direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bakkeveen - Jarig van der Wielen Wei 1
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0086.01BPWJvdWielenwei1-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Om de stikstofdepositie in de nabijheid van natuurgebieden te reduceren, is Provincie Fryslân bezig met een opkoopregeling stikstof. Dit betreft de 'Maatregel gerichte aankoop en beëindiging veehouderijen' en is een Rijksregeling. Vanuit die regeling worden stikstofrechten opgekocht en ook de agrarische gebouwen worden opgekocht en gesloopt.

Eén van de agrarische bedrijven die de provincie heeft opgekocht, betreft het agrarisch perceel aan de Jarig van der Wielen Wei 1 te Bakkeveen. De huidige eigenaar heeft hierbij aangegeven te willen blijven wonen zonder agrarische bedrijfsvoering. Daarbij wordt een deel van de agrarische opstallen en verhardingen gesloopt en verwijderd. In de nieuwe situatie blijft de bestaande stelpboerderij behouden samen met de gedeeltelijk bestaande aangebouwde garage / schuur van circa 360 m2. In de bestaande stelp bevindt zich de voormalige bedrijfswoning en de schuur wordt gebruikt ten behoeve van de woonfunctie.

Het perceel heeft op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied de bestemming 'Agrarisch'. Wonen ten behoeve van het bedrijf (in de bedrijfswoning) is toegestaan.

Om wonen mogelijk te maken zonder dat er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten, dient de agrarische bestemming met een bouwvlak te worden gewijzigd naar de bestemming ‘Wonen - Woonboerderij’. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die opgenomen is in artikel 3 lid 3.8 lid d van het bestemmingsplan Buitengebied.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten noordoosten van Bakkeveen. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1 en 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.01BPWJvdWielenwei1-0301_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging, plangebied rood omrand (bron: Arcgis)

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.01BPWJvdWielenwei1-0301_0002.png"

Figuur 1.2 Luchtfoto plangebied (bron: Arcgis)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 30 juni 2014 en is daarin bestemd als 'Agrarisch'. De gronden binnen deze bestemming mogen, mits een bouwblok aanwezig is, worden gebruikt en bebouwd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grond- en plaatsgebonden agrarische bedrijfsvoering. Een fragment van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.3.

Op dit perceel is één bedrijfswoning aanwezig. Het gebruiken van een bedrijfswoning voor regulier woongebruik is niet toegestaan.

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 3 lid 3.8 lid d) om de bestemming van voormalige agrarische bedrijven te wijzigen. Hierin is onder andere de mogelijkheid opgenomen om het plan, onder voorwaarden, te wijzigen in een woonbestemming ('Wonen - Woonboerderij'). Met dit wijzigingsplan wordt hieraan toepassing gegeven. Een toetsing van de voorwaarden is opgenomen in paragraaf 2.3.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.01BPWJvdWielenwei1-0301_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018

Daarnaast is de Correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018 van toepassing op het plangebied. In de beroepsprocedure tegen het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan 2018 bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is een deel van het beroep gegrond verklaard, waardoor de regels op een aantal onderdelen is vernietigd en een agrarisch bouwvlak diende te worden aangepast (zie paragraaf 1.2). Omdat om laatstgenoemde reden een herziening van het bestemmingsplan dient plaats te vinden, is die gelegenheid tevens benut om voor een aantal onderwerpen voor het plangebied een kwaliteitsslag te maken. De herziening gaat in op deze onderwerpen. Het bestemmingsplan Buitengebied uit 2014 is en blijft de basis voor de ruimtelijke regels die gelden voor het buitengebied van de gemeente Opsterland. De onderhavige eerste herziening van het plan heeft betrekking op:

  • een aanpassing van de planverbeelding als gevolg van de uitspraak van de Raad van State d.d. 16 september 2015 (aanpassing van een agrarisch bouwvlak);
  • het herstel van een aantal inmiddels gebleken onvolkomenheden in de planverbeelding en in de planregels van het bestemmingsplan;
  • het opnemen van diverse (onherroepelijke) ruimtelijke ontwikkelingen c.q. projecten in de planverbeelding die sinds de vaststelling van het bestemmingsplan met een aparte ruimtelijke procedure zijn gerealiseerd.

Voor het plangebied heeft de herziening niet tot een aanpassing van de verbeelding geleid. Alleen de verwijzingsfout binnen de bestemming 'Agrarisch' alsmede een redactionele toevoeging binnen de bestemming 'Wonen - Woonboerderij'.olc v

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt het wijzigingsplan beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod, vervolgens wordt ingegaan op de toekomstige situatie. Daarna wordt de nieuwe situatie getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. In hoofdstuk 4 staan de omgevingsaspecten centraal waaraan de nieuwe ontwikkeling is getoetst. In hoofdstuk 5 is de juridische regeling opgenomen. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Dit is opgesplitst in de maatschappelijke uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied bevindt zich ten noordoosten van het dorp Bakkeveen. In de directe omgeving is sprake van een afwisseling van agrarische functies en reguliere woonfuncties, waarbij de woonfunctie overheerst. Het plangebied betreft het laatste agrarische perceel van de doodlopende weg de Jarig van der Wielen Wei en bestaat uit een aantal bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning. De oostzijde van het plangebied is onbebouwd en bestaat uit grasland. Planologisch gezien is het mogelijk om hier bebouwing te realiseren. In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.01BPWJvdWielenwei1-0301_0004.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (bron: Arcgis)

2.2 Toekomstige situatie

Om de stikstofdepositie in de nabijheid van natuurgebieden te reduceren, is Provincie Fryslân bezig met een opkoopregeling stikstof. Vanuit die regeling worden gebouwen aangekocht en moet worden bewerkstelligd dat vergunningen en bestemmingen worden gewijzigd.

Zoals in de inleiding al is aangegeven is het agrarisch perceel aan de Jarig van der Wielen Wei 1 te Bakkeveen opgekocht en is de agrarische bedrijfsfunctie beëindigd. Omdat er alleen nog gewoond wordt, is het noodzakelijk de agrarische bestemming te wijzigen naar een woonbestemming.

In de nieuwe situatie blijft de bestaande stelpboerderij behouden samen met de gedeeltelijk bestaande aangebouwde garage / schuur van circa 360 m2. In de bestaande stelp bevindt zich de voormalige bedrijfswoning en de schuur wordt gebruikt ten behoeve van de woonfunctie.

De wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' die in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen, maakt deze planologische verandering mogelijk.

Het inpassen van erven in het landschap draagt bij aan de kwaliteit van het landschap. Het plangebied wordt omringd door weilanden en akkers. In de huidige situatie wordt het agrarische perceel begrenst door sloten en opgaande beplantingen. Het perceel is goed landschappelijk ingepast. Aangezien in de huidige situatie ook al wordt gewoond en geen sprake is van een toename of wijziging van de bebouwing, blijft de goede landschappelijke inpassing in de toekomst behouden. De locatie van de te slopen verharding en stallen wordt ingezaaid met een grasmengsel. Vanuit ecologisch oogpunt wordt er extra beplanting gerealiseerd, welke dient als schuilgelegenheid op het voormalige erf.

Het plangebied wordt op de Jarig van der Wielen Wei ontsloten. Er is sprake van een overzichtelijke verkeerssituatie. Het aantal parkeerplaatsen moet voldoen aan de parkeernormen. Op eigen terrein is voldoende ruimte om aan de parkeernorm te voldoen.

2.3 Toetsing aan de wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van artikel 3 lid 3.8 sub d van het bestemmingsplan. Hiermee wordt de bestemming gewijzigd ten behoeve van een woonfunctie.

In de algemene wijzigingsregels, opgenomen in artikel 31 lid k, is eveneens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone' aan te brengen, indien dit vanuit de milieusituatie of landschappelijke overwegingen noodzakelijk wordt geacht. In dit geval is het gewenst om op het achterste gedeelte van het erf bebouwing uit te sluiten. Dit in de eerste plaats vanwege de aanwezigheid van een gasleiding, maar ook is het vanuit landschappelijke overwegingen niet gewenst is om ter plaatse te bouwen.

De overige criteria die hiervoor gelden komen overeen met de criteria die zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegheid van artikel 3 lid 3.8. In het navolgende wordt het plan getoetst aan die wijzigingscriteria:

'De wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op voormalige agrarische bebouwing met bijbehorend erf voor zover deze in bijlage 4 van de bij dit plan behorende regels is aangewezen als 'oorspronkelijke boerderij''.

Het erf is opgenomen in de genoemde bijlage 4 als 'oorspronkelijke boerderij'.

'Aan wijziging uitsluitend wordt meegewerkt indien de agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd en de woonfunctie wordt ondergebracht in de oorspronkelijke bedrijfswoning of het boerderijpand'.

De provincie heeft het perceel opgekocht en de huidige eigenaar heeft de agrarische bedrijfsactiviteiten beëindigd. Daarnaast wordt het verzoek gedaan om de aanwezige milieuvergunning in te trekken. De woonfunctie wordt ondergebracht in de oorspronkelijke bedrijfswoning.

'Voor het overige na wijziging de regels van de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' (artikel 21) van overeenkomstige toepassing zijn'.

De regels van artikel 21 - Wonen - Woonboerderij, die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied zijn onverkort van toepassing na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan. De gewenste bouw- en gebruiksmogelijkheden passen binnen deze bestemming.

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in bijlage 1 van het bestemmingsplan.

In het plangebied zelf is geen sprake van cultuurhistorische waarden. Het landschap is daarentegen wel van cultuurhistorische waarde. In het geldende bestemmingsplan is op het plangebied dan ook de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' van toepassing. Met de functiewijziging die dit wijzigingsplan mogelijk maakt worden de cultuurhistorische waarden niet aangetast. Er is namelijk geen sprake van fysieke ingrepen die er voor zorgen dat de cultuurhistorische waarden worden aangetast. Door het slopen van agrarische bebouwing kan gesteld worden dat het cultuurhistorisch landschap meer tot zijn recht komt.

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden aan de natuurlijke waarden.

Voorliggend wijzigingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen wijziging van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' mogelijk maakt. Uit ecologisch onderzoek blijkt dat er geen strijd is met de Wet natuurbescherming. Wel kunnen mogelijk beschermde nesten van de huismus in de te slopen gebouwen voorkomen. Echter kunnen in het plangebied hiervoor voldoende vervangende nestmogelijkheden gecreëerd worden en daarmee ook de instandhouding van deze soort. Met het toepassen van goede uitwijkmogelijkheden kan er een ‘plus’ voor de instandhouding van de betreffende soorten gerealiseerd worden. Daarom wordt, voor zowel de initiatiefnemer als de instandhouding van de soorten, aanbevolen om procedure ‘kleinschalige initiatieven toe te passen. In een activiteitenplan zal deze werkwijze verder worden uitgewerkt. Ook zorgt de toekomstige woonsituatie ervoor dat de stikstofuitstoot aanzienlijk lager is in vergelijking met de stikstofuitstoot afkomstig van de agrarische activiteiten. De natuurlijke waarden van stikstofgevoelige natuurgebieden zal met de functiewijziging dan ook verbeteren.

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden aan de milieusituatie.

De toekomstige woonfunctie zal wat betreft de milieusituatie een verbetering ten opzichte van de agrarische activiteiten zijn. Gesteld kan worden dat de milieusituatie dan ook verbeterd. Omliggende milieubelastende functies van derden worden ook niet belemmerd, omdat deze bedrijven al rekening dienden te houden met de aanwezigheid van de bedrijfswoning. Overigens is de afstand tot bedrijfsfuncties van derden zodanig dat hier geen problemen ontstaan (zie ook paragraaf 4.8).

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

De milieuparagraaf (4.8) toont aan dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat naburige gronden niet worden beperkt qua gebruiksmogelijkheden. Verder gaat paragraaf 4.9 op de naastgelegen gasleiding. De FUMO heeft in dit kader een advies uitgegeven en geconcludeerd dat de ontwikkeling uitvoerbaar is.

Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden aan de verkeersveiligheid.

De ontsluiting van het perceel wordt niet gewijzigd, deze blijft gesitueerd op de bestaande locatie. Er worden geen woningen toegevoegd in het plangebied, het aantal motorvoertuigbewegingen neemt in de nieuwe situatie niet toe. De verkeersbewegingen zullen eerder afnemen, aangezien er geen bedrijfsactiviteiten meer plaatsvinden op het perceel. Er is dan ook geen sprake van een aantasting van de verkeersveiligheid

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. De NOVI helpt hier nu mee aan de slag te gaan en om beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als een zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Nederland heeft een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost, zij moeten in samenhang worden bekeken. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied mogelijk maken.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda
    Voor Noord-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Friesland onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarmee het Rijk en de regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten, zoals een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI. Het project sluit aan op de opgave om de regio sterker en leefbaarder te maken.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting op een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking.

Het in gebruiknemen van een bestaande bebouwing ten behoeve van reguliere bewoning wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid, niet beschouwd als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Op 23 september 2020 is de Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld, waarin de ambities voor de provincie voor 2030 - 2050 zijn weergegeven. In de omgevingsvisie wordt gewerkt met 9 principes die richting geven aan het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities en gezondheid en veiligheid. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het 'ja, mits-principe', aansluiting zoeken bij en sturen op het proces, ruimer op inhoud.

Het realiseren van de ambities zit hem niet in het tegenhouden van veranderingen, maar juist door de gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten op bestaande kwaliteiten.

De planontwikkeling past binnen het principe van zuinig ruimtegebruik, omdat het bestaande pand wordt hergebruikt voor een nieuwe functie, waarbij er oog is voor een goede inpassing in de fysieke leefomgeving en er daarnaast bebouwing verdwijnt in het buitengebied. Dit past binnen de kwaliteiten die de provincie Fryslân wil behouden en bevorderen.

Verordening Romte Fryslân 2014

In deze verordening zijn regels opgesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Met de verordening heeft de provincie beoogd om niet meer te regelen dan strikt noodzakelijk is. Op grond van de verordening (artikel 1.2.1) is het toegestaan om vrijkomende agrarische bebouwing bij hergebruik in te zetten voor woningen. Woningen zijn toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en in aanwezige karakteristieke gebouwen. In dit geval vindt het wonen in de voormalige bedrijfswoning plaats.

 

Conclusie

Het voorliggend wijzigingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen wijziging van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' mogelijk maakt. Het initiatief is in lijn met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied

Het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Opsterland vormt het uitvoeringskader voor het gemeentelijk beleid ten aanzien van de voorliggende ruimtelijke ontwikkeling.

Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Agrarisch’. In artikel 3 lid 3.8 lid van het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hierin is onder andere de mogelijkheid opgenomen om het plan, onder voorwaarden, te wijzigen in die zin dat het bestemmingsplan wordt gewijzigd ten behoeve van een woonfunctie. Met dit wijzigingsplan wordt hier toepassing aangegeven. Een toetsing van de voorwaarden is opgenomen in paragraaf 2.3. Er wordt aangesloten op de beleidsuitgangspunten uit het geldende bestemmingsplan.

Omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2030

In de omgevingsvisie Gemeente Opsterland 2015-2023, zoals vastgesteld op 21 september 2015, is een analyse gemaakt van de maatschappelijke onwikkeling op het gebied van wonen en leven in de dorpen van Opsterland. Eén van de thema's in de omgevingsvisie is dat de gemeente wil duurzaam ruimtegebruik bevorderen. Dit past de gemeente onder andere toe door in te zetten op hergebruik en daarmee benutten wat er al is. Karakteristieke bebouwing zoals boerderijen in het buitengebied kunnen voor een andere functie worden benut wanneer het boerenbedrijf stopt.

Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan het thema duurzaam ruimtegebruik. Er is namelijk sprake van hergebruik van een boerderij ten behoeve van een nieuwe functie wonen.

Conclusie

Het initiatief is conform de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid opgesteld. Zo wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. Het initiatief is conform de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid opgesteld.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. In de volgende paragrafen worden de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.

4.1 Geluid

Toetsingskader

Ten aanzien van geluidshinder (anders dan inrichtingsgeluid) is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder vanuit wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang omdat er geen spoorwegen in de omgeving van het plangebied voorkomen en het plangebied niet binnen een geluidzone van een industrie of bedrijventerrein valt.

Toetsing

Voorliggend wijzigingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen wijziging van de bestemming 'Agrarisch' naar de bestemming 'Wonen - Woonboerderij' mogelijk maakt. De bestaande bedrijfswoning wordt hiermee een gewone woning. Een bedrijfswoning is, net als een gewone woning, een geluidsgevoelig object. Aangezien de feitelijke situatie niet verandert is er geen sprake van een toevoeging van een geluidsgevoelig object. Het plangebied ligt ook niet in de geluidszone van een weg. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.2 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Voor het toetsingskader met betrekking tot luchtkwaliteit is aangesloten bij hetgeen daarover bij of krachtens de Wet milieubeheer is gesteld. In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Maatgevend voor de luchtkwaliteit zijn de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2).

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten geldt als grenswaarde bij één ontsluitingsweg 1.500 woningen. Projecten onder dit aantal vallen onder de NIBM-regeling.

Toetsing

In Fryslân worden geen knelpunten verwacht op het gebied van luchtkwaliteit. Op grond van de Wet Luchtkwaliteit worden er binnen het plangebied geen grenswaarden overschreden. Ook zijn er geen dreigende grenswaardenoverschrijdingen. In het kader van dit wijzigingsplan worden er geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt die in betekenende mate leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het wijzigingsplan.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Voor de ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Zie daarvoor bijlage 2. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat in de grond geen
verontreinigingen zijn vastgesteld. In het grondwater ter plaatse van peilbuis 08 is een licht verhoogde concentratie aan benzeen vastgesteld.


De lichte verontreiniging geeft echter geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Uit milieuhygiënisch oogpunt bestaan er geen belemmeringen voor de voorgenomen eigendomsoverdracht van de locatie.

Voor de ontwikkeling is nog een aanvullend onderzoek uitgevoerd. Aanleiding voor het uitvoeren van het aanvullend bodemonderzoek is de wens van de opdrachtgever inzicht te krijgen in de kwaliteit van de bodem ter plaatse van de gedempte haven en de kwaliteit van de asfaltverhardingen. Uit het indicatief bodemonderzoek is gebleken dat tijdens het onderzoek geen waarnemingen zijn gedaan welke duiden op de aanwezigheid van een gedempte haven. De verharding ter plaatse van de voormalige sleufsilo is zintuigelijk beoordeeld als asfalt en is niet teerhoudend. De verharding aan de voorkant van de stal is beoordeeld als beton en zintuiglijk niet als afwijkend beoordeeld.

4.4 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb).

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Soortenbescherming

Voor de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden voor het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

Beoordeling

Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied Bakkeveense Duinen ligt op 230 meter ten zuiden van het plangebied. Op grotere afstand richting liggen ook Natura 2000-gebieden. De ligging van deze gebieden ten opzichte van het plangebied is weergegeven in figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0086.01BPWJvdWielenwei1-0301_0005.png"

Figuur 4.1 Ligging Natura 2000-gebieden nabij het plangebied

Voor de beoordeling van de effecten van een ontwikkeling op Natura 2000-gebieden wordt onderscheidt gemaakt tussen directe verstoring als gevolg van geluid, licht, trillingen en verontreiniging enerzijds en vermesting en verzuring als gevolg van een toename in stikstofdepositie anderzijds. Gelet op de afstand tussen het plangebied en het natuurgebied en het huidige intensieve gebruik van het plangebied en de directe omgeving, is uit te sluiten dat direct verstoring als gevolg van dit plan significant negatieve gevolgen heeft voor het Natura 2000-gebied.

Met dit wijzigingsplan neemt het aantal verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige situatie af. Ook zorgt de beëindiging van de agrarische activiteiten, in de vorm van een veehouderij, ervoor dat de emissie van ammoniak verdwijnt. De stikstofrechten worden door de provincie opgekocht. Per saldo zal dus sprake zijn van een aanzienlijke vermindering van de hoeveelheid stikstof uitstoot en dat de plannen per saldo een positief effecten hebben op de omliggende natuurgebieden. De depositie van de veehouderij is vele malen hoger dan de depositie van de reguliere woonfunctie.

Significant negatieve effecten voor de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden zijn derhalve in het geheel uitgesloten.

Soortenbescherming

Voor de ontwikkeling is een flora en fauna quickscan uitgevoerd. Zie hiervoor bijlage 4. Uit de flora en fauna quickscan is geconcludeerd dat de aanwezigheid van verblijfplaatsen van

gebouwbewonende vleermuissoorten is uit te sluiten. Men dient een toename van verlichting rondom het plangebied tijdens de sloop zo veel mogelijk te beperken om verstoring van verblijfplaatsen, vliegroutes en foeragerende vleermuizen te voorkomen.

In de wijde omgeving komen verschillende broedvogels voor waarvan de nesten (jaarrond) beschermd zijn. Van de huismus, gierzwaluw en de kerkuil zijn de verblijfplaatsen/nesten jaarrond beschermd. Op basis van de resultaten van de quickscan wordt geconcludeerd dat jaarrond beschermde nesten van de huismus niet kunnen worden uitgesloten.

Tijdens het broedseizoen (grofweg 1 mrt. t/m aug.) kunnen broedvogels in het pand broeden waarvan het nest niet jaarrond beschermd is o.a. de winterkoning, boerenzwaluw en witte kwikstaart. Voor deze soorten dient men rekening te houden met het feit dat ieder nest, mits op dat moment in gebruik, beschermd is. Dit houdt in dat er geen wezenlijke verstoring mag plaatsvinden, waardoor de vogel het nest verlaat. Daarom wordt het aangeraden om buiten het vogelbroedseizoen te werken. Verder dient men tijdens de uitvoer van de werkzaamheden rekening te houden met de Zorgplicht (Artikel 1.11 wnb). De Zorgplicht geldt voor elke soort/individu in Nederland. Dit houdt in dat men tracht schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan door een werkwijze te hanteren waarbij dieren kunnen ontsnappen en/of deze te verplaatsen naar een geschikt biotoop. Omdat geschikt vervangende nestmogelijkheden voor de huismus goed zijn toe te passen in de nieuwe situatie heeft de procedure ‘kleinschalige initiatieven voor dit planvoornemen, zeer waarschijnlijk een positieve uitpak voor de instandhouding van deze soort. Met het toepassen van goede uitwijkmogelijkheden kan er een ‘plus’ voor de instandhouding van de betreffende soorten gerealiseerd worden. Daarom wordt, voor zowel de initiatiefnemer als de instandhouding van de soorten, aanbevolen om procedure ‘kleinschalige initiatieven toe te passen. In een activiteitenplan is deze werkwijze verder worden uitgewerkt. Deze is ook als bijlage opgenomen in bijlage 4.

4.5 Water

Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het projectgebied valt in het werkgebied van Wetterskip Fryslân.

Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân. In Bijlage 1 is de watertoets opgenomen. Hieruit blijkt dat er geen waterschapsbelang geldt voor dit plan, omdat uitsluitend sprake is van een functiewijziging en de bestaande bebouwing afneemt.

Verharding

De verharding neemt als gevolg van de functiewijziging af, waardoor er geen noodzaak tot watercompensatie is.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren, moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaatrobuust in te kunnen richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met het voorgenoemde advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden.

Gebruik materialen

Tot slot wordt met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink, zoveel mogelijk voorkomen.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de functiewijziging.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Verordening Romte Fryslân 2014

In de Verordening Romte Fryslân 2014 staat dat in de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Famke. Indien in een ruimtelijk plan wordt afgeweken van het bepaalde in het eerste lid wordt onderbouwd op welke wijze in een vergelijkbare bescherming van archeologische waarden is voorzien.

FAMKE

In het kader van de bescherming van archeologische waarden heeft de provincie Fryslân de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) opgesteld. De FAMKE is opgedeeld in een tweetal kaarten; ‘steentijd-bronstijd’ en ‘ijzertijd-middeleeuwen’.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van archeologische (verwachtings)waarden in het plangebied, is de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE) geraadpleegd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v.Chr.) en één voor de periode ijzertijd-middeleeuwen (800 v.Chr - 1500 n.Chr.).

Conform de steentijd-bronstijd-advieskaart geldt dat voor het plangebied een karterend onderzoek 1 noodzakelijk is. Voor ingrepen van meer dan 5.000 m2 moet archeologisch onderzoek gedaan worden. Conform de ijzertijd-middeleeuwen-advieskaart is geen onderzoek vereist.

In de FAMKE worden nadere eisen gesteld aan het beschermen van archeologische (verwachtings)waarden. Bij een bestemmingswijziging dient volgens de Provincie Fryslân het oppervlakte van de bestemmingswijziging als een feitelijke ingreep te worden beschouwd. Dit betekent dat in onderhavig geval, vanwege de omvang van het plangebied, archeologisch onderzoek volgens de Provincie zou moeten plaatsvinden.

Aangezien het hier echter om een functiewijziging gaat waarbij geen feitelijke bodemingrepen plaatsvinden, er sprake is van een reductie van de planologische bouwmogelijkheden én er op korte termijn geen ingrepen gepland staan de in totaal groter zijn dan 5.000 m2 kan archeologisch onderzoek uitblijven.

Om de archeologische (verwachtings)waarden te beschermen bij toekomstige bodemingrepen, wordt voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' opgenomen, waarbij voor ingrepen van 5.000 m2 of groter archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Daarmee wordt toepassing gegeven aan artikel 2.2.1 lid 2 van de provinciale verordening.

4.7 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uitmaakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

Volgens de Cultuurhistorische kaart is er geen sprake van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. In de omgeving zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig waar voorliggend plan een negatief effect op heeft. De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan eventueel aanwezige karakteristieke waarden.

In het plangebied zelf is geen sprake van cultuurhistorische waarden. Het landschap is daarentegen wel van cultuurhistorische waarde. In het geldende bestemmingsplan is op het plangebied dan ook de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' van toepassing. Met de functiewijziging die dit wijzigingsplan mogelijk maakt worden de cultuurhistorische waarden niet aangetast. Er is namelijk geen sprake van fysieke ingrepen die er voor zorgen dat de cultuurhistorische waarden worden aangetast. Door het slopen van agrarische bebouwing kan gesteld worden dat het cultuurhistorisch landschap meer tot zijn recht komt.

Daarom is verder geen nader onderzoek noodzakelijk naar het aspect cultuurhistorie.

4.8 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om ervoor te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een rustige woonwijk en een gemengd gebied. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

Dit wijzigingsplan voorziet in een functiewijziging naar wonen. Dit betekent dat het woon- en leefklimaat ter plaatse voldoende moet zijn. In de omgeving van deze locatie is sprake van woningen en agrarische gronden. Hiermee is de voorgenomen woonfunctie goed te combineren en dit leidt niet tot belemmeringen. De dichtstbijzijnde bedrijvigheid bevindt zich op meer dan 300 meter. Dit betreft een bedrijf op het perceel Jarig van der Wielen Wei 2 waar een bedrijf uit categorie 2 is toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. Andere bedrijven bevinden zich op meer dan 750 meter.

Totale conclusie

Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering. Nader onderzoek is niet aan de orde.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.

Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld aan de hand van het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de berekende kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden beschouwd als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel van de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.

Toetsing

Voor het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd.

Inrichtingen

Er liggen geen risicocontouren van risicovolle inrichtingen binnen het plangebied. Het aspect externe veiligheid van inrichtingen is daarmee niet aan de orde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Aan de noordkant van het plangebied loopt een gasleiding. In het geldende bestemmingsplan heeft deze leiding een dubbelbestemming. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Ook in dit bestemmingsplan wordt dit bewerkstelligt door de aanduiding ''specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone' op te nemen én de dubbelbestemming weer op te nemen.

In dit kader heeft de FUMO geadviseerd. Zie daarvoor bijlage 5. De eindconclusie uit dit advies is als volgt: Het plangebied ligt geheel binnen het 100% letaalgebied van een hogedruk aardgastransportleiding van Gasunie. De beoogde ontwikkeling vindt plaats buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar van de buisleiding. Daarmee wordt voldaan aan grenswaarde van 10-6 per jaar. Vanuit externe veiligheidsoogpunt is het onwenselijk dat een logiesfunctie wordt toegestaan binnen een invloedsgebied en zeker binnen de 100% letaliteitszone. De nut en de noodzaak om de B&B binnen de 100% letaliteitszone te realiseren is niet aanwezig. Geadviseerd wordt om niet mee te werken aan de realisatie van de B&B. Echter is de ontwikkeling wel mogelijk. Aan de functiewijziging van "agrarisch" naar "wonen" kan wel worden ingestemd, aangezien er nu ook in de bedrijfswoning wordt gewoond. De bedrijfswoning wordt daarmee een "gewone" woning. Het advies van de FUMO is niet bindend, waardoor realisatie van een B&B wel mogelijk is.

Wat betreft het mogelijk maken van een B&B heeft de FUMO geconcludeerd dat het groepsrisico door de realisatie van het plan niet zichtbaar toeneemt. De reden hiervan is dat de toename van het aantal personen klein is. Geconcludeerd kan worden dat de hoogte van het GR geen belemmering vormt voor de realisatie van de ontwikkeling.

Conclusie

Met de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt worden geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk gemaakt en vindt er geen significante toename van het aantal personen plaats, waardoor er geen sprake is van effecten op de externe veiligheidssituatie. Het aspect externe veiligheid levert geen beperkingen op voor de uitvoering van dit wijzigingsplan.

4.10 Kabels, leidingen en zoneringen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van elektriciteits- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een KLIC-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden moet worden.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Verbeelding

Dit wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied' en het bestemmingsplan Correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018 van de gemeente Opsterland.

Regels

Het wijzigingsplan bevat een verwijzing naar de regels van het bestemmingsplan Buitengebied en het bestemmingsplan Correctieve en partiële (1e) herziening bestemmingsplan Buitengebied 2018. Het perceel krijgt conform de regeling van het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen - Woonboerderij (artikel 21)'. Verder is de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde opgenomen ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische resten. Onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 5.000 m2.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 6.1 volgt een nadere toelichting. Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 6.2 op ingegaan.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpwijzigingsplan heeft tussen 14 december 2023 en 24 januari 2024 ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Vervolgens is het plan op 13 februari 2024 vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het plan wordt uitgevoerd en bekostigd door de initiatiefnemer. De gemeente heeft geen kosten voor de realisatie van dit plan. Initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten, gezien er geen bebouwing wordt gesloopt of gerealiseerd. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van derden.

Grondexploitatie

In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro geen sprake van een bouwplan. De grondexploitatieregeling is daarom niet van toepassing. Om deze reden wordt door de gemeente van het opstellen van een grondexploitatieplan afgezien. De plankosten worden via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig.