Plan: | Enter-Dorp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2009000021-0003 |
Enter was lange tijd een schippersdorp. Al in een document uit het begin van de zeventiende eeuw wordt melding gemaakt van acht schippers uit Enter. Onder meer op grond van dit gegeven wordt verondersteld dat de Enterse schippers al aan het einde van de zestiende eeuw over de Regge, Vecht, Berkel, IJssel en De Schipbeek onder meer met hout voor de steden Zwolle, Kampen en Deventer voeren. In de geschiedenis van Enter speelt echter niet alleen de scheepvaart een belangrijke rol, maar ook de klompen- en ganzenhandel. De gemengde bedrijfsvorm van landbouw en veeteelt vormde door de eeuwen heen een basis, waaruit andere bestaansvormen zich ontwikkelden.
Weergave Enter rond 1900
bron: historische atlas Overijssel
De handel en industrie van Enter beleefden hun bloeitijd toen de Regge nog een vaarwater van betekenis was en een verbinding vormde tussen Twente (met daarachter het Münsterland) en de rest van ons land. Het was in de periode 1780 tot 1850 dat de Enterse schippers met meer dan honderd zompen hout, steen, rogge, turf en vooral Twentse textielproducten naar Holland en de IJsselsteden vervoerden. De handel en industrie vormden een dankbare bron van bestaan voor vele Enternaren, die in de landbouw geen werk vonden.
De landbouwgronden rondom Enter konden niet intensief gebruikt worden, waardoor degenen die geen werk vonden in de klompenmakerij, scheepsbouw of binnenvaart, ganzen hielden. Daaruit ontstond in latere jaren een enorme ganzenhandel die sommige Enterse families beslist geen windeieren legde. Uit de ganzenhouderij op de moerassige gebieden rond Enter ontstond de ganzenhandel. Deze leefde op rond 1850 toen de Engelse behoefte aan ganzen bij enkele Enterse boeren bekend werd. Een achttal grote boeren, die samen ongeveer vijftig opkopers in dienst hadden, trok heel Twente door om de ganzen te verzamelen. Ze werden bij duizenden tegelijk naar Rotterdam gedreven, waar ze op de boot naar Engeland werden geladen. Na de komst van de spoorwegen werden Arnhem, Goor en Rijssen de laadplaatsen. Jaarlijks werden 30.000 tot 40.000 ganzen verhandeld en in het topjaar 1887 zelfs 60.000. De Enterse boeren bouwden een monopoliepositie op in de Twentse ganzenhandel met concurrentie uit de omliggende buurtschappen werd snel afgerekend door tijdelijk boven de prijs te kopen en onder de prijs te verkopen.
Klompenmakerij aan de Stationsweg
bron: www.enter-info.nl
Na 1900 is de kern Enter in oostelijke en met name in westelijke richting, in aansluiting op het bestaande lint, verder verdicht. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam een einde aan de ganzenhandel, doordat de handel met Engeland onmogelijk werd. De ganzenhandel is er mede oorzaak van dat Enter momenteel geen industrie van betekenis heeft. Na de Eerste Wereldoorlog zochten tientallen Enternaren noodgedwongen werk bij de fabrieken in Rijssen, Goor, Almelo en Hengelo. Bij wijze van werkverschaffing werden in 1930 en 1932 de grachten gedempt rondom de voormalige havezathe Leyerweerd en werd de Entergraven verbreed en verdween Het Leyerweerd.
Rondom de kern van Enter liggen nog enkele kleinere historische agrarische linten. Deze linten zijn in de loop van de tijd opgenomen in de stedenbouwkundige structuur van het dorp. In de bebouwingsstructuur zijn de linten herkenbaar aan hun gebogen verloop met variatie aan bebouwing. Van oorsprong was er veel open ruimte tussen de panden, maar na de oorlog is dit verdicht. De bebouwing langs de oude wegen is een mengsel van enkele restanten van de historische lintbebouwing in combinatie met projectmatige bebouwing of individuele panden die de open ruimtes hebben opgevuld. Deze variatie in bebouwing resulteerde ook in verspringingen in de rooilijn en soms scheef staande panden ten opzichte van de weg.
In de periode 1950-1960 is de lintbebouwing in oostelijke en westelijke richting uitgebreid met hoofdzakelijke noord-zuid georiënteerde woonstraten. De woningen aan deze straten bestaan voor het merendeel uit vrijstaande- en twee-onder-één-kap woningen. In de jaren '70 van de vorige eeuw heeft de eerste grote uitbreiding van Enter plaatsgevonden. Deze wijk is gelegen ten zuiden van de Bornerbroekseweg, ten oosten van de Reggestraat en ten noorden van de Zuiderstraat. Deze wijk heeft invulling gekregen met woningbouw in een karakteristieke woonerfstructuur als "groene" laagbouwwijk. In het noordwesten van het plangebied is de woonwijk De Akkers gelegen. Deze wijk is ontwikkeld in het begin van de 20ste
eeuw en is niet meer in ontwikkeling. In dit deel van Enter zijn hoofdzakelijk vrijstaande koopwoningen gerealiseerd. De uitbreidingen van na 1960 kenmerken zich door een duidelijke ruimtelijke scheiding met de resterende bebouwde kom van Enter. Het historische lint van de Dorpsstraat is altijd behouden gebleven.
Sinds de aanleg van de A1 is het bedrijventerrein in de loop der jaren verder tot ontwikkeling gekomen. De agrarische gronden en bebouwing in het zuiden van het plangebied zijn, met uitzondering van de ontwikkeling van het bedrijventerrein, de afgelopen decennia niet veel gewijzigd.