3.8 Ecologie
Door Ecogroen is in juli 2005 een inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden in het kader van Artikel 75 van de Flora- en faunawet uitgevoerd (zie bijlage Ecologisch
onderzoek). Onderstaand zijn de conclusies weergegeven. Er wordt in het najaar van 2009 nog een nieuw ecologisch onderzoek uitgevoerd, om na te gaan wat de huidige flora en fauna in het plangebied is. De resultaten daarvan zullen te zijner tijd in deze toelichting worden opgenomen.
Gebiedsgericht natuurbeleid
Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen kan geconcludeerd worden dat zij geen significant negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige habitatrichtlijngebieden, vogelrichtlijngebieden, Beschermde natuurmonumenten, EHS (Ecologische Hoofdstructuur) of specifieke natuurwaarden buiten de EHS. De ligging nabij de PEHS (Provinciale Ecologische Hoofdstructuur), gelegen ten oosten van de Entergraven, vraagt wel een zorgvuldige inpassing en gebruik.
Aangetroffen en te verwachten soorten
Het onderzoeksgebied bestaat voornamelijk uit agrarische gronden met afwisselend gras- en akkerland. Lokaal zijn bosjes en singels aanwezig. Permanent oppervlaktewater ontbreekt in het gebied met uitzondering van enkele vijverpartijen en de Entergraven, die op de grens van het onderzoeksgebied ligt.
- Binnen het plangebied is de licht beschermde Kleine maagdenpalm aangetroffen. Het betreft een gekweekt exemplaar.
- De vleermuissoorten Rosse vleermuis, Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger zijn foeragerend aangetroffen. De bebouwing (te handhaven) vormt potentiële verblijfplaatsen. Vanuit het noorden bevindt zich een vliegroute van Gewone dwergvleermuis langs de Wierdenseweg (deze vliegroute blijft behouden).
- In het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van tal van algemeen voorkomende, licht beschermde zoogdieren te verwachten.
- Naast tal van algemeen voorkomende broedvogelsoorten zijn Huismus, Boerenzwaluw, Patrijs als broedvogels van de Rode Lijst aanwezig en mogelijk is ook de Rode Lijstsoort Steenuil broedend aanwezig.
- De licht beschermde amfibieënsoorten Bruine kikker en Gewone pad zijn aangetoond.
- Er zijn geen beschermde vissen, reptielen of beschermde ongewervelde dieren aangetoond of te verwachten binnen het plangebied.
Vrijstelling en mitigerende maatregelen
- Het aanvragen van ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.
- Om verstoring van broedvogels te voorkomen dient het kappen en rooien van bomen/bosschages en bouwrijp maken van de grond buiten de periode van 15 maart tot 15 juli plaats te vinden.
- Negatieve effecten op vleermuizen worden niet verwacht omdat de aanwezige vliegroute behouden blijft, er geen belangrijk foerageergebied verloren gaat en omdat de bebouwing als potentiële verblijfplaats gehandhaafd blijft. Wordt er wel gesloopt dan is, voorafgaand aan de sloop, gericht vleermuisonderzoek vereist. De periode mei tot en met september is hiervoor geschikt.
- Voor de in het plangebied voorkomende beschermde zoogdieren wordt als belangrijkste mitigerende maatregel fasering in tijd genoemd. Schade is -indien de planning van activiteiten dit toelaat - te minimaliseren door het bouwrijp maken van het plangebied zoveel mogelijk uit te voeren in de periode augustus - februari, waarbij de maanden september en oktober de voorkeur hebben.
- Schade aan overwinterende amfibieën is te minimaliseren door de werkzaamheden op overwinteringslocaties buiten de periode van november tot maart uit te voeren.