4.2 Bouwregels
Op de tot
Agrarisch - Agrarisch bedrijf
bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
a. deze mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in
29
(algemene bouwregels);
-
b. deze mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding specifieke
bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing;
-
c. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
-
d. de bouwhoogte mag niet meer dan 13 m bedragen;
-
e. de dakhelling mag niet minder dan 15o en niet meer dan 60o bedragen;
-
f. de gezamenlijke oppervlakte van de hoofdgebouwen ten behoeve van een intensief veehouderijbedrijf mag inclusief de bedrijfswoning niet meer bedragen dan de op de plankaart ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwd oppervlak (m2)aangegeven oppervlakte, met dien verstande dat voor Marwei 96 geldt dat de voor intensieve veehouderij aangegeven oppervlakte exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning is.
4.2.2 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden in aanvulling op het bepaalde in
4.2.1
bovendien de volgende regels:
-
a. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
-
1.
bedrijfswoning uitgesloten geen bedrijfswoningis toegestaan;
-
2.
bedrijfswoning 1 bedrijfswoningis toegestaan op het aangeduide deel bij de aanduiding relatie;
-
3.
aantal bedrijfswoningen het op de plankaart aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
-
b. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud als maximum geldt;
-
c. de dakhelling mag niet minder dan 30o en niet meer dan 60o bedragen.
4.2.3 Te handhaven hoofdvorm
In aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in
4.2.1 en 4.2.2
geldt voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding karakteristiek dat de hoofdvorm, zoals die hoofdvorm bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan en zoals die tot uitdrukking komt in het grondvlak, de goothoogte, de bouwhoogte, de dakvorm en de nokrichting, moet worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de goot- en of bouwhoogte van ten hoogste 5% is toegestaan; de dakhelling mag dienovereenkomstig worden aangepast.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van windturbines ter plaatse van de aanduiding windturbine mag niet meer dan 35 m bedragen;
-
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 10 m bedragen.
4.2.5 Afwijkende maatvoering
In afwijking van het bepaalde in
4.2.1, 4.2.2 en 4.2.4
geldt dat indien een grotere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze maatvoering als maximum mag worden gehanteerd, tenzij het betreft de minimale dakhelling, in welk geval die geringere dakhelling als minimum mag worden gehanteerd.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a.
4.1 onder b en een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit toestaan, mits:
-
1. het kampeerterrein niet is gelegen binnen een afstand van 500 m van een ander (kleinschalig of regulier) kampeerterrein en niet is gelegen binnen een afstand van 500 m vanaf de bebouwde kom;
-
2. het terrein is of wordt voorzien van een zodanige beplanting dat het een passend element vormt in de omgeving;
-
3. de voorzieningen ten behoeve van deze functies in de bestaande gebouwen worden ondergebracht, met dien verstande dat ten behoeve van sanitaire voorzieningen met een oppervlakte van maximaal 50 m2 nieuwbouw mag plaatsvinden;
-
4. het totale aantal kleinschalige kampeerterreinen binnen de gemeente niet meer bedraagt dan 15;
-
b.
4.1 onder b ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van boerderijkamers, met dien verstande dat:
-
1. de boerderijkamers in één bedrijfsgebouw worden ondergebracht, dat ten behoeve daarvan mag worden verbouwd;
-
2. de oppervlakte per boerderijkamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
-
3. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers en eventueel aanwezige nevenactiviteiten zoals genoemd onder
4.1 onder b, niet meer bedraagt dan 250 m2;
-
4. de boerderijkamers een duidelijke ruimtelijke relatie hebben met het boerenbedrijf, hetgeen in elk geval moet blijken uit de erfinrichting;
-
5. permanente bewoning niet is toegestaan;
-
c.
4.1 onder b en toestaan dat ten hoogste 500 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt aangewend voor de nevenactiviteit, indien de wenselijkheid hiervan is aangetoond, mits ook op lange termijn wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
1. de nevenactiviteit mag uitsluitend in de bestaande gebouwen worden ondergebracht, met dien verstande dat nieuwbouw is toegestaan, indien sprake is van ruimtelijke kwaliteitswinst, aan te tonen door een kwaliteitsarrangementsplan;
-
2. de nevenactiviteit is ondergeschikt aan het agrarische bedrijf;
-
3. de visuele uitstraling van de nevenactiviteit moet aansluiten bij de landelijke omgeving;
-
4. naast de bestaande bedrijfswoning(en) is/zijn geen nieuwe (bedrijfs)woningen toegestaan;
-
5. de infrastructuur hoeft ten gevolge van de nevenactiviteit niet te worden verzwaard, waaronder mede wordt verstaan het verharden van zandwegen;
-
6. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
-
7. de verkeersaantrekkendheid dan wel verkeershinder neemt in vergelijking met de agrarische activiteiten niet of nauwelijks toe;
-
8. gebouwen met een bouwkundige en/of cultuurhistorische waarde blijven gehandhaafd;
-
9. de gronden gelegen buiten de opstallen worden niet aangewend als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
-
d.
4.1
ten behoeve van het gebruik van gronden voor paardenbakken, mits:
-
1. de afstand tussen de paardenbak en de bestaande bebouwing ten behoeve waarvan de gronden als paardenbak worden gebruikt niet meer bedraagt dan 25 m;
-
2. de afstand tussen de paardenbak en woningen van derden niet minder bedraagt dan 70 m;
-
3. de paardenbak een oppervlakte heeft van niet meer dan 1.300 m2;
-
e.
4.5 onder a sub 1 ten behoeve van het vergisten van mest en het leveren van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:
-
1. het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
-
2. het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
mits:
-
a. de capaciteit van de installatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt;
-
b. de infrastructuur is berekend op de extra verkeersbelasting;
-
c. de (co)mestvergistingsinstallatie landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd landschapsplan;
-
f.
1.15
ten behoeve van de huisvesting van twee gezinnen of daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm in de bedrijfswoning, mits de noodzaak vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering (toezicht houden op levende have) is aangetoond.
4.6.2 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
a. de mate waarin de waarden en functies van de gronden die het plan beoogt te beschermen door de omgevingsvergunning worden geschaad;
-
b. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven door de omgevingsvergunning worden geschaad;
-
c. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de aanvaardbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, ecologie, archeologie en waterhuishouding;
-
d. de landschappelijke inpassing.
4.6.3 Geen omgevingsvergunning
Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in
4.6.2
onevenredig worden geschaad dan wel de uitvoerbaarheid en inpassing niet zijn aangetoond, vinden de in
4.6.1
genoemde afwijkingsbevoegdheden geen toepassing.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders boomsingels en andere hoogopgaande erfbeplanting te kappen of te rooien.
4.7.2 Uitzonderingen op verbod
Het in
4.7.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden die:
-
a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.7.3 Afwegingskader
Uitvoering van de in
4.7.1
genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden van deze gronden als bedoeld in
4.1
onder g onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden onevenredig (kunnen) worden verkleind.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen na beëindiging van het agrarisch bedrijf de bestemming
Agrarisch - Agrarisch bedrijf
wijzigen:
-
a. in de bestemming
Wonen
- eventueel met de aanduiding bedrijf aan huis - en de aangrenzende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
-
1. indien de aanduiding karakteristiek of specifieke bouwaanduiding -
monument voorkomt, deze wordt gehandhaafd;
-
2. uitsluitend de bedrijfswoning(en) en het aangebouwde voormalige bedrijfsgebouw mogen worden gebruikt voor één woonhuis;
-
3. in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding karakteristiek en specifieke bouwaanduiding - monument dat het aan het woonhuis aangebouwde voormalige bedrijfsgebouw mag worden verbouwd tot meerdere woonhuizen, met dien verstande dat burgemeester en wethouders bij het wijzigingsplan beperkingen kunnen stellen aan de oppervlakte aan bijgebouwen bij deze woonhuizen;
-
4. een extra woonhuis kan worden toegestaan, indien het bestemmingsvlak is gelegen in een bestaand bebouwingslint en tenminste 1.000 m2 aan agrarische bebouwing wordt gesloopt, niet zijnde bebouwing die is aangeduid als karakteristiek of specifieke bouwaanduiding - monument;
-
5. een extra woonhuis kan worden toegestaan, indien het bestemmingsvlak is gelegen buiten een bestaand bebouwingslint en tenminste 1.500 m2 aan agrarische bebouwing wordt gesloopt, niet zijnde bebouwing die is aangeduid als karakteristiek of specifieke bouwaanduiding - monument;
-
b. ten behoeve van het realiseren van een inpandige woning in afwijking van het bepaalde in
4.2.2
, met dien verstande dat hiervoor in ruil 750 m² bebouwing op het betreffende perceel wordt gesloopt;
-
c. ten behoeve van sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en/of met het buitengebied samenhangende dan wel daarop gerichte educatieve (buitengebied) functies, waaronder begrepen expositieruimten, natuur- en landschapseducatie en natuur- en landschapsbeheer;
-
d. ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van pensions en recreatieappartementen ondergeschikt aan de woonfunctie;
-
e. ten behoeve van binnenopslag, waaronder begrepen de opslag van kampeermiddelen;
-
f. ten behoeve van licht milieuhinderlijke ambachtelijke bedrijven, kunstnijverheidsbedrijven of zakelijke dienstverlening zoals genoemd onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
g. ten behoeve van agrarische (verwante) activiteiten, zoals agrarische hulpbedrijven, loon- en veehandelsbedrijven, vis- en wormkwekerijen met een maximale productiecapaciteit van minder dan 250 ton per jaar, bijenhouderijen, gebruiksgerichte paardenhouderijen, hoveniersbedrijven, alsmede ten behoeve van dierenpensions/hondenkennels, kleinschalige productiebedrijven, kleinschalige aan de bouw gerelateerde bedrijven of voor een recreatief bedrijf;
-
h. in de bestemming
Agrarisch
, ten behoeve van het wijzigen van de begrenzing van een bestaand bouwblok, waarbij de totale oppervlakte van het bouwblok ongewijzigd blijft, indien en voor zover tevens de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in
3.8.1
onder a wordt toegepast en waarbij in afwijking van de aanhef geen sprake is van beëindiging van het agrarische bedrijf.
4.8.2 Voorwaarden wijziging
-
a. Toepassing van het bepaalde in
4.8.1 sub a onder 4 of sub a onder 5 vindt plaats mits sprake is van een door de provincie geaccordeerd woonplan;
-
b. Toepassing van het bepaalde in
4.8.1 sub b tot en met g vindt plaats, met dien verstande dat de aard van de activiteiten op lange termijn voldoet aan de hierna genoemde voorwaarden:
-
1. de activiteiten worden uitsluitend dan wel overwegend uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen, met dien verstande dat nieuwbouw is toegestaan, indien sprake is van ruimtelijke kwaliteitswinst, aan te tonen door een door burgemeester en wethouders goed te keuren kwaliteitsarrangementsplan;
-
2. de visuele uitstraling van de activiteiten moet aansluiten bij de landelijke omgeving;
-
3. naast de bestaande bedrijfswoning(en) is/zijn geen nieuwe (bedrijfs-)woning(en) toegestaan, met dien verstande dat indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in
4.8.1 sub b moet sprake zijn van een door de provincie geaccordeerd woonplan;
-
4. de infrastructuur wordt tengevolge van de gewijzigde functie niet verzwaard, waaronder mede wordt verstaan het verharden van zandwegen;
-
5. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
-
6. de verkeersaantrekkendheid dan wel verkeershinder neemt in vergelijking met de oorspronkelijke activiteiten niet of nauwelijks toe;
-
7. gebouwen met een bouwkundige en/of cultuurhistorische waarde blijven gehandhaafd;
-
8. de gronden gelegen buiten de opstallen worden niet aangewend als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen.
4.8.3 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij behalve de in
4.8.2
genoemde toetsingscriteria betrokken worden:
-
a. de mate waarin de waarden en functies van de gronden die het plan beoogt te beschermen door de wijziging worden geschaad;
-
b. de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven door de wijziging worden geschaad;
-
c. de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de aanvaardbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, ecologie, archeologie en waterhuishouding;
-
d. de landschappelijke inpassing.
4.8.4 Geen wijziging
Indien de waarden, functies en/of belangen als genoemd in
4.8.3
onevenredig worden geschaad dan wel de uitvoerbaarheid en inpassing niet zijn aangetoond, vinden de in
4.8.1
genoemde wijzigingsbevoegdheden geen toepassing.