Plan: | Drachten - Sluisfabriek De Haven |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0090.BP2023BHA011-0401 |
Sinds 2015 werkt de gemeente Smallingerland samen met de bedrijven aan de Tussendiepen aan de revitalisering van het bedrijventerrein. De Sluisfabriek fungeert daarbij als ontmoetings- en broedplaats waar nieuwe initiatieven en ideeën mogelijk worden gemaakt. Daarnaast wordt De Sluisfabriek door organisaties en bedrijven gebruikt als inspirerende plaats voor hun evenementen, bijeenkomsten of brainstormsessies. Stichting 'Craftwurk' zet zich sinds eind 2017 in voor de fabriek en helpt met de facilitering en organisatie van evenementen.
Het huidige bestemmingsplan biedt geen ruimte voor verschillende van de bestaande en alle nieuwe functies (zie paragraaf 2.3.2). Hiervoor kan geen afwijkingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan Industrieterrein De Haven worden gebruikt. Daardoor moet voor iedere van het geldende bestemmingsplan afwijkende activiteit steeds worden beoordeeld of die vergunbaar is. Deze situatie is niet wenselijk.
De gemeente wil aan deze verbreding van activiteiten meewerken. Het voorliggende bestemmingsplan biedt een breder juridisch-planologisch kader, waarbij het bestemmingsplan op deze locatie meer activiteiten mogelijk maakt dan in de bestaande situatie het geval is/was.
Het adres is Tussendiepen 6 in Drachten. Het plangebied bestaat uit drie kadastrale percelen met nummers: 12648, 12647 en 12646.
Figuur 1. Ligging en begrenzing van het plangebied
De Sluisfabriek wil een broedplaats bieden voor allerlei vormen van bedrijvigheid. Bijvoorbeeld een plek voor startende ondernemers om hun ideeën uit te proberen, met soms ongewone en vaak innovatieve concepten. De monumentale Sluisfabriek (gemeentemonument) biedt ruimte voor ateliers, werkplaatsen, startups, studio's, evenementen en dergelijke.
Om deze activiteiten beter mogelijk te kunnen maken, is het wenselijk dat nieuwe functies worden toegevoegd zoals:
Daarmee zou De Sluisfabriek de broedplaatsfunctie die inmiddels is ontstaan, verder kunnen versterken. Ten behoeve van de nieuwe functies/activiteiten wordt niet bijgebouwd; alles vindt binnen de bestaande bebouwing plaats.
De Sluisfabriek maakt bewuste keuzes voor de evenementen/activiteiten die zij toelaat, passend bij het concept "broedplaatsfunctie".
In de navolgende tekst worden een aantal van de genoemde functies en activiteiten nader toegelicht.
Ateliers, werkplaatsen, studio's, kantoorruimte voor startups
De Sluisfabriek biedt ruimte aan creatieve ondernemers, die er hun ateliers en werkplaats kunnen hebben. Het moet ook mogelijk zijn om de gemaakte producten te kunnen verkopen (productiegebonden detailhandel). Ook voor startups zijn er werkplekken en kantoorruimtes beschikbaar.
Ondergeschikte horeca
Het voornemen is om ondergeschikt aan de bedrijvigheid een kantine/horecafunctie te kunnen bieden. De initiatiefnemers willen de kantine en café De Draaierij niet alleen voor de eigen huurders en gasten aanbieden, maar ook openstaan voor iedereen van de omliggende bedrijven.
Logiesfunctie
De logiesfunctie is gekoppeld aan de aan het bedrijf gerelateerde activiteiten. Concreet betekent dit dat deze mogelijkheid specifiek is bedoeld voor bijvoorbeeld crewleden van een theaterproductie, om tussen de voorstellingen door op de locatie te kunnen overnachten. Dit is geborgd in de regels. Deze specifieke logiesfunctie is aangeduid op de planverbeelding (een gedeelte van het gebouw).
Evenementen
In één van de grote voormalige productiehallen in De Sluisfabriek worden gedurende het gehele jaar regelmatig publieksevenementen gehouden. Denk daarbij aan (meerdaagse) theatervoorstellingen, tentoonstellingen, symposia of beurzen en muziekevenementen.
De Sluisfabriek maakt bewuste keuzes over welke evenementen ze hier wil laten plaatsvinden. Het moet passen bij het concept 'broedplaats' die het wil zijn. Aanvragen voor grote technofeesten en dergelijke worden altijd afgewezen. Verder wordt rekening gehouden met de impact van grote publiekstrekkende evenementen op de omgeving (waarbij geluid een bepalende factor kan zijn). Het is daarom belangrijk om een onderscheid te maken in reguliere evenementen en incidentele evenementen ('festiviteiten'):
Reguliere evenementen:
Incidentele evenementen (festiviteiten):
Voor het laatstgenoemde type evenement kan voor maximaal 12 dagen per jaar een ontheffing door de gemeente worden verleend, nadat de initiatiefnemer hiervoor ten minste 14 dagen vóór de betreffende festiviteit een melding heeft gedaan.
Ontwikkeling De Sluisfabriek
Bovenstaande activiteiten zijn onder andere de activiteiten waarvan de inkomsten van groot belang zijn voor de (verdere) ontwikkeling van De Sluisfabriek. Juist de verbrede bestemmingsregels zou De Sluisfabriek de ruimte geven voor deze activiteiten zodat zij ook in de jaarplanning de programmering kunnen maken. Het voorliggende bestemmingsplan maakt dit mogelijk. Hiervoor hoeft dan in principe geen ontheffing meer te worden aangevraagd. Voor evenementen zoals hierboven omschreven als 'incidentele evenementen' wordt een ontheffing aangevraagd. Deze evenementen zijn minder frequent.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het van toepassing zijnde beleid van overheden. Toetsing van het planvoornemen aan planologische en milieukundige randvoorwaarden is in het daaropvolgende hoofdstuk omtrent omgevingsaspecten opgenomen. Hoofdstuk 4 betreft de toelichting op de juridische vormgeving van dit bestemmingsplan. Als laatste is in hoofdstuk 5 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan uiteengezet. Bij de toelichting van dit bestemmingsplan zijn verder verschillende bijlagen ter achtergrondinformatie opgenomen.
Het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente geeft uitgangspunten voor bestemmingsplannen. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van het relevante beleid voor het planvoornemen.
"Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving"
Vanaf 2022 zal de Omgevingswet in werking treden. Onderdeel daarvan is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) waarvan het definitieve beleidsdocument op 11 september 2020 voor behandeling naar de Tweede Kamer is gestuurd. Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:
In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:
Vanwege de aanstaande Omgevingswet worden door gemeenten en provincies ook eigen omgevingsvisies opgesteld die meer concreet van toepassing kunnen zijn op voorgenomen plannen.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd.
Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het plangebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13. Hiermee vraagt het Rijk om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder voor duurzame verstedelijking moet voldoen. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Als definitie voor stedelijke ontwikkeling is in het Bro opgenomen: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".
In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt wordt een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling gegeven (en voor zover buiten het bestaand stedelijk gebied gesitueerd ook een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien). Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw, planologisch ruimtebeslag. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologisch regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
Het planvoornemen maakt niet meer bebouwing mogelijk dan in het geldende bestemmingsplan 'Industrieterrein De Haven' is toegestaan (het plangebied heeft de bestemming 'Bedrijventerrein', met bebouwingsmogelijkheden). Er is geen sprake van een nieuw ruimtebeslag en daarom wordt de Ladder niet verder doorlopen.
"De Romte Diele"
De Omgevingsvisie is één van de instrumenten van de nieuwe Omgevingswet. In de Omgevingsvisie Fryslân, 'De Romte Diele' geheten, staat waar de provincie met de leefomgeving van Fryslân naar toe wil: de ambitie en doelen voor de toekomst. Het is een integrale visie voor de lange termijn op een tamelijk hoog abstractieniveau. De visie geeft de richting aan waar de provincie met allerlei partijen naar toe wil werken. Dit gebeurt in programma's, concrete projecten en initiatieven, en zo nodig ook in regels. De visie is op 21 oktober 2020 vastgesteld.
De provinciale omgevingsvisie vervangt het strategisch beleid van de provincie in het streekplan, milieubeleidsplan, waterhuishoudingsplan en het verkeer- en vervoerplan. In de visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. Daarnaast wil de provincie extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven, te weten:
Inzet ten aanzien van onder meer woningbouw is dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de verdeling van woningen over hun kernen. In visies/plannen wordt bepaald waar dit gebeurt en in welke kwaliteit. Bij nieuwe inzichten en ontwikkelingen kan van afspraken worden afgeweken wat de nodige flexibiliteit biedt. Er gelden vanuit de provincie verder geen grenzen aan woningbouwprojecten op binnenstedelijke inbreidingslocaties.
Provinciale Staten hebben op 26 maart 2014 het document ‘Grutsk op ‘e Romte’ als thematische structuurvisie over landschap en cultuurhistorie vastgesteld. In deze thematische structuurvisie zijn landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. ‘Grutsk op ‘e romte’ is als procesvereiste opgenomen in de provinciale ruimtelijk verordening, zodat bij het opstellen van een ruimtelijk plan een analyse dient te worden gemaakt van de aanwezige waarden in het plangebied. Op deze wijze verwacht Provinsje Fryslân de doorwerking van provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie te borgen.
Op 21-02-2018 is de wijzigingsverordening Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze wijzigingsverordening is een hernieuwde vaststelling van de verordening uit 2014. In de verordening zijn concrete regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen (uit het streekplan, maar ook daarna opgestelde structuurvisies) doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. In de verordening is onder meer de grens tussen het bestaand stedelijk gebied en landelijk gebied vastgelegd. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het landelijk gebied.
Wat betreft het bestaand stedelijk gebied geeft de provincie veel vrijheid aan gemeenten. Dit betekent dat er in principe nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk zijn in bestaand stedelijk gebied.
Begin 2022 is de Omgevingsvisie Smallingerland 2040 vastgesteld. Deze gemeentelijke visie bevat het integrale beleid op hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving. Het geeft richting aan de manier waarop de gemeente in samenspraak met inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties de leefomgeving wil beheren, inrichten en ontwikkelen, waarbij de ontstaansgeschiedenis niet uit het oog wordt verloren.
De visie geeft inzicht in de opgaven die er voor de toekomst liggen, op het gebied van leefbaarheid, economie en cultuur. De doelen voor 2040 zijn samen te vatten in vier begrippen, te weten: gezond, veilig, aantrekkelijk en economisch vitaal. De opgaven zijn concreet geformuleerd als het versterken van:
Leidende principes in de realisatie van deze opgaven om de doelen te bereiken zijn duurzaam, inclusief en identiteit. Deze leidende principes worden door de gemeente toegepast op de eigen plannen maar ook van private partijen die worden ontwikkeld en betekent dat wordt vastgehouden aan het karakter van het gebied en dat er versterkt en vernieuwd wordt passend bij Smallingerland.
Onder opgave 1 (Versterken van de positie van Drachten als regionaal verzorgingsgebied) wordt benoemd dat de gemeente zich binnen deze opgave richt op een stad met gemengde gebieden met een stedelijke uitstraling.
Beoordeling
In de omgevingsvisie wordt het industrieterrein De Haven specifiek genoemd als kansrijk gebied voor transformatie:
"Het industrieterrein De Haven is een gebied dat we sterk willen verbeteren. Dit doen we mits het
aanbod passend is bij de vraag. Zo is de bereikbaarheid over het water en via de weg onvoldoende.
Ook is er aandacht nodig voor duurzaamheid. De uitstraling van het industrieterrein kan een stuk beter.
Op het industrieterrein De Haven liggen kansen voor de innovatieve maakindustrie (zie opgave 2). Dit
inclusief het gebied Tussendiepen. We werken de komende 10 jaar aan het opwaarderen van dit gebied
naar de aantrekkelijke en moderne werklocatie die het moet zijn."
Ook een betere verbinding met het centrum wordt hierin genoemd:
"Voor de langere termijn - tot 2040 - werken we aan een meer uitgebreid modern havengebied voor gemengd gebruik met stedelijke allure. In het havengebied worden De Haven, Tussendiepen, de omgeving van Philips en het centrum met elkaar verbonden."
De in de omgevingsvisie genoemde gebiedsopgave (transformatie van de Tussendiepen en een verbeterde verbinding met het centrum) is (nog) niet vertaald naar een concreet programma of in een bestemmingsplan / omgevingsplan. Het geschetste voornemen van De Sluisfabriek past in de doelen die in de Omgevingsvisie zijn gesteld (opwaarderen Tussendiepen als gebied voor de innovatieve maakindustrie en gemengd gebruik met stedelijke allure). De Sluisfabriek biedt een aantrekkelijke en moderne werklocatie voor startende ondernemers om hun innovatieve concepten tot ontwikkeling te brengen. Het gemengd gebruik is hier passend.
Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Industrieterrein De Haven (onherroepelijk per 3-8-2012). De geldende bestemming ter plaatse van De Sluisfabriek is 'Bedrijventerrein'. Met de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" is aangegeven dat bedrijven tot en met deze milieucategorie toegestaan zijn. Een klein gedeelte van het plangebied heeft de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1". Verder is de gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie" van toepassing.
Figuur 2. Uitsnede plankaart van het geldende bestemmingsplan Industrieterrein De Haven
Beoordeling
In de navolgende tabel is aangegeven welke door De Sluisfabriek gewenste functies wel en niet passen binnen de huidige planologisch-juridische situatie. Hierbij worden alleen de voor de toekomstige situatie relevante functies weergegeven.
De Sluisfabriek wil een broedplaats bieden voor allerlei vormen van bedrijvigheid: uitproberen van ongewone en vaak innovatieve concepten. In voorkomende gevallen heeft de gemeente afgeweken van hoofdlijnen van beleid. Om diverse activiteiten mogelijk te maken, zal van ingenomen beleidsstandpunten moeten worden afgeweken.
In concrete bestemmingsplannen wordt gewerkt met het begrip 'voldoende parkeergelegenheid'. De inhoud van dat begrip is uitgewerkt in de Parkeernormennota. De gemeente Smallingerland kiest ervoor om de CROW-normen door te vertalen in de 'Parkeernormennota' en deze via het parapluplan van toepassing te verklaren op het gemeentelijk grondgebied. Bij het bepalen van de noodzakelijke parkeergelegenheid moet derhalve de normering van de Parkeernormennota worden gehanteerd.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan bepaalt dat bij een bedrijf of woning voldoende parkeergelegenheid op 'eigen terrein' beschikbaar moet zijn. Daarmee beperkt dit bestemmingsplan de gebruiksmogelijkheden van De Sluisfabriek, omdat de parkeermogelijkheden beperkt zijn. Op het eigen terrein van De Sluisfabriek zijn in de huidige situatie aan de voorzijde van het gebouw circa 40 parkeerplaatsen aanwezig. Er bestaat, met het oog op de gewenste functies zoals theater en evenementen, een grotere totale parkeerbehoefte voor het toekomstig gebruik. Het is wellicht mogelijk om het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein beperkt uit te breiden, bijvoorbeeld aan de zijkant.
Voor het organiseren van publiekstrekkende evenementen is een oplossing gevonden door een aanvullend beroep te doen op omliggende bedrijven om de daar beschikbare parkeerplaatsen te kunnen gebruiken. Dit is geregeld met deze bedrijven door middel van een overeenkomst.
Het actuele detailhandelsbeleid is vervat in de detailhandelsstructuurvisie van Smallingerland (2016). De gemeente zet in deze nota in op de versterking van het kernwinkelgebied (centrum). Vanuit dat perspectief is detailhandel op bedrijventerreinen niet wenselijk voor Drachten, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, ondergeschikte detailhandel bij groothandelsbedrijven en volumineuze goederen in specifieke branches (boten, caravans bouwmarkten en tuincentra) ter plekke van de voor perifere detailhandel aangewezen bedrijvenstrook. Deze lijn is, conform het huidig beleid, in het bestemmingsplan verankerd.
Beoordeling
Op dit moment vindt er geen detailhandel plaats in De Sluisfabriek. Detailhandel als hoofdfunctie is hier op basis van de Detailhandelsstructuurvisie Smallingerland niet toegestaan. Detailhandel van volumineuze goederen is hier niet aan de orde. De hier gewenste detailhandel richt zich op het presenteren van goederen in een showroom en het verhandelen via het internet. In de specifieke gebruiksregels van dit bestemmingsplan is uitdrukkelijk opgenomen dat alleen sprake mag zijn van productiegebonden detailhandel, watersportgebonden artikelen / watersportgebonden volumineuze goederen en de in Bijlage 1 genoemde vormen van detailhandel behorende bij de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2.
Voor detailhandel geldt dus dat naast de aan het bedrijf ondergeschikte detailhandel, tevens zelfstandige detailhandel wordt toegestaan mits deze volstrekt past binnen het concept van de broedplaats en niet in een reguliere winkelstraat of een meer gebruikelijk winkelconcept past. Op deze manier wordt voorkomen dat een reguliere winkel zich hier kan vestigen, maar dat er wel meer mogelijk is dan enkel productiegebonden detailhandel. Dit laatste is met een afwijkingsmogelijkheid geborgd in de regels van het bestemmingsplan. Het gaat dan om bijvoorbeeld het aanvullen van de verkoop met producten die sterk gerelateerd zijn aan de producten die ter plaatse zijn geproduceerd.
De gemeente voert haar horecabeleid op basis van de nota Integraal horecabeleid gemeente Smallingerland 2007. De nota is onder meer gericht op het veiliger maken van het 'horecakerngebied' aan de Kaden en het aantrekkelijker maken van het overige centrumgebied van Drachten voor winkelend publiek en horecabezoekers, maar minder op het aanwijzen of juist beperken van vestigingsplaatsen van horeca elders. Daardoor is het niet duidelijk of de gemeente horecavestigingen buiten het kerngebied en het centrumgebied van Drachten wil toestaan.
De gemeente toetst aanvragen van horecavoorzieningen aan de Alcoholwet, de Drank- en Horecaverordening Smallingerland en het bestemmingsplan.
Alcoholwet (voorheen Drank- en Horecawet)
De Alcoholwet is bedoeld om de verkoop van alcohol op een verantwoorde manier te laten gebeuren. De wet richt zich met name op de verkopers (verstrekkers) van alcohol in horeca (hotel, restaurant en café), sportkantines, slijterijen en winkels. Het toezicht op de naleving van de Alcoholwet ligt bij de gemeente. Voor het verkopen van alcoholhoudende drank is een vergunning nodig. Deze vergunning wordt door de gemeente verstrekt.
Drank- en horecaverordening Smallingerland
De Drank- en horecaverordening Smallingerland sluit aan op de Alcoholwet. In deze verordening zijn een aantal aanvullende zaken rondom het schenken van alcohol geregeld, zoals de schenktijden van paracommerciële rechtspersonen.
Parapluplan terrassen Smallingerland
Voor het toelaten van terrassen in de openbare ruimte wordt getoetst aan het Paraplubestemmingsplan terrassen Smallingerland, waarin voor de gehele gemeente een terrassenregeling is opgenomen.
Beoordeling
Het geldende bestemmingsplan biedt in het plangebied geen mogelijkheden voor zelfstandige horeca, zoals een café, cafetaria, restaurant en dergelijke. Op grond van het geldend ruimtelijk beleid zijn zelfstandige horeca-activiteiten niet mogelijk. Wel kan dit als ondergeschikte activiteit worden toegestaan, maar dan moet worden gedacht aan een kantinefunctie. Dit is ook wat de initiatiefnemers van De Sluisfabriek van plan zijn. Zij willen de kantine niet alleen voor de eigen huurders en gasten bieden, maar ook openstaan voor mensen van de omliggende bedrijven.
Naast de aan het bedrijf ondergeschikte horeca (de kantinefunctie en ondergeschikt aan activiteiten in De Sluisfabriek) wordt in dit geval ook toegestaan dat de kantinefunctie ook mag fungeren voor omliggende bedrijven en wordt tegelijkertijd voorkomen dat er een regulier restaurant gevestigd kan worden. Dit is in de begripsbepalingen van het voorliggend bestemmingsplan geborgd.
De gewenste extra functies in De Sluisfabriek zijn op basis van de op dit moment geldende bestemmingsregels en gemeentelijk beleid niet mogelijk (deels omdat dit verouderd beleid is).
De functiemenging die naar aanleiding van gewenste toevoeging van nieuwe functies aan De Sluisfabriek kan ontstaan, sluit goed aan op de gebiedsopgave die genoemd is in de Omgevingsvisie Smallingerland.
Op Rijks- en provinciaal niveau zijn met betrekking tot de realisatie van nieuwe activiteiten binnen De Sluisfabriek geen belemmeringen te verwachten
Ten behoeve van het onderbouwen van de gewenste nieuwe functies/activiteiten is omgevingsonderzoek noodzakelijk. In dit hoofdstuk wordt getoetst in hoeverre de gewenste functies/activiteiten van invloed kunnen zijn op de activiteiten van omliggende bedrijven en woningen.
Wet- en regelgeving
De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege spoorweglawaai, industrielawaai en wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidbelasting' op gevels van woningen en andere geluidgevoelige objecten van deze bronnen niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid.
Wegverkeerslawaai
Wegverkeerslawaai is niet van toepassing, omdat het plan geen geluidsgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt. Ook worden er met het plan geen wegen aangelegd of gewijzigd.
Industrielawaai
De Wgh richt zich ten aanzien van het industrielawaai uitsluitend op geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zeg maar de echte lawaaimakers. Voor het industrieterrein De Haven is, vanwege de aanwezigheid van geluidzoneringsplichtige inrichtingen op het terrein, een geluidzone ex artikel 41 van de Wgh vastgesteld, die zich uitstrekt tot buiten het industrieterrein. In deze geluidzone mogen in principe geen nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) worden gebouwd.
Figuur 3. Geluidzone industrieterrein De Haven (gebied binnen de bruinrode grens)
Geluidgevoelige objecten
De Wgh beschermt geluidgevoelige objecten zoals woningen (ook bedrijfswoningen), scholen en ziekenhuizen. Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het geldende bestemmingsplan of beheersverordening of een verleende omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan (met een periode van maximaal 10 jaar) is de Wgh niet van toepassing.
Beoordeling
Het plan maakt geen geluidgevoelige objecten mogelijk. De logiesfunctie die met dit bestemmingsplan wordt toegestaan is geen geluidgevoelig object op basis van de Wgh. Nadere toetsing is voor de Wgh dan ook niet nodig. Toch is het feit dat er geen sprake is van een geluidgevoelig object in de zin van de Wgh geen complete vrijbrief voor de toelaatbaarheid van activiteiten die lijken op wonen (zoals logies). Op grond van de Wro moet worden voldaan aan het criterium 'een goede ruimtelijke ordening'. Daarom moet ook wanneer wordt geoordeeld dat een situatie niet in strijd is met de Wgh, steeds worden bekeken of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
De effecten van eventuele geluidhinder van de toegestane van bedrijfsactiviteiten (bijvoorbeeld evenementen) die met het plan mogelijk worden gemaakt zijn in paragraaf 3.2 (bedrijfshinder) onderzocht.
Conclusie
Het plan is niet in strijd met de Wgh.
Wettelijk kader
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, als uitgangspunt van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen hinderveroorzakende functies zoals bedrijven en voorzieningen, en hindergevoelige functies zoals woningen, noodzakelijk. Bij de ruimtelijk-functionele afstemming hiervan kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten in gebieden met functiescheiding (omgevingstype 1: rustige woonwijk, dan wel rustig buitengebied). De grootst aangegeven afstand is bepalend.
Als aan de gestelde richtafstanden wordt voldaan, is op die punten sprake van een goede ruimtelijke ordening. De genoemde maten zijn evenwel richtinggevend en met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. De richtafstanden zijn overigens niet alleen gekoppeld aan de milieucategorie van een te beoordelen bedrijf/voorziening maar ook aan de karakterisering van de omgeving. Zo kan in geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging in plaats van functiescheiding, worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Hiertoe kan de minimale richtafstand met één afstandsstap worden verkleind.
Het geldend bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader van functies, bebouwing en werkzaamheden die in de verschillende op de verbeelding aangegeven bestemmingen zijn toegelaten. Een studie hiernaar vormt een goede toetsing van het aspect bedrijven- en milieuhinder.
Beoordeling
Onderzocht moet worden of activiteiten in De Sluisfabriek kunnen leiden tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar gezien, in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Hiervan is sprake indien het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast (het effect op gevoelige functies) of wanneer de realisatie van het plan leidt tot belemmeringen voor bedrijven in de omgeving.
Bedrijfsactiviteiten Tussendiepen 6
In de huidige situatie is ter plaatse van het plangebied bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.2 en voor een hele smalle strook aan de noordzijde tot en met milieucategorie 4.1 mogelijk. Met de herziening van het geldende bestemmingsplan blijven deze milieucategorieën hier van toepassing.
De broedplaatsfuncties, zoals ondergeschikte horeca, productiegebonden detailhandel, zelfstandige (ontwerp)atelier, aan startups gekoppelde kantoorruimte, theater, tentoonstellingen, symposia en andere publieksevenementen, educatieve activiteiten, trainingen en workshops, sport- en spelactiviteiten en de mogelijkheid om accommodatie voor kortdurend verblijf te kunnen bieden (theaterprofessionals en andere personen die kortdurend bij de activiteiten zijn betrokken) passen binnen de geldende milieucategorieën. Er worden geen milieuverzwarende bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt.
Een logiesfunctie is geen geluidgevoelige functie in het kader van de Wet geluidhinder, maar moet wel passend zijn gelet op de goede ruimtelijke ordening. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de logiesfunctie aanvaardbaar. De ligging is in een werkgebied waar vooral overdag activiteiten en wegverkeer plaatsvindt. In de avond/nacht levert geluidhinder van bedrijfsactiviteiten voor logies geen belemmering op.
Evenementen
Activiteiten die veel lawaai veroorzaken (zoals sommige evenementen) kunnen, wanneer het lawaai maar groot genoeg is, leiden tot hinder voor woningen in de omgeving. In de directe omgeving wordt nu niet gewoond en op het bedrijventerrein is het op basis van de huidige regeling niet mogelijk om te wonen. De gemeente Smallingerland bereidt momenteel wel een partiële herziening van het bestemmingsplan Industrieterrein De Haven voor (Drachten - Tussendiepen Vaartzijde, als in ontwerp gepubliceerd op 13 december 2023), waarin het mogelijk wordt gemaakt om aan de Tussendiepen langs de Drachtster Feart bedrijfswoningen mogelijk te maken. Een bedrijfswoning moet worden beschouwd als een geluidgevoelig object.
Gezien de afstand tot de dichtstbij gelegen woning (meer dan 100 m) en het feit dat tussen De Sluisfabriek en de omliggende woningen diverse andere bedrijfsgebouwen staan die het lawaai afschermen, zullen vele lawaaiproducerende activiteiten kunnen plaatsvinden zonder dat deze tot overmatige hinder voor (de toekomstige) woningen leiden. In de voormalige productiehal kan versterkte muziek worden geproduceerd, bijvoorbeeld bij voorstellingen. Ook op het parkeerterrein kan in geval van dergelijke evenementen geluid worden gemaakt. Geluidhinder in het kader van evenementen is daarom in het kader van een goede ruimtelijk ordening voor de bestaande woningen en de te realiseren bedrijfswoningen aan de Tussendiepen beoordeeld in het akoestisch onderzoek (zie onderstaand).
Planologisch akoestisch onderzoek
Om aan te kunnen tonen dat kan worden voldaan aan de geldende geluidsnormen en in de omgeving van De Sluisfabriek een aanvaardbaar woon- en werkklimaat is gegarandeerd voor wat betreft het milieuaspect geluid, is een planologisch akoestisch onderzoek uitgevoerd door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. Hiermee kan invulling worden gegeven aan een goede ruimtelijke ordening. Het rapport van dit onderzoek is als Bijlage 1 bij de toelichting gevoegd.
Uit dit onderzoek blijkt dat, met onderbouwing, in de omgeving van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden. In het onderzoek is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden (worst-case). Hiermee wordt, na partiële herziening van de bestemming van het plangebied De Sluisfabriek, invulling gegeven aan een goede ruimtelijke ordening.
Gedurende het hele jaar (365 dagen) kunnen er evenementen plaatsvinden die aan de standaard geluidswaarden voldoen. Op 12 dagen per jaar mag met een verleende ontheffing meer geluid worden geproduceerd waarbij moet worden voldaan aan de toetsingswaarden uit de APV (artikel 4.3). Het akoestisch onderzoek laat zien dat hier aan kan worden voldaan. Dit is geborgd in de regels van het bestemmingsplan.
Conclusie
De herziening van het bestemmingsplan is vanuit het aspect bedrijfshinder uitvoerbaar.
Wet- en regelgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is erop gericht om te voorkomen dat activiteiten met gevaarlijke stoffen te dicht bij gevoelige bestemmingen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving.
De wet- en regelgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten tegen een te hoog extern veiligheidsrisico. Wanneer het veiligheidsrisico te hoog is, zijn dergelijke objecten niet of onder voorwaarden mogelijk.
Onder meer worden woningen, woonschepen en woonwagens worden als kwetsbare objecten gezien. Verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/ha, bedrijfswoningen van derden, restaurants, grote winkels en kantoren, sporthallen en zwembaden zijn voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten.
Beoordeling
Om na te gaan of er voor de plannen van De Sluisfabriek risicobronnen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Zichtbaar is dat in de omgeving van De Sluisfabriek meerdere risicobronnen aanwezig zijn, waaronder een gastransportleiding langs de Noorder Hogeweg en verschillende bedrijven op het industrieterrein.
Tevens is ook de signaleringskaart voor externe veiligheid geraadpleegd. Hierop zijn de zones weergegeven waarbinnen het veiligheidsrisico zo groot is dat kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten daar niet mogen worden gerealiseerd.
Ook zijn de FUMO en Brandweer Fryslân in de gelegenheid gesteld om advies te geven met betrekking tot het aspect externe veiligheid.
Figuur 4. EV-signaleringskaart. Het plangebied wordt rood gearceerd weergegeven.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het bedrijf Renewi, aan de Lier 2 te Drachten (de grote paarse cirkel op figuur). Het invloedsgebied van dit bedrijf wordt veroorzaakt door een toxisch scenario, waarbij het invloedsgebied zich uitstrekt tot een afstand van circa 2,6 kilometer. Renewi valt onder het BRZO'15. De aangevraagde planontwikkeling heeft geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. De afstand tussen Renewi en het plangebied is daarvoor te groot. Deze is circa van 1 kilometer. Daarnaast is de toename van de grootte van de populatie ten opzichte van de totale binnen het invloedsgebied aanwezige populatie te verwaarlozen. Het groepsrisico is gelegen onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van overige risicobronnen. Voor de beoordeling van deze ontwikkeling is uitsluitend het invloedsgebied van Renewi relevant.
Advies Brandweer Fryslân
Brandweer Fryslân heeft op 11 juli 2023 advies uitgebracht over de aspecten bestrijding en beperking van rampen, bereikbaarheid en zelfredzaamheid van personen, zodat een volledige verantwoording van het groepsrisico kan plaatsvinden. Het gehele advies is opgenomen als Bijlage 2 bij deze bestemmingsplantoelichting.
Brandweer Fryslân heeft geen bezwaar tegen het concept bestemmingsplan. Brandweer Fryslân voorziet in het plangebied enkele knel-/aandachtspunten met betrekking tot externe veiligheid en de bereikbaarheid. In overeenstemming met de punten die genoemd zijn in de bijlage behorende bij het advies van de Brandweer Fryslân van 11 juli 2023 adviseert Brandweer Fryslân om:
Op basis van het advies van Brandweer Fryslân is de paragraaf externe veiligheid aangepast en aangevuld. De FUMO heeft een verantwoording van het groepsrisico uitgevoerd.
Advies FUMO
De FUMO is gevraagd om een advies uit te brengen over de externe veiligheidsaspecten. Dit advies is uitgebracht op 17 oktober 2023 en is als Bijlage 3 bij deze bestemmingsplantoelichting gevoegd. Hierin is ook een verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen beperking oplevert voor de ontwikkeling van het plan.
Wet- en regelgeving
Op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet worden onderzocht in hoeverre een nieuw plan van invloed kan zijn op beschermde soorten en/of beschermde gebieden.
Soortbescherming
Omdat er geen sprake is van sloop, het realiseren van nieuwe bebouwing en (belangrijke) aanpassingen aan de inrichting van de buitenruimte, is soortenonderzoek niet relevant.
Gebiedsbescherming: Stikstofdepositie
Wat betreft stikstofuitstoot is het voor de onderbouwing van een ruimtelijk plan ten aanzien van de gebiedsbescherming in het kader van de Wnb relevant om met AERIUS-berekeningen vast te stellen of sprake is van te verwachten negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Het gaat hierbij om het doorrekenen van de eventuele uitstoot vanwege realisatie van een plan (aanlegfase) en vanwege de te regelen activiteiten op de locatie (gebruiksfase). Dit laatste betreft bijvoorbeeld het verwarmen van bebouwing en de verkeersbewegingen die er van en naar de locatie plaatsvinden.
Wat betreft voorliggend planvoornemen van dit bestemmingsplan zou stikstofemissie in de gebruiksfase aan de orde kunnen zijn. Dat geldt evenwel al niet voor de aanlegfase. Er vinden namelijk geen nieuwe bouwactiviteiten als gevolg van het planvoornemen plaats. Dit bestemmingsplan is als gezegd enkel gericht op het juridisch-planologisch mogelijk maken van nieuwe gebruiksactiviteiten ter plaatse, binnen de reeds bestaande bedrijfsbebouwing.
Stikstofemissie zou mogelijk kunnen plaatsvinden door een toename van verkeersbewegingen vanwege het planvoornemen. Het voorliggende plan maakt echter vooral een verbreding van bedrijfsactiviteiten mogelijk binnen de geldende bestemming 'Bedrijventerrein' ter plaatse. Het geldende bestemmingsplan biedt echter nu al voor het plangebied de mogelijkheid om bedrijvigheid van milieucategorie 3.2 en ook 4.1 op te richten. De huidige bestemmingssituatie op de locatie laat daarmee al veel activiteiten met ook de nodige bijbehorende verkeersbewegingen toe op grond van de toegestane bedrijfsactiviteiten (zoals genoemd in Bijlage 1 bij de regels, onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1).
Op jaarbasis is geen toename van verkeersbewegingen te verwachten ten opzichte van de geldende planologische situatie. Hierom is een stikstofdepositieberekening vanwege voorliggend planvoornemen van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht.
Wet- en regelgeving
De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van erfgoed is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet. Een belangrijk onderdeel van deze wet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan vanwege de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient vanwege voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Beoordeling
Door Steunpunt Monumentenzorg Fryslân is omwille van het planvoornemen van voorliggend bestemmingsplan een beoordeling archeologie opgesteld, naar aanleiding van een ingekomen overlegreactie van provincie Fryslân op dit onderdeel. De conclusie van de beoordeling door het steunpunt is dat de gemeente wordt geadviseerd een archeologische dubbelbestemming op te nemen, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt gesteld bij ingrepen van meer dan 5.000 m2. Dit is als zodanig in het gewijzigd vast te stellen bestemmingsplan opgenomen op zowel de verbeelding als in de regels middels een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' Het gehele advies van Steunpunt Monumentenzorg Fryslân is in zijn geheel terug te vinden als Bijlage 4 van deze bestemmingsplantoelichting.
Conclusie
Gelet op de in dit bestemmingsplan opgenomen archeologische beschermingsregeling op advisering van Steunpunt Monumentenzorg Fryslân mag het planvoornemen van dit bestemmingsplan wat betreft archeologie uitvoerbaar worden geacht.
Nota bene
De archeologische meldingsplicht blijft te allen tijde van kracht. Dit betekent dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan redelijkerwijs kan worden aangetoond dat het archeologie betreft, dit op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet onmiddellijk dient te worden gemeld aan de Minister (in de praktijk de gemeente Smallingerland als bevoegd gezag).
Parkeren
Op grond van het gemeentelijk parkeerbeleid moeten bedrijven en bewoners in Smallingerland zorgen voor voldoende parkeerruimte op het eigen erf. De gemeente Smallingerland kiest ervoor om de CROW-normen door te vertalen in de 'Parkeernormennota' en deze via het parapluplan van toepassing te verklaren op het gemeentelijk grondgebied. Bij het bepalen van de noodzakelijke parkeergelegenheid moet derhalve de normering van de Parkeernormennota worden gehanteerd.
Voor woningen heeft de gemeente in de Parkeernormennota bepaald wat voldoende is. Om te bepalen wat voldoende parkeerruimte voor bedrijven is, heeft het CROW in haar publicatie 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (publicatie 381) uitgegeven. Op grond van deze publicatie kan een redelijke schatting worden gemaakt van de parkeerbehoefte.
Uit deze publicatie blijkt dat de CROW adviseert om voor bedrijfsverzamelgebouwen (De Sluisfabriek kan als bedrijfsverzamelgebouw worden beoordeeld, gezien het gebruik door met name (startende) ondernemers en artiesten die er ruimte huren) gemiddeld 1,9 parkeerplaatsen per 100 m2 BVO beschikbaar te hebben.
De oppervlakte van De Sluisfabriek is circa 5.000 m2. Op grond daarvan zouden 98 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Momenteel heeft De Sluisfabriek circa 50 parkeerplaatsen. Wanneer er geen evenementen worden gehouden, is dat in de praktijk meer dan voldoende.
Bij evenementen is het aantal parkeerplaatsen volstrekt onvoldoende. Daarom maakt De Sluisfabriek bij grote bezoekersaantallen (bijvoorbeeld een voorstellingenreeks, beurs of andere activiteit) gebruik van het parkeerterrein van de buren. Te weten het parkeerterrein ter hoogte van Tussendiepen 47/49. Deze is na 17:00 uur leeg en heeft een parkeercapaciteit van circa 70 parkeerplaatsen. Voor een eventuele extra parkeerbehoefte kan gebruik worden gemaakt van het Philips-parkeerterrein (circa 200 plaatsen voor extra parkeerbehoefte overdag, maar ook in de avond en in weekenden).
Figuur 5. Weergave van het plangebied (rood gearceerd) en de extra parkeerterreinen die worden gebruikt bij publieksevenementen met een grote parkeerbehoefte (geel gearceerd)
Door gebruik te maken van wat er in de omgeving al is aan parkeermogelijkheden wordt de ruimte duurzaam gebruikt en is het niet nodig om extra verharding aan te leggen. De laatste jaren wordt op deze manier door de bedrijven samengewerkt. Deze situatie kan als aanvaardbaar worden beoordeeld, gezien dit gebruik op basis van een overeenkomst tussen de bedrijven goed is geregeld.
Verkeerseffecten
De Sluisfabriek ligt aan de Tussendiepen. Het is de enige ontsluitingsweg voor dit gedeelte van industrieterrein De Haven, waardoor er in de huidige situatie al sprake is van veel verkeersbewegingen, ook van zwaarder verkeer zoals vrachtverkeer. Toevoeging van de gewenste functies heeft als gevolg dat er meer verkeersbewegingen plaats zullen vinden in de toekomstige situatie.
De toename van verkeersbewegingen zal wel beperkt blijven. Overdag blijft de verkeersgeneratie in de nieuwe situatie ongeveer hetzelfde. Bij evenementen in De Sluisfabriek is een toename van verkeer op de Tussendiepen te verwachten. Dit zal vooral in de avonduren plaatsvinden, wanneer er weinig verkeer van en naar de bedrijven op het bedrijventerrein gaat. De verkeerseffecten worden als acceptabel beoordeeld.
Er zijn geen belangrijke wettelijke beperkingen voor de activiteiten die De Sluisfabriek wil ontwikkelen. Er wordt afgeweken van de parkeernormennota om extra verharding te voorkomen en omdat er al voldoende parkeerplaatsen in de nabijheid zijn die gebruikt kunnen worden (conform de overeenkomst tussen de bedrijven).
Dit bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten op de meest recente regeling Ruimtelijke Standaarden ruimtelijke ordening en is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de digitale verplichtingen zoals die per 01-01-2010 van kracht zijn.
SVBP2012
De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.
De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 - Inleidende regels
In de 'Inleidende regels' zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels
In de 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. De regels kunnen onder meer bestaan uit de volgende onderdelen:
Hoofdstuk 3 - Algemene regels
In de 'Algemene regels' staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende algemene gebruiksregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen verder voor enige flexibiliteit in het plan. Met algemene aanduidingsregels worden regels gegeven die gelden voor een bepaald gebied. In de algemene wijzigingsregels zijn regels opgenomen waaronder Burgemeester en wethouders op een aantal onderdelen onder bepaalde randvoorwaarden het plan kan wijzigen. In de overige regels is tot slot het parkeerverhaal met betrekking tot bouwen uitgewerkt.
Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels
Ten slotte bevat het bestemmingsplan nog 'Overgangs- en slotregels'. Dit betreft overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven artikelen over het overgangsrecht met betrekking tot bouwwerken en gebruik en afsluitend de slotregel.
Bedrijventerrein
Het perceel van De Sluisfabriek is voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'. De regels zoals die voorheen golden onder het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Industrieterrein De Haven', blijven gelden.
De Sluisfabriek is tevens voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - broedplaatsfunctie". Onder de broedplaatsfunctie worden de volgende functies verstaan:
en ook de daaraan ondergeschikte functies:
Daarnaast zijn restauratieve voorzieningen-uitgebreid toegestaan. Dit betekent dat de kantinefunctie niet alleen voor de reguliere gebruikers van het bedrijf zelf, maar ook voor de reguliere gebruikers van omliggende bedrijven mag worden gebruikt. In de specifieke gebruiksregels is neergelegd dat dit gebruik niet in de nacht mag plaatsvinden en 's avonds alleen voor de broedplaatsfunctie.
De bouwregels zijn niet aangepast. De specifieke gebruiksregels zijn aangevuld. Hierdoor zijn zelfstandige kantoren met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² toegestaan voor startende en/of experimenterende zelfstandige ondernemers. De ondergeschikte logiesfunctie is in de specifieke gebruiksregels afgebakend, zodat deze functie niet mag bestaan uit een periode van meer dan zeven aaneengesloten dagen, voor meer dan 10 personen en/of voor personen die geen aan een theater of een tentoonstelling gerelateerde activiteit uitoefenen. Aanvullend geldt de regel voor de broedplaatsfunctie dat deze er niet toe mag leiden dat het parkeren noodgedwongen in de openbare ruimte moet plaatsvinden, omdat er onvoldoende parkeerruimte beschikbaar zou zijn.
Flexibiliteit is geboden doordat er binnenplanse afwijkingsmogelijkheden zijn toegevoegd. Zo kunnen er ook andere functies dan de in de bestemmingsomschrijving onder de broedplaatsfunctie opsomde functies worden toegestaan. Ook kan er andere detailhandel dan productiegebonden detailhandel worden toegestaan, als die detailhandel aantoonbaar past binnen het concept van de broedplaatsfunctie. Deze laatste afwijkingsmogelijkheid ziet bijvoorbeeld op het aanvullen van de verkoop met producten die sterk gerelateerd zijn aan de producten die ter plaatse zijn geproduceerd. Ter vergelijking kan het voorbeeld van een boerderijwinkel worden gebruikt. Een boerderijwinkel kan als productiegebonden detailhandel de producten melk en kaas verkopen. Een product die past binnen het concept van de boerderijwinkel en sterk gerelateerd is aan melk en kaas, is bijvoorbeeld klompen aangezien dit veel op boerderijen wordt gebruikt.
Waarde - Archeologie
Op basis van de provinciale archeologische waardenkaarten ('FAMKE') is duidelijk dat in het plangebied archeologisch resten in de bodem kunnen worden verwacht uit de perioden Steentijd-Bronstijd en IJzertijd-Middeleeuwen. Voor het plangebied geldt een vrijstellingsgrens van 5.000 m². Ter bescherming van deze archeologische waarden is op de verbeelding een archeologische dubbelbestemming opgenomen en is hieraan in de regels een beschermingsregeling verbonden. Archeologisch onderzoek is hiermee noodzakelijk gesteld bij ruimtelijke ingrepen in de bodem van meer dan 5.000 m².
De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn de volgende fasen te onderscheiden:
Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer draagt de uit het plan voortkomende kosten. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een planschadeovereenkomst afgesloten. In een planschadeovereenkomst is geregeld dat de initiatiefnemer van een ruimtelijke procedure de kosten draagt van eventuele schade die een derde lijdt als gevolg van het plan. Het kostenverhaal, waaronder bijvoorbeeld de ambtelijke planbegeleiding, wordt verder via de gemeentelijke leges gedekt.
Op basis van deze overweging is het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.
Overleg ex. art. 3.1.1. Bro
In het kader van bestuurlijk overleg ex. artikel 3.1.1. Bro is het bestemmingsplan aan verschillende maatschappelijke instanties aangeboden die daarmee in de gelegenheid zijn gesteld om een overlegreactie op het plan in te dienen. Er zijn reacties binnengekomen van Brandweer Fryslân, Wetterskip Fryslân, de provincie Fryslân en Tennet. De ingekomen reactie van Brandweer Fryslân heeft geleid tot een aanpassing van de paragraaf externe veiligheid.
Brandweer Fryslân
Brandweer Fryslân heeft op 11 juli 2023 advies uitgebracht over de aspecten bestrijding en beperking van rampen, bereikbaarheid en zelfredzaamheid van personen, zodat een volledige verantwoording van het groepsrisico kan plaatsvinden.
Brandweer Fryslân heeft geen bezwaar tegen het concept bestemmingsplan. Brandweer Fryslân voorziet in het plangebied enkele knel-/ aandachtspunten met betrekking tot externe veiligheid en de bereikbaarheid. In overeenstemming met de punten die genoemd zijn in de bijlage behorende bij het advies van de Brandweer Fryslân van 11 juli 2023 (Bijlage 2) adviseert Brandweer Fryslân om:
Op basis van het advies van Brandweer Fryslân is de paragraaf externe veiligheid aangepast en aangevuld. De FUMO heeft op 17 oktober 2023 een advies uitgebracht over de externe veiligheidsaspecten (Bijlage 3). Hierin is ook een verantwoording van het groepsrisico opgenomen.
Inloopbijeenkomst omwonenden
Om omwonenden en bedrijven rondom het plangebied te informeren over het plan is door de initiatiefnemers een inloopbijeenkomst gehouden op dinsdag 3 oktober 2023.
Omwonenden van de nieuwe woonwijk de Luwte en ondernemers aan de Tussendiepen zijn per brief en per mail vanuit de coöperatie BéVé Tussendiepen uitgenodigd voor deze inloopbijeenkomst. Er zijn enkele bewoners en een ondernemer op de avond geweest. De aanwezigen hebben positief gereageerd op de plannen.
Ontwerpbestemmingsplan ter inzage
Na aankondiging in het Gemeenteblad en op de website www.ruimtelijkeplannen.nl, heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 14 december 2023 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode kon een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. De behandeling van eventueel ingekomen zienswijzen vindt in een afzonderlijke notitie bij dit bestemmingsplan plaats en wordt te zijner tijd bij het raadsbesluit van het vast te stellen bestemmingsplan gevoegd.