direct naar inhoud van 2.10 Milieuaspecten
Plan: Nagele
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00482-VS01

2.10 Milieuaspecten

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan moet worden nagegaan of er bronnen zijn en zo ja, welke, die in of nabij het plangebied een belemmering (kunnen) vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen gevoelige functies zoals wonen. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan:

  • a. bodem;
  • b. geluid (Wet geluidhinder);
  • c. hinder in de relatie bedrijven en gevoelige functies;
  • d. luchtkwaliteit.
2.10.1 Bodem

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem. Wanneer een bestemmingsplan betrekking heeft op een bestaande situatie is in beginsel geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend plan: het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied.

Wanneer een conserverend bestemmingsplan toch enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is minimaal een historisch onderzoek noodzakelijk. Een daadwerkelijk onderzoek kan beperkt blijven tot delen die uit dat historisch onderzoek als verdacht naar voren zijn gekomen.

Vastgesteld wordt dat bij nieuwbouwplannen het bodemonderzoek is gekoppeld aan de procedure bouwvergunning.

Op de locatie Eggestraat wordt een nieuwe ontwikkeling voorgestaan waarbij sprake zal zijn van de bouw van een tankstation, wasplaats en hotel/restaurant. Met het oog daarop is een milieukundig onderzoek uitgevoerd en dienaangaande is op 22 oktober 2007 gerapporteerd met de uitkomsten van een verkennend bodemonderzoek (zie Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek).

De rapportage is beoordeeld en geconcludeerd is dat er geen aanleiding is tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. De conclusie luidt: Gelet op de bodemgebruikswaarden zoals gesteld in de VNG publicatie "Bouwen op verontreinigde grond" (1995) en het BEVER-rapport "Van trechter naar Zeef" (15 oktober 1999) vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor het voorgenomen gebruik.

2.10.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluids- overlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieu- belastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

In deze paragraaf wordt enkel ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeer. In of nabij het plangebied zelf is geen sprake van een zonering industrie of spoorweg.

Wegverkeer

Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.

Op de locatie Eggestraat wordt een nieuwe ontwikkeling voorgestaan waarbij sprake zal zijn van de bouw van een tankstation, wasplaats en hotel/restaurant. Die functies zijn niet aan te merken als geluidgevoelige functies en derhalve hoeft geen akoestische toetsing plaats te vinden.

2.10.3 Hinder

Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen.

Doelstelling van het bestemmingsplan is dat bestaande bedrijfsactiviteiten in beginsel worden gerespecteerd en geregeld. Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening heeft het geen zin een bedrijfsbestemming te projecteren die vanwege milieuregelgeving niet kan worden gerealiseerd. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de '‘omgekeerde werking’'). Onderzocht moet dus worden wat – vooral in verband met de nabije aanwezigheid van gevoelige bebouwing of functies (als wonen)– de uitstralingseffecten van bedrijfsactiviteiten zijn en of dan in de nabijheid nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat kader worden in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" richtafstanden gegeven. Die afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De genoemde VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven. Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategoriegrootste richtafstand

1 10 meter

2 30 meter

3.1 50 meter

3.2 100 meter

4.1 200 meter

De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden overschreden indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. De Staat is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:

  • bedrijfsgrootte, productiecapaciteit opgesteld vermogen, aantal productiemedewerkers, terreinoppervlakte en dergelijke;
  • verouderingsgraad, nieuwe ontwikkelingen;
  • productiewijze.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (onder andere Activiteitenbesluit, Wet milieubeheer) en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal) kunnen worden benut.

Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit

Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Inrichtingen die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen milieuvergunning nodig, maar moeten wel voldoen aan de voorschriften van het besluit. In de huidige systematiek vallen alle Wet-milieubeheerinrichtingen onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd.

Relatie bedrijfsactiviteiten/woningen

Het onderhavige gebied kent naast een woonfunctie ook de functie van bedrijvigheid (bedrijventerrein). Daarnaast is er sprake van detailhandelsvoorzieningen en overige voorzieningen.

In het woongebied mag slechts lichte aan huis verbonden bedrijvigheid plaatsvinden. Dit betreft dan bedrijfsactiviteiten waar geen of nauwelijks hinder van uitgaat (zoals een kapsalon of pedicure).

De juridische regeling is zodanig opgesteld, dat in het plangebied geen bedrijvigheid wordt toegestaan die niet past in de directe nabijheid van woningen.

Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.

Voor de bedrijven op de bedrijventerreinen geldt dat de vigerende milieuvergunningen, voor zover van toepassing, afdoende moeten worden geacht.

Nieuwe ontwikkeling

Op de locatie Eggestraat wordt een nieuwe ontwikkeling voorgestaan waarbij sprake zal zijn van de bouw van een tankstation, wasplaats en hotel/restaurant. Niet uitgesloten kan worden dat die functies een uitstraling op de omgeving zullen hebben. De ontwikkeling betreft geen geluidgevoelige functies en derhalve hoeft geen akoestische toetsing plaats te vinden.

De uitstralingsbepalende activiteiten van die nieuwe ontwikkeling zijn wellicht de stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) en daarvoor geldt een bepalend uitstralingseffect voor het aspect geluid met 100 m als richtafstand. Voor een benzineservicestation (zonder lpg) geldt als richtafstand 30 m. Binnen die afstanden, dan wel nabij die ontwikkelingslocatie, is geen sprake van milieugevoelige functies.

Door Ardea Acoustics and consult uit Leiden is in mei 2009 een geluidsonderzoek "eerste bevindingen truckstop/verzorgingspaats" gepresenteerd (Bijlage 5 Akoestisch onderzoek truckstop). Op basis van berekeningsresultaten blijkt het volgende:

Het vertrek van de wagens langs de oostelijke terreingrens en bij de woning levert een hoog gemiddeld geluidsniveau en piekniveau. De routing moet ’s nachts anders. Vrachtwagens met een luide koeling moeten niet vrij kunnen parkeren maar zo ver mogelijk van de woning. Dit moet op een bepaalde manier gereguleerd worden door parkeerplaatsen aan te wijzen dan wel ’s nachts te eisen dat de koeling wordt aangesloten op elektrische aansluitpunten. De truckwash kan in principe ’s avonds en ’s nachts niet gebruikt worden vanwege het rijden van de wagen en een te hoge bijdrage van de open deuren. Gebruik van de truckwash met deuren dicht is wel mogelijk maar de routing moet zodanig zijn dat er geen overschrijding van de piekniveaus is. Dit is voor de avondperiode wel realiseerbaar (< 65 dB(A)), voor de nachtperiode is dat nauwelijks mogelijk.

2.10.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde (die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen), of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of;
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Dit bestemmingsplan bevat weliswaar nog de mogelijkheid om bedrijfspercelen te (be)bouwen en op de locatie Eggestraat de bouw van een tankstation, wasplaats en hotel/restaurant mogelijk te maken, maar zal een dergelijke hoeveelheid niet halen en daarom kan geconcludeerd worden dat de ontwikkelingen, die in het onderhavige bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" verslechteren.