5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Agrarisch - Paardenhouderij
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. een gebruiksgerichte paardenhouderij, dan wel een combinatie van een productiegerichte en een gebruiksgerichte paardenhouderij, niet zijnde een manege;
-
b. een station voor kunstmatige inseminatie;
-
c. paardenbakken, mits:
-
1. de afstand tussen de paardenbak en de bestaande bebouwing ten behoeve waarvan de gronden als paardenbak worden gebruikt niet meer bedraagt dan 25 m;
-
2. de afstand tussen de paardenbak en woningen van derden niet minder bedraagt dan 70 m;
-
3. de paardenbak een oppervlakte heeft van niet meer dan 1.300 m2;
-
d. het behoud en de versterking van de landschappelijke waarden, tot uitdrukking komend in de instandhouding en aanleg van boomsingels en andere hoogopgaande beplanting;
met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, terreinen, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.
5.2 Bouwregels
Op de tot
Agrarisch - Paardenhouderij
bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. deze mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in
29
(algemene bouwregels);
-
b. de gezamenlijke oppervlakte van de hoofdgebouwen (inclusief de oppervlakte van een bedrijfswoning en bijgebouwen bij de bedrijfswoning) mag niet meer bedragen dan:
Breedschar 6
|
2.450
|
m2
|
Herenweg 5
|
2.445
|
m2
|
Marwei 122
|
785
|
m2
|
Meester Wijmaweg 5
|
290
|
m2
|
Straatweg 2 te Eesterga
|
2.780
|
m2
|
-
c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
-
d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
-
e. de dakhelling mag niet minder dan 15o en niet meer dan 60o bedragen.
5.2.2 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden in aanvulling op het bepaalde in
5.2.1
bovendien de volgende regels:
-
a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
-
b. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud als maximum geldt;
-
c. de dakhelling mag niet minder dan 30o en niet meer dan 60o bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen.
5.2.4 Afwijkende maatvoering
In afwijking van het bepaalde in
5.2.1 en 5.2.2
geldt dat indien een grotere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze maatvoering als maximum mag worden gehanteerd, tenzij het betreft de minimale dakhelling, in welk geval die geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
1.15
ten behoeve van de huisvesting van twee gezinnen of daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm in de bedrijfswoning, mits de noodzaak vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering (toezicht houden op levende have) is aangetoond.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen na beëindiging van de paardenhouderij de bestemming
Agrarisch - Paardenhouderij
wijzigen in de bestemming
Wonen
- eventueel met de aanduiding bedrijf aan huis - en de aangrenzende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
-
a. indien de aanduiding karakteristiek of specifieke bouwaanduiding -
monument voorkomt, deze wordt gehandhaafd;
-
b. uitsluitend de bedrijfswoning(en) en het aangebouwde voormalige bedrijfsgebouw mogen worden gebruikt voor één woonhuis;
-
c. ten behoeve van het realiseren van een inpandige woning in afwijking van het bepaalde in
5.2.2
, met dien verstande dat hiervoor in ruil 750 m² bebouwing op het betreffende perceel wordt gesloopt;
-
d. in afwijking van het bepaalde onder b geldt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding karakteristiek of specifieke bouwaanduiding - monument dat het aan het woonhuis aangebouwde voormalige bedrijfsgebouw mag worden verbouwd tot meerdere woonhuizen, met dien verstande dat burgemeester en wethouders bij het wijzigingsplan beperkingen kunnen stellen aan de oppervlakte aan bijgebouwen bij deze woonhuizen;
-
e. een extra woonhuis kan worden toegestaan, indien het bestemmingsvlak is gelegen in een bestaand bebouwingslint en tenminste 1.000 m2 aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, niet zijnde bebouwing die is aangeduid als karakteristiek of specifieke bouwaanduiding - monument;
-
f. een extra woonhuis kan worden toegestaan, indien het bestemmingsvlak is gelegen buiten een bestaand bebouwingslint en tenminste 1.500 m2 aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, niet zijnde bebouwing die is aangeduid als karakteristiek of specifieke bouwaanduiding - monument.
5.6.2 Voorwaarde wijziging
Toepassing van het bepaalde in
5.6.1 sub c tot en met f vindt plaats, mits sprake is van een door de provincie geaccordeerd woonplan.
5.6.3 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
a. de mate waarin de waarden en functies van de gronden die het plan beoogt te beschermen door de wijziging worden geschaad;
-
b. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven door de wijziging worden geschaad;
-
c. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de aanvaardbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, ecologie, archeologie en waterhuishouding;
-
d. de landschappelijke inpassing.
5.6.4 Geen wijziging
Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in
5.6.3
onevenredig worden geschaad dan wel de uitvoerbaarheid en inpassing niet zijn aangetoond, vindt de in
5.6.1
genoemde wijzigingsbevoegdheid geen toepassing.