direct naar inhoud van Bijlage 1 Omgevingsvisie
Plan: Structuurvisie kernen Dalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: structuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.SkernenDlfs-vs01

Bijlage 1 Omgevingsvisie

Sinds de Omgevingsvisie voor de provincie Overijssel op 1 juli 2009 is vastgesteld, is het Streekplan Overijssel 2000+ komen te vervallen. Het ruimtelijke beleid van de gemeente wordt getoetst aan de Omgevingsvisie, die de rol vervult van onder meer:

  • Structuurvisie onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening;
  • Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet);
  • Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer;
  • Bodemvisie in kader van ILG-afspraak met het Rijk.

De Omgevingsvisie behandelt de provinciale belangen en het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. In vergelijking met het Streekplan Overijssel 2000+ worden verschillende beleidsonderwerpen beter op elkaar afgestemd. De provincie wil meer op voorhand gaan sturen en is meer gefocust op gebiedsontwikkeling. Met de Wro (onderdeel grondexploitatiewet) beschikt de provincie over vergelijkbare bevoegdheden als gemeenten op het terrein van voorkeursrecht en verevening van kosten en kan zij zelf bestemmingsplannen (inpassingsplannen) maken. In de Omgevingsvisie vormen duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit de rode draad. De sturing daarop is vertaald in de generieke regels. Hierbij worden drie stappen (zie bijgevoegd figuur) onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SkernenDlfs-vs01_0044.jpg"

Allereerst moeten ontwikkelingen getoetst worden aan generieke beleidskeuzes. Deze stap stelt de vraag aan de orde of er wel een opgave is. De tweede stap is de toets van ontwikkelingen aan de ontwikkelingsperspectieven. Deze stap stelt de vraag aan de orde waar deze opgave een plek zou kunnen krijgen. De derde stap is de toets van ontwikkelingen aan de gebiedskenmerken en stelt de vraag aan de orde hoe de opgave op een goede wijze kan worden ingepast.

Duurzaamheid

Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De provincie hanteert daarom de volgende definitie van duurzaamheid: 'duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. De provincie zoekt dus naar de balans tussen ecologische, economische en sociaal-culturele belangen.

De provincie Overijssel heeft een prioriteiten lijst opgesteld. Het gaat hier om aspecten die zo cruciaal zijn voor de duurzame ontwikkeling van de provincie Overijssel dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen. Het gaat dan om:

  • Robuuste natuur: realisatie van de EHS met verbindingszones, Nationale parken en Natura 2000-gebieden;
  • Behoud door ontwikkeling Nationale landschappen;
  • Waterveiligheid: ruimte voor de rivieren en kleinere watersystemen;
  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw;
  • Herstructurering van bedrijventerreinen;
  • Herstructurering en hoogwaardige ontwikkeling van woongebieden;
  • Hoofdstructuur voor bereikbaarheid (weg, spoor, fiets, water);
  • Energiepact Overijssel: transitie naar duurzame energiehuishouding en vermindering van de CO2-uitstoot.

Ruimtelijke kwaliteit

Omdat ruimtelijke kwaliteit subjectief is, is een goede ruimtelijke kwaliteit lastig vast te stellen. De provincie hanteert daarom de volgende definitie: ruimtelijke kwaliteit is datgene dat ruimte geschikt maakt en houdt, voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. De provincie Overijssel is rijk en gevarieerd. De verschillende typen gebieden met hun karakteristieke kenmerken, moeten met de Omgevingsvisie versterkt en vernieuwd worden. In de Omgevingsvisie is het "spectrum aan verschillende gebiedskenmerken" gegroepeerd in vier 'lagen'. Zo is er de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, een stedelijke laag en een 'lust- en leisure'- laag.

Aan de hand van deze lagenbenadering zet de provincie in op nieuwe verbindingen tussen bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, maar ook tussen oud en nieuw, tussen snel en traag, tussen stad en land, tussen rood en groen, tussen opbrengsten en kosten. De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten, waarbij elk project, elke ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving. Als basis voor de inhoudelijke sturing worden de aanwezige gebiedskenmerken genomen. Deze kenmerken moeten niet alleen maar beschermd worden, maar juist ook verbonden worden met nieuwe ontwikkelingen.

Omgevingsverordening

Op 1 juli 2009 is de omgevingsverordening vastgesteld. In deze verordening zijn bepalingen opgenomen waarmee rekening gehouden dient te worden in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen.

Om met name het onderscheid tussen de bebouwde stads- en dorpsomgeving en de onbebouwde groene omgeving scherp te houden, wordt door de provincie Overijssel sterker gestuurd op het principe 'inbreiding gaat voor uitbreiding'. Door middel van de SER-ladder wordt de verplichting opgelegd om eerst de mogelijkheden te benutten binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. Op de SER-ladder is een variant ontwikkeld voor de groene omgeving om te bereiken dat de principes van zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik wordt toegepast op andere dan stedelijke ontwikkelingen die een claim leggen op de groene omgeving. Extra ruimtebeslag op een groene omgeving mag bijvoorbeeld alleen indien (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is of als de mogelijkheden voor functiecombinaties op bestaande erven optimaal zijn benut. Het voorkomen van onnodig ruimtebeslag op de Groene omgeving begint met de vraag of er wel een maatschappelijke behoefte is aan de beoogde ontwikkeling.

Met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit moet onderbouwd worden hoe nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Ook dient inzichtelijk te worden gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagen-benadering en op welke wijze de catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing. Daarnaast dient gemotiveerd te worden dat een nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 voor het gebied is neergelegd.

Binnen deze structuurvisie is er voor gekozen de afweging van de locatiekeuzes voor uitbreiding van de drie grote kernen (Dalfsen, Lemelerveld en Nieuwleusen) in de bijlage op te nemen.
- Bijlage 3 Afweging uitbreidingsrichting Dalfsen
- Bijlage 4 Afweging uitbreidingsrichting Lemelerveld
- Bijlage 5 Afweging uitbreidingsrichting Nieuwleusen
Hier is tevens de toets aan de omgevingsvisie gedaan voor het gebied/ de gebieden die binnen de periode van de structuurvisie mogelijk een nieuwe invulling krijgen.
De belangrijkste randvoorwaarden zijn wel in de hoofdtekst verwerkt.

Voor de kleine kernen (Hoonhorst en Oudleusen) is de toets opgenomen in het betreffende hoofdstuk.