direct naar inhoud van REGELS
Plan: Prinsenpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0193.BP12010-0004

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Prinsenpoort' met identificatienummer NL.IMRO.0193.BP12010-0004 van de gemeente Zwolle;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijf:

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;

1.7 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijke bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.16 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.17 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.18 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak en waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarbij alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.19 eengezinshuis:

een gebouw, dat één woning omvat;

1.20 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;

1.21 erftoegangsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.24 geluidsgevoelige functies:

ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.25 geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.26 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.27 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 hoogteaccent:

een meergezinshuis met afwijkende bouwhoogte;

1.29 kantoor:

een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.30 kantoorgebouw:

een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.31 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.32 meergezinshuis:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.33 openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;

1.34 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.35 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.36 stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;

1.37 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.38 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de zone 2.; met uitzondering van zelfstandige kantoren, waarbij de bruto vloeroppervlakte van onzelfstandige kantoren niet meer dan 500 m² per bedrijf mag bedragen;
  • b. wegen en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. infrastructurele voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in artikel 3.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte in meters van een gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • c. de onderlinge afstand van vrijstaande gebouwen mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en de van de weg afgekeerde perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. een goede milieusituatie;
  • g. de bescherming van de groenstructuur;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a om toe te staan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • b. het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b om toe te staan dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot met niet meer dan 1 meter;
3.4.2 Voorwaarden

De in artikel 3.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de parkeergelegenheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de groenstructuur;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de betreffende zone in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor onzelfstandige kantoren met een grotere bruto vloeroppervlakte dan 500 m² per bedrijf;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 3.5 onder a om bedrijven toe te staan die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen niet zijn vermeld dan wel op het betreffende perceel of gedeelte van het betreffende perceel niet als toelaatbaar zijn aangeduid, mits deze bedrijven wat betreft milieuhinder kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven die op het betreffende perceel wel als toelaatbaar zijn aangeduid;
  • b. b. het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het bepaalde in artikel 3.5 onder d om voor onzelfstandige kantoren een grotere bruto vloeroppervlakte per bedrijf toe te staan, mits de noodzaak voor het betreffende bedrijf voldoende aannemelijk kan worden gemaakt.
3.6.2 Voorwaarden

De in artikel 3.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de parkeergelegenheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de groenstructuur;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Verkeer - Erftoegangsweg

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen;
  • b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;

met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. infrastructurele voorzieningen;
  • j. water;

met de daarbij behorende:

  • k. bebouwing.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Andere gebouwen dan tunnels

Voor het bouwen van andere gebouwen dan tunnels gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. een goede milieusituatie;
  • g. de bescherming van de groenstructuur;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Gemengd - Uit te werken

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoorgebouwen, zonder baliefunctie;
  • b. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis en bedrijf aan huis;
  • c. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
  • e. erftoegangswegen;
  • f. opritten, voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. infrastructurele voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. water;
  • m. infiltratievoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • n. tuinen, erven en terreinen;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.
5.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de artikel 5.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

5.2.1 Inrichting

Voor de inrichting van het gebied gelden de volgende regels:

  • a. verkeer en openbare ruimte:
    • 1. de verkeers- en verblijfsinrichting van het gebied moet gericht zijn op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;
    • 2. bij inrichting van het terrein met kantoren dient de ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer plaats te vinden via de noordzijde van het plangebied, onder de A28 door;
  • b. parkeren:
    • 1. bij uitwerking van het plan zijn de op dat moment geldende parkeernormen van gemeente Zwolle van toepassing voor zowel bedrijvigheid als woningen;
    • 2. ruimte voor parkeerplaatsen moet op loopafstand van de woningen worden geprojecteerd;
  • c. waterhuishouding:
    • 1. bij watergangen in het gebied dient aan één zijde een onderhoudsstrook beschikbaar te zijn met een breedte van minimaal 5 m;
  • d. speelvoorzieningen:
    • 1. binnen 100 meter van iedere woning dient een speelplek te worden gerealiseerd met een oppervlakte tussen de 100 en 400 m², waarbij de gemiddelde oppervlakte van alle speelplekken samen in de bestemming Gemengd-uit te werken en Wonen-uit te werken 250 m² bedraagt;
  • e. veiligheid:
    • 1. indien een woning gericht is op de IJsselallee of A28, dient vanuit die woning een vluchtweg beschikbaar te zijn, aan een andere zijde van de woning (geschikt voor een voetganger);
    • 2. bij uitwerking dient een plan te worden opgesteld, gericht op bereikbaarheid voor hulpdiensten en bluswatervoorzieningen.
5.2.2 Wonen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen zowel eengezinshuizen als meergezinshuizen met bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. het aandeel grondgebonden woningen is minimaal 50%, waarbij de binnen de bestemming Wonen - Uit te werken te realiseren woningen, worden meegerekend
  • c. er mogen ten hoogste 140 woningen worden gebouwd, waarbij de binnen de bestemming Wonen - Uit te werken te realiseren woningen, worden meegerekend;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 30 meter bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per eengezinshuis, welke gelegen zijn op het erf van de woning, achter de naar de weg toegekeerde voorgevel van de woning, mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van dat gedeelte van het erf tot een maximum van 100 m²;
  • f. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag:
    • 1. indien aangebouwd niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 2. indien vrijstaand niet meer dan 3 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, maar de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, indien:
    • 1. gebouwd wordt achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 2. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied;
  • i. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
5.2.3 Kantoorgebouwen, gebouwen ten behoeve van dienstverlening en maatschappelijk

Voor het bouwen van kantoorgebouwen en gebouwen ten behoeve van dienstverlening en maatschappelijke functies gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 30 meter bedragen;
  • b. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van deze functies mag niet meer bedragen dan 10.000 m2.
5.2.4 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een nutsgebouw mag per gebouw niet meer dan 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 5 meter bedragen.
5.2.5 Gebruiksregels uitwerkingsplan

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. kinderopvang of andere voorzieningen ten behoeve van verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen
  • b. het gebruik van woningen inclusief bijbehorende bouwwerken voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het perceel tot een maximum van 50 m²;
  • c. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van kantoren.
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
5.3 Bouwregels

Zolang en voor zover de in artikel 5.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen er geen bouwwerken worden gebouwd.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.3, mits het bouwplan in overeenstemming is met het vastgestelde uitwerkingsplan of een ontwerp van het uitwerkingsplan dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders inpasbaar is in de in voorbereiding zijnde uitwerking.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven of dempen van bestaande waterlopen;
5.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.5.3 Voorwaarden

De in artikel 5.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de huidige stroomrichting en afwatering vanaf de A28 geborgd blijft;
  • b. een te dempen watergang gecompenseerd wordt door een nieuwe watergang met minimaal hetzelfde profiel en inhoud;
  • c. minimaal éénzijdig een onderhoudsstrook met een breedte van minimaal 5 meter beschikbaar is en blijft langs een nieuwe watergang.

Artikel 6 Wonen - Uit te werken

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis en bedrijf aan huis;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
  • d. erftoegangswegen;
  • e. opritten, voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. infrastructurele voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. water;
  • l. infiltratievoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.
6.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de artikel 6.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

6.2.1 Inrichting

Voor de inrichting van het gebied gelden de volgende regels:

  • a. verkeer en openbare ruimte:
    • 1. de verkeers- en verblijfsinrichting van het gebied moet gericht zijn op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;
  • b. parkeren:
    • 1. bij uitwerking van het plan zijn de op dat moment geldende parkeernormen van gemeente Zwolle van toepassing;
    • 2. ruimte voor parkeerplaatsen moet op loopafstand van de woningen worden geprojecteerd;
  • c. waterhuishouding:
    • 1. bij watergangen in het gebied dient aan één zijde een onderhoudsstrook beschikbaar te zijn met een breedte van minimaal 5 m;
  • d. speelvoorzieningen:
    • 1. binnen 100 meter van iedere woning dient een speelplek te worden gerealiseerd met een oppervlakte tussen de 100 en 400 m², waarbij de gemiddelde oppervlakte van alle speelplekken samen in de bestemming Gemengd - Uit te werken en Wonen - Uit te werken 250 m² bedraagt;
  • e. veiligheid:
    • 1. indien een woning gericht is op de IJsselallee of A28, dient vanuit die woning een vluchtweg beschikbaar te zijn, aan een andere zijde van de woning (geschikt voor een voetganger);
    • 2. bij uitwerking dient een plan te worden opgesteld, gericht op bereikbaarheid voor hulpdiensten en bluswatervoorzieningen.
6.2.2 Wonen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen zowel eengezinshuizen als meergezinshuizen met bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. het aandeel grondgebonden woningen is minimaal 50%, waarbij de binnen de bestemming Gemengd - Uit te werken te realiseren woningen, worden meegerekend;
  • c. er mogen ten hoogste 140 woningen worden gebouwd, waarbij de binnen de bestemming Gemengd - Uit te werken te realiseren woningen, worden meegerekend;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte in meters niet meer dan de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. binnen het gebied waarbij in de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' een hoogte van 15 meter wordt aangegeven zijn 2 meergezinshuizen toegestaan met een bouwhoogte groter dan 15 m, met een maximale bouwhoogte van 30 meter;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per eengezinshuis, welke gelegen zijn op het erf van de woning, achter de naar de weg toegekeerde voorgevel van de woning, mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van dat gedeelte van het erf tot een maximum van 100 m²;
  • g. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag:
    • 1. indien aangebouwd niet meer bedragen dan 0,30 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 2. indien vrijstaand niet meer dan 3 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6 meter bedragen.
  • i. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen, maar de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, indien:
    • 1. gebouwd wordt achter de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 2. gebouwd wordt op een afstand van meer dan 1 meter van openbaar toegankelijk gebied;
  • j. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.2.3 Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een nutsgebouw mag per gebouw niet meer dan 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 5 meter bedragen.

6.2.4 Gebruiksregels uitwerkingsplan

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het perceel tot een maximum van 50 m²;
  • b. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
6.3 Bouwregels

Zolang en voor zover de in artikel 6.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen er geen bouwwerken worden gebouwd.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.3, mits het bouwplan in overeenstemming is met het vastgestelde uitwerkingsplan of een ontwerp van het uitwerkingsplan dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders inpasbaar is in de in voorbereiding zijnde uitwerking.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven of dempen van bestaande waterlopen;
6.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.5.3 Voorwaarden

De in artikel 6.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de huidige stroomrichting en afwatering vanaf de A28 geborgd blijft;
  • b. een te dempen watergang gecompenseerd wordt door een nieuwe watergang met minimaal hetzelfde profiel en inhoud;
  • c. minimaal éénzijdig een onderhoudsstrook met een breedte van minimaal 5 meter beschikbaar is en blijft langs een nieuwe watergang.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. het ondergrondse transport van gas door een hoge druk aardgastransportleiding;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.

7.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' worden gebouwd.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' mag niet meer dan 2 meter bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1 om toe te staan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de andere bestemmingen.

7.3.2 Voorwaarden

De in artikel 7.3.1 genoemde afwijking wordt toegestaan, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding;
  • b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  • b. de permanente opslag van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen of verwijderen van bomen of andere beplantingen, welke diep wortelen, waaronder rietbeplanting;
  • b. het afgraven of ophogen van gronden;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten, zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. het diepploegen;
  • e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • f. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • g. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins in de bodem drijven van voorwerpen;
  • h. het aanbrengen van een gesloten verharding.
7.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
  • c. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • e. mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende omgevingsvergunning.
7.5.3 Voorwaarden

De in artikel 7.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding;
  • b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. het ondergrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning'.

8.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' worden gebouwd.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' mag niet meer dan 2 meter bedragen.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.1 om toe te staan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de andere bestemmingen.

8.3.2 Voorwaarden

De in artikel 8.3.1 genoemde afwijking wordt toegestaan, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding;
  • b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  • b. de permanente opslag van goederen.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen of verwijderen van bomen of andere beplantingen, welke diep wortelen;
  • b. het afgraven of ophogen van gronden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins in de bodem drijven van voorwerpen;
  • d. het aanbrengen van een gesloten verharding.
8.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.5.3 Voorwaarden

De in artikel 8.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding;
  • b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 9 Leiding - Riool

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. het ondergrondse transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'.

9.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' worden gebouwd.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' mag niet meer dan 2 meter bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.1 om toe te staan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de andere bestemmingen.

9.3.2 Voorwaarden

De in artikel 9.3.1 genoemde afwijking wordt toegestaan, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse rioolwaterpersleiding;
  • b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse rioolwaterpersleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  • b. de permanente opslag van goederen.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen of verwijderen van bomen of andere beplantingen, welke diep wortelen;
  • b. het afgraven of ophogen van gronden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins in de bodem drijven van voorwerpen;
  • d. het aanbrengen van een gesloten verharding.
9.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 9.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.5.3 Voorwaarden

De in artikel 9.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse rioolwaterpersleiding;
  • b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 10 Leiding - Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. het ondergrondse transport van water door een hoofdwaterleiding;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet anders worden gebouwd dan ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Water'.

10.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Water' worden gebouwd.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Water' mag niet meer dan 2 meter bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Bevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2.1 om toe te staan dat bouwwerken worden gebouwd, welke toelaatbaar zijn op grond van het bepaalde in de andere bestemmingen.

10.3.2 Voorwaarden

De in artikel 10.3.1 genoemde afwijking wordt toegestaan, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse waterleiding;
  • b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse waterleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  • b. de permanente opslag van goederen.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen of verwijderen van bomen of andere beplantingen, welke diep wortelen;
  • b. het afgraven of ophogen van gronden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins in de bodem drijven van voorwerpen;
  • d. het aanbrengen van een gesloten verharding.
10.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het in artikel 10.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. noodzakelijk zijn in verband met het beheer van de gronden ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
10.5.3 Voorwaarden

De in artikel 10.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse waterleiding;
  • b. de veiligheid van mens, dier en goederen niet in gevaar wordt gebracht;
  • c. vooraf advies is ingewonnen van de betrokken leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Parkeren
  • a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  • b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.
12.2 Laden of lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 12.1 en 12.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. het bepaalde in artikel 12.1 en 12.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 geluidzone - industrie
13.1.1 Aanduidingsomschrijving
  • Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein De Voorst, omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
  • Voor zover de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein De Voorst buiten deze grens en buiten het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

14.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 11% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
  • b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 13,00 meter;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • h. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
    • 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
    • 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
    • 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.
14.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen

De in artikel 14.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de parkeergelegenheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de milieusituatie;
  • g. de groenstructuur;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Wijzigingsbevoegdheid Leiding - Water

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de dubbelbestemming 'Leiding - Water' die is aangeduid met de aanduiding “wetgevingszone - wijzigingsgebied 1” verplaatsen indien een leiding wordt verlegd, mits:

  • a. de leidingbeheerder akkoord gaat met de wijziging;
  • b. voor het nieuwe leidingtracé een zelfde breedte van beschermingszone wordt toegepast;
  • c. de regels ongewijzigd blijven;
  • d. de nieuwe ligging niet leidt tot conflicten ten aanzien van bestaande obstakels en geldende planologische regels.
15.2 Wijzigingsbevoegdheid Leiding - Hoogspanning

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' die is aangeduid met de aanduiding “wetgevingszone - wijzigingsgebied 2” verplaatsen indien een leiding wordt verlegd, mits:

  • a. de leidingbeheerder akkoord gaat met de wijziging;
  • b. voor het nieuwe leidingtracé een zelfde breedte van beschermingszone wordt toegepast;
  • c. de regels ongewijzigd blijven;
  • d. de nieuwe ligging niet leidt tot conflicten ten aanzien van bestaande obstakels en geldende planologische regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
16.1.1 Bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.1.2 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 16.1.1 met maximaal 10%.

16.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
16.2.1 Voortzetting strijdig gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.2.2 Verbod verandering strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 16.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 16.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

16.2.5 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen bij een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht worden afgeweken.

Artikel 17 Slotregel

Het plan wordt aangehaald als:

'bestemmingsplan Prinsenpoort '.

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Prinsenpoort '.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering

van .... nummer .....

drs. H.J. Meijer, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,

Bijlagen bij regels

Bijlage 2 Uitleg Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen

Onderstaand betreft de uitleg behorend bij de in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen opgenomen tabel.

2.1 Algemene verklaring
2.1.1 Bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties

Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen in de gemeente Zwolle.

De in deze staat vermelde bedrijfsafdelingen en bedrijfstypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.

De met kleine letters aangeduide bedrijfstypen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide BEDRIJFSAFDELINGEN.

2.1.2 SBI-codes en nummers

Voor de bedrijfsafdelingen staan in een kolom de SBI-codes aangegeven. Voor de bedrijfstypen staan de SBI-codes en een nummer en/of letter aangegeven. De opslagen en installaties hebben geen SBI-codes, maar een nummer en een subnummer.

2.1.3 Omschrijving

In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de bedrijfsafdelingen en de bedrijfstypen omschreven.

2.1.4 Toelaatbaar

Per bedrijfstype wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN ZONE' vermeld dat de bedrijfsactiviteit toelaatbaar is in bepaalde zones door met een nummer deze zones aan te geven. Daarbij betekent bijvoorbeeld 1-5 toelaatbaar vanaf zone 1 tot en met zone 5. In een bestemmingsvlak staan de nummers van deze zones ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone' achter het woord 'zone' aangegeven.

2.1.5 Niet toelaatbaar

Per bedrijfstype wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze bedrijfsactiviteit niet toelaatbaar is.

2.1.6 Afstanden en scores milieuaspecten

Vervolgens worden in de kolom 'AFSTANDEN IN METERS' de scores van de milieuaspecten aangegeven:

  • c. Eerst worden in 4 subkolommen de minimale afstanden in meters voor de 4 milieuaspecten 'GEUR', 'STOF', 'GELUID' en 'GEVAAR' per aspect aangegeven.
  • d. In de subkolom 'GELUID' staat met 'C' (continu) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit doorgaans continu (dag en nacht) verricht wordt, waardoor deze bepalend is voor het geluidsniveau.
  • e. In de subkolom 'GELUID' staat met 'Z' (zonering) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder, hetgeen betekent dat rond het betrokken industrieterrein een geluidszone moet worden vastgesteld.
  • f. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'R' (risico) aangegeven dat mogelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.
  • g. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'V' (vuurwerk) aangegeven dat het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
  • h. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' wordt de grootste minimale afstand aangegeven. Onderzocht is welke minimale afstanden op basis van de 4 genoemde milieuaspecten noodzakelijk zijn tussen de bedrijfsactiviteiten en een rustige woonwijk of een rustig buitengebied om hinder uit te sluiten of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
    De grootste minimale afstand in meters, welke noodzakelijk is op grond van deze 4 milieuaspecten, is in deze subkolom vermeld.
  • i. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat met 'D' (divers) aangegeven dat binnen de bedrijfsactiviteit een erg grote variatie in milieubelasting voorkomt, hetgeen aanleiding is de toelaatbaarheid van geval tot geval nader te bezien.

2.1.7 Categorieën

Ten slotte wordt in de kolom 'CATEGORIE' de indeling in milieucategorieën vermeld.

Deze indeling is gebaseerd op de grootste minimale afstand, welke in de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:

categorie 1: minimale afstand 10 meter;

categorie 2: minimale afstand 30 meter;

categorie 3.1: minimale afstand 50 meter;

categorie 3.2: minimale afstand 100 meter;

categorie 4.1: minimale afstand 200 meter;

categorie 4.2: minimale afstand 300 meter;

categorie 5.1: minimale afstand 500 meter;

categorie 5.2: minimale afstand 700 meter;

categorie 5.3: minimale afstand 1000 meter;

categorie 6: minimale afstand 1500 meter.

2.2 Betekenis van de gebruikte afkortingen

B bestemming Bedrijf

BEST bestemming

b.o. bedrijfsoppervlak

BRZO Besluit risico's zware ongevallen

BT bestemming Bedrijventerrein

C continu

cap. capaciteit

cat. categorie

d dag

D divers

e.d. en dergelijke

excl. exclusief

GFT groente-, fruit- en tuinafval

grth groothandel

i.e. inwonersequivalenten

incl. inclusief

j jaar

kg kilogram

kW kilowatt

m meter

mach. machines

MVA megavoltampère

MW megawatt

midd. middelen

MWe elektrisch vermogen in megawat

n.e.g. niet elders genoemd

NEM netto explosieve massa

o.c. opslagcapaciteit

opp. oppervlak

p.c. productiecapaciteit

p.o. productieoppervlak

R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing)

RWZI rioolwaterzuiveringsinstallatie

SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008

synth synthetisch

t.b.v. ten behoeve van

t/d ton per dag

t/j ton per jaar

t/u ton per uur

u uur

V vuurwerkbesluit (van toepassing)

v.c. verwerkingscapaciteit

vloeropp. vloeroppervlak

v.w.b. voor wat betreft

< kleiner dan

<= kleiner dan of gelijk aan

> groter dan

>= groter dan of gelijk aan

- in de kolom '(sub)nummer': geen nummer van toepassing;

bij getallen in de kolom 'OMSCHRIJVING':tot

Z zonering (in de zin van artikel 1 Wet geluidhinder)