanuit de huidige kantorenmarkt en gemeentelijk beleid hierover, is geen vraag naar een dergelijke omvang. Daarnaast is aansluiting met de bestaande wijk Veerallee stedenbouwkundig gezien de beste optie.
  • 4. Mogelijkheden tot beperking groepsrisico

    Zoals hiervoor aangegeven is sprake van een beperkt groepsrisico, welke minimaal toeneemt. Om groepsrisico te beperken is bij de uitgangspunten van het bestemmingsplan opgenomen dat in het kantoorgedeelte geen functies gerealiseerd mogen worden verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen.

    In het bestemmingsplan zijn eisen opgenomen ten aanzien van aantal woningen en oppervlakte kantoren. Het maximaal aantal woningen (140) is minder dan waarmee eerder rekening is gehouden. Met vastleggen van deze gegevens is de ontwikkeling en daarmee eventuele toename van het groepsrisico gemaximeerd vastgelegd.

  • 5. Mogelijkheden tot voorbereiding en bestrijding van een ramp (veiligheidsketen)

    Gelet op de risicoaandachtgebieden is pre-advies gevraagd bij de Regio IJsseland. Ten aanzien van het uitgevoerde onderzoek naar de transport gevaarlijke stoffen heeft zijn geen opmerking. Op verzoek van de veiligheidsregio is aanvullend onderzoek verricht naar de Hoge druk gasleiding (zoals hiervoor benoemt). De veiligheidsregie adviseert het volgende:
      • Het maximum aantal aanwezigen waarmee de verantwoording van het groepsrisico wordt opgesteld vast te leggen in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn zowel het maximum aantal woningen als bruto vloeroppervlakte kantoren gelimiteerd vastgelegd.
      • Elke wijziging van het groepsrisico te verantwoorden (ook als het een afname is). Hierbij in overleg met de hulpdiensten bepalen welke maatregelen genomen kunnen worden. Wat uiteindelijk gerealiseerd wordt is in deze fase nog niet bekend. Het is zeer aannemelijk dat hoeveelheden personen lager uit zullen vallen. Dit is afhankelijk van aantal woningen, soort woningen, omvang kantoren en type kantoren. In deze fase kan daarom hieraan nog geen invulling worden gegeven. Na realisatie van het totale plan zal herbeoordeling plaats kunnen vinden in het kader van periodieke herbeoordelingen in gemeente Zwolle.
      • De uitkomsten van het onderzoek naar de hogedruk aardgasbuisleiding in het bestemmingsplan te verwerken. De uitkomsten zijn verwerkt en geven geen aanleiding tot andere conclusies.
      • Omwonenden vooraf op de hoogte te brengen van de risicolocatie en hoe men moet handelen bij een eventuele calamiteit (risico- en crisiscommunicatie). Bij realisatie van de woningen zal een informatiedossier worden opgesteld voor kopers, waarin risico's verwoord worden en instructie van hoe te handelen worden opgenomen. Dit wordt opgesteld door de initiatiefnemer in samenwerking met gemeente Zwolle.
      • Kwetsbare objecten (woningen) zoveel mogelijk van de A28 en IJsselallee af projecteren. Gelet op dat het gehele gebied ingericht wordt voor Wonen en deels wonen en/of kantoren kan hier beperkt in gestuurd worden. In het bestemmingsplan is opgenomen dat woningen welke gericht zijn richting de IJsselallee of A28 een vluchtroute moeten hebben in een andere richting.
      • Geen kwetsbare functies (o.a. kinderdagverblijf) als nevenfunctie toe te staan in het kantoorgebouw; Dit is als zodanig opgenomen in de planregels.
      • Met de brandweer te overleggen over de invulling van bluswatervoorziening. De huidige watergangen welke deels als bluswatervoorziening gebruikt kunnen worden, zijn gelegen richting de wegen waarop het verhoogde risico van toepassing is. Derhalve is de functie daarvan beperkt. De watergangen zullen wat betreft omvang in stand blijven. Buiten dit bestemmingsplan zal gemeente Zwolle dit punt nader beoordelen met de brandweer. Mede omdat dit bestemmingsplan niet op zich zelf staat, maar dat dit ook van toepassing is voor aangrenzende gebieden.
  • 6. Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden aanwezigen.

    Het plangebied wordt ontsloten door een aantal wegen, waardoor het vanuit 2-3 zijden bereikbaar is voor hulpdiensten. De derde ontsluiting is gepland aan de noordzijde. Dit is nu een fietsontsluiting. Bij realisatie van kantoren zal deze worden opgewaardeerd. Hiermee is het plangebied goed bereikbaar en zijn er ook meerdere vluchtmogelijkheden. Ten aanzien van zelfredzaamheid zijn zoals hiervoor aangegeven beperkingen opgenomen voor gebruik van kantoren. Het plangebied zelf moet nog worden ingericht. De afmetingen en constructie van de wegen zullen hierbij voldoende geschikt worden gemaakt voor hulpdiensten.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor realisatie van het project. Bij de uitwerking dient rekening gehouden te worden met de veiligheidscontouren van de gasleiding. Om beheerst om te gaan met het aanwezige groepsrisico zijn relevante eisen in de regels opgenomen.

4.2.8 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0011.png"

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0012.jpg"

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In de volgende figuur zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand zoals hiervoor aangegeven en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt. Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0013.png"

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • Voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • Aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • Zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • Opstellen van evacuatie plan.
4.2.9 Waterbeheer

Er is een waterhuishoudingplan opgesteld, welke als bijlage toegevoegd is aan deze toelichting. Bij het ontwerp is rekening gehouden met de richtlijnen van het waterschap. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Groot Salland.

In de oude situatie was het terreindeel grotendeels verhard (gebouwen en parkeren) en werd hemelwater afkomstig van verhardingen afgevoerd via omliggende watergangen. In de nieuwe situatie neemt de verharde oppervlakte aanzienlijk af. Er is dan ook geen extra waterberging benodigd.

In het plangebied wordt hemelwater ter plekke geïnfiltreerd, tevens wordt een overstort naar de watergang gerealiseerd. Voor infiltratie wordt gebruik gemaakt van bijvoorbeeld waterpasserende verharding, infiltratieriool, infiltratiekratten of gelijkwaardige oplossing. Hemelwater afkomstig van particuliere percelen wordt op eigen kavel geïnfiltreerd.

Binnen het plangebied zijn een aantal watergangen gelegen. De zullen naar verwachting grotendeels behouden blijven op de bestaande locaties. Plaatselijk is het mogelijk dat voor een optimale inrichting watergangen deels verlegd worden. Voorwaarde hiervoor is dat de huidige waterafvoerende functionaliteit geborgd blijft en de capaciteit behouden blijft.

Om beheer van watergangen mogelijk te maken wordt bij elke watergang minimaal aan één zijde een zone van 5 meter vrijgehouden om onderhoud te kunnen verrichten. De watergangen zullen op termijn in beheer overgaan naar het waterschap. Onderhoud van de noordelijke watergang (langs de A28), word vanaf de zijde van de A28 onderhouden door Rijkswaterstaat.

Indien particuliere percelen langs de watergang worden gerealiseerd zullen in de koopovereenkomsten verplichtingen opgenomen met betrekking tot beheer en onderhoud.

In het nabij gelegen park wordt middels interceptieputten grondwater onttrokken. Deze zullen naar verwachting op termijn stop worden gezet. Als gevolg hiervan wordt een grondwaterstijging verwacht in het plangebied van gemiddeld ca. 10 cm. De gemiddelde maaiveldhoogte (1.6 m + NAP) ligt ca. 1.9 m boven de huidige gemiddelde hoogste grondwaterstand (0.3 m - NAP). Ook bij een grondwaterstijging van ca. 10 cm blijft voldoende drooglegging en infiltratiecapaciteit beschikbaar.

Het vuilwaterriool zal aangesloten worden op het bestaande riool van de wijk Veerallee.

Conclusie

Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de bestaande waterhuishouding. De inrichting en aanpassingen van de waterhuishouding voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.

4.2.10 Energie en duurzaam bouwen

Aansluitend op het gemeentelijk beleid 'duurzaamheid' en de langdurige balans tussen people, planet en profit, is duurzaamheid een belangrijk thema bij de ontwikkeling van Prinsenpoort: het uitgangspunt is 'energieneutraal'. De definitie van energieneutraal is: alle woning-verbonden-energie wordt normatief per saldo door de woning opgewekt. De invulling hiervan vindt plaats op individueel niveau, omdat dit beter aansluit bij keuzemogelijkheden die de koper wordt geboden. De koper kan hiermee kiezen voor de oplossing die het beste aansluit bij de persoonlijke en individuele situatie. Tevens geeft individuele invulling de mogelijkheid om de meest recente techniek in te passen. Het energielabel van de energieneutrale woningen is A++++ of hoger. Vanuit financieel-economisch perspectief is gas in relatie tot elektriciteit nu nog de meest voor de hand liggende oplossing. Vanuit de verwachting dat gas in de toekomst schaars en/of erg duur wordt, is het van belang de woning op de (gasloze) toekomst voor te bereiden. Door in het ontwerp van de woning rekening te houden met een plek/ruimte voor een warmtepomp en het aanleggen van mantelbuizen, kan op een eenvoudige wijze de energievoorziening later op een andere manier (bijvoorbeeld all electric) worden ingevuld.

4.2.11 Milieu effecten

Het bestemmingplan maakt een stedelijke herontwikkeling mogelijk. Op basis van de omvang van het plan en het Besluit van 21 februari 2011 tot wijziging van het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht (reparatie en modernisering milieueffectrapportage) is hiervoor een vormvrije m.e.r. beoordeling nodig.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud moet aandacht worden besteed aan de criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. In deze paragraaf is de beoordeling opgenomen.

Effectbeoordeling    
Resultaat   Effect  
Kenmerk van project  
Omvang van het project (relatie met drempel D lijst)   D11.2 Mogelijkheid tot stedelijk ontwikkelingsproject. (drempelwaarde: > 100 hectare of > 2.000 woningen).
Plan: max. 140 woningen, ca. 5 ha  
Cumulatie met andere projecten   Niet van toepassing  
Gebruik natuurlijke hulpbronnen   Regulier: Baksteen, grond, hout
Wegen: puin, asfalt en klinkers
Woningen worden energiezuinig gerealiseerd (zie par. 4.2.9)  
Productie afvalstoffen   Niet van toepassing  
Verontreiniging en hinder   Aanleg: verkeer, geluid
Gebruik: verkeer
Binnen het vigerend bestemmingsplan is bouw van kantoren mogelijk. Ten opzichte hiervan is wijziging van effect minimaal.  
Risico voor ongevallen   Ontwikkeling zelf draagt niet bij aan verhoging risico voor ongevallen
Plangebied is gelegen binnen de invloedsfeer van een aantal risicobronnen: transport gevaarlijke stoffen A28 en IJssellaan, Hogedruk gasleiding (door plangebied) en emplacement station. Hiertoe is de toename van het groepsrisico beoordeeld. Uit de beoordeling volgt dat de toename acceptabel is. Hiervoor wordt verwezen naar par. 4.2.7  
Plaats van de project  
Bestaand grondgebruik   Het terrein is momenteel braakliggend. Binnen het vigerende bestemmingsplan kunnen kantoren gerealiseerd worden.  
Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke
hulpbronnen van het gebied  
Geen  
Opnamevermogen milieu met aandacht voor wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingsdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang.   Geen gevoelige gebieden in de omgeving van het plan aanwezig.  
Natura 2000   Het dichtstbijzijnde beschermd gebied betreft de uiterwaarden van de IJssel (Natura 2000). De afstand tot dit gebied en het tussenliggend gebruik is zodanig dat effect is uitgesloten.  
Kenmerken van het potentiële effect  
Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking)   Lokaal  
Grensoverschrijdend karakter   Nee  
Orde van grootte en complexiteit effect   Beperkt aansluitend op bestaande woonkern
Binnen het vigerend bestemmingsplan is bouw van kantoren mogelijk. Ten opzichte hiervan is wijziging van effect minimaal.  
Waarschijnlijkheid effect   Groot  
Duur, frequentie en omkeerbaarheid effect   Aanleg: verkeer, geluid, licht en trillingen
Gebruik: verkeer
Zoals eerder aangegeven is het effect ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden beperkt.
Ten opzichte van kantoren is in de avonduren een groter effect.  
Natura 2000   Er is geen ecologische relatie tussen de Natura-2000 gebieden en de planontwikkeling  

Conclusie:

Het plan betreft de activiteit 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk project'. Nieuwe mogelijkheden zijn wonen in combinatie met kantoren. Binnen de vigerende bestemming zijn kantoren toegestaan. De omvang van het plan valt buiten de drempelwaarde voor een m.e.r. beoordelingsplicht. Op basis van deze vormvrije m.e.r. wordt geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk.

4.3 Kabels, leidingen en straalpaden

In het plangebied bevinden zich een aantal planologisch relevante kabels en leidingen. Dit betreft:

  • Persriool
  • Hogedruk gasleiding
  • Ondergrondse hoogspanningsleiding
  • Hoofdwaterleiding

In het bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de bescherming van deze kabels en leidingen

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

5.1.1 Doelstelling

Dit bestemmingsplan biedt de ruimtelijke en juridische grondslag voor het realiseren van woningbouw en kantoren op het voormalige ABN-AMRO terrein.

5.1.2 Uitgangspunten

Door verhuizing van de ABN-AMRO en de sloop van de huidige gebouwen, is de mogelijkheid ontstaan het terrein te herontwikkelen. Hierbij wordt gestreefd naar een kwaliteitsverbetering van het terrein.

5.1.3 Maatschappelijke betrokkenheid

Middels de processtrategie Community Planning (beginspraak) zijn belanghebbenden al in een zeer vroeg stadium betrokken bij de planvorming, om zodoende een product te creëren dat breed gedragen wordt; "Voor bewoners, door bewoners".

Om belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun ideeën te delen is een ontwerpfestival georganiseerd. Het ontwerpfestival bestond uit een combinatie van discussie- en (vooral) tekenworkshops.

Er werd hierbij ingespeeld op een divers deelnemersgezelschap. Mensen waren vrij om te komen en gaan, waarbij zelf een keuze kon worden gemaakt aan welke workshops werd deelgenomen. Middels een teken- en knutselboek werd ook op kinderen ingespeeld.

Vervolgens is door een multidisciplinair team alle verzamelde informatie tot een plan/visie verwerkt. Dit is in gevisualiseerde vorm gepresenteerd aan alle belangstellenden. In de periode tussen het Ontwerpfestival en de planpresentatie heeft de opdrachtgever getoetst of het te presenteren plan voldoet aan de gestelde randvoorwaarden, inclusief de financiële randvoorwaarden. Zodoende ontstond de zekerheid dat het gepresenteerde plan haalbaar en uitvoerbaar was. Door het team is het concept verder uitgewerkt tot een stedenbouwkundige schets.

Vervolgens is wederom een interactieve sessie gestart, met als eindproduct een 'schetsboek architectuur en openbare ruimte' als inspiratiebron voor de ontwerpers van woningen en openbare ruimte. Op zoek naar 'een kroon met allure op de Veerallee' was het motto van het vervolg ontwerpfestival. De Ontwerpfestivals brachten een nieuwe architectuurstijl voor Veerallee: de jaren '30 van de 21ste eeuw ('2030').

Terugkijkend op de ontwerpfestivals kwamen een aantal hoofdthema's steeds terug, deze zijn in de volgende figuur weergegeven. In de volgende paragraaf wordt het plan nader toegelicht, waarbij de uiteindelijke uitgangspunten beschreven zijn.

Figuur 5.1: Visuele uitwerking top 10, voortkomend uit het eerste Ontwerpfestival (Bron: IS Maatwerk)

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0014.jpg"

5.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van de woonwijk Veerallee en was voorheen in gebruik als kantoorlocatie. Door verhuizing van het complex is het vrijgekomen terrein beschikbaar voor nieuwe ontwikkelingen. In paragraaf 2.2 wordt het huidige en voormalige gebruik van het plangebied beschreven. In paragraaf 5.4 volgen de kaders voor het nieuwe plan.

5.3 Beheer

Het onderhoud van de openbare ruimte zal plaatsvinden op het niveau 'basis', gelijk aan dat van andere woongebieden in Zwolle.

5.4 Ontwikkeling

Voor het project Prinsenpoort is een nota van uitgangspunten opgesteld. Dit plan is, zoals de vorige afbeelding illustreert, met name tot stand gekomen door inbreng van de bewoners zelf. De belangrijkste elementen hieruit zijn hieronder opgenomen.

Het project Prinsenpoort kent twee zones, één voor woningbouw en één voor een gecombineerde mogelijkheid van woningbouw en kantoorontwikkeling. In onderstaande figuur is dit gevisualiseerd.

Binnen het plan zijn de ontwikkelingen van maximaal 140 woningen en maximaal 10.000m² kantoren, voorzien. Minimaal 50% van de wooneenheden wordt als grondgebonden woning gerealiseerd.

Wonen 

In het plangebied kan woningbouw gerealiseerd worden, welke bestaat uit diverse typen woonhuizen en appartementen. Bij de ontwikkeling van de woningen is het belangrijk dat de woningen zoveel mogelijk op het noordelijk gelegen Prins Clauspark georiënteerd worden. Binnen de functie wonen worden drie verschillende maximale bouwhoogten vastgelegd. Aan de zuidzijde van het plangebied kent het plangebied een maximale bouwhoogte van 12 meter, binnen het overige plangebied zal een maximale hoogte van 15 meter gehanteerd worden, met uitzondering van twee architectonische hoogteaccent in de vorm van een appartementengebouw. Aan deze hoogteaccenten is een bouwhoogte van maximaal 30 meter gekoppeld. De bouwhoogte van 12 meter sluit aan bij het bestaand bebouwd gebied. De bouwhoogte van maximaal 15 meter inclusief het hoogteaccent zijn verder richting de A28 toegestaan. Ook binnen deze zone zal naar verwachting de bouwhoogte primair binnen 12 meter blijven (3 bouwlagen, inclusief kap). De hoogteaccenten sluiten aan bij het voormalige hoogteaccent van het ABN AMRO gebouw.

Werken en/of Wonen

In het noordwestelijke deel, wordt het plangebied begrensd door de Rijksweg A28 en de IJsselallee (N337). Aan deze zijde kan maximaal 10.000 m² kantoorruimte (zonder baliefunctie) worden gerealiseerd. Als alternatief is woningbouw mogelijk. De maximale bouwhoogte bedraagt 30 meter.

Aanpak realisatie

Zoals bij het gemeentelijk beleid aangegeven heeft de raad bij de evaluatie van de Woonvisie 2005-2020 in december 2012 uitgesproken dat het gemeentelijk beleid minder programmerend moet zijn en meer faciliterend. De gewenste faciliterende aanpak is ook onderkend door de initiatiefnemer van het plan. In de huidige woningmarkt vraagt een (potentiële) koper om meer direct bij de ontwikkeling van zijn wijk en woning betrokken te worden. De koper wil binnen de kaders van mogelijkheden zeggenschap over zijn investering. “Van programmeren naar faciliteren” onderstreept deze beweging. De initiatiefnemer heeft hier met het ingezette interactieve planproces invulling aan gegeven en blijft dit doen richting de definitieve ontwikkeling door (potentiële) kopers hierbij actief te betrekken. Als onderdeel van gebiedsmarketing wordt met behulp van “klantparticipatie-techniek” een groep (potentiële) kopers bij elkaar gebracht om binnen duidelijke kaders hun gewenst woning te ontwikkelen. Het bestemmingsplan met uitwerkingsverplichting biedt hiermee de gewenst flexibiliteit om maximaal in te spelen op de wensen van de koper.

Toepassing van het zogenaamd Begeleid Particulier Opdrachtgeverschap (BPO) geeft de koper met de architect zijn eigen woning vorm. Indien een koper geen BPO wenst, wordt de woning door de initiatiefnemer ontwikkeld. Uitgangspunt hierbij blijft de Zwolse Welstandsnota.

De hiervoor genoemde aanpak betekent dat vraaggericht gebouwd wordt. Dit geeft binnen de richtlijnen van de Welstandsnota de diversiteit passend binnen de wijk. Vraaggericht betekent ook dat enkel gebouwd wordt als de woning verkocht wordt waarmee voorkomen wordt dat teveel woningen tegelijk op de markt komen binnen de huidige woningbouwmarkt.

Figuur 5.2: Globale ontwerpkaart bestemmingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0015.jpg"

5.5 Verkeer en parkeren

Het plan wordt ontsloten via de Oranje-Nassaulaan. Daarnaast wordt een nieuwe ontsluiting gerealiseerd aan de noordwestzijde. De huidige fietsontsluiting onder de A28 door naar bedrijventerrein de Voorst zal hiertoe worden ge-upgrade. Ten behoeve hiervan is in dit bestemmingsplan aan de noordzijde een bestemming Erftoegangsweg op genomen. Het laatste deel van deze ontsluiting loopt over een perceel met de bestemming Bedrijf (vigerend bestemmingsplan Voorsterpoort). In onderhavig plan blijft deze functie behouden en is daarbij toegevoegd dat een weg is toegestaan.

Parkeren

De gemeente hanteert voor het gebied de parkeernormen voor matig stedelijk en de ligging in de schil.

Voor bedrijven gelden de parkeernormen van B-locaties. Bij de uitwerking van het plan dient voldaan te worden aan de dan geldende parkeernorm van gemeente Zwolle.

5.6 Recreatie

Het Nijromenpad is een belangrijke recreatieve route die loopt langs het gemengde gebied. Het Nijromenpad is een fietsverbinding en moet als zodanig te herkennen zijn. Het pad grenst aan het zuidelijk deel van de uit te werken bestemming voor kantoren en/of wonen. Omdat het pad, inclusief de groenstrook langs dit pad buiten dit bestemmingsplan valt, heeft de ontwikkeling hierop geen invloed. Het pad sluit aan op een verkeersbestemming.

In het gebied wordt er ook aandacht besteed aan recreatie voor kinderen van 0-6 jaar. Binnen ca. 100 meter van de woning dient een speelplek van ongeveer 250 m² gerealiseerd worden. De oudere kinderen kunnen gebruik maken van de speelplekken in de bestaande wijk. In de regels zijn hiervoor voorwaarden opgenomen.

5.7 Ecologie

Als gevolg van de plannen zal het terrein veranderen en gedeeltelijk worden herbouwd. Bij het uitvoeren van onder meer bouwprojecten en bestemmingswijzigingen dient rekening te worden gehouden met beschermde soorten en gebieden. Wet- en regelgeving omtrent deze soorten en gebieden is vastgelegd in de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en de Provinciale structuurvisie.

Onderzoek

Om de ecologische situatie te bepalen is een quick scan flora en faunaonderzoeken verricht in 2009. In 2013 is een herbeoordeling uitgevoerd naar de flora en fauna. Onderstaand zijn alle bevindingen uit de diverse onderzoeken weergegeven.

  • 1. Beschermde gebieden
      • Het plan maakt geen onderdeel uit van een beschermd gebied. Landelijk en provinciaal beleid alsmede het vigerend bestemmingsplan geven geen beleidsmatige beperkingen voor dit plan. Het dichtstbijzijnde beschermd gebied betreft de uiterwaarden van de IJssel (Natura 2000). De afstand tot dit gebied en het tussenliggend gebruik is zodanig dat effect is uitgesloten.
  • 2. Flora
      • Er is geen bedreigde flora van de Rode lijst aangetroffen.
      • Één beschermde soort aangetroffen; grote kaardenbol. Deze soort is niet ontheffingsplichtig in geval van ruimtelijke ingrepen.
  • 3. Fauna
      • Bedreigde fauna werd niet aangetroffen.
      • Beschermde fauna behorend tot tabel 1 van de Flora- en faunawet (zoogdieren, vleermuizen, vogels en amfibieën) is mogelijk aanwezig. In het onderhavige geval zijn deze soorten ontheffingsvrij.
      • Bij strenger beschermde soorten behorend tot tabel 2 is de aanwezigheid van broedvogels in de opgaande begroeiing op het terrein mogelijk. Broedvogels zijn beschermd, er is geen ontheffing voor mogelijk. Met het oog op broedvogels dienen eventuele kap en het rooien van groen buiten het broedseizoen (november – februari) plaats te vinden. Bij uitvoering van deze werkzaamheden in de eerder genoemde maanden is het plan niet in strijd met de wet.
      • Van strikt beschermde soorten uit tabel 3 wordt door de gewone dwergvleermuis het terrein gebruikt als foerageergebied. Met uitzondering van de opgaande begroeiing aan de randen, is het open middenterrein ongeschikt als foerageergebied. Het terrein is te klein als op zichzelf staand foerageergebied, maar maakt deel uit van een veel groter gebied; het park en de omliggende woonwijken. Het terrein zal enige waarde voor vleermuizen behouden, omdat er een wijk voor terugkomt met tuinen, laanbeplanting en watergangen.
      • Ten aanzien van straatverlichting is de gewone dwergvleermuis de minst kritische van alle soorten. Er wordt zelfs gefoerageerd rond straatlantaarns. Gebruikelijke wijkverlichting heeft daarom geen negatief effect en is reeds aanwezig rondom het terrein. Er wordt derhalve geen negatief effect op deze soort verwacht.
      • Er werden geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen.
      • Amfibieën uit tabel 2 en 3, welke bedreigd of beschermd zijn komen in het plangebied niet voor volgens het bronnen onderzoek, De aanwezigheid is niet geheel uit te sluiten. De beschaduwde sloten vormen geen optimale verblijfplaats voor soorten, op het braakliggende terrein kan in de zomer de rugstreeppad voorkomen, indien op het terrein langdurig plassen blijven staan. Indien aangrenzende groenstroken behouden blijven is een negatief effect op amfibieën uit te sluiten. Zo niet, dan dient op dat moment een eventueel effect nader beoordeeld te worden.
      • Het plangebied voldoet niet aan de eisen die reptielen aan hun habitat stellen. Het voorkomen van reptielen is uitgesloten.

Herbeoordeling 2013

In 2009 is het braakliggende terrein van de voormalige ABN AMRO-vestiging aan de Spoolderparkweg te Zwolle onderzocht op beschermde flora en fauna. Sindsdien heeft het terrein zich ongestoord kunnen ontwikkelen. Tijdens de herbeoordeling van 2013 is vastgesteld dat geen beschermde soorten ontwikkeld zijn en het ecologisch onderzoek actueel is.

Beoordeling noordelijke ontsluiting

In augustus 2013 is een ecologische beoordeling gedaan van de groenstrook aan de noordzijde van de A28, op de locatie waarop de extra ontsluiting gepland is. Hierbij is vastgesteld dat geen beschermde soorten aanwezig zijn.

Conclusie

Met het oog op broedvogels dienen eventuele kap en het rooien van groen buiten het broedseizoen (november – februari) plaats te vinden. Bij uitvoering van deze werkzaamheden in de eerder genoemde maanden is het plan niet in strijd met de wet.

In de oorspronkelijke situatie was de locatie grotendeels verhard. De nieuwe inrichting zal meer ruimte bieden aan groen en derhalve een positief effect hebben op de ecologische waarde van het gebied.

5.8 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Het plangebied is op de indicatieve archeologische verwachtingswaardekaart niet gekarteerd. De naaste omgeving van het plangebied (bebouwd gebied) heeft op de kaart een lage archeologische verwachtingswaarde. Op de Archeologische Waarderingskaart Zwolle heeft het gebied een verwachtingswaarde van 10%. Deze waarde is ook in het recente bestemmingsplan Veerallee opgenomen. De planlocatie is reeds lange tijd in gebruik als bedrijventerrein. Daarnaast is de locatie onlangs gesloopt en de bovengrond sterk geroerd en derhalve archeologisch verstoord.

 

De archeologische verwachtingswaarde is laag. Omdat nieuwbouw plaatsvindt op een reeds sterk geroerde bodem en gelet op de lage archeologische verwachtingswaarde wordt archeologische verstoring als gevolg van het plan niet verwacht. Op basis daarvan is door de gemeentelijke archeoloog aangegeven dat een archeologisch onderzoek niet nodig wordt geacht.

Cultuurhistorie

In paragraaf 2.1 is een toelichting gegeven van de ontstaansgeschiedenis van de wijk Veerallee. Het gebied is gelegen buiten de historische binnenstad van Zwolle. Vanuit de historische beschrijving wordt geconcludeerd dat het plangebied geen bijzondere cultuurhistorische waarden heeft.

Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie staat de uitvoering van het project niet in de weg.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Standaard bestemmingsplan Zwolle zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Prinsenpoort.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Uitwerkingsregels;
  • 3. Bouwregels;
  • 4. Nadere eisen;
  • 5. Afwijken van de bouwregels;
  • 6. Specifieke gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  • 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten diensten van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  • 2. Uitwerkingsregels:

Onderhavig plan betreft een bestemmingsplan met uitwerkingsverplichting. IN de uitwerkingsregels zijn de randvoorwaarden opgenomen waaraan de uitwerking dient te voldoen.

  • 3. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Omdat onderhavig plan een bestemmingsplan met uitwerkingsregels betreft zijn de belangrijkste bouwrandvoorwaarden opgenomen onder de Uitwerkingsregels.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  • 4. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 89 Algemene procedureregels.

  • 5. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  • 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 7 Leiding - Gas;

Artikel 8 Leiding - Hoogspanning;

Artikel 9 Leiding - Riool;

Artikel 10 Leiding - Water;

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 12 Algemene bouwregels;

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

6.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

6.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 4 Gemengd – uit te werken

Deze bestemming is bedoeld voor kantoren en/of een- en meergezinshuizen en de daarvoor benodigde openbare ruimte. De bestemming dient nader uitgewerkt te worden. In het bestemmingsplan zijn randvoorwaarden daarvoor opgenomen.

In het bestemmingsplan zijn randvoorwaarden opgenomen voor:

  • Bruto vloeroppervlakte aan kantoren
  • Bouwhoogte
  • Minimaal percentage van grondgebonden woningen totaal plan.
  • Hoeveelheid parkeerplaatsen.
  • Onderhoudsstrook watergangen
  • Speelplekken
  • In het kader van de deregulering mag op het erf bij een eengezinshuis aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Artikel 5 Wonen – uit te werken

Deze bestemming is bedoeld voor de een- en meergezinshuizen en de daarvoor benodigde openbare ruimte. De bestemming dient nader uitgewerkt te worden. In het bestemmingsplan zijn randvoorwaarden daarvoor opgenomen. Deze sluiten aan bij de randvoorwaarden van artikel 4.

Artikel 6 Bedrijf

Ten behoeve van de ontsluiting van het plangebied, voorzien het plan in een extra ontsluitingsmogelijkheid aan de noordzijde van de A28. Deze ontsluiting valt binnen het bedrijventerrein de Voorst, welke valt onder de reikwijdte van bestemmingsplan de Voorst. Voor het tracé van de weg welke reeds bestemming Bedrijf had binnen het bestemmingsplan de Voorst, is deze bestemming, inclusief regels overgenomen in dit bestemmingsplan. Toegevoegd is de mogelijkheid om een weg aan te leggen. De randvoorwaarden voor de Bestemming Bedrijf, inclusief soort is in de bestemming vastgelegd.

Artikel 7 Leiding - Gas

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse aardgastransportleiding.

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanning

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse hoogspanningsverbinding. Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een vrijstelling, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Voor het leidingtracé nabij de kruising Oranje Nassaulaan – Prins Bernardstraat is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verplaatsen van de dubbelbestemming. Aanleiding hiervoor kan zijn de beperking die de dubbelbestemming heeft voor de gewenste uitwerking en inrichting van het plan. Voorwaarde voor wijziging is goedkeuring door de leidingbeheerder en dat het verlegde tracé dezelfde bescherming krijgt.

Artikel 9 Leiding - Riool

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse rioolwaterpersleiding.

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de rioolbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 10 Leiding - Water

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse waterleiding.

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Voor het leidingtracé nabij de kruising Oranje Nassaulaan – Prins Bernardstraat is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verplaatsen van de dubbelbestemming. Aanleiding hiervoor kan zijn de beperking die de dubbelbestemming heeft voor de gewenste uitwerking en inrichting van het plan. Voorwaarde voor wijziging is goedkeuring door de leidingbeheerder en dat het verlegde tracé dezelfde bescherming krijgt.

6.4 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 12 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels geluidzone - industrie

Deze gebiedsaanduiding betreft de vastlegging van een deel van de geluidszone rond het industrieterrein

Voorst. Deze zone is aan de noordzijde op de grens van het plangebied gelegd. De zone wordt hiermee gewijzigd.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

6.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 16 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.

6.6 Handhaving

De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.

6.7 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 20.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het plan Prinsenpoort bestaat uit de bouw van maximaal 140 wooneenheden en maximaal 10.000m² kantoorruimte.

De ontwikkeling komt tot stand in samenwerking met de gemeente Zwolle en buurtbewoners die betrokken zijn middels Community Planning (beginspraak).

Het plan past binnen het provinciale, regionale en lokale beleid.

Uit de uitkomsten van de (milieu)onderzoeken blijkt dat er geen onoverkomelijke belemmeringen aanwezig zijn voor de realisatie van de beoogde ontwikkelingen.

Het plan inclusief de openbare ruimte wordt particulier ontwikkeld. De voormalige bebouwing van ABN AMRO op dit terrein is reeds enige jaren geleden gesloopt. Realisatie van dit bestemmingsplan is nodig om de sloop en exploitatie van het terrein financieel haalbaar te maken. Voor realisatie van het plan is tussen de gemeente en initiatiefnemer een Anterieure overeenkomst gesloten.

Hieruit wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling haalbaar en uitvoerbaar is

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Uitkomsten overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn negen instanties verzocht op het voorontwerp bestemmingsplan Prinsenpoort te reageren. In deze paragraaf wordt per instantie een samenvatting gegeven van de gemaakte opmerkingen. Vervolgens wordt de reactie van de gemeente daarop weergegeven.

8.1.1 Provincie Overijssel

Samenvatting reactie

  • 1. Kantoren

In het bestemmingsplan staat dat het voormalige terrein grotendeels als kantoorlocatie was ingericht. Het plan biedt de mogelijkheid de locatie deels opnieuw in te richten als kantoorlocatie, waarbij 10.000 m² (bruto vloeroppervlakte) nieuwbouw gerealiseerd kan worden. Met de actualisering van de Omgevingsvisie en –verordening is in artikel 2.3.3 opgenomen dat bestemmingsplannen en projectbesluiten niet voorzien in de totstandkoming van nieuwe zelfstandige kantoren en/of kantorenlocaties. Op dit moment wordt de koppeling van dit voorontwerp bestemmingsplan met het geactualiseerde provinciaal beleid gemist; kortom hoe het voorliggende plan hier binnen past. Neemt de bestemmingsplan capaciteit voor kantoren met dit voorontwerpbestemmingsplan toe of juist niet (het geldende stemmingsplan was grotendeels al als kantoorlocatie voor ABN-AMRO ingericht). Graag inzicht hierin.

  • 2. Grondwaterbescherming

De locatie ligt in het intrekgebied van de waterwinning het Engelse Werk. Het bestemmingsplan besteedt hier geen aandacht aan. Regels hiervoor zijn opgenomen in titel 2.13 Drinkwatervoorziening van de Omgevingsverordening.

  • 3. Woningbouw

Hoe past het plan binnen de Woonvisie en tussen provincie en gemeente gemaakte prestatieafspraken? Verzocht wordt het voorontwerp bestemmingsplan op de bovengenoemde onderdelen aan te vullen en aan de provincie toe te sturen. Op basis daarvan kan worden beoordeeld of het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid.

  • 4. Veiligheid

In bijlage 8 Externe veiligheid A28 en IJsselallee is elke weg apart genomen en voor elke weg het groepsrisico bepaald. Dit is niet in overeenstemming met de rekenmethodiek RBM II.

  • 5. Veiligheid

De IJsselallee is slechts tot de kruising met de A 28. Dat hoort een kilometer verder te zijn.

  • 6. Veiligheid

De A28 ligt hoger dan het plangebied: is daarmee rekening gehouden ?

  • 7. Overstromingsrisico

Het plangebied is gelegen in een gebied met een overstromingsrisico. In de toelichting dient overstromingsrisicoparagraaf te worden opgenomen.

Reactie gemeente:

  • 1. De kantoorcapaciteit wordt met dit bestemmingsplan Prinsenpoort aanzienlijk verminderd. Het ter plaatse geldend bestemmingsplan Veerallee biedt namelijk de mogelijkheid om circa 40.000 m² aan kantoorgebouwen te bouwen. Het voorliggend bestemmingsplan Prinsenpoort laat maximaal 10.000 m² aan kantoren toe .
  • 2. De toelichting van het bestemmingsplan is aangepast. In paragraaf 3.5.3 is een verwijzing opgenomen naar de omgevingsverordening met betrekking tot het intrekgebied. Gemotiveerd is dat voldaan wordt aan het stand still-principe.
  • 3. Woonvisie en Woonagenda

In de toelichting van het bestemmingsplan is aangegeven dat het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid, waaronder het woningbouwbeleid, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020. Na de vaststelling van de Woonvisie is als gevolg van de financiële en economische crisis de woningbouw echter sterk teruggevallen. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan. Deze nieuwe inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (raad juni 2013). In de Woonagenda is ondermeer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op nieuwe woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier' (we letten op: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoegen van de vrije sector huurwoningen, en van ruime en goede middeldure koopwoningen, bijzondere architectuur en/of woonmilieus, functiemenging, realisatie van pauzewoningen). De plannen van de ontwikkelaar voor de locatie Prinsenpoort zijn in overeenstemming met het meest recente gemeentelijke beleid.

Verder biedt de ontwikkelaar de woningkoper maximale keuzevrijheid door middel van een interactief klantparticipatietraject en begeleid particulier opdrachtgeverschap. Elke verkochte woning wordt daadwerkelijk gebouwd zonder afhankelijkheid van een voorverkooppercentage. De landschappelijke inrichting en de infrastructuur wordt in een vroeg stadium gerealiseerd. De ontwikkelaar verwacht dat de planrealisatie in 2015 start en dan ongeveer tien jaar doorloopt.

Prestatieafspraken gemeente-provincie

De prestatieafspraken tussen de gemeente en de provincie hebben betrekking op de periode 2010-2015. De ontwikkelaar van Prinsenpoort verwacht de realisatie in de periode 2015-2025, dus na de planperiode van de prestatieafspraken. Nochtans is het plan Prinsenpoort en de projectaanpak in overeenstemming met de actuele prestatieafspraken. Zo levert het plan een bijdrage aan de woningproductie in Zwolle, en dan met name op locaties in bestaand stedelijk gebied. Bovendien is er in de projectaanpak sprake van (begeleid) particulier opdrachtgeverschap; ook in de prestatieafspraken is sprake van bevordering van CPO door gemeente en provincie.

  • 4. Het groepsrisico geldt per maatgevende kilometer transportroute. Indien twee wegen elkaar kruisen met redelijk gelijke transportintensiteiten is het niet meteen duidelijk hoe deze kilometer loopt. In dat geval moeten alle combinaties van wegen één voor één doorgerekend worden.

In het geval van de IJsselallee en de A28 is het echter overduidelijk hoe de maatgevende kilometer loopt (doorgaande route A28). Dit volgt ook uit de resultaten. Het is natuurlijk mogelijk om alle combinaties uit te rekenen, maar dat is voor deze situatie niet zinvol. Het kilometervak met het hoogste groepsrisico is het kilometer wegvak van de A28 vanaf de kruising tot de IJsselallee richting het oosten. Het 'aanplakken' van een deel van de IJsselallee zal dit niet veranderen.

  • 5. De IJsselallee is tot de kruising met de A28 gemodelleerd omdat er op het deel richting de Blaloweg geen gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Dit wegvak maakt geen deel uit van de route gevaarlijke stoffen die is aangewezen door de gemeente en is tevens geen onderdeel van het landelijke basisnet. Modellering is dus correct.
  • 6. RBM II is toepasbaar voor normale wegconstructies. Specifieke wegconstructies zoals tunnels, verdiepte ligging of geluidsschermen kunnen een andere risicobeeld geven, er moeten dan handmatig andere faalkansen worden ingevoerd. Omdat de A28 hoger is gelegen is er in theorie een verhoogde kans op uitstroming (hogere vervolgkans) als de tankwagen na een botsing of door een stuurfout naar beneden zou rollen of storten. De statistieken en rekenprotocollen om een verhoogde weg te modelleren ontbreken echter.


Er is daarom geen rekening gehouden met de verhoogde ligging. Dat is ook niet bij eerdere planstudies in de omgeving van de A28 het geval geweest en ook het Rijk heeft in haar berekeningen, o.a. in het kader van het basisnet en diverse reconstructies van de A28, de hoogteligging nooit meegenomen in haar berekeningen.

Algemeen.

Uit het onderzoek is gebleken dat het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde is gelegen en dat het groepsrisico niet significant wijzigt ten gevolge de voorgenomen planontwikkeling. Met name laatstgenoemde conclusie, die van belang is voor de verantwoording van het groepsrisico, zal niet wijzigen door een aangepaste rekenmethodiek omdat het een vergelijking van situaties betreft.

  • 7. In de toelichting is een overstromingsrisicoparagraaf toegevoegd (par. 4.2.8). Hieruit volgt dat een kleine kans op overstroming bestaat.
8.1.2 Rijkswaterstaat oost Nederland

Samenvatting reactie

Rijkswaterstaat Oost Nederland heeft geen opmerkingen op het voorontwerp bestemmingsplan Prinsenpoort.

Reactie gemeente:

Hiervan is kennisgenomen.

8.1.3 Veiligheidsregio IJsselland

Samenvatting reactie

  • 1. Het eerder uitgebrachte advies (brief d.d. 12-08-2011 met als kenmerk V11.003124 SC J. Kromhof), gebaseerd op het rapport “Onderzoek externe veiligheid Prinsenpoort, Zwolle” met kenmerk V.2010.1410.00.R002 is voldoende verwerkt in het voorontwerp bestemmingsplan. De toename van het groepsrisico is onderzocht en verantwoord in het bestemmingsplan;
  • 2. In de tabel onder kopje 4.2.7 externe veiligheid wordt bij LPG-tankstation een afstand van 50 meter genoemd als afstand voor een groepsrisicoberekening. Het gebied waarbinnen de aanwezige personen meetellen voor de groepsrisico berekening is het invloedsgebied 150 meter. Verzocht wordt dit aan te passen in de tekst;
  • 3. Het advies is afgestemd met de lokale brandweer, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) en de Politie Oost Nederland, district IJsselland.

Reactie gemeente:

  • 1. Hiervan is kennisgenomen;
  • 2. De toelichting bij par. 4.2.7 is aangepast conform de opmerking.
  • 3. Hiervan is kennisgenomen.
8.1.4 Vitens

Samenvatting reactie

Bij de toelichting zit een bijlage Water en hydrologisch advies. Voor zover Vitens kan overzien wordt hierbij geen rekening gehouden met een eventuele stijging van het grondwater door het stopzetten van de interceptieputten in het park. Al met al gaat het om een stijging van gemiddeld ca 10 cm. Niet verwacht moet worden dat dit tot grote problemen leidt, maar misschien zou het wel even gemeld moeten worden.

Reactie gemeente:

In de toelichting bij paragraaf 4.2.8 is dit toegevoegd. Gelet op dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand in de huidige situatie ca. 1.9 m onder maaiveld ligt, wordt geen wateroverlast verwacht en blijft voldoende ruimte voor infiltratie over. Met de verdere uitwerking van het plan zal rekening worden gehouden met de mogelijke stijging van het grondwater van gemiddeld 10 cm.

8.1.5 Waterschap Groot Salland

Samenvatting reactie

Het voorontwerpbestemmingsplan is voor ons geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Met de projectontwikkelaar en de gemeente zijn afspraken gemaakt over de betrokkenheid van het waterschap bij de verdere uitwerking van dit bestemmingsplan.

Reactie gemeente:

Hiervan is kennisgenomen.

8.1.6 Gasunie

Samenvatting reactie

  • 1. Verbeelding - belemmeringenstrook

De bij de hoge druk aardgastransportleiding behorende belemmeringenstrook is niet volledig op de plankaart is opgenomen. Verzocht wordt deze strook volledig op de plankaart op te nemen.

  • 2. Planregels - bestemming 'Leiding - Gas' in artikel 7

Naar de mening van de Gasunie is het artikel 7 te beperkt. De opzet van de bepaling brengt met zich mee dat de veiligheid van de hoge druk aardgastransportleiding, de personen in de nabijheid van de leiding en het bedrijfszekere gastransport niet worden gegarandeerd. Verzocht wordt om de volgende punten in artikel 7 aan te passen.

artikel 7.1 zodanig uit te breiden zodat ook de bij de hoge druk aardgastransportleiding behorende belemmeringenstrook onder de bestemmingsomschrijving valt. Immers maakt deze ook deel uit van de leiding.

artikel 7.3 de opgenomen afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels is in strijd met het bepaalde in artikel 14, derde lid Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Hierin is bepaald dat de veiligheid van de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet mag worden geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten. Dit artikel biedt geen mogelijkheid voor een beoordelingsvrijheid. Verwezen wordt naar de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zaaknummer 201200554/1/R4) van 20 juni 2012, rechtsoverweging 2.5.3. Gelet hierop wordt verzocht artikel 7.3.2 zodanig te wijzigen dat een afwijking van de bouwregels alleen mogelijk is wanneer er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;

artikel 7.5.1, hierin zijn de omgevingsvergunningsplichtige activiteiten geregeld. Verzocht wordt artikel 7.5.1 als volgt te wijzigen:

sub b, c en d te schrappen en te vervangen door de volgende bepaling:

Het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

Naar onze mening is de voorgestelde bepaling vollediger waardoor de belangen van de hoge druk aardgastransportleiding beter worden gedekt.

artikel 7.5.2 uit te breiden met de uitzondering: 'die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning';

  • 3. verzocht wordt in de voorbereidingsfase van de realisatie van de woningen in het gebied, contact op te nemen met de tracébeheerder voor technisch overleg. Langs deze weg kan de veiligheidssituatie in de nabijheid van de hoge druk aardgastransportleiding en het bedrijfszekere gastransport worden gegarandeerd.

Reactie gemeente:

  • 1. Door Gasunie is een leidingbestand beschikbaar gesteld, op basis waarvan de beschermingsstrook ligt is aangepast.

Het bestemmingsplan van Prinsenpoort grenst aan de noordwestzijde aan het bestemmingsplan Voorsterpoort. In de uiterste noordwesthoek gaat de leiding over van het bestemmingsplan Prinsenpoort naar Voorsterpoort en vervolgens weer een klein deel Prinsenpoort en daarna weer Voorsterpoort. Zie hiertoe onderstaande afbeelding. Hierdoor lijkt het dat het tracé er niet volledig op staat. Wel ontbreekt een klein deel (niet ingekleurd gebied). Deze is toegevoegd aan de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12010-0004_0016.png"

  • 2. In overleg met Gasunie zijn de standaardregels voor een hoge druk aardgastransportleiding opgesteld. Deze standaardregels worden in een bestemmingsplan opgenomen wanneer een dergelijke leiding in het betreffende plangebied ligt. Door deze werkwijze zijn de formuleringen in de bestemmingsplannen gelijkduidend. Deze formulering heeft in de praktijk niet tot problemen geleid. Er is voor ons geen reden om nu alleen voor het gebied Prinsenpoort de standaardregels aan te passen.
  • 3. Dit is doorgegeven aan de ontwikkelaar.

8.2 Rapportering inspraak

In het kader van de inspraak heeft het voorontwerpbestemmingsplan Prinspenpoort ter inzage gelegen van 19 september 2013 tot en met 16 oktober 2013. Tevens zijn door de ontwikkelaar een aantal informele inloopbijeenkomsten voor omwonenden georganiseerd.

Daarnaast was het plan te raadplegen op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

In deze paragraaf wordt per inspraakreactie een samenvatting gegeven van de gemaakte opmerkingen. Vervolgens wordt de reactie van de gemeente daarop weergegeven.

1. Reactie van de heer E. Netjes, Jhr. Strick van Linschotenlaan 5 8019 AZ Zwolle

Samenvatting reactie

  • 1. Inspreker ziet de ontwikkeling met positieve belangstelling tegemoet;
  • 2. Aangegeven wordt dat in het voorontwerp een fout zit als het gaat om de uitgangspunten ten aanzien van het geluid. Zie pagina 32/665, paragraaf 4.2.1. In het rapport staat dat de IJsselallee een maximumsnelheid kent van 70 km/h en het verkeersplein Spoelde een maximumsnelheid van 50 km/h. Dit laatste is echter niet juist. Op het verkeersplein gelden er verschillende maximumsnelheden, afhankelijk van de route waar een bestuurder vandaan komt. Voor (naar onze inschatting) de helft van de bestuurders op de rotonde is er een maximumsnelheid van 50 km/h en de andere helft dient zich te houden aan een snelheid van 70 km/h. Deze bestuurders zijn bovendien soms tegelijk actief op het verkeersplein. Zo rijden auto's met instructie 70 km/h "achterop" langzaam verkeer met 50 km/h of ontstaan irritaties bij weggebruikers, die beide denken zich aan de regels te houden. Een onduidelijke situatie, en qua veiligheid mogelijk ook onwenselijk? In de ingevoegde figuur staat een weergave van de snelheden op het plein. Wat in het voorontwerp, paragraaf 4.2.1. staat opgenomen is dat de geluidsbelasting is gebaseerd op een niet bestaande situatie, namelijk dat het verkeersplein Spoolde een maximumsnelheid kent van 50 km/h. Dit is een onjuist uitgangspunt;
  • 3. Insprekers zijn benieuwd of bij het bepalen van de milieubelasting van Prinsenpoort is uitgegaan van 50 km/h, zoals in uw voorontwerp staat, in plaats 70 km/h. Voor de geluidsbelasting heeft dit een groot effect. De wijk komt te liggen naast de oprit naar Groningen, het verkeersplein en de IJsselallee en er lijkt slechts gedeeltelijk een geluidsscherm voorzien in het plan. Insprekers wonen in een huis, waarvan de achterkant aan de zijde van de IJsselallee ligt. Zij zijn en waren zich er van bewust dat dit een drukke weg is. In plaats van afremmen om met 50 km/h over het verkeersplein te rijden (de indruk die in het voorontwerp wordt gewekt) zijn bestuurders in de aanloop naar het plein juist aan het accelereren naar 70 km/h of hoger (want men kan gelijk doorrijden naar de oprit van de snelweg). In het bijzonder vrachtwagens en motoren zorgen voor veel lawaai.
  • 4. Ten behoeve van het voorontwerp bestemmingsplan Prinsenpoort is de verkeersveiligheid voor op het verkeersplein geen onderwerp van belang, alhoewel wij het ons kunnen voorstellen dat de gemeente vanuit het algemeen belang hier toch goed naar kijkt.
  • 5. Een effectieve snelheid van 70 km/h is de praktijk, want de weggebruikers kennen de onduidelijke situatie en kiezen voor 70 km/h als te hanteren snelheid cq passen zich aan, aan de weggebruikers welke 70 km/h rijden. De onduidelijkheid over de snelheid op het verkeersplein is buitengewoon simpel en vrijwel kosteloos op te lossen, waardoor er gelijke snelheden ontstaan voor alle bestuurders op het verkeersplein en bovendien de geluidsbelasting welke van toepassing is op de Prinsenpoort juist te berekenen: vervang twee verkeersborden welke nu 70 km/h per uur aangeven door een bord van 50 km/h (van de IJsselallee naar het verkeersplein en van de Westenholterallee naar het verkeersplein).

Reactie gemeente

  • 1. Hiervan is kennisgenomen
  • 2. t/m 5.
    In het geluidsonderzoek ten behoeve van het voorontwerp bestemmingsplan is uitgegaan van de wettelijk toegestane maximum snelheid voor de betreffende wegvakken. Voor het verkeersplein Spoolde is deze maximum snelheid 50 km/uur. De automobilist die vanaf de A28 het verkeersplein benadert, passeert het verkeersbord dat de bebouwde kom markeert, met een onderbord dat de maximumsnelheid van 50 km/u aangeeft. De automobilist, die vanaf de Westenholterallee of de IJsselallee het verkeersplein op rijdt, rijdt een nieuwe weg op, waar de maximumsnelheid van 50 km/u geldt. Zoals uit de reactie van inspreker blijkt, is dit niet voor alle weggebruikers even duidelijk. Naar aanleiding van deze inspraakreactie zal de gemeente aan de wegbeheerder van het verkeersplein (Rijkswaterstaat) vragen om de aanvullende bebording, zodat iedere weggebruiker bij het oprijden van het plein wordt geattendeerd op de vigerende maximumsnelheid van 50 km/u op het verkeersplein.
    Voor de berekening van de geluidsbelasting wordt vaak aangesloten bij de wettelijk toegestane snelheid. Het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 hanteert echter het begrip 'representatief te achten rijsnelheid'. Dit blijkt onder andere uit de definitie van verkeerssnelheid volgens bijlage III bij het voorschrift: 'Verkeerssnelheid: voor het betreffende wegvak representatief te achten gemiddelde snelheid per categorie motorvoertuigen als bedoeld in het tweede lid'. In de toelichting is aangegeven: 'In de definitie van verkeerssnelheid is het begrip 'representatief te achten snelheid' opgenomen. Als de representatief te achten verkeerssnelheid kan in principe de maximale wettelijke snelheid worden aangehouden. Echter indien wordt aangetoond dat deze wettelijke snelheid niet overeen komt met de gemiddelde snelheid op het wegvak, dan kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken'. Er is hier sprake van een rotonde met bij elke aansluiting verkeerslichten. De gemiddelde rijsnelheid op deze rotonde zal lager zijn dan 70 km/uur. In deze situatie is voor de representatief te achten (dus de gemiddelde) snelheid 50 km/uur gehanteerd. Er zullen ongetwijfeld auto's zijn die de rotonde met een hogere snelheid passeren, maar er is ook sprake van auto's met een lagere rijsnelheid. Een gemiddelde van 50 km/uur, de hier toegestane wettelijk snelheid, is daarmee realistisch.
    De representatieve rijsnelheid van 50 km/uur op de rotonde wordt in alle onderzoeken waar deze rotonde een rol speelt toegepast. Ook bijvoorbeeld bij het reconstructieonderzoek dat momenteel in opdracht van RWS (in overleg en afstemming met de gemeente Zwolle) wordt uitgevoerd.

2. Reactie van de heer J.T. Fuller Oranje Nassaulaan 16, 8019 ZB Zwolle

Samenvatting reactie

  • 1. de reactie wordt ingediend ook namens mevrouw M.H.P. Beukelman, Prins Bernhardstraat 2, 8019 XK Zwolle; de heer en mevrouw J.T. Fuller, Oranje Nassaulaan 16, 8019 ZB Zwolle; de heer en mevrouw E.C. Van Dishoeck, Prins Mauritsstraat 6, 8019 XT Zwolle; de heer en mevrouw A.P. van den Wall Bake, Oranje Nassaulaan 14, 8019 ZB Zwolle; de heer M. Eenschoten, Oranje Nassaulaan 22, 8019 ZB Zwolle; mevrouw N. Tarko - Smit, Oranje Nassaulaan 26, 8019 ZB Zwolle;
  • 2. Sinds 2007 wordt nauwgezet de ontwikkelingen van de Prinsenpoort gevolgd. Daarbij is de ontsluiting van de Prinsenpoort van groot belang. Al in 2007 maar ook nog tijdens de recente bijeenkomsten heeft de projectontwikkelaar aangegeven dat een derde ontsluitingsweg zal worden aangelegd. Uw College heeft dit voornemen altijd ondersteund. Echter in het voorontwerpplan onder punt 5.5 verkeer en parkeren staat: "Het plan wordt ontsloten via de Oranje Nassaulaan. Als op het zuidwestelijk plangebied kantoren worden gerealiseerd zal hiervoor een nieuwe ontsluiting aan de noordwestzijde worden gerealiseerd. De huidige fietsontsluiting A28 naar bedrijventerrein De Voorst zal hiertoe worden ge-upgrade. Uit de toezeggingen is opgemaakt dat in alle gevallen een nieuwe ontsluiting zal worden gerealiseerd. Ook dus in het geval er "slechts" woningen zouden worden gebouwd. Voor deze woningen is het namelijk ook noodzakelijk dat er ten behoeve van bouwverkeer maar ook ten behoeve van normaal gebruik een extra ontsluiting ontstaat. Verzocht wordt het plan overeenkomstig de toezeggingen aan te passen.

Reactie gemeente:

  • 1. Hiervan is kennisgenomen;
  • 2. Het klopt dat er toezeggingen zijn gedaan over de ontsluiting van Prinsenpoort en de Veerallee. De toezeggingen zijn niet juist verwoord in de toelichting van het bestemmingsplan. Op de Verbeelding en in de regels van het voorontwerp bestemmingsplan is deze 3e ontsluitingsweg wel vastgelegd. De toelichting onder 5.5 is aangepast.