Artikel 6 Agrarisch - Paardenhouderij
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor
Agrarisch - Paardenhouderij
aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij (geen manege), waaronder begrepen de stalling van pensionpaarden, dan wel een combinatie van een gebruiksgerichte en een productiegerichte paardenhouderij, met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde - waaronder begrepen paardenbakken - tuinen, erven en gronden, met dien verstande dat:
-
a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 paardenhouderij is toegestaan;
-
b. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
-
c. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw.
6.2 Bouwregels
Op de op de plankaart voor
Agrarisch - Paardenhouderij
aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
6.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 43
(Bebouwingsgrenzen);
-
b. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
-
c. voor gronden ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding -
afwijkende maatvoering geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten hoogste bedraagt de bestaande oppervlakte, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van deze gebouwen met maximaal 15% mag worden uitgebreid;
-
d. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
-
f. de dakhelling mag niet minder dan 15° bedragen, met dien verstande dat voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
-
g. in afwijking van het bepaalde onder d tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
6.2.2 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
-
b. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt.
6.2.3 Bijgebouwen en overkappingen
Voor bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m2;
-
b. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
c. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan de bedrijfswoning, met een minimum van 1 m;
-
d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van bedrijfswoningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer dan 4 m mag bedragen;
-
e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van perceels- en erfscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
-
b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
c. de landschappelijke inpassing;
-
d. de verkeersveiligheid;
-
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
f. de milieusituatie.
6.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:
-
a.
6.2.1 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 8 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
-
b.
6.2.1 onder e en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot 12 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
-
c.
6.2.1 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
-
d.
6.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3wordt gebouwd.
6.4.1 Afwegingskader
Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
-
a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
-
b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
-
c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
6.4.2 Procedure
Voor een besluit tot ontheffing geldt de in
48.1
vermelde voorbereidingsprocedure.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel
44
wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
-
b. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie.
6.5.2 Toegestaan gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 44
wordt in ieder geval niet gerekend:
-
a. het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen;
-
b. het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen tot een kantoor ten behoeve van de paardenhouderij, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m2.
6.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:
-
a.
6.1 juncto artikel 1.96 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
-
b.
6.1
ten behoeve van (de uitbreiding van) nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
-
1. er sprake dient te zijn van een relatie met een functionerend agrarisch bedrijf;
-
2. de nevenfunctie ondergeschikt is aan de agrarische bedrijfsvoering;
-
3. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
-
4. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
-
5. landschappelijke waarden niet mogen worden aangetast;
-
6. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
-
7. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking, wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
-
8. de aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
-
9. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk worden versterkt;
-
10. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
-
c.
6.1
ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
-
1. deze gronden niet zijn voorzien van de dubbelbestemming
Waarde -
Archeologisch monument
;
-
2. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
-
3. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
-
4. wordt voldaan aan de regels kleinschalig kamperen zoals deze zijn verwoord in de beleidsnota in 'Bijlage 3
en de kampeerverordening;
-
d.
6.1
ten behoeve van het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen als groepsaccommodatie, met dien verstande dat:
-
1. deze functie ondergeschikt is aan het agrarisch bedrijf;
-
2. de gronden gelegen zijn binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding
reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
-
e.
6.1
ten behoeve van het gebruiken en verbouwen van gebouwen ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals verkoop van streekeigen producten in een boerderijwinkel, een boerderijterras, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m2;
-
f.
6.1
ten behoeve van plattelandskamers- en/of appartementen als nevenactiviteit met dien verstande dat:
-
1. de kamers binnen bestaande gebouwen worden gerealiseerd;
-
2. de oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
-
3. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
-
4. aan de regels van plattelandskamers en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen de beleidsnota in
Bijlage 3
en de kampeerverordening wordt voldaan.
6.6.1 Afwegingskader
Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
-
a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
-
b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
-
c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
6.6.2 Procedure
Voor een besluit tot ontheffing geldt de in
48.1
vermelde voorbereidingsprocedure.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
-
a. de bestemming
Agrarisch - Paardenhouderij
wijzigen in de bestemming
Agrarisch - Agrarisch bedrijf
ten behoeve van de realisering van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat:
-
1. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming
Agrarisch
en/of de bestemming
Agrarisch met waarden - Landschap
;
-
2. door middel van een bedrijfsplan is aangetoond dat het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
-
3. de wijziging milieutechnisch uitvoerbaar is;
-
b. de bestemming
Agrarisch - Paardenhouderij
wijzigen in de bestemming
Wonen
;
-
c. de bestemming
Agrarisch - Paardenhouderij
wijzigen in de bestemming
Wonen
en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
-
2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in
Bijlage 2
;
-
3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
-
4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
-
5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in
Bijlage 2
;
-
6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
-
7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
-
d. de bestemming
Agrarisch - Paardenhouderij
wijzigen ten behoeve van plattelandskamers- en/of appartementen als hoofdactiviteit met dien verstande dat:
-
1. de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone -
verwevingsgebied;
-
2. oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
-
3. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
-
4. aan de regels van plattelandkamers- en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen in de
Bijlage 3
en aan de kampeerverordening wordt voldaan.
6.7.1 Afwegingskader
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
-
a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
-
b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
-
c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.