direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Werklandschap Assen-Zuid kavel 8 en 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99BP20231003D-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Aan de zuidzijde van Assen wordt het bedrijventerrein Werklandschap Assen-Zuid in fasen ontwikkeld. In 2011 is hiervoor het bestemmingsplan Werklandschap Assen- Zuid vastgesteld. Hierin kreeg een groot deel van de gronden een uit te werken bedrijfsbestemming. Medio 2019 heeft de gemeenteraad van Assen het bestemmingsplan Entreezone Werklandschap Assen-Zuid vastgesteld waarin volwaardige bedrijfsbestemmingen zijn gerealiseerd. Het betreft het meest zuidelijke deel van het Werklandschap Assen-Zuid. In oktober 2020 is het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid- Groene Zoom vastgesteld. Dit betreft het noordelijke deel van het Werklandschap Assen-Zuid. Deze gronden hebben in dit bestemmingsplan ook de gewenste bestemmingen gekregen. Het oostelijke deel van Werklandschap Assen- Zuid is door middel van een vergunning (2018) ingevuld met een zonnepark.

De gemeente heeft het voornemen om nu ook kavels 8 en 9, in het midden van Werklandschap Assen- Zuid een passende bedrijfsbestemming te geven. Het is de wens om beide kavels ruim te bestemmen zoals ook voor de rest van het bedrijventerrein in de bestemmingsplannen Werklandschap Assen-Zuid – Groene Zoom en Entreezone Werklandschap Assen-Zuid is gedaan. Daarnaast is het de bedoeling dat het bouwvlak en de bestemming anders worden gepositioneerd. Er is hierbij concrete belangstelling van een transport-, en distributiebedrijf om kavel 8 en 9 op Werklandschap Assen- Zuid in gebruik te gaan nemen.

Om kavel 8 en 9 van Werklandschap Assen- Zuid een passende bedrijfsbestemming en inrichting te geven om onder andere een transport/distributiebedrijf dat belangstelling heeft getoond te kunnen faciliteren, is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. In dit bestemmingsplan dient het voornemen te worden toegelicht, gemotiveerd en geregeld. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft het middelste deel van het Werklandschap Assen-Zuid, een bedrijventerrein ten zuiden van Assen. Het plangebied is kadastraal bekend als Assen, Sectie AD, nummers 112, 113 en 114. De percelen worden ontsloten door de Burgemeester Grollemanweg. Het plangebied ligt globaal tussen de A28 (westzijde), bestaande bedrijven binnen de Entreezone Werklandschap Assen-Zuid (zuidzijde), de Graswijk (oostzijde) en grenst aan de noordkant aan nog onontwikkelde gronden. De ligging en begrenzing van het plangebied is gevisualiseerd in figuren 1.1 en 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20231003D-C001_0001.png"

Figuur 1.1 Globale Ligging en begrenzing plangebied (Bron: Pdok.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20231003D-C001_0002.png"

Figuur 1.2 Ligging plangebied met luchtfoto (Bron: Pdok.nl)

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid dat is vastgesteld op 27 oktober 2011. Daarnaast geldt voor het plangebied de facetbestemmingsplannen Assen - Facetbestemmingsplan Parkeren (2021), Facetbestemmingsplan bestaande geluidszone TT-Circuit te Assen (2021) en Facetbestemmingsplan woningsplitsing en woningomzetting (2020). Een uitsnede van de bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20231003D-C001_0003.png"

Figuur 1.3 Het plangebied met de vigerende bestemmingsplannen (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Op basis van het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de enkelbestemming 'Bedrijf - Wonen' en 'Bedrijventerrein- Uit te werken'. Binnen de bestemming 'Bedrijf - Wonen' hebben de gronden de functieaanduiding 'tuincentrum' en 'bedrijfswoning'. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein- Uit te werken' ligt de dubbelbestemming 'Leiding- Gas'. Ook geldt er binnen deze bestemming de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' en 'groen'. Aan de noordkant van het plangebied geldt een maatvoering van een minimum breedte van 20 meter. In het volledige plangebied gelden de gebiedsaanduidingen 'geluidzone- industrie' en 'vrijwaringszone- radiotelescoop'.

De gronden binnen de bestemming 'Bedrijf- Wonen' zijn bestemd voor bedrijven in categorie 1 en 2, een tuincentrum en bedrijfswoningen. Binnen deze bestemming zijn daarbijbehorende functies als wegen, parkeer-, groen-, water-, en nutsvoorzieningen toegestaan. De gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd. Bedrijven in milieucategorie 3.1 en 3.2 zijn op dit moment niet mogelijk. Een distributiecentrum is een bedrijf met milieucategorie 3.1. Voor het transport- en distributiebedrijf om op deze locatie te kunnen vestigen is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. Het gewenste gebruik is strijdig met de gebruiksregels van het geldende bestemmingsplan.

De gronden binnen de bestemming 'Bedrijventerrein- Uit te werken' zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van bedrijven, dienstverlening, bedrijfswoningen, horeca en detailhandel. Door middel van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' zijn in dit deel van het plangebied bedrijven tot en met categorie 4.2 toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' dient een groenstrook te worden gerealiseerd welke ten minste een breedte heeft van de ter plaatse aangegeven aanduiding 'minimum breedte 20 meter' Omdat er sprake is van een uit te werken bedrijfsbestemming is het op dit moment niet mogelijk om de gronden in gebruik te nemen voor bedrijvigheid.

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding en de daarbijbehorende veiligheidszone, alsmede het onderhoud en beheer daarvan; met de daarbijbehorende: bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Tot slot gelden voor het plangebied verschillende aanduidingen. Zo is het plangebied aangeduid met de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie", vanwege het nabijgelegen TT-circuit. Voor de geluidzone geldt dat voorkomen moet worden dat de geluidbelasting op geluidgevoelige objecten te hoog is. Ter plaatse van de aanduiding ' Vrijwaringszone - radiotelescoop ' geldt dat de gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming van de functionele bruikbaarheid van de radiotelescoop. Omtrent de mogelijke storingsgevolgen zal tijdens het vergunningverlenen dan wel het toestemming verlenen vooraf overleg worden gepleegd met de Stichting ASTRON.

1.3.1 Facetbestemmingsplannen

Assen- Facetbestemmingsplan Parkeren

In een groot aantal vastgestelde bestemmingsplannen van de gemeente Assen wordt voor het bepalen van de parkeernorm verwezen naar de parkeernormbepaling die op juli 2018 is komen te vervallen. Er ontbrak hierdoor een juridisch regeling om bij ontwikkelingen een parkeernorm te bepalen. Het was nodig om de geldende bestemmingsplannen op dit onderdeel te wijzigen zodat ze voorzien zijn van een goede parkeerregeling.

Voor het opstellen van een nieuwe parkeerregeling is aansluiting gezocht bij de parkeerbepalingen die sinds kort in alle nieuwe bestemmingsplannen zijn opgenomen. In deze parkeerbepalingen wordt verwezen naar de Nota Parkeernormen Assen waarin de parkeernormen zijn opgenomen. Het aspect verkeer en parkeren wordt in paragraaf 2.3 verder uitgewerkt. De parkeernormen van de gemeente zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.

Bestaande geluidszone TT-circuit te Assen

Doordat er sinds het vaststellen van de bestaande geluidszone van TT-circuit Assen diverse bestemmingsplannen zijn vastgesteld is er een lappendeken ontstaan aan geldende bestemmingsplannen. Gebleken is bovendien, dat niet in al die bestemmingsplannen de bestaande geluidszone van het TT-circuit correct is opgenomen in de regels en op de verbeelding.

Om te voorkomen, dat al deze bestemmingsplannen integraal moeten worden herzien, is een zogeheten facetbestemmingsplan opgesteld. Hierin wordt enkel één facet (in dit geval industrielawaai) van een planologische regeling voorzien, zonder dat onderliggende bestemmingen opnieuw moeten worden bestemd. In paragraaf 4.3 wordt het aspect geluid verder uitgewerkt.

Woningsplitsing en woningomzetting

In de gemeente Assen is een toename van woningsplitsing en woningomzetting waar te nemen. Deze toename vindt vooral plaats in de binnenstad van Assen, maar ook in de gebieden rondom de binnenstad. Het splitsen en omzetten van een groot aantal woningen zou kunnen leiden tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat op wijkniveau en een (eenzijdig) woningaanbod met een matige kwaliteit. De ontwikkelingen rondom woningsplitsing en -omzetting bieden echter ook kansen. Deze kunnen liggen op het gebied van het bedienen van de specifieke doelgroepen. Dit zijn bijvoorbeeld jongeren en alleenstaanden, die juist zoeken naar betaalbare en kleinere woningen.

De gemeente had geen juridisch-planologisch instrument voorhanden om de ontwikkelingen ten aanzien van woningsplitsing en woningomzetting te reguleren. Daarom is een facetbestemmingsplan opgesteld. Voor de voorgenomen ontwikkeling op Werklandschap Assen- Zuid zijn woningsplitsing en woningomzetting niet relevant. Er wordt daarom niet verder ingegaan op dit facetbestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is onderdeel van het bestemmingsplan voor kavel 8 en 9 van Werklandschap Assen- Zuid. De opbouw van deze toelichting is als volgt:

  • na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de gewenste situatie beschreven;
  • in hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau behandeld;
  • een toetsing van het plan aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten is in hoofdstuk 4 opgenomen;
  • hoofdstuk 5 behandelt de juridische regelingen;
  • tot slot bevatten hoofdstuk 6 en 7 de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De voorgenomen ontwikkeling is aanleiding voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in een omgeving van agrarisch gebied, aan de zuidkant van Assen, tussen de Graswijk en de A28. In het plangebied zijn de woningen van Graswijk 20a en 22 aanwezig. Het plangebied is onderdeel van het nieuwe industrieterrein Werklandschap Assen-Zuid. Het is de bedoeling dat het gebied aan de westkant van de Graswijk wordt ontwikkeld tot een bedrijventerrein met een gemengd karakter. Daarbij gaat het om gemengde bedrijven tot en met milieucategorie 4.2

De Graswijk is een oude uitvalsweg van Assen naar het zuiden waaraan in de loop van de tijd verschillende functies zijn ontstaan. Deze functies betreffen onder meer woningen, agrarische bedrijven en fastfood restaurants. Ook zijn de eerste bedrijven zich gaan het vestigingen op Werklandschap Assen-Zuid. Ten noorden van het plangebied ligt de nieuwe aansluiting van de A28 op de N33.

Het plangebied ligt buiten het bestaand stedelijk gebied zoals opgenomen in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (2018). De gronden werden in gebruik genomen door een tuincentrum. Dit tuincentrum is gesloopt en is er op dit moment sprake van braakliggend terrein. Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving, die is weergegeven in figuur 2.1, geeft de huidige inrichting en de landschappelijke context weer. Deze landschappelijke aspecten van het plangebied worden in de paragrafen 2.2.1, 2.2.2 en 2.2.3verder toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20231003D-C001_0004.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (Bron: Pdok.nl)

2.2 Voorgenomen ontwikkeling

Het planvoornemen is om op het Werklandschap Assen-Zuid de kavels 8 en 9 (aangeduid in figuur 2.2) aan de Graswijk een passende bedrijfsbestemming geven. Het is de wens om beide kavels ruim te bestemmen zoals ook voor de rest van het bedrijventerrein in de bestemmingsplannen Werklandschap Assen-Zuid – Groene Zoom en Entreezone Werklandschap Assen-Zuid is gedaan. Het is de bedoeling dat de kavels de bestemming 'Bedrijventerrein' krijgen, met de mogelijkheid voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.2. Daarnaast worden de volgende bouwwerken en activiteiten toegestaan: parkeerplaatsen, wasstraat, werkplaats en bedrijfshal. Door de mogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten te vergroten in het plangebied kan een transport/distributiebedrijf zich op deze locatie concentreren en uitbreiden. De gemeente Assen wil hier graag in faciliteren. Om bovenstaande mogelijk maken zullen de woningen aan de Graswijk 20a en 22 worden gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20231003D-C001_0005.png"

Figuur 2.2 Kavel 8 en 9 plangebied Werklandschap Assen- Zuid (Bron: gemeente Assen)

Kavel 8 krijgt een oppervlakte van 9.145 m². Kavel 9 krijgt een oppervlakte van 10.075 m². Hierbij wordt het bestaande bouwvlak verkleind en aan de oostkant van het plangebied geprojecteerd. Het bouwvlak heeft een totale oppervlak van 13.640 m². Er wordt een maximale bouwhoogte van 15 meter toegestaan.

Het gebied rondom kavel 8 en 9 wordt ingericht op basis van afspraken met de provincie in het kader van de verkregen ontheffing van de Wet Natuurbescherming. Om te voorkomen dat vleermuizen, steenmarter en Alpenwatersalamander gedood of verwond worden tijdens de werkzaamheden moeten de verblijfplaatsen voor de start van de werkzaamheden ongeschikt worden gemaakt. Daarnaast moet in de nieuwe situatie nieuwe verblijfplaatsen voor vleermuizen, steenmarter en Alpenwatersalamander aangebracht worden. Hier wordt in paragraaf 4.9 verder op ingegaan. Het gehele gebied rondom kavel 8 en 9 krijgt de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming worden ook voorzieningen ten behoeve van flora en fauna (vleermuiskasten, etc.) toegestaan. In figuur 2.3 is de terrein indeling van het plangebied afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20231003D-C001_0006.png"

Figuur 2.3 Terrein indeling plangebied Werklandschap Assen- Zuid (Bron: gemeente Assen)

2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

De ontwikkeling van kavel 8 en 9 op Werklandschap Assen- Zuid is onderdeel van de afronding van het bedrijventerrein aan de westzijde van de Graswijk. Ook deze bedrijfskavels dienen op een ruimtelijk en landschappelijk kwalitatieve manier worden ingepast. Om dit mogelijk te maken wordt er rekening gehouden met de bestaande landschappelijke structuren.

Voor de ontwikkelingen van Werklandschap Assen- Zuid geldt dat het oorspronkelijke stedenbouwkundig concept 'Het groene werklandschap' uit 2011 het uitgangspunt is. Dit stedenbouwkundig plan is verder uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan 'Werklandschap Assen- Zuid. Hier wordt in paragraaf 2.2.3verder op ingegaan.

Er is gekozen voor een perceel indeling die aansluit bij de rest van Werklandschap Assen-Zuid. Het bouwvlak van het plangebied is aan de oostkant gesitueerd. Daarnaast is ontsluiting via de Graswijk niet wenselijk wegens de ruimtelijke kwaliteit van de lintbebouwing aan de Graswijk. De ontsluiting van het plangebied vindt daarom aan de westzijde plaats via de Burgemeester Grollemanweg.

Daarnaast is er veel ruimte voor groen in het plan. Naast de ecologische reden om groen te realiseren in het plangebied wordt er een geleidelijke overgang met het landelijk gebied gecreëerd. Ook qua bouwregels is aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwing. De ruimtelijke kwaliteit wordt hiermee geborgd.

2.2.2 Landschappelijke inpassing

Het landschappelijk beeld van de omgeving wordt gevormd door het karakteristieke esdorpenlandschap van openheid en geslotenheid, van velden en boswallen. Tussen de bedrijfspercelen van Werklandschap Assen- Zuid zijn diverse landschappelijke elementen opgenomen. Aan de snelwegzijde worden rietveldzones en zuiveringsmoerassen ingericht.

Het vormt het landschappelijke beeld vanaf de A28. Tussen de bedrijfspercelen komen bestaande en nieuwe houtwallen. Deze elementen borgen het groene karakter. De hoofdontsluitingsweg wordt zo compact mogelijk georganiseerd met een groene middenberm en met relatief brede groene zijbermen. In de zijbermen zijn nieuwe en bestaande houtsingels opgenomen.

In het plangebied worden bovenstaande groene elementen doorgetrokken. Het gebied rondom kavel 8 en 9 zal volledig groen worden ingericht. Hierbij wordt de bomenrij aan de zuidkant van het plangebied versterkt. Ook worden er kruidenrijke stroken aangelegd rondom de bedrijfspercelen.

Daarnaast wordt er rekening gehouden met de laanbeplanting van de Graswijk. Het laankarakter van de weg met groene wegbermen levert een belangrijke bijdrage aan de gewenste uitstraling van het Werklandschap. Het terrein van de bedrijfskavels is zodanig ingepast dat de groene kwaliteiten tenminste behouden blijven en waar mogelijk verder worden uitgebouwd. Er wordt met bovenstaande voldoende rekening gehouden met de landschappelijke waarden van het gebied.

2.2.3 Beeldkwaliteitsplan Werklandschap Assen- Zuid

Het beeldkwaliteitsplan voor het Werklandschap Assen- Zuid (bijlage 1) is een document waarin integraal de kwaliteit van de openbare ruimte en de gebouwen wordt geregeld. De uitgangspunten voor de openbare ruimte worden vastgelegd en er wordt een richtinggevend kader aangegeven voor de beeldkwaliteit van de op te richten bebouwing.

Het ruimtelijk concept voor de inrichting van het Werklandschap komt voort uit het nu aanwezige landschap met haar specifieke waarden. Het plangebied (kavels 8 en 9) vallen onder het deelgebied 'Lint Graswijk'.

De ruimtelijke karakteristiek van Graswijk bestaat uit een lintbebouwing. De functionele invulling van de lintbebouwing ter plekke van het werklandschap bestaat voornamelijk uit een woonfunctie met enkele blokken bedrijvigheid. Om de kleinschalige bebouwing van de noordelijk gelegen bouwblokken te continueren, is een aantal nieuwe bedrijfswoningen georiënteerd op het lint. Om het beeld van de woningen met voortuinen voorrang te geven is de achterliggende bedrijfsbebouwing op gepaste afstand van Graswijk gelegen. In het midden- en zuidelijk deel worden de grotere werkkavels ingeplant of ingepast met nieuwe bosaanplant en houtsingels.

Naast de algemene criteria uit het beeldkwaliteitsplan, wordt er in het deelgebied 'Lint Graswijk' gestreefd naar een eenheid in verschijningsvorm. Aanvullende criteria zijn daarom onder andere:

  • Gevels aan de Burgemeester Masmanweg, Graswijk en de hoofdontsluiting krijgen bijzondere aandacht. Deze zullen met zorg moeten worden ontworpen;
  • Daken zijn plat of shed-daken;
  • Alle gebouwen langs de (hoofd)- infrastructuur dienen in de rooilijn te worden gebouwd;
  • De voorzijde van het bedrijfsgebouw dienen op de weg te zijn georiënteerd;
  • De bedrijfshallen zullen een open gevel (minimaal substantiële accenten met raampartijen i.p.v. een volledig gesloten doos) naar de hoofdontsluiting dienen te hebben;
  • Kleuren zijn gedekt en niet reflecterend; thema grijstinten, metaaltinten, transparantie, integratie van groen en natuurlijke materialen, m.u.v. van accenten.

Het beeldkwaliteitsplan Assen-Zuid ‘2e fase Assen-Zuid’ is het kader voor welstand bij de toetsing van bouwaanvragen.

2.3 Verkeer en parkeren

Op het gebied van verkeer en mobiliteit bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat een nieuwe functie mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid.

De parkeerbehoefte wordt berekend aan de hand van de Nota parkeernormen Assen (2021). De verkeersgeneratie wordt berekend op basis van de kencijfers uit de CROW-publicatie 381. Hierbij wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit per kengetal het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd.

Bereikbaarheid

Voor de ontsluiting van het terrein is ten zuiden van het plangebied een nieuwe op- en afrit op de A28 aangelegd waarin de Burgemeester Masmanweg overgaat in de Burgemeester Grollemanweg. De Graswijk is de oude invalsweg van Assen vanaf het zuiden. De nieuwe ontsluitingsweg vanuit het plangebied sluit via een voorrangskruispunt aan op de Burgemeester Masmanweg. Het plangebied heeft daarmee een goede ontsluiting voor (vracht)autoverkeer.

Naast het (vracht) autoverkeer is er ook een ontsluiting voor fietsers en de mogelijkheid om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Langs de Graswijk is een vrijliggend fietspad aanwezig. Twee bushaltes zijn aanwezig in de directe nabijheid van het plangebied, ter plaatse van Graswijk 14 en 22.

Verkeersgeneratie

De planontwikkeling omvat de realisatie van twee bedrijfskavels (13.640 m²) aan het Werklandschap Assen- Zuid. En zal door middel van de Burgemeester Grollemanweg worden ontsloten. Daarnaast is er een ontsluiting voor langzaam verkeer langs de Graswijk aan de oostkant van het plangebied.

Bestaande situatie

In de bestaande situatie betreft het plangebied braakliggend terrein. Het plangebied zelf genereert op dit moment geen tot nauwelijks verkeersomvang meer. Voorheen zat in het plangebied een tuincentrum dat verkeer genereerde. Omdat andere bedrijven (tankstation en fastfood restaurants) ook via de Burgemeester Grollemanweg zijn ontsloten, is er in het gebied al sprake van verkeersgeneratie.

Toekomstige situatie

Op basis van het maximale programma is de verkeersgeneratie bepaald (CROW-Kengetallen 2021). Deze verkeersgeneratie is afgebeeld in tabel 2.1. Er is uitgegaan van een worst case-scenario met de hoogst mogelijke verkeersgeneratie, omdat in principe het volledige bouwvlak kan worden bebouwd. De beoogde ontwikkeling heeft een maximale verkeersgeneratie van 607 mvt/ etmaal. Dit is via aangesloten wegen (Burgemeester Grollemanweg, Burgemeester Masmanweg, A28 en de Graswijk) af te wikkelen in het heersende verkeersbeeld en zorgt niet voor knelpunten in de verkeersstructuur. De aangesloten wegen vingen hiervoor ook de verkeersgeneratie op van het tuincentrum. Daarnaast is voor de ontwikkeling van het volledige bedrijventerrein Werklandschap Assen-Zuid de infrastructuur in deze omgeving verbeterd.

Functiegroep   Functietype   Aantal   Kencijfer CROW   Verkeergeneratie
mvt/etmaal
Weekdag  
Werken   Bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief   13.640 m²   0,0445 m²   607,0  

Tabel 2.1: Verkeersgeneratie kavel 8 en 9 Werklandschap Assen- Zuid

Zodra verkeersintensiteiten te hoog worden, komt de oversteekbaarheid en daarmee de verkeersveiligheid onder druk te staan. Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling is de verkeersgeneratie tijdens het maatgevende uur van belang. Als vuistregel geldt dat de verkeersomvang tijdens het maatgevende uur circa 10% van de etmaalwaarde bedraagt. In dit geval gaat het in het drukste uur dan om (607 *10%) om 61 voertuigen. Deze toename van verkeer is passend bij een bedrijventerrein en kan zonder problemen worden afgewikkeld op de omliggende kruispunten en wegen en zal niet leiden tot een verslechtering van de verkeersafwikkeling. Voor het stikstofonderzoek zijn de verkeersbewegingen gespecificeerd voor het distributiebedrijf dat zich mogelijk op deze locatie gaat vestigen. Uit de input van het bedrijf blijken de verkeersbewegingen lager uit te vallen dan uitgewerkt in tabel 2.1. Daarnaast wordt er ook deels elektrisch gereden. Hier wordt in paragraaf 4.9.2 verder op ingegaan.

Parkeren

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte heeft de gemeente Assen de Nota parkeernormen Assen (2021) vastgesteld. In het facetbestemmingsplan Assen- Facetbestemmingsplan Parkeren (2021) is vastgelegd op welke bestemmingsplannen het facetplan van toepassing is. Het voorliggend plan is hierin niet opgenomen. Het is daarom noodzakelijk om voor dit bestemmingsplan een aparte parkeerregeling op te nemen. Het moeten aanleggen van voldoende parkeerplaatsen is juridisch geborgd in de regels van dit bestemmingsplan (artikel 11.1).

Voor dit bestemmingsplan dient wel de uitvoerbaarheid te worden aangetoond. Parkeren vindt plaats aan de wegzijde van het gebouw op het eigen bouwperceel. Door het bouwvlak is het niet mogelijk om de kavels volledig te bebouwen, waardoor aan de westkant voldoende ruimte beschikbaar blijft om in de parkeerbehoefte te voorzien.

Conclusie verkeer en parkeren

De ontsluiting van het plangebied zal niet leiden tot knelpunten. De verkeerstoename ten behoeve van de ontwikkeling zal niet tot knelpunten leiden op het omliggende wegennet. Er is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de parkeerbehoefte. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het voor het plangebied relevante ruimtelijk beleid. Daarbij wordt achtereenvolgens ingegaan op het rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vijf opgaven:

  • 1. De bouw van ongeveer 1 miljoen nieuwe woningen;
  • 2. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 3. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 4. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 5. het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

De voorgenomen ontwikkeling van kavel 8 en 9 op het Werklandschap Assen- Zuid past binnen de opgaven van het Rijk om de economie van Nederland te verduurzamen en het groeipotentieel te behouden en om steden en regio's sterker en leefbaarder te maken. De voorgenomen ontwikkeling zorgt voor een positief effect op het ondernemerschap in Assen en de vitaliteit van het bedrijventerrein.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren.

1. De Omgevingsagenda

Momenteel wordt voor Noord-Nederland gewerkt aan een omgevingsagenda. Als voorloper is er gewerkt aan een Contour Omgevingsagenda waarin acht omgevingsopgaven zijn benoemd:

  • druk op de ruimte in het landelijk gebied vraagt om gezamenlijke keuzes;
  • benutten van de brede effecten van de energietransitie;
  • economisch perspectief ten aanzien van kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw;
  • toekomstgerichte bereikbaarheid van Noord-Nederland;
  • versterken Stedelijk Netwerk Noord-Nederland;
  • toekomstkracht voor gebieden met bevolkingsdaling en sociaaleconomische achterstand;
  • water als verbindende schakel in klimaatadaptieve maatregelen;
  • waarborgen van de omgevingskwaliteit.

2. De NOVI-gebieden

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie. De regio waarvan de gemeente Assen deel van uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. Het beleid uit de NOVI is niet van invloed op de ontwikkeling in het plangebied.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie infrastructuur en Ruimte uit 2012 (SVIR) is geheel opgegaan in de NOVI, behalve enkele onderdelen van bijlange 6, 'Essentiële onderdelen Nota Mobiliteit'. Vanuit de SVIR zijn in de NOVI voor de periode tot 2028 de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met de hierboven genoemde rijksdoelen zijn 14 nationale belangen aan de orde die verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan met toelichting dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening past in die lijn.

Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Paragraaf 3.1.3van deze toelichting gaat hier verder op in.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Het bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals genoemd zijn in het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking, Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik (artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening). Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied. Het mogelijk maken van 12 of meer woningen en de ontwikkeling van een terrein van meer dan 500 m2 wordt over het algemeen gezien als stedelijke ontwikkeling (ECLI:NL:RVS:2017:1724). Hiervoor dient de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen te worden.

De voorgenomen ontwikkeling ligt op het Werklandschap Assen- Zuid en bestaat uit het realiseren van een bedrijfsbestemming van bijna 20.000 m² waarbij bedrijfsactiviteiten tot milieucategorie 3.2 mogelijk worden gemaakt. Er is hierbij sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' buiten het bestaand stedelijk gebied. Beoordeeld moet worden of er gemotiveerd kan worden dat de behoefte en locatie voor de stedelijke ontwikkeling voldoende is afgewogen.

Motivering behoefte

Het Werklandschap Assen-Zuid is als prioritaire locatie voor de ontwikkeling van een bedrijventerrein in beeld gekomen bij het opstellen van de Structuurvisie (en planMER) Stadsrandzone Assen. In de structuurvisie is o.a. aangegeven dat de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Assen met name langs de noord-zuidas (de zogenaamde FlorijnAs) moet plaatsvinden. Dit is verder uitgewerkt is de structuurvisie FlorijnAs en uiteindelijk het bestemmingsplan 'Werklandschap Assen-Zuid' uit 2011.

Onderhavig bestemmingsplan richt zich op de laatste fase van de ontwikkeling van Werklandschap Assen-Zuid. De inrichting van het Werklandschap gebeurt vraaggericht waarbij het bedrijf wordt ingepast in het bestaande landschap. De opzet is flexibel om in te spelen op wisselende marktomstandigheden waarbij de landschappelijke kwaliteit, de hoge duurzaamheidsambitie voor het terrein en ruime opzet van het gebied als uitgangspunten worden genomen. Omdat er opnieuw vraag is, worden ook kavel 8 en 9 ontwikkeld voor de vestiging van bedrijven met een grotere oppervlakte en een maximale milieucategorie van 3.2.

Een concrete vraag betreft de vestiging van een transport/distributiebedrijf dat twee bedrijfsvestigingen wil concentreren op één locatie. Er is vraag naar een bedrijfsperceel van in totaal 5 hectare voor het transport/distributiebedrijf. De gewenste bedrijfsgebouwen hebben een dermate grote omvang (ca. 17.000 m²) dat dit bedrijf zich niet laat inpassen op het bestaande bedrijventerrein Messchenveld. Daarnaast is uitbreiding op de bestaande bedrijfsvestigingen niet mogelijk. Ook zijn kavel 8 en 9 voor een transport/distributiebedrijf een geschikte locatie omdat het bedrijf ook de gronden ten zuiden van het plangebied in gebruik wil nemen.

Daarnaast geldt voor de rest van Werklandschap Assen-Zuid dat alle bedrijfspercelen zijn gereserveerd of verkocht. Binnen de 1e fase van het bedrijventerrein kregen andere bedrijven, zoals de Energy Hub en snelweggebonden horeca, een plek en was er geen ruimte voor een transport/distributiebedrijf. De gemeente wil door middel van de ontwikkeling van kavel 8 en 9 faciliteren in de behoefte van een transport/distributiebedrijf. Daarmee is er een duidelijke kwantitatieve behoefte aan de ontwikkeling van kavel 8 en 9 op Werklandschap Assen-Zuid.

Motivering locatie

Door ook kavel 8 en 9 op Werklandschap Assen-Zuid te ontwikkelen wordt de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat verbeterd waarbij ruimte geboden wordt aan gemengde bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.2 en een grotere oppervlakte. Het plangebied wordt ingevuld door de groeiende vraag van bedrijven die op zoek zijn naar grote bedrijfskavels. Ook wordt ruimte geboden voor bedrijven in de transport- en logistieksector. Bedrijventerrein Messchenveld leent zich hier minder goed voor. Op dat bedrijventerrein worden hoofdzakelijk bouwkavels verkocht die kleiner dan 1 hectare zijn. Daarnaast zorgt de transformatie en revitalisering van het Stadsbedrijvenpark en Havenkwartier voor vraag naar vervangingsruimte voor bedrijvigheid. Door de realisatie van een directe aansluiting op de A28 aan de zuidzijde van het bedrijventerrein is er sprake een optimale ontsluiting van het bedrijventerrein.

Voor geheel Assen geldt dat er niet een perceel van 5 hectare beschikbaar is voor een transport/distributiebedrijf. Dit is ook niet te creëren, rekening houden met de bereikbaarheids- en verkeersaspecten. Daarnaast zal een verplaatsing van het transport/distributieterrein naar Werklandschap Assen-Zuid een ontlasting van het vrachtverkeer op de huidige locatie betekenen.

De conclusie is dat voor de gewenste ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, voldoende behoefte is. Voor zover er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, wordt voorzien in een behoefte en is de gewenste locatie voldoende gemotiveerd. Hiermee wordt voldaan aan de Ladder Duurzame Verstedelijking.

3.1.4 Conclusie Rijksbeleid

De voorgenomen ontwikkeling raakt geen nationale belangen als opgenomen in de NOVI. En past bij de opgaven om de economie van Nederland te verduurzamen en het groeipotentieel te behouden en om steden en regio's sterker en leefbaarder te maken. Ook raakt de ontwikkeling van kavel 8 en 9 geen nationale belangen uit het Barro. Er is sprake van een ruimtelijke ontwikkeling waar de beleidsvrijheid bij de gemeente en de provincie ligt. Als laatste wordt door middel van de ladder voor duurzame verstedelijking de zorgvuldige afweging voor de ontwikkeling gemotiveerd. De ontwikkeling past binnen de kaders van het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

De Omgevingsvisie Drenthe 2022, vastgesteld op 28 september 2022, beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Hierbij zet Drenthe in op het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is.

Economische koers

De inzet van de provincie Drenthe op economisch terrein is uitgewerkt in de Economische Koers Drenthe 2015-2019. De Economische Koers Drenthe is bedoeld als handreiking aan de partners van de provincie Drenthe, om gezamenlijk initiatieven te ontwikkelen die de Drentse Economie de komende jaren gaan versterken. Dit gebeurt langs vier programmalijnen:

  • concurrentiekracht: versterken van de concurrentiepositie van het bedrijfsleven;
  • groene economie: realisatie van een duurzame en groene economie;
  • vestigingsklimaat: op de toekomst voorbereid; fysieke en digitale vestigingsvoorwaarden in relatie tot omgevingskwaliteit;
  • arbeidsmarkt: investeren in een duurzame arbeidsmarkt, waar vraag en aanbod goed in balans zijn.

Een belangrijke prioriteit binnen het Drentse ondernemersklimaat is het borgen van een aantrekkelijk aanbod van werklocaties. Dat aanbod moet inspelen op de veranderende vraag. De provincie maakt zich sterk voor bovenregionale afstemming over herontwikkeling en uitbreiding van bedrijfslocaties, gevoed door een reële, marktconforme inschatting van de toekomstige vraag. Daarnaast moet Drenthe inspelen op huisvestingswensen van doelgroepen als zzp'ers, starters en nieuw te vestigen bedrijven. Op dat gebied zet de provincie, naast levendige (binnen)steden met voorzieningen en aantrekkelijke woonomgeving, in op bereikbare, toegeruste werkomgevingen die goed passen bij sterke Drentse economische sectoren. Voor nieuwe en bestaande regionale werklocaties streeft de provincie naar kwaliteit die past bij het gewenste ruimtelijk-economisch profiel van de werklocatie. Om te voorzien in de ruimtevraag, wordt ingezet op het herstructureren en intensiveren van bestaande terreinen en op regionale afstemming van het aanbod aan nieuwe regionale werklocaties.

Een regionale werklocatie (bedrijventerrein of kantorenlocatie) biedt overwegend plaats aan bedrijven met een bovenlokale oriëntatie op de arbeidsmarkt en op toeleveranciers en afnemers en ligt binnen één van de drie afstemmingsregio’s (met uitzondering van het VAM/MERA-terrein in Wijster).

Afstemmingsregio Groningen-Assen

Regionale afstemming over regionale werklocaties is van belang om onderlinge concurrentie tussen gemeenten en overaanbod te voorkomen. De provincie onderscheidt drie afstemmingsregio’s: Groningen-Assen, Dutch Tech Zone (Emmen, Coevorden en Hoogeveen) en Meppel-Zwolle.

Vertrekpunt bij nieuwe werklocaties is de implementatie van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking en een actuele analyse van de kwantitatieve en kwalitatieve ruimtevraag voor de periode tot 2020 en 2030. Voor incidentele grote vestigers, met een stevige werkgelegenheidsimpuls, die niet op een regionale werklocatie ruimte kunnen vinden, kan Gedeputeerde Staten gemotiveerd afwijken. Meest wenselijke locaties hiervoor zijn gekoppeld aan bestaande of geplande werklocaties en stedelijke gebieden.

Kernkwaliteiten

De provincie heeft in de omgevingsvisie een zestal kernkwaliteiten opgenomen, namelijk: natuur, landschap, rust, aardkundige waarden, archeologie en cultuurhistorie. Niet alle kernkwaliteiten hebben invloed op het plangebied en de ontwikkeling daarin. Wel van belang zijn de volgende:

  • Kernkwaliteit landschap

De A28 is hierin aangewezen vanwege het wegpanorama en de harde grens tussen stad/land. Aan de hoofdinfrastructuur zet de provincie in op een zorgvuldige presentatie van Drenthe. De karakteristieken van de landschapstypen en het contrast tussen stad en land blijven zichtbaar. De stadsranden van Assen zijn daarnaast ook een visitekaartje voor de stad en het omliggende landschap. De randen moeten aantrekkelijke verbindingen tussen stad en land vormen. Deze uitgangspunten zijn in de ontwikkelingsvisie, het stedenbouwkundige plan en het beeldkwaliteitsplan voor het Werklandschap Assen-Zuid meegenomen en heeft geleid tot de inrichting zoals in hoofdstuk 2 beschreven.

  • Kernkwaliteit aardkundige waarden

Het westelijke deel van het plangebied is aangewezen als 'Middel beschermingsniveau: regisseren' binnen deze kernkwaliteit. Bij ontwikkelingen in deze gebieden vormen de aardkundige kenmerken een randvoorwaarde. In het kader van de planontwikkeling van het Werklandschap zijn deze inzichtelijk gemaakt en meegewogen.

  • Kernkwaliteit cultuurhistorie

Bij deze kernkwaliteit richt de provincie zich op het respecteren. Daarbij staat het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst voorop. De initiatiefnemers van ontwikkelingen in deze gebieden hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten. De provincie beoordeelt de plannen en initiatieven daarop. Hoe met cultuurhistorie in het plan is omgegaan, staat in paragraaf 4.8.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening Drenthe

Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening opgesteld. De meest recente versie is op 3 oktober 2018 vastgesteld en partiële gewijzigd op 8 maart 2023. Met de partiële herziening is kaart D3 Natuurnetwerk Nederland (NNN) gewijzigd vastgesteld. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang. Voor dit plan zijn de volgende artikelen uit de verordening relevant:

Artikel 2.18 Bedrijvigheid

Een ruimtelijk plan dat niet betrekking heeft op het bestaand stedelijk gebied van de plaatsen Hoogeveen, Emmen, Meppel, Assen en Coevorden kan alleen voorzien in nieuwe of uitbreiding van lokale werklocaties wanneer het desbetreffende ruimtelijk plan vergezeld gaat van een beeldkwaliteitsplan en wanneer de locatie wordt bestemd voor kleinschalige en lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de mogelijkheid dat een ruimtelijk plan voorziet in vestiging of significante uitbreiding van een solitair buiten bestaand stedelijk gebied gelegen regionaal georiënteerd bedrijf.

De ontwikkeling van kavel 8 en 9 op Werklandschap Assen- Zuid ligt buiten bestaand stedelijk gebied. Door de grootschalige ontwikkelingen die zullen plaatsvinden op Werklandschap Assen-Zuid is het denkbaar dat het industrieterrein onderdeel zal worden van het stedelijk gebied.

Aan de andere kant is voor het bedrijventerrein een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Daarnaast wordt in het plangebied zware bedrijvigheid toegestaan (tot en met milieucategorie 3.2), en wordt er ruimte geboden voor een transport/distributiebedrijf. Er wordt hierbij ruimte gegeven aan bestaande bedrijven in de regio. Als onderdeel van het wettelijk vooroverleg zal het plan ter beoordeling worden voorgelegd aan de provincie Drenthe.

Artikel 2.6 Werken met kernkwaliteiten

Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn wordt in het ruimtelijk plan uiteengezet hoe het desbetreffende plan zich verhoudt tot het behoud en de ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid, en de strategische opgaven en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de omgevingsvisie De landschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten zijn toegelicht in paragraaf 2.2. In paragraaf 4.8 wordt ingegaan op de cultuurhistorie van het gebied.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De provincie heeft in het kader van het zorgvuldig ruimtegebruik (toepassen Ladder voor duurzame verstedelijking) voorwaarden opgenomen. Hierbij is aangegeven dat een plan alleen kan voorzien in woon-werklocaties, verblijfsrecreatie, detailhandel en infrastructuur wanneer blijkt dat dit plan vanuit de Ladder gerechtvaardigd is. In paragraaf 3.1.3is een toets aan de Ladder doorlopen. Hieruit blijkt dat bij dit plan sprake is van een zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2.3 Conclusie provinciaal beleid

Bij de ontwikkeling van kavel 8 en 9 op Werklandschap Assen- Zuid wordt rekening gehouden met de bestaande omgevingskwaliteiten van het omliggende landelijk gebied. Hierbij wordt aangesloten op de Omgevingsvisie van de provincie Drenthe. Daarnaast zijn er vanuit de relevante artikelen uit de Verordening geen belemmeringen. Er wordt voldoende invulling gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Uit het voorgaande blijkt dat de provinciale belangen voldoende zijn geborgd.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Beleid waterschap Hunze en Aa's

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het Werklandschap is gelegen binnen het stroomgebied van de Drentsche Aa. Het water uit de Drentsche Aa wordt bij Glimmen gebruikt voor de drinkwatervoorziening. Uitgangspunt van de Kaderrichtlijn is dat de waterkwaliteit niet mag verminderen.

Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben de waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. De beheerprogramma's die vanaf 2010 zijn vastgesteld, zijn één van de resultaten van deze samenwerking. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van waterschap Hunze en Aa's. Het beleid van het waterschap Hunze en Aa's staat beschreven in het Beheerprogramma 2016-2021. In het beheerprogramma staat met welke ambities en maatregelen de ontwikkelingen en opgaven op het gebied van veiligheid, voldoende en schoon water wordt opgepakt. Er wordt onder andere ingespeeld op klimaatverandering en Europese normen voor schoon en gezond water. Het programma kwam tot stand na verschillende gebiedsbijeenkomsten en overleggen met diverse organisaties.

Bij het opstellen van het waterhuishouding- en rioleringsplan voor het plangebied wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de uitgangspunten uit het beheerprogramma en op welke wijze een verslechtering van de oppervlaktewaterkwaliteit tegengegaan kan worden. Dit zal zowel op de inrichting van het plangebied van het (toekomstige) gebruik betrekking hebben. In paragraaf 4.1 is de waterparagraaf opgenomen en wordt nader beschreven hoe om wordt gegaan met het aspect water.

3.3.2 Regiovisie Groningen-Assen 2030

In de regiovisie Groningen- Assen 2030 worden ambities voor de bedrijvigheid van de regio genoemd. Een krachtige stimulans van de werkgelegenheid komt onder andere tot uitdrukking in een gedifferentieerd aanbod van goed ontsloten vestigingslocaties in de regio. De beschikbare en nog te realiseren infrastructuur wordt daarvoor onder meer als ontwikkelingsinstrument ingezet. De as Groningen-Assen biedt een goed vestigingsklimaat voor verschillende typen bedrijven.

Ter versterking van de T-structuur worden bij Groningen en Assen grootschalige bedrijventerreinen ontwikkeld, waarop meerdere typen bedrijven gehuisvest kunnen worden. De as Groningen- Assen biedt mogelijkheden voor kleinschalige toplocaties, gericht op dienstverlening, en hoogwaardige kleinschalige bedrijvigheid, zorgvuldig ingepast in het landschap.

Naast Groningen en Assen worden verder hoogwaardige en gemengde terreinen ontwikkeld in Leek, Roden en Hoogezand-Sappemeer. Kantoorontwikkeling wordt voornamelijk geconcentreerd in de steden Groningen en Assen. De verhouding in de verdeling van vestigingslocaties wordt in de bijgaande grafiek weergegeven. Hierin is te zien dat Assen een belangrijke rol heeft in het voorzien in de behoefte naar bedrijfskavels. De ontwikkeling van kavel 8 en 9 en hierbij het bedrijventerrein van Werklandschap Assen-Zuid past binnen de regiovisie en de wens om werkgelegenheid in de regio te stimuleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20231003D-C001_0007.png"

Figuur 3.1 Verdeling bedrijvigheid (Bron: Regiovisie Groningen- Assen 2030)

3.3.3 Conclusie regionaal beleid

Het regionaal beleid geeft geen directe belemmeringen en/of uitgangspunten voor de regeling in dit bestemmingsplan. Werklandschap Assen-Zuid heeft een belangrijke functie voor een goed ondernemersklimaat binnen de regio.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Assen 2030

In februari 2010 heeft de Raad van de gemeente Assen de Structuurvisie Assen 2030 (Hoofdstad Assen) vastgesteld. In deze structuurvisie wordt omschreven hoe de stad zich heeft ontwikkeld en wat de verwachtingen en ambities zijn voor toekomstige ontwikkelingen (tot 2030). Deze verwachtingen en ambities vormen de basis voor het beleid dat vervolgens wordt beschreven voor verschillende thema's en deelgebieden. Met betrekking tot Werklandschap Assen-Zuid is het volgende onder meer relevant:

  • Werk: Aan de noord-zuidas komen nieuwe zones voor werken, waaronder Assen-Zuid. De gemeente wil nieuwe representatieve bedrijventerreinen en kantoorlocaties aanbieden op goed bereikbare locaties. Werklandschap Assen-Zuid fungeert als zuidelijke entree van het nationaal stedelijk netwerk Groningen-Assen en als dé toplocatie van Noord-Nederland. Doel is om activiteiten aan te trekken uit (nieuwe) kansrijke sectoren (kenniseconomie, zorg en recreatie). Hiervoor wordt circa 40 hectare gereserveerd in een parkachtige omgeving, met een landschappelijke relatie naar de Drentsche Aa. Naast deze hoogwaardige bedrijven/instellingen komt er in Assen-Zuid (uiteindelijk) ruimte voor maximaal 60 hectare netto gemengd bedrijventerrein.
  • Duurzaamheid: Duurzaamheid en CO2-neutraliteit zijn uitgangspunten bij de gebiedsontwikkelingen van de gemeente Assen. Met haar energiebeleid gericht op energiebesparing en het (lokaal en/ of grootschalig) opwekken van duurzame energie is niet alleen grote milieuwinst te behalen, maar wordt tevens waardevastheid en kostenbesparing gerealiseerd. Er wordt gebouwd volgens de principes van ‘Duurzaam bouwen’ en ‘Stedelijke ecologie’.
  • Groen en landschap: Assen is een ‘stad in het groen’. Het plangebied is ook aangegeven als zoekgebied voor groen en natuur. Door het plangebied loopt een historische lijn (een weg) die zoveel mogelijk behouden moet worden. Ontwikkelingen moeten rekening houden met Nationaal landschap Drentsche Aa.
  • Verkeer: Met het oog op toekomstige ontwikkelingen vraagt de noord-zuidroute om verbetering (FlorijnAs voorziet hierin). Verbeteringen vinden onder andere plaats aan de N33 en A28 en er komt een nieuw treinstation (station Assen-Zuid).

Op de visiekaart van de structuurvisie is het Werklandschap Assen-Zuid aangegeven als een toekomstig werkgebied met een hoge duurzaamheidsstandaard. Verder zijn ook het station en de verbetering van de N33 en A28 aangegeven op deze kaart.

3.4.2 Strategienota Ruimte 2016

Op 24 november 2016 heeft de gemeenteraad van Assen de Strategienota Ruimte 2016 vastgesteld. Deze nota bouwt voort op - en is een actualisering op onderdelen – van de Structuurvisie Assen 2030 en de Structuurvisie FlorijnAs ui 2011.

Met deze nota wordt ingespeeld op de gewijzigde economische omstandigheden die hebben geleid tot een lagere groei van het aantal nieuwe woningen en een behoorlijke leegstand op bedrijventerreinen en in de binnenstad. Ook biedt de nota een kader om snel en flexibel te kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen. De uitkomsten van onderzoek naar de toekomstige (regionale) behoefte aan woningen, bedrijfshuisvesting en toerisme en recreatie zijn voor deze nota vertaald in keuzes voor gebiedsontwikkelingen. Daarbij zijn ook verbanden tussen deze ontwikkelingen in kaart gebracht en wordt getoond hoe ontwikkelingen elkaar kunnen versterken.

De rol van de gemeente is in deze strategie minder sturend en vooral gericht op het bij elkaar brengen van partijen en het faciliteren van kansrijke initiatieven en geen actieve rol bij bijvoorbeeld aankoop van gronden of vooraf (her)inrichten van de openbare ruimte.

De nota is een tussenstap naar de nieuwe Omgevingsvisie op grond van de Omgevingswet. Met deze stap worden de bestaande plannen en besluiten tegen het licht gehouden en aangepast waar dit nodig is. De gemaakte keuzes worden vastgelegd in aangepaste projectopdrachten. De afgewogen keuzes uit de Strategienota zijn vervolgens in de Omgevingsvisie opgenomen. De omgevingsvisie van Assen wordt in de volgende paragraaf toegelicht.

3.4.3 Omgevingsvisie Assen nog mooier 2021

Deze omgevingsvisie is een langetermijnvisie voor de hele stad Assen waarin de ambities en uitgangspunten op hoofdlijnen zijn geformuleerd. De uitwerking volgt de komende jaren in aparte beleidsterreinen of deelgebieden in omgevingsprogramma’s. De visie gaat in op de samenhang tussen onder andere de ruimtelijke ordening, wonen, het winkellandschap, werken, onderwijs, energie, klimaatadaptatie, groen en natuur, toerisme, recreatie, cultuur(historie), gezondheid en sport.

Het versterken van de bestaande stadsstructuur en haar kwaliteiten staat op één bij de ontwikkeling van Assen en in deze omgevingsvisie. Denk hierbij aan de groen- en natuurstructuren, de binnenstad, de cultuurhistorie, het culturele aanbod, de zorg- en onderwijsvoorzieningen en het buitengebied. Dit zijn kwaliteiten van een aantrekkelijke stad. Daarnaast wordt de woonomgeving gekoesterd. De diversiteit aan woonwijken, ruim van opzet en dichtbij dagelijkse voorzieningen. In een wijk waar buren elkaar kennen en waar ruimte is voor ontmoeting. In de Omgevingsvisie wordt dit Ontspannen stedelijkheid genoemd.

Om invulling te geven aan de ambitie van Ontspannen stedelijkheid, zijn drie richtinggevende principes geformuleerd: Groene stad van het Noorden, Dynamische hoofdstad en Verbonden stad. Hieronder worden de drie principes toegelicht.

Groene stad van het Noorden

Een sterke interactie tussen de stad en het groen draagt bij aan de belevingswaarde en het welbevinden van mensen. Groen is ook belangrijk voor het steeds sneller veranderende klimaat. Ten slotte heeft de ambitie 'groene stad' nog een andere dimensie: die van een duurzame, circulaire en klimaatneutrale stad. Deze dimensie werkt door in de inrichting van de stad; in woningen en gebouwen, in de manier waarop we ons verplaatsen, hoe we produceren en hoe we met niet-hernieuwbare grondstoffen omgaan.

De dynamische hoofdstad

De ambitie is: 'Assen heeft een compleet voorzieningenaanbod'. Het is voor alle sectoren van belang dat Assen vanuit de regio goed en snel bereikbaar is via het verkeersnetwerk. Het spoor en de (fiets)snelwegen verbinden Assen ook met de regio (en de rest van het land) en houden de voorzieningen met regionale functies bereikbaar en vitaal. Hierbij ligt de focus op:

  • Verouderde plekken die weer opbloeien
  • Een levendige binnenstad: groeien in kwaliteit
  • Sterke en bereikbare stad voor de regio

In de omgevingsvisie wordt genoemd dat Assen-Zuid is geschikt voor de komst van nieuwe grote bedrijven. Voor extra grote economische ruimtevraag die geen plek kan krijgen op bestaand locaties dient onderzocht te worden of Messchenveld II hiervoor geschikt is. Al dan niet in combinatie met ruimte voor grootschalige energieopwekking. Van belang is dat bestaande locaties geschikt zijn voor bedrijven om zich te kunnen vestigen. Het opstellen van een bestemmingsplan voor kavel 8 en 9 van Werklandschap Assen- Zuid past in deze lijn.

De verbonden stad

Een verbonden stad heeft sterke wijken. De woonwijken in Assen zijn veilig, compact en overzichtelijk. In een verbonden stad zijn zo min mogelijk sociale en fysieke barrières. Assen is en blijft een overzichtelijke stad. Woonwijken, het buitengebied en de binnenstad zijn goed verbonden. Met comfortabele, veilige en liefst groene aantrekkelijke wandel- en fietsroutes. De uitgangspunten zijn:

  • Sterke wijken: woonmilieus voor alle doelgroepen
  • Aantrekkelijk en gezond door de stad bewegen
  • Ontmoeting en beweging faciliteren & stimuleren.

Kijkend naar de huidige werklocaties, vallen een aantal zaken op. Ten eerste bieden de bestaande bedrijven- en kantorenlocaties en het nieuwe werklandschap Assen-Zuid voldoende locaties waar bedrijvigheid zich zou kunnen vestigen. Het is niet wenselijk om meer nieuwe locaties te ontwikkelen; de geplande bedrijventerreinen afronden en het huidige aanbod van bedrijventerreinen en kantoorlocaties aanpassen aan de toekomstige behoefte van de markt is het uitgangspunt. Hierom wordt kavel 8 en 9 voor de vestiging van een bedrijf planologisch mogelijk gemaakt.

3.4.4 Beleidsvisie Omgevingsveiligheid Gemeente Assen 2017

Deze in november 2017 vastgestelde beleidsvisie beschrijft de gemeentelijke ambitie in relatie tot veiligheidsrisico's bij ruimtelijke ontwikkelingen van de stad Assen. Daarbij zijn gebiedsgerichte ambitieniveaus gekozen. Drie gebieden worden onderscheiden: woonwijken, buitengebied en bedrijventerreinen. Het onderhavige plangebied valt binnen 'bedrijventerreinen'.

Assen kiest voor een grotere flexibiliteit om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken op bedrijventerreinen. Bevolkingsdichtheden zijn vaak minder groot en de verblijfstijden in vergelijking met woonwijken korter. Per gebied zijn de ambities vertaald in randvoorwaarden met betrekking tot plaatsgebonden risico en groepsrisico. De ambitie van de gemeente met betrekking tot (het uitbannen van) deze risico's, is opgenomen in de onderstaande tabel. Welke uitwerking dit heeft op dit plangebied is opgenomen in paragraaf 4.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20231003D-C001_0008.png"

Tabel 3.1 ambities veiligheidsbeleid Assen (Bron: Gemeente Assen)

3.4.5 Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen 2019-2024

In het Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen 2019 - 2024 (GWRP) wordt het beleid uit de eerdere water- en rioleringsplannen op de ingeslagen weg voortgezet, versterkt en verbreed. Het beleid is gericht op behoud en verbetering van een gezonde, veilige en duurzame leef- en werkomgeving voor de lange termijn. De belangrijkste uitdagingen daarbij zijn: opvangen klimaatverandering, bekostiging van de toename van renovatie en vervanging, vergroten van duurzaamheid en samenwerking in de afvalwaterketen.

De missie van de gemeente Assen hierbij is “Schoon, heel, veilig en duurzaam riolering en watersysteem tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten”.

De uitvoering van dit beleid voor dit plangebied vindt plaats in overleg met het waterschap door middel van het uitvoeren van de wettelijk verplichte watertoets die in paragraaf 4.1 is opgenomen.

3.4.6 Conclusie gemeentelijk beleid

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidsuitgangspunten van het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het gebied. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de fysieke omgeving, beschreven. In dit hoofdstuk komen onder meer water, bedrijven en milieuzonering, ecologie, archeologie en externe veiligheid, aan bod.

4.1 Water

Om invulling te geven aan de sturende rol van water in ruimtelijke ordeningsprocessen is de Handreiking Watertoets opgesteld. Hierin is aangegeven hoe de betrokken partijen (initiatiefnemer, waterbeheerder en planbeoordelaar) tot een betere samenwerking kunnen komen. Met de watertoets kunnen waterhuishoudkundige aspecten vroegtijdig in de ruimtelijke planvorming worden betrokken. Daarbij gaat het onder meer om veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit, volksgezondheid, bodemdaling en betreffen alle wateren in Nederland. De watertoets is een procesinstrument waarmee alle belangen ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten kunnen worden afgewogen.

Het plangebied voor kavel 8 en 9 van Werklandschap Assen Zuid (WAZ) is meegenomen in het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid, en heeft daarin deels de bestemming 'Bedrijf – Wonen', met de functieaanduiding 'tuincentrum', en deels de bestemming 'Bedrijventerrein – Uit te werken' (zie ook figuur 1.3). Met het nu voorliggende bestemmingsplan krijgt het plangebied deels de bestemming 'Groen' en deels de bestemming 'Bedrijventerrein'. Het huidige plangebied valt net als het gehele industrieterrein binnen het beheergebied van het Waterschap Hunze en Aa's.

Qua afwatering vallen de kavels onder het deelgebied Groene Zoom, die in zijn geheel afwatert in noordwestelijke richting, richting Anreeperdiep. Dit in tegenstelling tot het deelgebied Entreezone van Werklandschap Assen- zuid, die in zijn geheel afwatert in zuidwestelijke richting, richting Witterdiep.

Toetsing

Dit plan is via www.dewatertoets.nl voorgelegd aan het Waterschap Hunze en Aa's op 16 augustus 2023 en de normale procedure dient gevolgd te worden (zie bijlage 2). Op 14 september 2023 heeft, in het kader van de watertoets en het opstellen van de waterparagraaf, een vooroverleg plaatsgevonden met waterschap en gemeente.

Wat betreft deze waterparagraaf kan voor de meeste items één op één verwezen worden naar de uitgebreide waterparagraaf zoals die aanwezig is in het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid - Groene Zoom. Dat geldt i.i.g. voor:

  • de waterhuishouding, bodemopbouw en grondwater en waterkwaliteit in de voormalige situatie voor geheel WAZ en specifiek in de voormalige situatie voor de Groene Zoom;
  • de waterhuishouding, bodemopbouw en grondwater en waterkwaliteit in de toekomstige situatie voor geheel WAZ en specifiek in de toekomstige situatie voor de Groene Zoom.

Hieronder wordt ingegaan op de items waterhuishouding, bodem/grondwater, waterkwaliteit en waterberging voor het huidige plangebied (kavel 8 en 9) in de Groene Zoom.

Toekomstige situatie

De kavels 8 en 9 hebben gezamenlijk een oppervlakte van 19.220 m² aan potentiële verharding en faciliteert de vestiging van een bedrijf tot en met milieucategorie 3.2.

 

Waterhuishouding

  • De bestaande schouwsloot die deels langs en door het plangebied loopt dient in ieder geval behouden te blijven voor de toekomstige afvoer van regenwater en grondwater van het plangebied in noordwestelijke richting, richting waterbergingsvijvers en eindzuivering (helofytenfilter). Deze en andere schouwsloten of bermsloten grenzend aan het plangebied dienen door de gemeente vanaf een eenzijdige schouwpad van 5 meter breed onderhouden te worden. Mochten er bermsloten in het gebied gedempt worden, en dat is het geval met de middensloot, dan zal het verlies aan waterberging in het openbaar gebied van het plangebied of elders in de Groene Zoom, gecompenseerd moeten worden (zie hieronder in item waterberging).
  • In het in het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid – Groene Zoom is qua waterberging in het openbaar gebied (vijvers) geen rekening gehouden met een toename van verharding in het huidige plangebied (zie ook hieronder in item waterberging).

Waterkwaliteit

  • Grijs en zwart water;

Het grijs en zwart water van het nieuwe bedrijf in het plangebied zal via het vuilwatersysteem op perceelniveau en de “huisaansluitingen” aangesloten worden op het nieuwe gemeentelijke vuilwaterriool (DWA) ter plaatse van de nieuwe ontsluitingsweg dan wel het bestaande vuilwaterriool onder de Graswijk en uiteindelijk afgevoerd worden naar de RWZI op het Stadsbedrijvenpark.

  • Proceswater;

Eventueel vrijkomend proceswater van het bedrijf zal via de door het Activiteitenbesluit vereiste voorwaarden gezuiverd worden en vervolgens op het vuilwaterriool worden geloosd. Bij eventuele aanleg van b.v. losdoks en/of een wasplaats op de locatie geldt hetzelfde, tenzij in overleg met gemeente en waterschap aangegeven wordt dat deze waterstroom via een OBAS op het regenwatersysteem kan.

  • Dakwater;

Regenwaterafvoer vanaf het bedrijfsdak kan rechtstreeks op het oppervlaktewater of op de regenwaterriolering afgevoerd worden. In het beeldkwaliteitsplan van bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid - Groene Zoom is een zinsnede opgenomen dat uitlogende materialen niet toegepast mogen worden op het bedrijfsperceel.

  • Regenwater bestrating;

Het regenwater afkomstig van de bestrating rond het bedrijf watert af naar de onverharde perceelsranden (greppels). Een deel van het water infiltreert in de bodem om vervolgens via het grondwater in het oppervlaktewatersysteem te komen. Een ander deel stroomt via watergangen naar de bergingsvijvers.

  • Nazuivering door waterbergingsvijvers;

Uiteindelijk zal al het regenwater van bestrating (indirect via bodempassage) en van het dak (via waterberging) in de waterbergingsvijvers in de noordwestelijke hoek van de Groene Zoom komen. Mochten er nog restverontreinigingen in het lozingswater zitten dan zullen deze in de vijver neerslaan dan wel gezuiverd worden door de oeverplanten in de plasberm dan wel waterplanten in de vijver. Achter de vijvers zit vervolgens nog een nazuivering van een helofytenfilter alvorens het gezuiverde water naar het Anreeperdiep stroomt.

  • Onkruidbestrijdingsmiddelen op bestrating en in groen;

De gemeente Assen maakt sinds circa 2000, ruim voordat het wettelijk niet meer is toegestaan, al geen gebruik meer van onkruidbestrijdingsmiddelen (OBM) op bestrating en onverhard oppervlak. Gezien het drinkwater dat bij Glimmen uit het Drentsche Aa-systeem wordt gewonnen gaat Assen met elk bedrijf dat zich op deze locatie wil vestigen in gesprek om hen te wijzen op het belang om geen OBM toe te passen op de bestrating of het groen.

De gemeente Assen is voornemens met een bedrijf dat zich op deze locatie wil vestigen in gesprek te gaan over bovengenoemde items om hen daarmee bewust te maken van het belang van een goede waterkwaliteit van het oppervlaktewater. Dit kan direct maar ook indirect (via Parkmanagement).

Bodemopbouw en grondwater

Gemeente Assen hanteert voor bebouwing een minimale ontwatering van 0,90 m- mv en voor infrastructuur een minimale ontwatering van 1,10 m- mv. De gemeente Assen zal op voorhand met een bedrijf dat zich op deze locatie wil vestigen in gesprek gaan om het bewust te maken van de ondiep aanwezige leemlaag en het belang van een goede ontwatering d.m.v. drainage. Drainagewater kan aangesloten worden op de dichtstbijzijnde watergang dan wel regenwaterriolering.

Waterberging

Het plangebied heeft de volgende kentallen:

Voormalige situatie (eind 2021 ten tijde van tuincentrum Rudolphus):

  • Oppervlakte gehele plangebied: 37.594 m2 (3,7 hectare);
  • Oppervlakte verharding: 7.493 m2 (waarvan 2.005 m² open verharding);
  • Oppervlakte water en groen: 30.101m²;
  • Totale lengte sloten, die gedempt gaan worden: 237 meter;
  • Totale berging sloten, die gedempt gaan worden: 356 m² (uitgaande van 1,5 m3/m).

Toekomstige situatie:

  • Oppervlakte gehele plangebied: 37.594 m² (3,7 hectare);
  • Oppervlakte particuliere verharding (daken plus bestrating; 100% verharding): 19.220 m²;
  • Oppervlakte water en groen (openbaar terrein): 18.374 m².

Uit bovenstaande overzichten van de voormalige en huidige situatie blijkt dat de toename aan verharding 11.727 m² bedraagt. Dit dient met 11.728 * 80 l/m³ = 938 m³ gecompenseerd te worden. Tevens gaat berging verloren als gevolg van demping van een sloot op het terrein. Dit gaat om 237 meter lengte en daarmee een compensatie van 356 m³. Dat betekent dat totaal 356 + 938 = 1.294 m³ berging in het openbaar gebied van het plangebied dan wel in het openbaar gebied van de Groene Zoom gerealiseerd dient te worden.

Uit het gemeentelijk document “Invloed ontwikkeling kavel 8 en 9 op watersysteem Groene Zoom” van 18 oktober 2023 (zie bijlage 3) blijkt dat de waterbergingsvijvers van de Groene Zoom een dergelijke bergingscapaciteit hebben dat uitgaande van de gangbare verharding van gemiddeld maximaal 95% verharding op de particuliere terreinen er voldoende berging zit in de huidige twee bergingsvijvers plus bijbehorende (aanvoer)sloten. Daarnaast zal de gemeente vooralsnog nagaan of de toekomstige eigenaar ook regenwater op zijn terrein kan opslaan voor hergebruik.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Door de bergingscapaciteit van de bestaande waterbergingsvijvers wordt aan de compensatieplicht voldaan.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden.

Toetsing

In en rondom het plangebied worden een verscheidenheid aan functies mogelijk gemaakt. Het plangebied is onderdeel van het bedrijventerrein Werklandschap Assen-Zuid. Er kan daarom gesproken worden van een 'gemengd gebied'. Voor de ontwikkeling van de bedrijfsbestemming die met dit plan mogelijk wordt gemaakt is geen toetsing aan milieuzonering noodzakelijk. Er wordt namelijk geen milieugevoelige functie gerealiseerd.

Het bedrijf dat zich op het plangebied gaat vestigen beïnvloed mogelijk wel de milieugevoelige functies in de omgeving, Voor bedrijven met een milieucategorie 3.2 geldt een richtafstand van 50 meter in een gemengd gebied. De woningen aan de Grasdijk 22 en 20a liggen op een kortere afstand van het plangebied. Maar deze woningen zullen door de voorgenomen ontwikkelingen verdwijnen. De dichtbij zijnde woning is vervolgens de woning aan de Grasdijk 29. De afstand tussen deze woning en het plangebied is ongeveer 65 meter. De voorgenomen bedrijfsactiviteiten veroorzaken hiermee geen onaanvaardbare hinder voor de woningen of andersom.

Conclusie

Op basis van bovenstaande motivering is het niet noodzakelijk om een nader onderzoek uit te voeren naar milieuzonering en vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.

4.3 Geluid

Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd indien een plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Door middel van dit plan wordt een nieuwe geluidsbron mogelijk gemaakt. Het aspect industrielawaai is daarom van toepassing. Het plangebied is gelegen binnen de wettelijke geluidzone van het spoortraject tussen de stations 'Meppel- Groningen' en binnen de wettelijke geluidzone van de Graswijk en de A28. Het aspect railverkeerlawaai en wegverkeerslawaai zijn daarom ook van belang.

Toetsing

De spoorlijn ‘Meppel-Groningen’ is oostelijk van het bestemmingsplan op circa 450 meter afstand gelegen. Er wordt geen geluidsgevoelige functie gerealiseerd waardoor een toetsing aan de Wet geluidhinder voor railverkeerlawaai niet noodzakelijk is. Omdat er geen geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt is een toetsing aan wegverkeerslawaai ook niet nodig.

Uitgangspunt voor Werklandschap Assen- Zuid is dat het bedrijventerrein niet zal worden gezoneerd. De toegestane geluidbelasting, op de rondom gelegen (bedrijfs)woningen ten gevolge op het bedrijventerrein zelf, zal worden geregeld doormiddel van de meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer of de aanvraag van een vergunning.

Het aspect industrielawaai is relevant omdat er met dit plan een nieuwe geluidsbron mogelijk wordt gemaakt. Het bedrijf dat in het plangebied wordt gerealiseerd is geen geluidszoneringsplichtige inrichting en het bedrijf komt op voldoende afstand van de omliggende woningen te staan. Er kan daarom vanuit worden gegaan dat de geluidbelasting van deze wettelijke gezoneerde geluidbronnen, ter plaatse van de te realiseren woningen, voldoet aan de wettelijke grenswaarden.

Conclusie

De geluidbelasting als gevolg van industrielawaai voldoet aan de daarvoor geldende wettelijk voorkeursgrenswaarden. Er hoeft dan ook geen hogere waarde te worden vastgesteld. De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan. Bij eventuele onzekerheid van de geluidsbelasting op de woningen bij de vestiging van een nieuw bedrijf kan akoestisch onderzoek worden gevraagd.

4.4 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

4.4.1 Veiligheidsstudie RUD en verantwoording groepsrisico

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect Externe Veiligheid heeft de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) in 2019 een veiligheidsstudie uitgevoerd voor groot gedeelte van het bedrijventerrein. Hierin is ook het plangebied opgenomen. Dit onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

  • inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheid;
  • toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • uitvoering van een kwantitatieve risicoanalyse;
  • beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico.

Het volledige rapport is als bijlage 4toegevoegd aan het bestemmingsplan. Hieronder volgen kort de belangrijkste conclusies en aanbevelingen.

Transport A28 en N33 (BEVT)

Binnen het plangebied moet met betrekking tot transport van gevaarlijke stoffen en externe veiligheid rekening worden gehouden met de A28 en N33. Omdat deze nieuwe ontwikkeling gedeeltelijk binnen een afstand van 200 meter vanaf de rijksweg plaatsvindt, is een risicoanalyse uitgevoerd.

Plaatsgebonden risico transport

Van de A28 en N33 ligt het plaatsgebonden risico 10-6 respectievelijk op het midden van de weg en op 15 meter van het midden van de weg. Het plangebied ligt buiten de contour van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar van de N33. Het plan voldoet hiermee aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico 10-6  per jaar.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)

Op grond van het Bevt geldt op basis van het Basisnet Weg voor de A28 en N33 bij Assen-zuid een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. Het plangebied ligt op meer dan 30 meter vanaf de beide wegen. Het PAG geldt dus niet voor deze ontwikkeling.

Groepsrisico transport

Het groepsrisico is met behulp van het rekenprogramma RBMII, versie 2.3 bepaald. Uit deze analyse is gebleken dat het groepsrisico ten aanzien van de A28 en N33 ruim beneden de oriëntatiewaarde van het groepsrisico ligt.

Uit de berekening van het groepsrisico is gebleken dat door de toename van het aantal personen in het plangebied (bedrijventerrein met een deel woon-werkkavels), een toename van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van bij de A28 laat zien. Het groepsrisico langs de relevante transportroute bedraagt minder dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

 

Daar er een geringe toename van het groepsrisico plaatsvindt en het groepsrisico minder dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico bedraagt, kan op grond van artikel 8 van het Bevt in dit geval worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Hierdoor is het niet noodzakelijk om maatregelen te onderzoeken die kunnen leiden tot een lager groepsrisico. Evenmin is een onderzoek naar alternatieve locatie noodzakelijk.

In de toelichting van het bestemmingsplan dient het groepsrisico te worden verantwoord. Voor die verantwoording kan de inhoud van hoofdstuk 3 van dit rapport als input dienen. Kort samengevat komt dit op het volgende neer:

  • Het groepsrisico neemt vanwege de nieuwe ontwikkeling binnen het plangebied in Assen Zuid iets toe;
  • Het groepsrisico wijzigt (invloed A28) zichtbaar als gevolg van de projectie van het bedrijf
  • De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden;
  • Het groepsrisico bedraagt 1,3 % van de oriëntatiewaarde.
  • Omdat het groepsrisico toeneemt maar de hoogte minder dan een factor 0,1 van de oriëntatiewaarde bedraagt, is geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico nodig.

Buisleidingen (Bevb)

Voor dit plan is in deze risicoanalyse rekening gehouden met de hoge druk aardgasleidingen NAM_12234 en NAM_12415 van de NAM. De buisleiding met kenmerk 12234 is de meest relevante leiding voor de berekening van het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico buisleidingen

De buisleidingen in het ruimtelijk plan hebben ter hoogte van de planlocatie in de zuidwestelijke hoek een kleine risicocontour PR10-6 per jaar en deze ligt ruim van de bouwvlakken. Hierdoor wordt de richt- en grenswaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar niet overschreden.

Belemmeringenstrook

De belemmeringenstrook bedraagt 5 meter voor beide buisleidingen met een druk van meer dan 40 bar en in onderhavig geval valt de belemmeringenstroken binnen het ruimtelijk plan. In de huidige situatietekening ligt het bouwvlak ten zuiden van de NAM-leidingen. Bij de definitieve situering van het plangebied dient met de belemmeringenstrook rekening te worden gehouden. Binnen de belemmeringenstrook zijn geen graafwerkzaamheden en bouwwerken toegestaan.

Invloedsgebied buisleidingen

De meest bepalende hogedruk aardgasleiding heeft een invloedsgebied van circa 225 meter. Het invloedsgebied wordt niet op de verbeelding van het bestemmingsplan geplaatst. Het noordelijke deel van het plangebied ligt volledig of deels binnen het invloedsgebied. Een gedeelte van het plangebied ligt zelfs volledig binnen de 100% letaliteitszone van de buisleiding.

Groepsrisico buisleidingen

Het groepsrisico is met behulp van het rekenprogramma Carola bepaald. Uit deze analyse is gebleken dat het groepsrisico vanwege de projectie van het bedrijventerrein en woon-werkkavels iets toeneemt. Echter de oriëntatiewaarde wordt voor de nieuwe situatie niet overschreden. Het groepsrisico bedraagt circa 0,04% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Daarbij bedraagt de toename van het groepsrisico beduidend minder dan 10% ten opzichte van de bestaande situatie.

Het noordelijke deel van het plangebied ligt deels binnen de 100% letaliteitszone en het plangebied ligt binnen de 1% letaliteitszone.

Er kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Er zijn geen beperkingen voor het bouwen van bedrijfsgebouwen (beperkt kwetsbaar) binnen de 100% letaliteitszone. Hierdoor is het niet noodzakelijk om maatregelen te onderzoeken die kunnen leiden tot een lager groepsrisico. Evenmin is een onderzoek naar alternatieve locatie noodzakelijk.

Energy Hub DCB Assen

Ten zuiden van het plangebied is een energy hub met een LNG- en waterstofinstallatie gevestigd. Het plangebied valt binnen het invloedsgebied van deze energy hub. In 2018 is in het kader van de aanvraag voor de omgevingsvergunning van de energy hub een risicoanalyse opgesteld. Hierin is ook de plaatsgebonden risico en groepsrisico ter plaatse van het plangebied bepaald. Het volledige rapport is als bijlage 5 toegevoegd aan het bestemmingplan.

Het plaatsgebonden risico van 1.0 10-6/jr dient volgens het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) gehanteerd te worden als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Het plangebied valt binnen de risicocontouren 1.0 10-8/jr. Er is geen sprake van overschrijding van de grenswaarden van het plaatsgebonden risico. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. Omdat het groepsrisico toeneemt maar de hoogte minder dan een factor 0,1 van de oriëntatiewaarde bedraagt, is geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico nodig.

Propaantank en multifueltankstation

De geprojecteerde bouwvlakken liggen ruimschoots buiten deze veiligheidscontour van de propaantank en vormt dus geen belemmering voor het ruimtelijk plan. Het invloedsgebied van het multifueltankstation ligt net buiten het bouwvlak van de meest zuidelijk gelegen deel van het geprojecteerde bedrijventerrein en vormt dus geen belemmering voor het ruimtelijk plan.

4.4.2 Advies Veiligheidsregio Drenthe (VRD)

De VRD heeft op 10 januari 2019 een schriftelijk advies uitgebracht. In dit advies toetsen zij het voorliggende bestemmingsplan op externe veiligheid en geven zij advies over de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid/beheersbaarheid indien een scenario zich voor zou doen met gevolgen voor de op het bedrijventerrein aanwezige mensen.

Scenario's

Gezien de korte afstand tussen A28 en het plangebied kan de VRD ten aanzien van een scenario waarbij sprake is van een exploderend brandend gas bij een leidingbreuk en de effecten van een zeer licht toxische vloeistof geen extra maatregelen bedenken die of de zelfredzaamheid of de bestrijdbaarheid zouden kunnen verbeteren.

Een erg kleine kans dat een tankwagen op de A28 een kan exploderen is wel aanwezig. Hiervoor is de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid/beheersbaarheid getoetst.

Zelfredzaamheid

De personen in het plangebied zijn zelfredzaam. Hierdoor is men in staat, wanneer men bij een dergelijk scenario snel wordt gewaarschuwd, te vluchten. Gezien de wegenstructuur is het zeker mogelijk om van het incident af te vluchten.

Wat in het plan ten aanzien van omgevingsveiligheid prima is uitgewerkt, is de situering van de woon-werk locaties ten opzichte van de A28 en de hoge druk aardgastransportleidingen. Het bedrijventerrein zelf vergroot de afstand tot deze woon-werk locaties en hiermee wordt de kans op effect verkleind.

Bestrijdbaarheid/beheersbaarheid

Bij een dergelijk scenario is het zaak hulpdiensten snel te alarmeren waardoor er nog kans is om de autobrand te bestrijden. Na alarmering heeft de brandweer nog zo'n 15 minuten nodig om ter plaatse te komen en in totaal zo'n 25 minuten om te beginnen met de bestrijding. Tijdige alarmering is hierbij dus cruciaal.

Advies VRD

Het advies van de VRD ziet op 2 onderwerpen: het realiseren van een geboorde put met een capaciteit van minimaal 90 m3/uur en het tegengaan van de oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten. Het realiseren van een geboorde put wordt meegenomen bij de inrichting van het gebied en hierover loopt apart overleg met de VRD. Het heeft echter geen invloed op het bestemmingsplan zelf. Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten is overleg geweest met de VRD en geldt voor dit plan dat deze op basis van de bedrijvenlijst niet zijn toegestaan. Zo zijn afzonderlijke kantoorgebouwen (zonder bedrijfsmatige/industriële werkzaamheden) niet toegestaan. Een kantoor als onderdeel van een bedrijf worden niet aangemerkt als beperkt kwetsbaar object, dus daar heeft het advies van de VDR geen betrekking op.

4.4.3 Gevolgen voor het bestemmingsplan

De PR-contour van de hogedruk gasleiding valt binnen het plangebied. Deze is aangeduid en hieraan is een regeling gekoppeld die de realisatie van kwetsbare objecten binnen deze aanduiding uitsluit.

Op grond van artikel 14 van het Bevb is in het bestemmingsplan de buisleiding en de zogenaamde belemmeringenstrook van de hogedruk aardgastransportleidingen weergegeven. De belemmeringenstrook bedraagt 5 meter voor beide buisleidingen. Binnen de belemmeringenstrook mogen geen bouwwerken worden opgericht. Daarnaast geldt een vergunningenstelsel voor werken of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de integriteit en werking van de buisleiding, niet zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de WIBON. Voor graafwerkzaamheden geldt een zogenaamde Klic-melding.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg /m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  


Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een bedrijfsperceel mogelijk. Uit paragraaf 2.3 blijkt dat de extra verkeersgeneratie die door de beoogde ontwikkeling ontstaan maximaal 607 mvt per etmaal bedragen. Door middel van de NIBM-Tool is berekend of de verkeerstoename niet in betekende mate is voor de gevolgen voor de luchtkwaliteit (tabel 4.2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20231003D-C001_0009.png"

Figuur 4.2 NIBM- Tool gevolgen luchtkwaliteit

Uit de NIBM-Tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 2,95 µg/m³ en van fijn stof van 0,38 µg/m³ (zie tabel 4.2). De stikstof toename blijft onder de 1,2 µg/m³, de grens van 1,2 voor fijn stof wordt niet overschreden.

Uit de NIBM-Tool blijkt dat niet zonder meer gesteld kan worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Om de effecten van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit te bepalen is onderzocht wat de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de dichtstbijzijnde weg bedroegen.

De huidige luchtkwaliteit langs wegen wordt bepaald aan de hand van de NSL-monitoringstool van de Rijksoverheid. Onder andere langs de A28 is hierin de luchtkwaliteit weergegeven. Langs deze weg is sprake van een NO2 concentratie van 17 à 18 ug/m3 en een PM10 van 15 à 16 ug/m3. Dit is de minimale waarde. De fijne fractie PM2,5 is bepaald op ongeveer 9 ug/m3. De norm voor fijnstof is 40 ug/m3 voor de PM10 en 25 ug/m3 voor de PM2,5. Aan de hand van de voorgaande gegevens blijkt dat de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied zeer goed is (maximaal 45% van de norm).

De jaargemiddelde waarden voor stikstof zijn dermate laag dat een toename van 2,95 µg/m³ stikstof acceptabel is. De bijdrage van het plan leidt derhalve niet tot overschrijding van de grenswaarden zoals opgenomen in tabel 4.2.

Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied na de voorgenomen ontwikkeling nog steeds sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.5.1 Gevolgen voor het bestemmingsplan

Vanuit het planologische aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het voornemen tot de ontwikkeling van kavel 8 en 9 op Werklandschap Assen-Zuid, zoals mogelijk wordt gemaakt in dit bestemmingsplan.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing 

Om te onderzoeken of de bodem geschikt is voor de beoogde functie zijn verschillende bodem- en asbestonderzoeken uitgevoerd. Hieronder worden de verschillende uitgevoerde onderzoeken uiteengezet.

Verkennend en nader bodemonderzoek Graswijk 22 Assen (2020)

In opdracht van de Gemeente Assen is door Aveco de Bondt een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie gelegen aan de Graswijk 22 te Assen (bijlage 6). De aanleiding tot het uitvoeren van het bodemonderzoek is de voorgenomen aankoop van de locatie door de gemeente Assen.

Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek, waarbij zware metalen en/of PAK zijn aangetoond in sterk verhoogde gehalten; sprake is van een geroerde bovengrond met bijmengingen met puin en sprake is van een puinpad en erfpad bestaand uit > 50% bodemvreemd materiaal zijn aanvullende werkzaamheden uitgevoerd.

Op een plaats is asbest aangetoond in een gehalte boven de restconcentratienorm; asbest is aangetoond. Nader (bodem)onderzoek conform NEN 5897 (+C2:2017) dan wel NEN 5707 (+C2:2017) is noodzakelijk ter afperking van de verontreiniging en vaststelling van het daadwerkelijke gewogen gehalte asbest.

Voor het vaststellen of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met zware metalen en/of PAK is een verdere horizontale afperking noodzakelijk conform de NTA 5755 (2010). Indien uit het nader bodemonderzoek blijkt dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging dan wordt, bij herontwikkeling, geadviseerd deze te saneren onder milieukundige begeleiding binnen het wettelijk kader BUS Immobiel of een saneringsplan.

Nader bodemonderzoek Graswijk 22 Assen (2020)

In opdracht van de Gemeente Assen is door Aveco de Bondt een nader bodem-, en asbest onderzoek uitgevoerd op de locatie gelegen aan de Graswijk 22 te Assen (bijlage 7). De doelstelling van het bodemonderzoek is de bij het voorgaand uitgevoerde bodemonderzoek aangetroffen verontreinigingen met zware metalen, PAK en/of asbest in gehalten boven de interventiewaarde afperken tot interventiewaarde en vaststellen of sprake is van één of meerdere gevallen van bodemverontreiniging.

Uit dit bodemonderzoek vloeit het advies om de sanering van de verontreiniging met asbest in gehalten boven de restconcentratienorm uit te voeren onder milieukundige begeleiding binnen het Besluit Asbestwegen. De sanering hoeft gezien de bestaande situatie (niet aanwezig op het maaiveld) niet met spoed te worden uitgevoerd.

Verkennend en nader bodemonderzoek Graswijk 20 Assen (2021)

In opdracht van gemeente Assen heeft WSP Nederland B.V. een verkennend asbest- en (nader) bodemonderzoek en indicatief verhardings- en zandonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de Graswijk 20 in Assen (bijlage 8). De aanleiding tot het uitvoeren van het bodemonderzoek is de voorgenomen aankoop van de locatie door de gemeente Assen voor de toekomstige bouw van een bedrijvenpark. Om aankoop, herinrichting en grondverzet mogelijk te maken is inzicht in de bodemkwaliteit noodzakelijk. In het zuidelijk deel van het plangebied zijn verontreinigingen aangetroffen.

Ter plaatse van het zuidelijk terreindeel binnen het onderzoeksgebied (perceel AD 114) dient bij de aanleg van het bedrijvenpark rekening worden gehouden met het geval van bodemverontreiniging in het pad en de noordelijke bermzijde. Alvorens opruimwerkzaamheden worden gepland dient eerst een BUS procedure te worden gevolgd dan wel een (deel)saneringsplan worden opgesteld om de PAK verontreiniging in en rondom het pad te saneren. De BUS melding en/of (deel)saneringsplan dient voorafgaand aan de werkzaamheden te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag.

Verkennend asbestonderzoek grondwallen Graswijk 20 Assen (2022)

In opdracht van gemeente Assen heeft WSP Nederland B.V. een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de grondwallen gelegen op het terrein aan de Graswijk 20 te Assen (bijlage 9). Tijdens het voorgaand bodemonderzoek van november 2021 op de locatie zijn tijdens een maaiveldinspectie enkele stukjes asbestverdacht materiaal op het maaiveld ter plaatse van de grondwallen waargenomen. Het doel van het verkennend asbestonderzoek is om na te gaan of de verdenking op asbest in de grondwallen terecht is gekomen.

Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een asbestverontreiniging in de grondwallen. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek en/of sanerende maatregelen.

Evaluatie grondsanering Werklandschap Zuid Assen (2023)

In opdracht van de gemeente Assen is door TAUW de milieukundige processturing en verificatie verzorgd van de saneringswerkzaamheden van het plangebied 'Werklandschap Zuid' te Assen (bijlage 10). Het doel van de sanering is om de aanwezige verontreinigingen in de bodem te verwijderen en geschikt te maken voor het beoogde toekomstige gebruik, waarbij risico's worden weggenomen en de noodzaak tot nazorg zoveel als mogelijk wordt beperkt. In bijlage 10 zijn de uitgevoerde saneringswerkzaamheden ter plaatse van het plangebied beschreven.

Op de gesaneerde percelen Assen AD-113 en AD-114 is geen restverontreiniging achtergebleven boven de interventiewaarde waarvoor een saneringsmaatregel in stand moet worden gehouden. De publiekrechtelijke beperkingen die voortvloeien uit de beschikking over de ernst en spoed artikel 29, eerste lid, juncto artikel 37, eerste lid, van de Wbb hiermee komt te vervallen. De bodem van de gesaneerde percelen Assen AD-113 en AD-114 is geschikt voor de gebruiksfunctie ander groen, bebouwing en industrie.

Conclusie

Door middel van de uitgevoerde bodem- en asbestonderzoeken is de kwaliteit van eventueel vrijkomende materialen ten aanzien van de ontwikkeling in voldoende mate in beeld gebracht. Door de resultaten van de onderzoeken zijn onder begeleiding van TAUW saneringswerkzaamheden uitgevoerd. Er zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Archeologie

Toetsingskader 

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

De gemeente Assen heeft dit gespecificeerd in haar archeologische beleid. Hieruit blijkt dat in het plangebied gebieden aanwezig zijn waar een archeologisch onderzoek nodig is bij ontwikkelingen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 centimeter onder maaiveld.

4.7.1 Onderzoek

In januari 2010 is voor het bestemmingsplan Werklandschap Assen-Zuid een archeologisch vooronderzoek (inventariserend veldonderzoek) uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 11. Het voorliggende bestemmingsplan voor kavel 8 en 9 maakt deel uit van het destijds onderzochte plangebied.

Voor het beekdal van het Anreeperdiep is de verwachting zeer laag dat hier nog behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Ter hoogte van de mogelijk aanwezige voorde zijn geen beekdal afzettingen (meer) aanwezig. Archeologische begeleiding van het beekdal wordt daarom niet zinvol geacht. In de twee dobben die liggen in rondom het plangebied is veen aangetroffen. Gezien de geringe dikte en omvang van de veenlaag heeft deze geen tot weinig paleobotanische en archeologische waarde. Voor de dobben VIII en IX wordt daarom geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.

4.7.2 Gevolgen voor het bestemmingsplan

Voor het plangebied heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' hoeft aan het plangebied niet toegekend te worden. Nader onderzoek is niet meer nodig. Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Het Rijk heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in artikel 3.1.6 lid 5 sub a vastgelegd dat gemeenten bij ruimtelijke plannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Naast wetgeving op Rijksniveau is ook in de provinciale Omgevingsverordening vastgelegd dat gemeenten in een ruimtelijk plan moeten aangeven op welke wijze het plan rekening houdt met cultuurhistorische elementen en structuren van een omgeving.

Voor de gemeente Assen is cultuurhistorisch beleid (2016) opgesteld. Hieruit blijkt dat het plangebied van dit bestemmingsplan deels een hoge en deels een lage cultuurlandschappelijke waardering heeft. Daarnaast loopt door het plangebied de oude markegrens en zijn in en om het plangebied oude wegen aanwezig die zijn aangelegd tussen 1832 en 1950.

Toetsing

In gebieden met een hoge en middelhoge waardering streeft de gemeente naar behoud en/of inpassing. Voor het Werklandschap is zo veel mogelijk rekening gehouden met de inpassing van de ontwikkeling in de bestaande landschapsstructuren. Dit is vertaald in onder meer het stedenbouwkundig plan uit 2019 en het beeldkwaliteitsplan (zie paragraaf 2.2.3. Een verandering aan de bestaande landschapsstructuren is niet uit te sluiten, maar bij de inpassing van het nieuwe plan is rekening gehouden met de bestaande structuren. Voorbeelden hiervan zijn de nieuw aangelegde Burgemeester Masmanweg die langs de verkavelingsgrens loopt en het behoud van het oude weggetje aan de noordzijde van het plangebied.

Conclusie

Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen cultuurhistorische waardevolle elementen direct of indirect beschadigd.

4.9 Ecologie

Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.
4.9.1 Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Voor Graswijk 20 en 22 is eerder ecologisch onderzoek uitgevoerd wegens de voorgenomen aankoop van deze woningen. Ook is er naar aanleiding van de sloopwerkzaamheden van het tuincentrum ecologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten en aanbeveling uit de vorige ecologische onderzoeken zijn hieronder samengevat.

Quickscan Graswijk 22 Assen (2020)

Gemeente Assen is voornemens een woonboerderij met losstaand schuurtje te slopen ter plaatse van Graswijk 22 te Assen. Omdat de gewenste ontwikkeling effecten kan hebben op beschermde soorten, is het voornemen getoetst aan het onderdeel soortenbescherming van de Wet natuurbescherming. Hierbij blijkt de locatie mogelijk geschikt voor spreeuw, huismus, vleermuizen, steenmarter en algemene broedvogels. Nader onderzoek is nodig naar deze soorten.

Quickscan Graswijk 20a Assen (2022)

Aanleiding tot het onderzoek is de voorgenomen sloop van de bebouwing ter plaatse van Graswijk 20a te Assen. Dit wordt gedaan voor de toekomstige realisatie van een bedrijventerrein (Werklandschap Assen-Zuid). Uit de ecologische quickscan blijkt de noodzaak voor nader onderzoek naar vleermuizen. Daarnaast vormt de vijver ten noorden van het plangebied voortplantingswater voor Alpenwatersalamander. Zolang de vijver niet wordt weggehaald, er geen bomen of struiken worden verwijderd en de verbinding naar geschikte voortplantingswateren in de directe omgeving niet wordt onderbroken, is nader onderzoek niet aan de orde.

Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag: Graswijk 22 en 29 Assen (2022)

Gemeente Assen is voornemens de woonboerderij en het schuurtje ter plaatse van Graswijk 22 en 29 te Assen te slopen voor de realisatie van een zonnepark (plaatsing zonnepanelen in huidige graslandpercelen). Naar aanleiding van de voorgenomen werkzaamheden is nader onderzoek naar vleermuizen, huismus, spreeuw, steenmarter en Alpenwatersalamander uitgevoerd (Eco Reest rapportnummer 201795, 2021a. Eco Reest rapportnummer 210628, 2021b). Uit de vervolgonderzoeken blijkt dat de vaste rust- en verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis, Alpenwatersalamander en steenmarter bij de werkzaamheden aangetast zullen worden, is een ontheffing nodig op de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Alle mitigerende maatregelen zijn in een ecologisch werkprotocol als onderdeel van de ontheffing uitgewerkt.

Ecologisch werkprotocol (2022)

Gemeente Assen is voornemens de woningen binnen de onderzoekslocaties te slopen. Hier opvolgend zal het perceel aan Graswijk 22 worden ingericht als onderdeel van het nieuw aan te leggen bedrijventerrein Werklandschap Assen-Zuid. Hierbij komen verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis, steenmarter en alpenwatersalamander te vervallen. Hiervoor is door provincie Drenthe een ontheffing Wet natuurbescherming verleend.

Het ecologische werkprotocol is een vertaalsleutel van alle voorschriften in relatie tot de Wet natuurbescherming, naar dagelijkse praktijk van de uitvoerders. Doel van het EWP is het voorschrijven van een werkprocedure die ervoor zorgt dat de werkzaamheden binnen het plan plaats vinden binnen de normen van de Wet natuurbescherming en de voor het plan verleende ontheffing. In bijlage 12 is het werkprotocol bijgevoegd. Bij werkzaamheden in het plangebied dient hieraan te worden voldaan.

In het kader van dit plan is nogmaals een ecologische quickscan uitgevoerd om na te gaan of er (nog meer) maatregelen moeten worden genomen ten aanzien van beschermde soorten. Hierbij is het volledige plangebied opnieuw getoetst. De resultaten van deze ecologische quickscan zijn in bijlage 13 toegevoegd. Hieronder worden de resultaten van de ecologische quickscan samengevat.

Quickscan Werklandschap Assen-Zuid Kavel 8 en 9 (2023)

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland (en natuur buiten het NNN). Het voorgenomen plan heeft gezien de afstand tot deze gebieden (>500 meter) en het tussenliggende gebied geen effect op deze gebieden. Vervolgstappen ten aanzien van het NNN zijn niet aan de orde.

Houtopstanden

Het plangebied ligt buiten de bebouwde komgrens Wnb van Assen. Voor de bomen binnen het plangebied bomen geldt het beschermingsregime vanuit de Wet natuurbescherming. Vervolgstappen in het kader van de Wnb zijn zodoende aan de orde indien bomen worden gekapt. Ook zijn vervolgstappen vanuit de gemeentelijke regels ten aanzien van kap van bomen van toepassing.

Soortenbescherming

Het plangebied biedt gezien de terreinkenmerken geschikte broedgelegenheid voor vogels. Werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden, óf er dient een broedvogelcheck voorafgaand aan de werkzaamheden te worden gedaan. Daarnaast kunnen verblijfplaatsen van grote bosmuis en van vleermuizen in de bosschage in het noorden van het plangebied niet worden uitgesloten. Bij een eventuele kap van deze bomen, dient voorafgaand nader onderzoek plaats te vinden. De bomenrijen in en rondom het plangebied maken mogelijk onderdeel uit van essentiële vliegroutes van vleermuizen. Deze mogen niet zonder nader onderzoek worden gekapt.

Als onderdeel van het inrichtingsplan voor het plangebied, zijn een vleermuistoren, marterkast en marter-takkenhoop aanwezig. Deze mogen niet worden verwijderd, evenals de bomenrij die zich naast de vleermuistoren bevindt. Ook andere in het plangebied aanwezige maatregelen die zijn opgenomen in het inrichtingsplan mogen niet worden weggehaald. Bij de inrichting van de percelen binnen het plangebied mag niet afgeweken worden van het inrichtingsplan zonder overleg met de provincie. De vijver in het plangebied, bij Graswijk 20A, behoort tot het leefgebied van Alpenwatersalamander. Deze vijver mag niet gedempt worden. Naast deze vijver is een overwinteringsplek voor amfibieën geplaatst, ook deze mag niet worden weggenomen.

Conclusie

Bij de werkzaamheden zal rekening worden gehouden met het broedseizoen. In eerste instantie wordt ervan uitgegaan dat er geen bomen worden gekapt die deel uitmaken van de verblijfplaatsen van grote bosmuis en vleermuizen of onderdeel zijn van de vliegroutes van vleermuizen. Wanneer sprake is van het kappen van deze bomen, zal er nader onderzoek worden uitgevoerd. De ecologische maatregelen uit het ecologisch werkprotocol (2022) blijven gehandhaafd. De vijver bij Graswijk 20A blijft behouden.

Algemene zorgplicht

Onder de Wet natuurbescherming geldt, net als voorheen onder de Flora- en faunawet, een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren. Die zorgplicht houdt in dat u de werkzaamheden die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten in redelijkheid zo veel mogelijk nalaat of maatregelen neemt om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.

4.9.2 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebied

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen Drentsche Aa-gebied en Witterveld, op respectievelijk 400 en 1400 meter afstand Ondanks dat de voorgenomen locatie voor bedrijfsactiviteiten buiten de grenzen van de Natura 2000- gebieden ligt, kan de ontwikkeling van het plangebied leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet beoordeeld worden of het plan leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden. Het is daarom noodzakelijk om een AERIUS berekening uit voeren om te bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Wettelijk kader

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden. Per 1 juli 2021 trad de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking. De Wsn en de Bsn regelden een vrijstelling voor de vergunningsplicht van artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Op 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) is in de zaak van Porthos een uitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak over deze partiële bouwvrijstelling. Uit deze uitspraak blijkt dat art. 2.9a van de Wnb en art. 2.5 Bnb in strijd is met art. 6 van de Habitatrichtlijn uit de Wet natuurbescherming. Er wordt daarom teruggegaan naar de situatie vóór 1 juli 2021 waarbij ook de aanlegfase van bouwprojecten moet worden doorgerekend voor stikstofdepositie om significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden te kunnen uitsluiten.

Stikstofberekening

Door de stikstofberekening wordt geconstateerd dat er als gevolg van de gewenste ontwikkeling geen sprake is van een overschrijding van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar binnen de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. De sloop-, aanleg- en exploitatiefase zijn door middel van input van het logistiek bedrijf in drie aparte berekeningen meegenomen. Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig. De stikstofberekening en de bijbehorende memo zijn opgenomen in bijlage 14.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied ligt niet binnen het concreet begrensde NNN. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking heeft, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van enige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

4.9.3 Gevolgen voor het bestemmingsplan

Er zijn geen gevolgen voor het bestemmingsplan naar aanleiding van de resultaten uit de ecologische quickscan en de conclusies uit de stikstofberekening. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig die nog niet zijn onderzocht. De gasleiding aan de noordkant van het plangebied wordt besproken in paragraaf 4.4.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling

4.11 MER-beoordeling

Toetsingskader

Bij elk ruimtelijk plan moet worden overwogen of een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. In dat kader moet het bevoegd gezag nagaan of er activiteiten plaatsvinden die belangrijke negatieve effecten op het milieu kunnen hebben en die van een zodanige omvang kunnen zijn dat er aanleiding bestaat om de (uitgebreide) m.e.r.-procedure te doorlopen. De grondslag hiervoor bestaat enerzijds uit het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds uit de hiervoor beschreven onderzoeken.

Als sprake is van een activiteit zoals genoemd in kolom 1 van de C-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) dient het bevoegd gezag de uitgebreide m.e.r.-procedure te doorlopen. Als sprake is van een activiteit in kolom 1 van de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) dient het bevoegd gezag te toetsen of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden.

Toetsing

Op voorliggende bestemmingsplan is categorie D11.2 uit de D-lijst van het Besluit m.e.r., van toepassing, te weten: "De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen". De ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, betreft het wijzigen van een activiteit stedelijke ontwikkeling waarbij bedrijven in milieucategorie 3.2 mogelijk worden gemaakt.

Voor alle andere gevallen waarvan de activiteit wel past binnen de beschrijving van kolom 1 uit de D-lijst, moet het bevoegd gezag (weliswaar vormvrij) beoordelen of desalniettemin de uitgebreide m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Op basis van de uitkomsten van het omgevingsonderzoek zoals dat hiervoor in hoofdstuk 4 is toegelicht, kan worden geconcludeerd dat de effecten op het milieu beperkt zijn. Op grond hiervan kan het bevoegd gezag het besluit nemen dat er geen aanleiding is voor het doorlopen van de uitgebreide m.e.r.-procedure. Dit zal worden gedaan door middel van een zelfstandige 'vormvrije m.e.r beoordeling'. Deze notitie is als bijlage 15toegevoegd.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de juridische regeling

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. Daarbij wordt een algemene toelichting gegeven op de opzet van de regels en wordt daarna dieper ingegaan op de bestemmingen en aanduidingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

5.1 Opzet regels

Voor de opzet van de regels is zo veel mogelijk het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Assen (versie 11-2011) gevolgd.

De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken:

  • hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

De inleidende regels bevatten:

  • de begrippen: in dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd;
  • wijze van meten: in dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

De bestemmingsregels bevatten de juridische vertaling van de bestemmingen die in het plangebied voorkomen.

De algemene regels bestaan uit:

  • anti-dubbeltelregel: De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten;
  • algemene bouwregels: Deze regels gelden algemeen en naast de specifieke bouwregels die in de bestemmingen zijn opgenomen;
  • algemene gebruiksregels: In dit artikel is aangegeven welke vormen van gebruik strijdig zijn met de aan de grond gegeven bestemming;
  • algemene aanduidingsregels: De regels van de aanduidingen die over verschillende bestemmingen en vlakken heen gaan staat in dit artikel;
  • algemene afwijkingsregels: Ten aanzien van ondergeschikte punten wat betreft de maatvoering kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels.

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. De overgangsbepalingen zijn standaardbepalingen die uit het Bro zijn overgenomen.

5.2 Nadere toelichting op de regels

Het bestemmingsplan heeft de volgende bestemmingen:

  • Bedrijventerrein.
  • Groen.
  • Leiding - Gas.
5.2.1 Bedrijventerrein

Het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming 'bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. De maximale bouwhoogte is 15 meter.

Eveneens zijn binnen deze bestemming parkeer, groen, verkeer en waterhuishoudkundige doeleinden met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan. Deze (bijbehorende) voorzieningen zijn ondergeschikt aan de hoofdbestemming Bedrijventerrein. Hiermee wordt het bestemmingsplan flexibeler in relatie tot de verkaveling en uitgifte van de gronden.

5.2.2 Groen

De groenstructuur heeft de bestemming 'Groen', zodat er wordt aangesloten op het principe van het beeldkwaliteitsplan. Daarnaast kan binnen deze bestemming de nodige ecologische maatregelen worden getroffen. Naast groenvoorzieningen zijn voor de flexibiliteit ook waterhuishouding voorzieningen en nutsvoorzieningen bij recht toegestaan. Bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van overige bouwwerken, zoals hekwerken. Aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken kunnen nadere eisen worden gesteld.

5.2.3 Leiding - Gas

Aan de noordzijde van het plangebied ligt een hoofdgastransportleiding. Ter bescherming is rondom de leidingen de bestemming 'Leiding- Gas' aangegeven. In verband met de druk die door de buisleidingen loopt (< 40 bar) is voor deze bestemming aan weerszijden een zone van 4 meter aangehouden.

De regeling bij deze bestemming verbiedt het bouwen van gebouwen. Bouwwerken (bijvoorbeeld hekwerken) zijn wel toegestaan, omdat deze geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn en niet diep reiken en de onderliggende leidingen dan ook niet schaden. Voor werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. De regels maken werken en werkzaamheden mogelijk, waarbij aangegeven is dat voor bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is. De voorwaarden hierbij zijn ook bedoeld om schade aan de leidingen te voorkomen.

5.2.4 Aanduidingen

Geluidzone - industrie

Voor de geluidzone vanuit het TT-circuit ligt over het gehele plangebied een aanduiding. Hierin is nieuwe geluidgevoelige bebouwing alleen mogelijk wanneer aangetoond is dat de gevelbelasting op die bebouwing als gevolg van de industrie de grenswaarden niet overschrijdt. Meer informatie hierover staat in paragraaf 4.3.

Vrijwaringszone - radiotelescoop

Een gedeelte van het plangebied ligt onder invloed van de zone van de radiotelescoop Westerbork. Deze beschermingszone is in de Provinciale Omgevingsverordening vastgelegd en heeft als doel te voorkomen dat binnen deze zone bebouwings- en gebruiksmogelijkheden worden toegelaten waarbij elektromagnetische straling ontstaat die een storend effect heeft op de waarnemingen van de radiotelescoop. Vooral hoge bebouwing en gemotoriseerd verkeer kunnen daarop van invloed zijn. Dit is op het gehele plangebied aangeduid met 'Vrijwaringszone- radiotelescoop'.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt bepaald door de financiële haalbaarheid en de grondexploitatieregeling (uit de Wro).

6.1 Financiële haalbaarheid

Dit bestemmingsplan biedt de planologische mogelijkheden voor de realisatie van een bedrijfsactiviteiten op kavel 8 en 9 op Werklandschap Assen- Zuid. De gemeente Assen ontwikkelt zelf het bedrijventerrein Werklandschap Assen-Zuid, waaronder ook dit deelgebied. Dit betekent dat de gemeente de gronden aankoopt, zelf bouwrijp maakt en dan de kavels verkoopt aan de bedrijven die zich daar willen vestigen. Daartoe heeft de gemeenteraad in 2011 de gemeentelijke grondexploitatie 'werklandschap Assen-Zuid' vastgesteld om te komen tot realisatie van de beoogde ontwikkeling. De gemeentelijke grondexploitatie wordt jaarlijks geactualiseerd. De aanleg van de (westelijke) hoofdontsluiting en het bouwrijp maken van bedrijfskavels waarvoor een actuele vraag bestaat, zijn opgenomen in de grondexploitatie. Het plan is daarmee haalbaar.

6.2 Kostenverhaal

In de regeling kostenverhaal zoals opgenomen in de Wro (afdeling 6.4 grondexploitatie) is aangegeven dat de gemeente een exploitatieplan dient vast te stellen als het bestemmingsplan nieuwe bouwmogelijkheden bevat op grondeigendom van private partijen. In dit plan was daar destijds sprake van. Bij de vaststelling van het bestemmingplan Werklandschap Assen-Zuid in 2011 is daarom gelijktijdig een exploitatieplan vastgesteld. De gemeente voert in dit geval actief grondbeleid; verwerft gronden, maakt deze bouwrijp en geeft vervolgens bedrijfskavels uit. Via de verkoop van bouwrijpe kavels worden de kosten van deze gebiedsontwikkeling verhaald. Met het voorliggende bestemmingsplan ontstaan geen (nieuwe) bouwmogelijkheden op grond van private eigenaren, omdat de gemeente de betreffende gronden reeds allemaal heeft verworven. Herzien van het exploitatieplan is daarmee op dit moment niet aan de orde.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan kan worden aangetoond door op een goede manier de planologische procedure te doorlopen. In deze procedure zijn namelijk verschillende momenten waarop door verschillende partijen gereageerd kan worden op het plan. De bestemmingsplanprocedure kent daarbij de volgende onderdelen:

Vooroverleg

Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, wordt op basis van het wettelijk vooroverleg het plan in deze periode aangeboden aan verschillende overlegpartners. De RUD heeft een advies uitgebracht op het voorliggende bestemmingsplan. Door middel van het advies van de RUD zijn de paragrafen over Bodem en Externe Veiligheid aangevuld en kwalitatief verbeterd. De RUD is akkoord met de conclusies uit het bestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Er is één zienswijze ingediend. Naar aanleiding van de zienswijze is besloten om de maximale bouwhoogte aan te passen van 12 naar 15 meter. De reactienota zienswijzen is opgenomen als bijlage 16.

Vaststelling

Het bestemmingsplan zal naar aanleiding van de zienswijze gewijzigd worden vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het vaststellingsbesluit beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.