direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Harkema - Uitbreiding bedrijventerrein Quakkenburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0059.BPHaQu-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Langs de Betonwei te Harkema is het bedrijventerrein Quakkenburg gevestigd. Gezien de groei in vraag naar bedrijfskavels binnen de gemeente Achtkarspelen wordt gezocht naar nieuwe mogelijkheden voor bedrijventerreinen. Daarom wil de gemeente aan de zuidkant het bestaande bedrijventerrein uitbreiden met 11 uitgeefbare kavels met een gezamenlijk oppervlakte van 19.225 m2.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om deze ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan nodig. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten zuidoosten van de kern Harkema. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaQu-VG01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Harkema bedrijventerrein Quakkenburg, dat is vastgesteld op 7 september 2006 door de gemeente Achtkarspelen. Verder is het plangebied opgenomen in het Bestemmingsplan bedrijventerrein Lauwerskwartier 2e fase, dat onherroepelijk is vastgesteld op 6 september 2018. Een uitsnede van het bestemmingsplan Harkema bedrijventerrein Quakkenburg ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaQu-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Harkema bedrijventerrein Quakkenburg

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaQu-VG01_0003.jpeg"

Figuur 1.3 Ligging plangebied met vigerende plannen

In het bestemmingsplan Harkema bedrijventerrein Quakkenburg is het plangebied bestemd voor 'agrarische doeleinden'. De gronden met de bestemming 'agrarische doeleinden' zijn bestemd voor grasland en waterlopen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, echter zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan als de bouwhoogte niet meer dan drie meter bedraagt.

In het bestemmingsplan Harkema bedrijventerrein Quakkenburg is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om gronden met de bestemming 'agrarische doeleinden' te wijzigen in gronden met de bestemming 'bedrijfsdoeleinden'. Echter, gezien de lage vraag naar bedrijfskavels destijds, is in het Bestemmingsplan Lauwerskwartier 2e fase deze wijzigingsbevoegdheid komen te vervallen. In verband met de herijking van het convenant Bedrijventerreinen Noordoost Fryslân en de toename in vraag naar bedrijfskavels zijn er weer mogelijkheden voor het uitbreiden van het bedrijventerrein Quakkenburg en wordt deze uitbreiding nu toch weer opgepakt.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan. Tenslotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Dit bestemmingsplan is opgesteld om de beoogde ontwikkeling (het initiatief) mogelijk te kunnen maken. In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de omgeving. Daarom is in dit hoofdstuk een beschrijving van de huidige situatie opgenomen.

2.1 De bestaande situatie

Het plangebied is gelegen in het dorp Harkema aan de Bolster, ten zuidwesten van het huidige bedrijventerrein Quakkenburg. Dit ligt aan de zuidwestkant van de kern van Harkema. Het plangebied betreft de perceelnummers

  • 2543, sectie D, kadastrale gemeente Drogeham;
  • 2672, sectie D, kadastrale gemeente Drogeham;
  • 4281, sectie D, kadastrale gemeente Drogeham.

In de huidige situatie is het plangebied ingericht als grasland, als onderdeel van agrarische gronden. Ten noorden en westen van het plangebied bevindt zich het huidige bedrijventerrein Quakkenburg. Ten zuiden en oosten van het plangebied begint het buitengebied en liggen agrarische gronden. Aan de zuidkant staat tevens een woning. In figuur 2.1 is een luchtfoto met de grenzen van de kadastrale percelen weergegeven.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaQu-VG01_0004.jpeg"

Figuur 2.1 Huidige situatie plangebied met kadastrale percelen

2.2 Voorgenomen situatie

Het voornemen is om binnen het plangebied het bedrijventerrein uit te breiden. Ter plaatse worden 11 bedrijfskavels gerealiseerd, in combinatie met de benodigde infrastructuur en groenvoorzieningen. Deze 11 uitgeefbare bedrijfskavels hebben gezamenlijk een oppervlakte van 19.225 m2. De panden die op de bedrijfskavels worden gebouwd worden maximaal zeven meter hoog. Verder worden parkeermogelijkheden voor vrachtwagens en infrastructuur ten behoeve van het bedrijventerrein gerealiseerd. Ten behoeve van het voornemen worden bomen gekapt. Deze worden binnen het plangebied gecompenseerd door het planten van nieuwe bomen. Dit is gewaarborgd in de planregels middels een voorwaardelijke verplichting. Daarnaast wordt voldoende water aangelegd om te voorzien in de watercompensatie als gevolg van de toenemende verharding binnen het plangebied. Dit gebeurt ten noorden en zuiden van het plangebied (in figuur 2.2 opgenomen als donkerblauw). In figuur 2.2 is een tekening van de toekomstige situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaQu-VG01_0005.jpg"

Figuur 2.2 Tekening toekomstige situatie uitbreiding bedrijventerrein Quakkenburg

2.2.1 Ruimtelijke inpassing

Het plangebied wordt aan de zuid- en oostzijde omringd door een groene rand waarmee een gepaste overgang naar het buitengebied wordt voorzien. Hiermee wordt het zicht vanuit het buitengebied op de toekomstige bedrijfspanden voorkomen. Verder sluiten de bedrijfskavels functioneel aan op het bestaande bedrijventerrein. Tevens sluit het nieuwe deel qua maatvoering en milieucategorie ook aan op het reeds bestaande bedrijventerrein.

2.2.2 Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur

Op basis van de kencijfers uit de CROW-publicatie 381 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie mag worden uitgegaan van een verkeersgeneratie van in totaal 158 motorvoertuigbewegingen per hectare per weekdagetmaal voor een "gemengd bedrijventerrein". Omgerekend naar het plangebied zijn dit circa 305 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal. Hiervan zijn 247 motorvoertuigbewegingen personenauto's en 58 motorvoertuigbewegingen zijn vrachtauto's. Dit aantal kan goed afgewikkeld worden zonder knelpunten in de huidige verkeerssituatie. De afwikkeling zal plaatsvinden via de nieuw aan te leggen infrastructuur. Deze zijn aangesloten op de twee aftakkingen van de Bolster, waardoor een goede afwikkeling wordt verzekerd.

Parkeren

De parkeerbehoefte wordt eveneens berekend op basis van de kencijfers uit het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Achtkarspelen (GVVP). Uitgaande van een worst-case scenario waarbij alle bedrijfskavels gebruikt worden als een kantoor met baliefunctie. Hierbij kan een kencijfer van 0,0105 parkeerbehoefte per m2 bvo. Omgerekend naar het plangebied bedraagt dit 202 parkeerbehoefte in totaal. Aan deze parkeerbehoefte zal worden voldaan op de bedrijfskavels zelf. Verder wordt infrastructuur aangelegd voor de vrachtwagens om te parkeren langs de openbare weg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda
    In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Achtkarspelen is niet onderdeel van een NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

De uitbreiding van het bedrijventerrein is in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking aan te merken als stedelijke ontwikkeling. Daarom dient het voornemen getoetst te worden aan de ladder en dienen de behoefte en locatie onderbouwd te worden. Dit is gemotiveerd in de ladderonderbouwing, die is opgenomen als bijlage 1.

Conclusie rijksbeleid

De ontwikkeling in Harkema is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030-2050 is uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud.

Als uitgangspunt geldt dat veranderingen niet tegen moeten worden gehouden, maar dat ambities worden gerealiseerd door gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.

De planontwikkeling past binnen het principe omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, omdat de situering en maatvoering van de nieuwe bedrijfskavels aansluit op de omliggende bestaande bedrijfspanden. Daarom past de voorgenomen ontwikkeling binnen de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele.

Verordening Romte 2014

Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld, deze is daarna een aantal keren partieel herzien. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.

De volgende artikelen zijn van toepassing op de uitbreiding van het bedrijventerrein te Harkema:

Artikel 1.1.1

  • 1. In een ruimtelijk plan voor landelijk gebied mogen geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan in een ruimtelijk plan een uitbreidingslocatie aansluitend op bestaand stedelijk gebied worden toegestaan.

De voorgenomen ontwikkeling betreft niet een nieuwe stedelijke functie, maar een uitbreidingslocatie die aansluit op bestaand stedelijk gebied. De voorgenomen ontwikkeling is namelijk een uitbreiding van het bedrijventerrein Quakkenburg. Daarbij wordt aangesloten op lid 2 van artikel 1.1.1.

Artikel 2.3.1

  • 1. De toelichting bij een ruimtelijk plan dat voorziet in een nieuwe stedelijke functie buiten bestaand stedelijk gebied bevat een verantwoording waaruit blijkt dat toepassing is gegeven van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waaruit in ieder geval blijkt waarom die functie redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Als genoemd in de ladderonderbouwing (opgenomen als bijlage 1 ) is verantwoord waarom de voorgenomen ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. Gezien de ruimtevraag van ruimt 11 hectare in de gemeente Achtkarspelen is het niet mogelijk om alle behoefte aan bedrijventerrein binnenstedelijk op te vangen. Binnen de gemeente is nagenoeg geen geschikte ruimte meer voor lokale bedrijven. Er is een verkenning gedaan naar strategische restruimte op bedrijventerreinen, maar daaruit blijkt dat de ondernemers deze uitbreidingsruimte niet willen afstaan in verband met eigen uitbreidingsbehoefte. Er is ook geen leegstand die boven de normale frictieleegstand uitgaat. Uitbreiding aansluitend aan bestaand bedrijventerrein is dan een logische keuze.

Artikel 4.1.1

  • 1. Een ruimtelijk plan kan een nieuw bedrijfsterrein of uitbreiding van een bedrijfsterrein bevatten, indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan een nieuw bedrijfsterrein of uitbreiding van een bestaand bedrijfsterrein bevatten voor een of enkele bedrijven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • a. Er is sprake van een directe, concrete behoefte van bedrijven die naar aard en schaal passen bij aard en schaal van de overige kern, de bedrijfsconcentratiekern, het regionaal of het stedelijk centrum;
    • b. Aangetoond is dat de behoefte waarin wordt voorzien niet inpasbaar is op een bestaand bedrijfsterrein of een in ontwikkeling zijnde bedrijfsterrein in de regio;
    • c. Het totale ruimtebeslag van deze bedrijven staat in een redelijke verhouding tot de schaal van de kern;
    • d. Gewaarborgd is dat de bedrijven goed worden ingepast wat betreft milieu, ontsluiting en landschap.
  • 3. In afwijking van het eerste lid kan in een ruimtelijk plan voor een Waddeneiland een bedrijfsterrein worden opgenomen, indien het bedrijfsterrein wat betreft oppervlakte en invulling in overeenstemming is met een structuurvisie waarover met Gedeputeerde Staten schriftelijke overeenstemming is bereikt.

Aanleiding van de voorgenomen ontwikkeling is de toenemende vraag naar bedrijfskavels. Daarom kan er van worden uitgegaan dat er sprake is van een directe, concrete behoefte van bedrijven die naar aard en schaal passen bij Harkema. Zoals verantwoord in de ladderonderbouwing (bijlage 1) wordt verantwoord dat gezien het gebrek aan ruimte, bruikbare restruimte en leegstand uitbreiding van het bedrijventerrein op het agrarische perceel als genoemd in dit bestemmingsplan een logische keuze is. Daarmee wordt aangesloten met lid 2 sub b. Het totale ruimtebeslag van de voorgenomen ontwikkeling staat in een redelijke verhouding tot de schaal van de kern. Verder zal het voorgelegen bestemmingsplan aantonen dat de bedrijven goed worden ingepast wat betreft milieu (hoofdstuk 4), ontsluiting (paragraaf 2.2.2) en landschap (paragraaf 2.2.1), waarbij wordt aangetoond dat er sprake is van goede ruimtelijke ordening.

Artikel 4.2.3

In een ruimtelijk plan voor een overige kern zijn niet toegestaan:

  • a. een kantoor met een grotere vloeroppervlakte dan 600 m2;
  • b. een bedrijf in de milieucategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 of 6;
  • c. een bedrijf met een kavelomvang groter dan 2.500 m2;
  • d. een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

Het bestemmingsplan betreft een uitbreiding van het bedrijventerrein Quakkenburg waarbij bedrijfskavels ten grootte van maximaal 2.250 m2 in de milieucategorie 2 worden toegevoegd. Daarbij wordt voldaan aan artikel 4.2.3 van de provinciale verordening.

Conclusie provinciaal beleid

De uitbreiding van het bedrijventerrein Quakkenburg te Harkema is niet in strijd met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Convenant bedrijventerreinen Noordoost Fryslân 2022-2035

Het convenant bedrijventerreinen Noordoost-Fryslân 2022-2035 is een regionale afspraak tussen de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel, Noardeast-Fryslân en Tytsjerkeradiel over het inpassen van de ruimtelijke plannen voor nieuwe bedrijventerrein in een bedrijventerreinenplan waarmee de Gedeputeerde Staten hebben ingestemd. Daarmee geeft de provincie (samen met de gemeenten) invulling aan de bestuurlijke afspraken met het Rijk over de programmering van stedelijke functies, in dit geval bedrijventerrein.

In het Convenant bedrijventerreinen Noordoost-Fryslân 2022-2035 is een prognose opgenomen voor de kwalitatieve vraagraming per segment voor Noordoost-Fryslân. Op de korte termijn, namelijk de periode van 2021 tot en met 2025, staat hier een behoefte van 31 hectare voor de transatlantische markt en 51 hectare voor de globale economie. Daarmee kan met zekerheid worden gesteld dat de uitbreiding van het bedrijventerrein Quakkenburg past binnen het convenant. Dit wordt verder bevestigd in de programmering van bouw van bedrijventerreinen tussen 2022 tot en met 2035, waar de uitbreiding van het bedrijventerrein Quakkenburg in is opgenomen.

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het regionaal Convenant bedrijventerrein Noordoost-Fryslân 2022-2035.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, en kabels en leidingen.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied ligt ten zuidoosten van een al bestaand bedrijventerrein in het dorp Harkema. Gezien dat de omgeving wordt getypeerd door afwisselend bedrijfs- en woonfuncties kan worden gesproken van een 'gemengd gebied'.

Ten opzichte van de bedrijfswoning aan de Bolster 9, ten westen van het plangebied, wordt aan de richtafstanden voldaan. De dichtstbijzijnde milieu categorie betreft een bedrijfSkavel met milieu categorie 2, waarbij in 'gemengd gebied' rekening moet worden gehouden met een richtafstand van 10 meter. Hier wordt in de voorgenomen ontwikkeling met 16 meter aan voldaan.

Ten opzichte van de woning aan de Bolster 14, ten zuiden van het plangebied, wordt aan de richtafstanden voldaan. De dichtstbijzijnde milieucategorie betreft een bedrijfskavel met milieucategorie 2, waarbij in 'gemengd gebied' rekening moet worden gehouden met een richtafstand van 10 meter. Hier wordt in de voorgenomen ontwikkeling met 56 meter aan voldaan.

Ten opzichte van de bedrijfswoningen aan de Splitting, ten westen van het plangebied, wordt aan de richtafstanden voldaan. De dichtstbijzijnde milieucategorie betreft een bedrijfskavel met milieu categorie 2, waarbij in 'gemengd gebied' rekening moet worden gehouden met een richtafstand van 10 meter. Hier wordt in de voorgenomen ontwikkeling met maximaal 40 meter aan voldaan.

Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.3 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

  • In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied in de omgeving van het plangebied is Alde Feanen op een afstand van circa 11,3 kilometer. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

Voor de ontwikkeling is een stikstofonderzoek uitgevoerd. Deze berekening houdt rekening met verkeersbewegingen van en naar het projectgebied en kavelemissies tijdens de gebruiksfase. Dit stikstofonderzoek is bijgevoegd als bijlage 3. Hieruit blijkt dat, ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling, geen significant negatief effect zal plaatsvinden op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden

Soortenbescherming

Ten behoeve van dit plan is een ecologische quickscan uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 4. Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied mogelijkheden biedt voor vogels om te broeden. Daarom wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten de broedtijd, grofweg van 15 maart tot 15 juli, uit te voeren. Verder kan de aanwezigheid van leefgebied van de waterspitsmuis bij de waterlichamen van het plangebied niet op voorhand worden uitgesloten. Met het planvoornemen worden werkzaamheden aan de waterlichamen verricht, waardoor het leefgebied van de waterspitsmuis zal worden aangetast of zelfs verloren kan gaan. Om de aanwezigheid van de waterspitsmuis binnen het plangebied uit te sluiten is een onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van de waterspitsmuis binnen het plangebied kan worden uitgesloten. Om de werkzaamheden binnen de kaders van Wet natuurbescherming uit te voeren, worden aanbevolen te werken buiten het broedseizoen (grofweg 15 maart tot 15 juli) en rekening te houden met de zorgplicht.

Het milieu- en omgevingsaspect ecologie zal geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing

Ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijventerrein Quakkenburg is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, die is opgenomen als bijlage 2. Uit het onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken:

Landbouwpercelen

Ter plaatse zijn verhoogde concentraties in het grondwater aangetroffen. Deze concentraties hebben vermoedelijk een natuurlijke oorsprong en zijn dusdanig dat een aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging.

Opslagterrein

Op basis van de gemeten gehalten en concentraties is geconcludeerd dat een aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is en dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de voorgenomen bestemmingswijziging.

Gronddepots

Twee van de vier onderzochte gronddepots voldoen indicatief aan de kwaliteitsklasse Industrie vanwege licht verhoogde gehalten aan minerale olie. De overige beide gronddepots voldoen aan de kwaliteitsklasse AW2000 (achtergrondwaarde).

Bouwstoffen

De aangetroffen bouwstoffen voldoen indicatief aan de eisen voor een niet-vormgegeven bouwstof.

Op basis van deze conclusies zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling en is geen nader bodemonderzoek of maatregelen als sanering noodzakelijk.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Een bedrijventerrein betreft, volgens de Wet geluidhinder, niet een geluidsgevoelig object. Gezien dat de voorgenomen ontwikkeling een bedrijventerrein realiseert, wordt akoestisch onderzoek daarom als niet noodzakelijk beschouwd.

Het milieu- en omgevingsaspect geluid zal de voorgenomen ontwikkeling niet belemmeren.

4.6 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. Deze is bijgevoegd als bijlage 6. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Waterkwantiteit

In het wateradvies is aangegeven dat door ruimtelijke ontwikkelingen de hoeveelheid verhard oppervlak toeneemt met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater.

In het plangebied worden 11 uitgeefbare bedrijfskavels en bijbehorende infrastructuur aangelegd, wat leidt tot een collectieve verharding van 20.090 m3. Dit is boven de 1.500 m2 onverharde grond in landelijk gebied. Daarom dienen compenserende maatregelen getroffen te worden. In het plan wordt 840 m2 oppervlakte water bijgegraven. In overeenstemming met Wetterskip Fryslân is tot de conclusie gekomen dat de voorgenomen ontwikkeling in stand kan blijven als weergegeven in de situatieschets van de voorgenomen ontwikkeling (zie figuur 2.3). Om de toename in verharding te beperken zullen de groenstroken dusdanig worden ingericht dat deze een waterbergingsfunctie kunnen vervullen. Daarnaast zal worden onderzocht of er water gestuwd kan worden in de watergang tussen perceel 4259 en 4281, zodat er meer wateropvang beschikbaar is in periodes met droogte en/of water vanuit het gebied vertraagd tot afstroming komt (zie figuur 2.2). Het Wetterskip zal benedenstrooms onderzoeken of de huidige waterafvoer knelpunten heeft en welke verbetermatregelen hier eventueel voor nodig zijn.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In de voorgenomen situatie zal hemelwater worden afgekoppeld en gescheiden worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Afvalwater zal worden afgevoerd en aangesloten op het bestaande afvalwatersysteem van het bedrijventerrein Quakkenburg.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Vanuit het aspect water is er geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing

Volgens de NSL-monitoringstool (2020) ligt op 5 kilometer afstand van het plangebied een rekenpunt. Dit rekenpunt geeft aan dat er sprake is van een goede luchtkwaliteit. Het gehalte aan stikstofdioxide (NO2) is namelijk 11,205 µg/m3, wat ruim voldoet aan de bovengenoemde grenswaarden. Fijnstof (PM10) betreft een waarde va 13,6 µg/m3, wat ook ruim voldoet aan de grenswaarden. Verder betreft fijnstof (PM2,5) een waarde van 6,568 µg/m3, wat ook ruim voldoet aan de grenswaarden. Het aantal normoverschrijdingsdagen betreft 6 dagen, wat ruim onder de 35 keer per jaar ligt.

Om te toetsen of de voorgenomen ontwikkeling significant negatieve gevolgen zal hebben voor de luchtkwaliteit is de NIBM-tool ingevuld. Hieruit blijkt dat, terwijl het plan wel negatieve gevolgen heeft voor luchtkwaliteit door emissie van stikstofdioxide en fijnstof, de luchtkwaliteit nog steeds ruim aan de grenswaarden voldoet. De uitsnede van de NIBM-tool is toegevoegd als figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaQu-VG01_0006.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede NIBM-tool

Het aspect luchtkwaliteit is niet een belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

In de Erfgoedwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie Friesland de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Toetsing

Ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijventerrein Quakkenburg zijn de archeologische kaarten van het FAMKE geraadpleegd. Deze kaarten geven de actuele status op het gebied van archeologie weer. Uit de advieskaart voor de periode ijzertijd-middeleeuwen blijkt dat er geen onderzoek noodzakelijk is. Uit de advieskaart voor de periode steentijd-bronstijd blijkt dat ter plaatse van het plangebied twee waarden gelden. Bij het overgrote deel, 'onderzoek bij grote ingrepen', geldt dat er pas onderzoek nodig is bij omvangrijke ingrepen van meer dan 2,5 hectare. Voor 'karterend onderzoek 3 (steentijd)' is onderzoek nodig bij ingrepen van meer dan 5000 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0059.BPHaQu-VG01_0007.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede kaart FAMKE periode steentijd-bronstijd

In 2009 is binnen het plangebied archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek wordt de conclusie getrokken dat er geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is wegens het ontbreken van archeologische indicatoren en de vaststelling dat het gebied te verstoord is door (recente) grondbewerkingen. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 7.

Daarom wordt verwacht dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat er geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn in het plangebied. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Zuidelijk van het plangebied loopt een gasleiding. De gasleiding betreft een leiding met een uitwendige diameter van 6 inches en een druk van 40,00 bar. Hierbij dient een afstand te worden aangehouden van 70 meter. Aan deze afstand wordt met circa 180 meter aan voldaan. Daarom vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In categorie D 11.3 is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 ha of meer opgenomen. De uitbreiding van bedrijventerrein Quakkenburg blijft onder deze grenswaarde.

Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling:

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

Voor de ontwikkeling is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie bijlage 8). Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft vier bestemmingen gekregen. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Achtkarspelen.

Bedrijf

De gronden met de bestemming Bedrijf zijn bestemd voor bedrijven, productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestandsdeel van een bedrijf in goederen. Tevens zijn hier de bijbehorende tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen, straten en paden en bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan. De oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer dan 2.500 m2 bedragen.

Groen

De gronden met de bestemming Groen zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, paden en waterlopen en waterpartijen. Ondergeschikt, maar binnen deze bestemming zijn ook verhardingen en parkeervoorzieningen toegestaan. Ook zijn deze gronden bestemd voor de bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Verkeer

De gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn bestemd voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden en groenvoorzieningen, alsmede voor voorzieningen voor de geleiding van fauna. Hieraan ondergeschikt zijn groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen toegestaan, met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Water

De gronden met de bestemming Water zijn bestemd voor waterhuishouding, waterberging, waterlopen en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

5.3 Verbeelding

Het plangebied bestaat uit het bedrijventerrein. Het noordelijk deel heeft betrekking op een groen- en waterbestemming. In het midden van de verbeelding zijn de 11 uitgeefbare kavels middels de bedrijfsbestemming beoogd. Binnen de bedrijfsbestemming is een bouwvlak opgenomen. De oppervlakte mag per bouwperceel niet meer dan 2.500 m2 bedragen. Tussen de bedrijfskavels zit een verkeersbestemming.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg is het plan toegestuurd aan de wettelijke overlegpartners. Hierop zijn 3 reacties ingediend. In bijlage 9 is de notitie opgenomen waarin de reacties zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Ook staat hierin op welke wijze het plan is aangepast naar aanleiding van de overlegreacties.

Zienswijzeperiode

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De overlegpartners zijn hierbij geïnformeerd dat het bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen. Van de gelegenheid een zienswijze in te dienen is geen gebruik gemaakt. Er zijn dus geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens op 20 juni 2024 ongewijzigd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een ontwikkeling van de gemeente Achtkarspelen.