direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zeewolde - Bosruiterweg 14
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0050.BPBosruiterweg14-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de Bosruiterweg 14 en op de Bosruiterweg 16 in Zeewolde wonen nu internationale werknemers in diverse gebouwen en stacaravans. Op dit moment zijn er 1.171 logiesplekken. Het planologisch toestaan van de huisvesting van internationale werknemers is mogelijk gemaakt middels tijdelijke omgevingsvergunningen. Deze tijdelijke vergunningen verlopen in 2025.

In 2022 heeft het college het besluit genomen om planologisch medewerking te verlenen aan een definitieve locatie voor maximaal 1000 internationale werknemers - uitsluitend short- en midstay en in een compacte "hotel setting"  -  met een maximale verblijfsduur  van 12 maanden. Het doel is om de long stay internationale werknemers te verplaatsen naar een geschikte reguliere woning in de kern Zeewolde. 

Daarnaast heeft het college besloten tijdelijke medewerking te verlenen aan een AZC van 600 plaatsen (tot 19-11-2025); om voldoende ruimte op Bosruiterweg 16 vrij te maken voor een AZC is een tijdelijke vergunning verleend om alvast 364 internationale werknemers te verplaatsen in 3 nieuwe logiesgebouwen op het perceel Bosruiterweg 14.

Het voormalig asielzoekerscentrum aan de Bosruiterweg 16 in Zeewolde wordt opnieuw als azc in gebruik genomen omdat er grote vraag is naar opvangmogelijkheden voor asielzoekers. Dit betekent dat die ruimte niet meer beschikbaar is voor internationale werknemers Inmiddels is ook gebleken dat de behoefte aan huisvesting voor internationale werknemers niet tijdelijk is. Er moet daarom meer en betere woonruimte voor de internationale werknemers worden gerealiseerd op de Bosruiterweg 14. De initiatiefnemer wil de bestaande kwaliteiten in het plangebied verhogen door de bestaande (134) caravans te verwijderen van het terrein en hiervoor in de plaats 13 gebouwen met logiesfunctie en een receptie te realiseren. Inmiddels zijn 3 logiesgebouwen vergund en gerealiseerd.

Dit bestemmingsplan voorziet dan ook in de planologische regeling van de vergunde gebouwen voor logiesverstrekking en het mogelijk maken van 10 extra logiesgebouwen.

In het bestemmingsplan worden conform het collegebesluit vastgelegd dat in het gebied 1000 internationale werknemers mogen worden gehuisvest, en de maximale verblijfsduur (12 maanden) wordt planologisch vastgelegd. Daarnaast worden de bijbehorende bestaande voorzieningen op het terrein met (beperkte) uitbreidingsruimte, waaronder een receptiegebouw, planologisch geregeld.

De gewenste ontwikkeling is niet mogelijk op basis van de geldende planologische regeling uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016 - 2e herziening 2019'. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hier in. Onderhavig bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op de Bosruiterweg 14. Het AZC op de Bosruiterweg 16 wordt met deze procedure niet meegenomen.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft het terrein van de voormalige camping De Bosruiter, gelegen aan de Bosruiterweg ten noordwesten van de kern Zeewolde. Het plangebied is gelegen in het Vaartbos, onderdeel van het bosgebied Horsterwold. Het Horsterwold maakt deel uit van de Randmeerbossen langs de zuid- en oostrand van Flevoland. Via de Bosruiterweg en de Spiekweg is Zeewolde bereikbaar. De afstand tot Zeewolde bedraagt hemelsbreed circa 5 kilometer.

In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBosruiterweg14-VS01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Omlijning van het plangebied (bron: Cyclomedia.nl)

1.3 Bestaande planologische regeling

Het plangebied is in zijn geheel gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' van de gemeente Zeewolde (vastgesteld 29 september 2016). Tevens zijn de bestemmingsplannen 'Reparatieplan Buitengebied 2018' (vastgesteld 28 juni 2018) en het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016 - 2e herziening 2019' (vastgesteld 7 november 2019) van kracht.

Het plangebied is bestemd als 'Agrarisch'. De gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden zonder bouwmogelijkheden. Naast de hoofdbestemming is er een gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 5'. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van de vestiging van medische, sociale, culturele, sportieve, verblijfs- en dagrecreatieve of educatieve voorzieningen en horecavoorzieningen, alsmede conferentieoorden. In de randvoorwaarde is onder meer bepaald dat maximaal 6.500 m2 mag worden bebouwd met een maximale bouwhoogte van 10 m (drie bouwlagen).

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016 - 2e herziening 2019' bevatten de gronden in het plangebied de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - bouwbeperkingsgebied zend- en ontvanginstallatie'. Het is daardoor niet toegestaan om hoger te bouwen dan 22 m.

In het plangebied is het 'Reparatieplan Buitengebied 2018' ook van toepassing. Dit plan wijzigt enkele bestemmingsregels, maar geen regels die relevant zijn voor de beoogde ontwikkeling.

In figuur 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBosruiterweg14-VS01_0002.jpg"

Figuur 1.2. Uitsnede geldende bestemmingsplan (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

Tijdelijke vergunning(en)

Op dit moment is de huisvesting van internationale werknemers geconcentreerd aan de locatie Bosruiterweg 14. Hiervoor zijn tijdelijke vergunningen verleend tot eind 2025 voor in totaal 1.171 logiesplekken voor internationale werknemers .

Strijdigheid

Binnen de bestemming is het niet toegestaan om gebouwen te bouwen en te gebruiken voor tijdelijke huisvesting van internationale werknemers, met de daarbij behorende voorzieningen.

De huisvesting van internationale werknemers is toegestaan door middel van een tijdelijke omgevingsvergunning.

Met dit bestemmingsplan wordt de bebouwing en het gebruik (permanent) planologisch geregeld voor de huisvesting van maximaal 1.000 internationale werknemers.

1.4 Leeswijzer

De volgende onderwerpen komen na deze inleiding aan de orde:

  • een omschrijving van het voornemen en van de huidige situatie (hoofdstuk 2);
  • een weergave van het toepasselijke beleidskader (hoofdstuk 3);
  • de randvoorwaarden vanuit milieu- en omgevingsaspecten (hoofdstuk 4);
  • aspecten van uitvoerbaarheid (hoofdstuk 5);
  • samenvattende conclusies ten behoeve van het besluit (hoofdstuk 6).

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het project

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen in het bosgebied Horsterwold en wordt omgeven door loofbossen. Aan de noordrand grenst het terrein aan de Hoge Vaart, aan de overzijde hiervan ligt een omvangrijk agrarisch gebied. In de nabijheid van de locatie, circa 1 kilometer ten noordoosten over de Bosruiterweg, ligt het vakantiepark 'Buitenplaats Horsterwold' met recreatiewoningen en bijbehorende voorzieningen. Het bedrijventerrein 'Horsterparc en Trekkersveld' ligt op circa 2 kilometer afstand in dezelfde richting.

Een waterstructuur van gegraven sloten markeert de structuur van het terrein. Verharding is aanwezig in de vorm van ontsluitingswegen en paden. De luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving daarvan is opgenomen in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBosruiterweg14-VS01_0003.jpg"

Figuur 2.1. Luchtfoto van het plangebied.

Aan de Bosruiterweg 14 zijn 134 caravans aanwezig voor de huisvesting van 630 internationale werknemers. Recent (2023), wegens de komst van het AZC, zijn nog eens 3 gebouwen vergund en gerealiseerd ten behoeve van 364 internationale werknemers. Hiermee komt de huisvesting van internationale werknemers voor de Bosruiterweg 14 op een totaal van 994 plekken.

Het totaal is nu 630 + 364 op nummer 14 (994) en 177 op de Bosruiterweg 16 = 1171 internationale werknemers. Op de grens met de Bosruiterweg 16 zijn diverse centrumvoorzieningen, zoals sport, supermarkt, kantoren en een magazijn. Het is toegestaan om maximaal 1.000 internationale werknemers op te vangen op deze locatie.

2.2 Toekomstige situatie

Het aantal logiesplekken voor internationale werknemers wordt afgebouwd ten opzichte van de huidige situatie op Bosruiterweg 14 en 16. In de toekomstige situatie zijn er 1.000 logiesplekken toegestaan. De logiesplekken worden permanent toegestaan en geconcentreerd op Bosruiterweg 14. De mogelijkheden op Bosruiterweg 16 worden, na afloop van de tijdelijke vergunning, opgeheven.

Aan de Bosruiterweg 14 zijn 134 stacaravans aanwezig. In de toekomstige situatie worden alle stacaravans aan de Bosruiterweg 14 vervangen door in totaal 13 nieuwe gebouwen voor maximaal 1.000 internationale werknemers. In 2023 zijn van deze 13 gebouwen, 3 gebouwen vergund en gerealiseerd.

Met het bestemmingsplan vervallen de tijdelijke omgevingsvergunningen voor deze projecten.

De internationale werknemers worden gehuisvest in onzelfstandige woonruimtes en zullen meerdere faciliteiten delen. In het plangebied worden 13 nieuwe identieke gebouwen geplaatst, bestaande uit 3 bouwlagen (maximaal 10 meter hoog) en een grondoppervlak van maximaal 450 m2. Alle logiesgebouwen zijn uitgevoerd in een hotel setting en zijn gericht op short- en midstay. De internationale werknemers komen te wonen in compacte kamers met (hotel) voorzieningen die passen bij relatief kort verblijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBosruiterweg14-VS01_0004.png"

Figuur 2.2. Impressie nieuwbouw

Voor de ontwikkeling is het niet noodzakelijk nieuwe infrastructuur of andere voorzieningen te realiseren. Bestaande water- en groenstructuren blijven eveneens behouden. Tussen de gronden van de Bosruiterweg 14 en 16 wordt een nieuwe groenstructuur/bosstrook aangeplant. Hierdoor ontstaat een natuurlijke afscheiding tussen het terrein van het azc en de internationale werknemers.

Landschappelijk inpassingsplan

Voor de beoogde ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in bijlage 1 bij de regels. In dit plan zijn enkele uitgangspunten geformuleerd. Op basis van deze uitgangspunten wordt de nadere uitwerking van het gebied verder ingevuld, in figuur 2.3 is een mogelijke opzet weergeven.

  • Aan de zijden waar het plangebied grenst aan het bosgebied, wordt het groen het plangebied ingetrokken;
  • Diversiteit aan beplanting zorgt ervoor dat de biodiversiteit in het gebied versterkt wordt;
  • Door het toepassen van half verharding, zal het regenwater makkelijker wegstromen (verbetering klimaatadaptatie) en zal het voor meer verkoeling zorgen op warme zomerdag (verbetering hittestress);
  • Parkeerplekken worden uitgevoerd in half verharding;
  • Parkeren mag alleen op het terrein zelf, met uitzondering van het direct aansluitende parkeerterrein buiten de slagboom;
  • Parkeren langs de ontsluitingsweg (tijdelijk vergund) wordt beëindigd;
  • De huidige wegenstructuur blijft grotendeels behouden;
  • Een groene ontmoetingsplek wordt het middelpunt van het plangebied;
  • Parkeren is niet toegestaan in de zone van de groene ontmoetingsplek;

afbeelding "i_NL.IMRO.0050.BPBosruiterweg14-VS01_0005.png"

Figuur 2.3 Mogelijke opzet nieuwe situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft de uitdagingen van de toekomst weer en geeft daarbij aan wat de nationale belangen zijn, welke keuzes op nationaal niveau gemaakt worden en welke richting daarbij wordt gegeven aan decentrale keuzes. Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie om grote opgaven aan te pakken. Bij het maken van alle plannen moet aandacht worden besteed aan de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid.

De belangrijkste opgaven van de NOVI zijn:

  • 1. klimaatbestendige inrichting van Nederland met oog voor energietransitie;
  • 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. toekomstbestendige ontwikkeling van landelijk gebied.

Daarbij gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • 1. combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • 2. kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • 3. afwentelen wordt voorkomen.

Toetsing

Het plan raakt geen rijksbelangen die gesteld zijn in de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Ieder plan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6, lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor projecten binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Voor projecten buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.

De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Volgens jurisprudentie is in beginsel pas sprake van een stedelijke ontwikkeling bij plannen vanaf 12 woningen of een functiewijziging vanaf 500 m2 bvo. Het geldende bestemmingplan is vertrekpunt in de beoordeling of iets een stedelijke ontwikkeling is.

Toetsing

In dit geval worden maximaal 1.000 logiesplekken voor internationale werknemers mogelijk gemaakt in 13 logiesgebouwen op een locatie met een agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden. De tijdelijke mogelijkheden voor de huisvesting van internationale werknemers op het perceel Bosruiterweg 14 en 16 vervallen.

Uit jurisprudentie blijkt dat gronden met een agrarische bestemming geen onderdeel uitmaken van bestaand stedelijk gebied. Er is in dit geval sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Daarom is hierna de behoefte beschreven en de locatiekeuze gemotiveerd.

Beschrijving behoefte

Op de Bosruiterweg 14 en op de Bosruiterweg 16 in Zeewolde wonen nu internationale werknemers. Op dit moment maken 1.1171 internationale werknemers gebruik van het complex.

Het voormalig asielzoekerscentrum aan de Bosruiterweg 16 in Zeewolde wordt echter opnieuw als azc in gebruik genomen, gelet op de huidige asielcrisis. Er is grote vraag naar opvangmogelijkheden voor asielzoekers. Dit betekent dat die ruimte niet meer beschikbaar is voor internationale werknemers. Inmiddels is ook duidelijk dat de behoefte aan huisvesting voor internationale werknemers niet tijdelijk is. Er moet daarom meer en betere woonruimte voor de internationale werknemers worden gerealiseerd op de Bosruiterweg 14. Door de logiesplekken op Bosruiterweg 14 te concentreren, komt op Bosruiterweg 16 ruimte vrij om asielzoekers op te vangen. De mogelijkheid voor huisvesting van internationale werknemers vervalt daar.

De huisvestingslocatie bestaat nu ruim 10 jaar. In 2012 is het complex geopend voor 600 internationale werknemers. In 2015 diende de eerste asielcrisis zich aan en is de gemeente gevraagd hierin te faciliteren. Dat heeft ertoe geleid dat de toenmalige woningen werden ingericht als asielzoekerscentrum (azc) en er een nieuw complex voor internationale werknemers naast is gebouwd. Toen 3 jaar later het azc werd opgeheven kwam vanuit de uitzendbureaus de vraag om beide locaties in te zetten voor internationale werknemers.

De groei van het aantal internationale werknemers blijkt ook uit onderzoek dat in opdracht van de Algemene Bond van Uitzendondernemingen is uitgevoerd (Arbeidsmigratie in 2030, juni 2022). Tussen 2006 en 2021 is het aantal internationale werknemers in Nederland verviervoudigd.

Vooral het aandeel internationale werknemers uit Midden- en Oost-Europa is flink toegenomen, van een derde naar twee derde. De laatste jaren neemt ook het aandeel internationale werknemers van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) langzaam toe. Het gaat in meer dan de helft van alle internationale werknemers nog altijd om laaggekwalificeerde arbeid. Wanneer huidige trends worden doorgetrokken, dan neemt het aantal internationale werknemers toe van 735 duizend in 2019 tot bijna 1,2 miljoen in 2030.

Waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied

In 2020 merkte de gemeente Zeewolde dat steeds meer reguliere woningen in gebruik waren door internationale werknemers, ingehuurd door uitzendbureaus. Dat zorgde voor overlast in de wijken. Daarom is de gemeente in gesprek gegaan met uitzendbureaus om te komen tot een oplossing om deze woningen weer beschikbaar te maken voor de inwoners van Zeewolde en tegelijkertijd te zorgen voor goede huisvesting voor internationale werknemers. Dit was een win-winsituatie voor beiden, de gemeente kreeg weer woningen terug voor regulier gebruik en de uitzendbureaus meer capaciteit om internationale werknemers te huisvesten.

Het is voor short- en midstay niet wenselijk dat hiervoor opnieuw reguliere woningen worden ingezet, of andere locaties binnen bestaand stedelijk gebied, gelet op mogelijke overlast en het tekort aan woningen voor permanent wonen. Daarom is er behoefte om de bestaande capaciteit op de Bosruiterweg permanent te maken en dit niet op een binnenstedelijke locatie te realiseren.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Flevoland

De omgevingsvisie van de provincie Flevoland geeft de langetermijnvisie van de provincie op de toekomst van Flevoland. Het gaat over de kansen en opgaven voor Flevoland over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen, opgaven en uitdagingen er voor Flevoland liggen. Er zijn drie kernopgaven geformuleerd:

  • het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving);
  • Krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving);
  • Ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van arbeidershuisvesting. Op dit moment is een groot tekort aan personeel op de arbeidsmarkt. Al neemt het aantal opvangplaatsen niet toe, het plan draagt door het faciliteren van arbeidshuisvesting bij aan het versterken sociaal-economische omgeving.

Door het verwijderen van caravans en het realiseren van logiesgebouwen wordt tevens de ruimtelijke kwaliteit verhoogd. Het plan draagt bij aan het verbeteren van de fysieke omgeving.

3.2.2 Omgevingsprogramma

Op 27 februari 2019 is het omgevingsprogramma Provincie Flevoland vastgesteld. In dit (eerste) Omgevingsprogramma Flevoland is er voor gekozen al het bestaande beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving te bundelen in één programma dat digitaal beschikbaar is. Op deze wijze zijn de provinciale beleidskeuzes compact beschreven en is de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

De Omgevingsvisie FlevolandStraks gaat in op de opgaven en de ambities voor Flevoland. Het Omgevingsprogramma bevat een verdere uitwerking van de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid. Het is nodig om in dit programma een zekere flexibiliteit nodig: verwachte ontwikkelingen kunnen uitblijven of verlopen anders dan verwacht, of in een ander tempo. Het is belangrijk om flexibel te kunnen inspelen op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het is ook denkbaar dat er ontwikkelingen zijn waarin het plan nog niet voorziet.

Huisvesting arbeidsmigranten (artikel 1.2.2.1)

Flevolandse bedrijven zijn vaak afhankelijk van tijdelijke internationale werknemers. De provincie wil ruimte bieden om de betreffende bedrijven te faciliteren in de huisvesting van hun arbeiders. Op dit moment is er geen concreet beleid geformuleerd voor de grootschalige huisvesting van internationale werknemers. Om deze ontwikkelingen toch te faciliteren, zijn er diverse experimentkaders opgesteld die getoetst zijn aan het provinciaal beleid.

De provincie heeft aangeven dat Concreet beleid is te verwachten bij de 1e integrale herziening van het Omgevingsprogramma, tot die tijd zal aan de hand van een goede ruimtelijke ordening en de handvatten die het huidige provinciale beleid reeds biedt, de toelaatbaarheid beoordeeld worden. Daarbij worden de essentiële elementen 'instrument' hierna beschreven.

Instrumenten (artikel 1.3)

Het accent van eventuele provinciale bemoeienis op het vlak van de ruimtelijke ordening ligt bij deze essentiële elementen. Voor afwijkingen van dit Omgevingsprogramma, gelden de volgende essentiële elementen in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening:

  • 1. Bij stedelijke uitbreiding moet worden aangesloten bij bestaande ruimtelijke structuren zodat de vitaliteit van de steden en dorpen wordt ondersteund.
  • 2. Nieuwe solitaire clusters van bebouwing buiten de aangegeven stedelijke gebieden, weergegeven in de kaart Stedelijk gebied, worden in principe uitgesloten. Op deze regel kan in het kader van verweving op experimentele basis een uitzondering worden gemaakt als in een tussen gebiedspartners overeengekomen integraal ruimtelijk ontwerp wordt aangetoond dat het nieuwe cluster een wezenlijk onderdeel uitmaakt van de beoogde integrale kwaliteitsimpuls voor het betreffende gebied.
  • 3. De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groenblauwe hoofdstructuur.
  • 4. Permanente bewoning van recreatiewoningen in het buitengebied wordt in principe uitgesloten.
  • 5. Infrastructuur wordt zo gebundeld dat versnippering van ruimtelijke eenheden wordt voorkomen en geen omvangrijke barrières in stedelijke en ecologisch waardevolle gebieden ontstaan.
  • 6. Bij de locatiekeuze en invulling van werklocaties dient rekening te worden gehouden met:
      • versterking van de economische ontwikkeling van Flevoland;
      • beheersing van de mobiliteit door een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer;
      • efficiënt gebruik van infrastructuur en vervoermiddelen;
      • verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid, waarbij het parkeerbeleid een belangrijk ondersteunend instrument is.
      • Tevens moet rekening worden gehouden met de potenties van de gemeenten en de positie van de kernen in de stedelijke en groenblauwe hoofdstructuur.
  • 7. Nieuwe niet-agrarische functies mogen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied niet aantasten. Ook moet rekening gehouden worden met de landschappelijke en cultuurhistorische basiskwaliteiten. Vestiging in het buitengebied van activiteiten die thuishoren op een bedrijventerrein of in een woonkern is in principe niet toegestaan. Milieuhygiënisch, landschappelijk en verkeerstechnisch ongewenste effecten moeten worden voorkomen. Om gewenste integrale ontwikkelingen met wonen, recreatie en bedrijvigheid als economische dragers in een gebied mogelijk te maken kan op experimentele basis het planologische regime voor dat gebied worden verruimd. Voorwaarde is dan wel dat in een ruimtelijk ontwerp een integrale kwaliteitsimpuls voor het gebied wordt aangetoond;
  • 8. Nieuwe windmolens worden in delen van Zuidelijk en Oostelijk Flevoland in principe alleen toegestaan indien deze windmolens gelijktijdig een equivalent aan windmolens vervangen. Gerekend over het gehele Flevolandse gebied zal het aantal windmolens in de periode tot 2015 geleidelijk met 50% dienen af te nemen. Bepalend daarvoor is de hoeveelheid geleverde energie van de te vervangen windmolens, het behoud van de daaruit verkregen inkomsten, het benodigde maatwerk per project en de vereiste structurele bijdrage uit de exploitatie aan gebiedsgebonden projecten.
  • 9. Doel van het NNN is de realisatie van een robuust, samenhangend netwerk van natuurgebieden dat voldoende (leef-)ruimte biedt voor soorten en waarden die karakteristiek zijn voor de Flevolandse natuur. Voor het NNN geldt in beginsel een 'nee, tenzij'-regime, maar wanneer door toepassing van de saldobenadering de maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen zodanig worden vormgegeven dat zij elkaar niet belemmeren maar versterken, en daarmee bijdragen aan het totale netwerk van het NNN, kan dit regime worden omgebogen in een 'ja, want'
  • 10. De ontsluiting en integrale instandhouding van de archeologische waarden in Provinciaal Archeologische Kerngebieden (PArK'en) in samenhang met aardkundige en landschappelijke waarden is een essentieel element.
  • 11. De top-10 archeologische locaties vormen essentiële elementen.
  • 12. De provincie wil de cultuurhistorische kernkwaliteiten en het landschappelijke casco behouden en inzetten als ruimtelijke kwaliteit ter versterking van nieuwe ontwikkelingen.

Experimentenkader (artikel 1.3.1)

Mogelijk blijkt dat het beleidskader in dit programma en in de beleidsregel 'Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied' te beperkend zijn om gewenste integrale ontwikkelingen uit de Omgevingsvisie mogelijk te maken. In dat geval kan het planologisch regime voor dat gebied op experimentele basis worden verruimd. Voorwaarde is dat hieraan een tussen gebiedspartners overeengekomen integraal gebiedsplan ten grondslag ligt, waarin een kwaliteitsimpuls voor het gebied wordt aangetoond. De provincie kan aan de verruiming van het regime de voorwaarde stellen dat verevening plaatsvindt van kosten en opbrengsten van onderdelen van het plan of programma. Aan het experimentenkader zijn vijf voorwaarden verbonden. Er geldt een motiveringsplicht op basis van de Ladder van duurzame verstedelijking. Deze ladder, opgesteld door het Rijk, is bedoeld om een zo duurzaam mogelijk gebruik van de ruimte te waarborgen, en toetst de motivatie om de mogelijkheden in het landelijk gebied te benutten boven die in het stedelijk gebied.

Het plan moet inzicht bieden in:

  • de ambities voor versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied;
  • het waarborgen en verbeteren van de kwaliteit van het landelijk gebied (natuur, landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, extensieve vormen van recreatie), bijvoorbeeld door eisen van verevening en randvoorwaarden voor nieuwe functies te stellen;
  • de wijze waarop met de bestaande situatie en functies in het gebied wordt omgegaan;
  • de wijze waarop hierbij omgegaan wordt met natuurwaarden;
  • de wijze waarop het experiment past binnen de Omgevingsvisie en bijdraagt aan de provinciale opgaven.

Toetsing

Met deze ontwikkeling wordt voorzien in een behoefte en de provincie heeft aangegeven de ruimte te willen bieden. Zoals beschreven is voor deze locatie al eerder een experimentenkader doorlopen om 600 internationale werknemers te huisvesten.

Er is daarmee al een toelatingskader vastgesteld, echter is het huidige aantal groter dan de voornoemde 600 plekken. In de huidige situatie zijn er op de locatie bosruiterweg 14 en 16 1117 internationale werknemers gehuisvest.

In de nieuwe situatie zal er een netto afname van het aantal plekken plaatsvinden. Dit Experimentenkader is doorlopen onder de vigeur van het OP uit 2006, waarin het huidige uitgangspunt als genoemd in artikel 1.2.2.1 van het huidige OP nog niet was opgenomen. Het huidige OP biedt op dat vlak dus beleidsmatig meer ruimte.

Het omgevingsprogramma kent een aantal essentiële elementen 'Instrument' voor sturing op de ruimtelijke kwaliteit van het landelijke gebied van Flevoland. De in meer of mindere mate relevante elementen voor deze ontwikkeling zijn 1,2,3,7,9 en 12.

1 en 2: Onderhavige locatie, is een solitaire cluster en is niet aangewezen als stedelijk gebied. In 2012 heeft de provincie expliciet meegewerkt aan de totstandkoming van deze locatie voor de huisvesting van internationale werknemers met toepassing van het experimentenkader.

Voor de ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van bestaande ruimtelijke structuur in het landelijke gebied. Het betreft een herontwikkeling van een bestaande bebouwings- en gebruiksstructuur, waarbij juist ook een grote kwaliteitsverbetering wordt verkregen.

3. Al eerder is onderbouwd in het Experimentenkader dat de omvang van de locatie in verhouding staat tot zowel de grootte van de kern als de groenblauwe hoofdstructuur.

Ten aanzien van deze ontwikkeling geldt dat niet alleen de kern Zeewolde is gegroeid in de periode na het eerder doorlopen Experimentenkader, waardoor de bedoelde verhouding is versterkt.

Met onderhavig plan zal het aantal huisvestingsplekken en bebouwd oppervlak ten opzichte van de huidige situatie afnemen.

7. Nieuwe niet-agrarische functies mogen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied niet aantasten. Onderhavig initiatief betreft geen nieuwe functie op deze locatie. Door de veranderende aard en omvang van de nieuwe bebouwing, is voor het gebied een landschappelijke inpassing opgesteld, zie hiervoor bijlage 1 bij de regels.

9. De grond rondom de locatie zijn aangewezen als NNN gebied. De locatie zelf is geen onderdeel van het NNN. Er wordt ook geen herbegrenzing van de NNN voorzien. Sterker nog: een deel van het terrein dat voor landschap/natuur ingezet kan worden zal groter worden.

12. De provincie wil de cultuurhistorische kernkwaliteiten en het landschappelijke casco behouden en inzetten als ruimtelijke kwaliteit ter versterking. Onderhavig initiatief betreft geen nieuwe functie op deze locatie. Ook is het niet noodzakelijk om het landschap aan te passen. Met het Landschappelijk inpassingsplan dat voor het gebied is opgesteld wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en aangrenzende landschap versterkt.

Evaluatie Expiriment

Er is al een Experimentenkader doorlopen voor deze locatie. De ruimtelijke toelaatbaarheid is daarmee al vastgesteld. Dat geldt voor de functie zelf, alsook voor de ruimtelijke impact en landschappelijke inpassing.

Het nieuw beoogde aantal plekken (1000) is echter niet in overeenstemming met het eerder doorlopen Experimentenkader (600). De vraag is in hoeverre dit aantal voor een wezenlijk ander omstandigheid zal zorgen in ruimtelijk op zich, immers het ruimtebeslag zal afnemen en het aantal plekken in absolute zin zal eveneens afnemen. In ruil daarvoor zal de woonkwaliteit voor de doelgroep sterk verbeteren en wordt de mogelijkheid geboden om een andere dringende maatschappelijke opgave (AZC) te faciliteren. Het is voorwaarde dat een Experimentenkader na verloop van tijd geëvalueerd wordt om als input voor nieuw beleid te dienen of over te gaan tot een definitieve planologische situatie.

In de schriftelijke overlegreactie van de provincie is aangeven dat op grond van de essentiële elementen uit het OP er geen bezwaren zijn tegen de nieuwe ontwikkeling. Het betreft in hoofdzaak een herontwikkeling en kwaliteitsverbetering van een bestaande functie op een bestaande locatie. Het absolute aantal internationale werknemers zal worden verlaagd van ca. 1200 naar ca. 1000, maar het totaal aantal huisvestingsplekken in het gebied, dus met inbegrip van het AZC op locatie nr 16 zal tezamen wel toenemen. Ook zal er een toename van het aantal internationale werknemers komen ten opzichte van het eerder doorlopen Experimentenkader (van 600 naar 1000).

Maar juist omdat:

  • er al een Experimentenkader is doorlopen voor de ruimtelijke toelaatbaarheid,
  • het huidige OP beleidsmatig ruimte biedt en er geen strijdigheid met de essentiële elementen ontstaat
  • het om vervangende bouw gaat,
  • er een kwaliteitsverbetering plaatsvindt,
  • er in twee maatschappelijk urgente behoeften wordt voorzien,

Geoordeeld wordt dat deze ontwikkeling beleidsmatig toelaatbaar en maatschappelijk wenselijk is. Wel verwachten de provincie Flevoland dat gedurende deze procedure een evaluatie uitgevoerd. Deze evaluatie is toegevoegd aan het bestemmingsplan bijlage 6.

3.2.3 Omgevingsverordening Flevoland

Met de omgevingsverordening loopt de provincie Flevoland vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De omgevingsverordening ziet op alle elementen van de fysieke leefomgeving, en op activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. Dit kunnen zowel regels zijn voor burgers of bedrijven als (instructie)regels voor andere overheden. De provincie Flevoland is zelf bevoegd gezag voor toezicht en handhaving van de regels in de omgevingsverordening.

Ten aanzien van de huisvesting van internationale werknemers en of asielzoekers heeft de provincie Flevoland geen specifiek beleid. Met deze aanvraag wordt gebruikgemaakt van een locatie in het buitengebied waar sinds 2015 huisvesting plaatsvindt. De dertien nieuwe logiesgebouwen worden midden op het plangebied gesitueerd. Voor dit plan worden de benodigde onderzoeken verricht om te voldoen aan de regels van de provinciale omgevingsverordening. Tevens wordt dit plan nader afgestemd met de provincie Flevoland en de regio.

Artikel 7.5

  • 1. Een ruimtelijk plan of besluit, voor zover het betrekking heeft op een gebied binnen of nabij de aangewezen het Natuurnetwerk Nederland:
    • a. strekt mede tot bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van dat gebied;
    • b. maakt activiteiten alleen mogelijk als die ten opzichte van het ten tijde van de inwerkingtreding van deze titel van de verordening geldende bestemmingsplan, mits die per saldo niet leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden.
  • 2. Voor zover een bestemmingsplan strijdig is met de bescherming en de mogelijkheden bedoeld in het eerste lid stelt de gemeenteraad binnen drie jaar na het in werking treden van deze titel dat plan opnieuw vast met inachtneming van de bepalingen in het eerste lid.

Horsterwold

Wezenlijke kenmerken en waarden:

  • Vormt samen met het Hulkesteinse Bos het grootste kleiloofbos in Nederland Lokale wezenlijke kenmerken en waarden:
    • 1. de 'Stille Kern' bestaat uit halfopen landschap met water en struwelen;
    • 2. dassenburcht bij Nulderbroek;
    • 3. nachtegaal in struwelen aan de buitenkant van de dijk;
    • 4. paai- en opgroeigebied voor vis;
    • 5. de buitendijkse voorlanden worden gekenmerkt door schrale zandige graslanden met overgangen naar natte schraallanden en er is een overgang aanwezig naar natte schraalgraslanden met groeiplaats van rietorchis;
    • 6. aanwezigheid van schrale buitendijkse zandige graslanden.

Toetsing aan artikel 7.5

Onderhavig plan ligt nabij het gebied Horsterwold dat is aangewezen als natuurnetwerk Nederland. Met dit plan wordt gebruikgemaakt van een terrein dat sinds 2015 volledig is ingericht ten behoeve van huisvesting. Met onderhavige situatie verandert dit niet. Het is niet noodzakelijk om het terrein uit te breiden. Kenmerken van het natuurgebied worden dan ook niet aangetast door onderhavige ontwikkeling. De ontwikkeling draagt bij aan de versterking van de natuurwaarden. De bestaande natuurstructuren worden versterkt door het uitvoeren van het landschappelijk inpassingsplan, zoals beschreven in paragraaf 2.2.

In 2012 heeft de provincie expliciet meegewerkt aan de totstandkoming van deze locatie voor de huisvesting van internationale werknemers met toepassing van het experimentenkader

3.3 Gemeentelijk beleid

Het huisvestingsbeleid voor internationale werknemers van de gemeente Zeewolde is gericht op het faciliteren van adequate huisvestingsvoorzieningen die werken in Zeewolde. Dit beleid is met name gericht op de integratie van internationale werknemers die langer in Nederland verblijven (long-stay). De internationale werknemers op het terrein aan de Bosruiterweg 14 behoren tot de groep shortstay of midstay . Hiervoor zijn tijdelijke vergunningen verleend tot eind 2025 voor in totaal 1.171 internationale werknemers. Onderhavig plan betreft het verplaatsen van de huidige internationale werknemers binnen hetzelfde plangebied. Met deze aanvraag wijzigt het aantal logiesplekken ten behoeve van internationale werknemers naar 1.000 plaatsen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Om te beoordelen of het plan uitvoerbaar is, moet deze worden getoetst aan de sectorale wetgeving op het gebied van de milieu- en omgevingsaspecten. Los van de sectorale wetgeving is het criterium van een 'goede ruimtelijke ordening' van belang.

4.1 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd.

Gebiedstypen

Volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of van 'gemengd gebied'. In tabel 4.1 zijn de richtlijnafstanden voor gemengd en rustig gebied weergegeven.

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor en langs de randen is weinig verstoring door verkeer.

Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast de woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.

Tabel 4.1. Milieucategorieën met bijbehorende richtafstand per omgevingstype (bron: VNG)

milieucategorie   richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk   richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Aan de hand van het toetsingskader dient onderzoek verricht te worden naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Bij het realiseren van nieuwe bestemmingen dient gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:

  • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Het plangebied ligt in een omgeving met meerdere woonvoorzieningen en ligt dus in een gebiedstype 'rustige woonwijk'.

  • Extern
    De logiesfunctie valt onder de functie 'Hotels en pensions met keuken, conferentieoorden en congrescentra'. Deze functie heeft een milieucategorie 1 en een richtafstand van 10 m. Binnen een straal van 10 m vanaf het plangebied zijn geen functies aangetroffen.

  • Intern
    In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Conclusie

Het aspect bedrijven- en milieuzonering staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Verkeer en parkeren

De gemeente Zeewolde heeft in 2018 tellingen laten uitvoeren aan de Bosruiterweg, deze gegevens zijn opgenomen in een notitie opgesteld met betrekking tot de verkeerseffecten, zie bijlage 1. Tijdens deze studies waren binnen het plangebied circa 775 internationale werknemers aanwezig. Hieruit blijkt dat de invloed van 300 extra internationale werknemers een beperkte toename had, maar dat het verkeer goed wordt afgewikkeld. Met onderhavige aanvraag neemt het aantal internationale werknemers binnen het plangebied af van 1.172 naar 1.000. Door de beoogde ontwikkeling neemt het aantal verkeersbewegingen af.

Het merendeel van het verkeer zal in de richting van Zeewolde en Harderwijk ontsluiten (oosten). Het wegvak heeft hier een landelijke ontsluitingsfunctie met een grote capaciteit. De rotonde ten noorden van het plangebied kan goed worden afgewikkeld. De invloed van deze ontwikkeling heeft hierop een beperkte toename waardoor het verkeer hier goed op kan worden afgewikkeld. Het aspect verkeer staat de ontwikkelingen dan ook niet in de weg.

Parkeren

Om de parkeerbehoefte van internationale werknemers te bepalen, hanteert de gemeente Zeewolde de norm van 0,5 parkeerplaats per internationale werknemer. Dit komt neer op (1.171*0.5)= 586 parkeerplaatsen in de huidige situatie. In de toekomstige situatie zijn er 1.000 logiesplekken en dit komt neer op (1.000*0,5) = 500 parkeerplaatsen. Ter hoogte van de nieuwe logiesgebouwen dienen deze parkeerplaatsen (binnen de slagbomen) te worden gerealiseerd voor de internationale werknemers. De tijdelijke vergunde parkeerplaatsen langs de toegangswegen komen ter vervallen.

4.3 Geluid

4.3.1 Algemeen

Langs alle wegen bevinden zich ingevolge de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Rond het plangebied zijn geen 30 km/h-wegen aanwezig. De locatie ligt binnen de geluidszone van de gezoneerde Bosruiterweg. Hotels en recreatiewoningen zijn niet geluidsgevoelig in de zin van de Wet geluidhinder en kennen daarom formeel geen bescherming tegen weg verkeerslawaai.

4.3.2 Toetsing

Wegverkeerslawaai

Bij de eerdere verleende vergunningen zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie hiervoor bijlage 3. Uit deze onderzoeken blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ter plaatse van het recreatiepark ten noordoosten van het plangebied niet worden overschreden door verkeersstromen afkomstig van de internationale werknemers. In de toekomstige situatie neemt het aantal logiesplekken en dus de verkeersgeneratie niet toe. Het is uitgesloten dat andere recreatieparken aan de Bosruiterweg geluidshinder ondervinden van de beoogde ontwikkeling.

De overige wegen binnen het plangebied maken deel uit van een zone waar stapvoets wordt gereden en zullen vanwege de relatief lage verkeersintensiteiten slechts een beperkte geluidsbelasting veroorzaken. Voor wat betreft het aspect weg verkeerslawaai is sprake van een goede ruimtelijke ordening en een goed woon- en leefklimaat.

Raillawaai en industrielawaai

Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van een gezoneerd bedrijventerrein of een spoorlijn. Geluidshinder afkomstig van deze aspecten is derhalve uitgesloten.

4.3.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.4 Water

4.4.1 Algemeen

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Vooral de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water Programma 2022-2027. Dit document geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Het belangrijkste uitgangspunt is het werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009). In relatie tot de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de doorwerking geregeld in de Omgevingswet. Het programma geeft invulling aan de Europese richtlijnen waaronder de KRW, Richtlijn overstromingsrisico's, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en de EU-richtlijn Marine Spatial Planning. Het programma geldt als structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw(WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Watervisie en Waterbeheerprogramma Zuiderzeeland 2022-2027

De Watervisie verbindt waterthema's en maatschappelijke opgaven. Voor een gezonde en duurzame ontwikkeling van het gebied is het nodig om het natuurlijke systeem (bodem en water) en de ruimtelijke en economische ontwikkelingen met elkaar te verbinden in een gezamenlijke aanpak. Niet met maakbaarheid als vertrekpunt, maar toekomstbestendigheid. Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 bevat de strategische en tactische doelen voor de komende planperiode en beschrijft op hoofdlijnen welke maatregelen het waterschap neemt om deze doelen te behalen. Het beheergebied wordt waterrobuust en klimaatbestendig ingericht. Investeringen in het watersysteem zorgt dat er ook in de toekomst voldoende water is bij langdurige droogte én voldoende bescherming bij hoogwater.

Watertoets

Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast ook bijvoorbeeld waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan.'

Hierover is het waterschap Zuiderzeeland via het vooroverleg geïnformeerd. Uit de check van de digitale watertoets(zie bijlage 4)blijkt dat er de korte procedure van toepassing is voor de watertoets. Op basis van inhoudelijke beoordeling van het waterschap is op de ontwikkeling de normale procedure van toepassing voor de watertoets.

4.4.2 Toetsing

Thema voldoende water

Streefbeeld Wateroverlast:

Het watersysteem, zowel in landelijk als in stedelijk gebied, is op orde. Het hele beheergebied voldoet aan de vastgestelde normen.


Uitgangspunt wateroverlast

Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. De planontwikkeling is gelegen in een watersysteem dat op basis van de toetsing in 2012 voldoet aan de normering voor wateroverlast. Een dergelijk systeem kan het water verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Het verharden van grond met bebouwing of bestrating leidt tot een versnelling van de afvoer van neerslag naar het watersysteem. Waar het verharde oppervlak als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt, dienen compenserende maatregelen te worden genomen om piekafvoeren te verwerken. Afwenteling op omliggende gebieden wordt voorkomen en de bergingsruimte in het watersysteem blijft behouden.

De beleidsregel 'Compensatie toename verhard oppervlak en versnelde afvoer' is begin 2013 door het waterschap vastgesteld. Vanaf het moment van vaststelling van de beleidsregel is de situatie van het beheergebied op dat moment het referentiekader geworden, oftewel de nulsituatie. De compensatieplicht geldt zodanig voor de netto toename van het verhard oppervlak voor een bouwvlak sinds

begin 2013.


Toetsing voldoende water

Het plangebied is gelegen in het landelijk gebied en wanneer sprake is van een toename in verhard oppervlak van 2.500 m2 of meer is het verplicht compenserende maatregelen te treffen.

In het plangebied neemt het verhard oppervlak verder af in de toekomstige situatie. De stacaravans hebben allemaal hetzelfde formaat en een grondoppervlak van circa 65 m2. In het plangebied zijn 134 caravans en 586 parkeerplaatsen (5mx2,5m)aanwezig en dit komt neer op circa 8.710 m2 verhard dakoppervlak en 586*12,5=7.325 m2 straatverharding.

In de toekomstige situatie worden 10 nieuwe logiesgebouwen gerealiseerd met een grondoppervlak van maximaal 450 m² per gebouw. Voor 10 logiesgebouwen komt het totaal grondoppervlak op 4.500 m², de oppervlakte van de 3 reeds vergunde gebouwen is circa 2.700 m² Ten opzichte van de huidige situatie neemt het verhard dakoppervlak af met circa 1.500 m2.

Zoals beschreven in paragraaf 4.2 zijn in de huidige situatie verspreid over het terrein parkeerplaatsen bij de chalets aanwezig. Bij deze chalets zijn in totaal minimaal 586 parkeerplaatsen aanwezig, zie hiervoor paragraaf 4.2. Een groot deel van het huidige parkeren vindt voor de slagboom plaats. Of op het terrein door middel van langs parkeren. In de nieuwe situatie is voor de slagboom parkeren uitsluitend voor bezoekers toegestaan.

Voor de nieuwe situatie zijn 500 parkeerplaatsen noodzakelijk. Ervan uitgaande dat er per gebouw 39 parkeerplaatsen nodig zijn, zijn dit per gebouw 39 parkeerplaatsen. Hierdoor verdwijnt het langsparkeren. De uitwerking van deze parkeerclusters moet nog verder worden uitgewerkt. De gedachte is om, in het kader van klimaatadaptatie, halfverharding toe te passen.

Uitgaande dat 86 parkeerplaatsen in het gebied verdwijnen ontstaat een afname van oppervlakte verharding van circa 1.000 m2. Samen met de afname in dakoppervlak ontstaat een totaal afname van circa 2.500 m2.

Thema schoon water

Streefbeeld, Goede oppervlaktewaterkwaliteit

Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. De chemische toestand van deze wateren vormt hier geen belemmering voor.


Uitgangspunten

In het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe 'schoon houden, scheiden, zuiveren'. Verontreinigingen worden voorkomen of aangepakt bij de bron

Streefbeeld, Goed omgaan met afvalwater

Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het oppervlaktewater doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de regulering of behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Verontreiniging van het oppervlaktewater door afvalwater (huishoudelijk afvalwater, vervuild hemelwater en bedrijfsafvalwater) wordt voorkomen.

Uitgangspunt(en)

Voor bestaand gebied wordt gestreefd naar het afkoppelen van niet-vervuild verhard oppervlak van het rioolstelsel. Het ombouwen van bestaande gemengde rioolstelsels naar "zuiverend" gescheiden stelsels heeft een sterke voorkeur. Afstromend hemelwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd.

Toetsing Thema Schoon water

Hemelwater

Het hemelwater stroomt, net als in de bestaande situatie, af op de aanwezige watergangen in het plangebied.

Parkeerplaatsen

Hemelwater afkomstig van meer dan 50 parkeerplaatsen is op grond van het beleid van het waterschap vervuild. In de huidige situatie zijn verspreid over het terrein parkeerplaatsen bij de chalets aanwezig. Bij deze chalets zijn in totaal minimaal 586 parkeerplaatsen aanwezig, zie hiervoor paragraaf 4.2.

In tegenstelling tot de huidige situatie worden 13 gebouwen geplaatst. Bij deze gebouwen worden parkeerterreinen ten behoeve van de bewoners gerealiseerd. Zoals beschreven in paragraaf 4.2 worden dit circa 500 parkeerplaatsen, dus 86 minder dan de huidige situatie. Ervan uitgaande dat deze worden verdeeld over de 13 gebouwen zijn dit per gebouw 39 parkeerplaatsen.

Huishoudelijk afvalwater

In de bestaande situatie zijn maximaal 1.171 personen woonachtig in het plangebied. In de toekomstige situatie neemt het aantal personen af naar maximaal 1.000. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het bestaande rioolsysteem (persriolering) die in het gebied aanwezig is. Geconcludeerd kan worden dat de huidige lozingsroute en behandeling van huishoudelijk afvalwater ook voldoet in de toekomstige situatie.

Uitlogende materialen

Bij de bouw wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende materialen.

4.4.3 Conclusie

Het aspect water staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet ingeval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Ingeval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om dertien nieuwe logiesgebouwen te realiseren in het plangebied. Voor een deel van de gronden waarop deze logiesgebouwen worden gerealiseerd is al eerder een vergunning verleend voor de realisatie van logiesgebouwen ten behoeve van internationale werknemers. Gelet hierop is geen reden om te veronderstellen dat de gronden verontreinigd zijn en niet geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient een recent bodemonderzoek (5<) te worden aangeleverd. Pas bij de aanvraag omgevingsvergunning laat de initiatiefnemer een bodemonderzoek verrichten.

4.6 Archeologie

Het Rijk en de provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden meegewogen.

4.6.1 Toetsing

Het toekennen van de archeologische waarden in het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied 2016. Het plangebied heeft geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. In het plangebied zijn geen archeologische waarden aanwezig en nader onderzoek naar dit aspect is niet noodzakelijk.

4.6.2 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Cultuurhistorie

4.7.1 Algemeen

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of cultureel erfgoed wordt geraakt.

4.7.2 Toetsing

De Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Flevoland is geraadpleegd. Deze kaart laat zien dat in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn.

4.7.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Beide aspecten zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt.

4.8.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000 & Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt op grote afstand van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Rondom het plangebied is een gebied van het Natuurnetwerk Nederland aanwezig, dit betreft het Horsterwold. Vanwege de ligging, het huidige gebruik en de afstand tot natuurgebieden zijn directe negatieve effecten zoals areaalverlies en versnippering op voorhand uitgesloten.

Onderhavige aanvraag blijft binnen de contouren van de Bosruiterweg 14. De nieuwe logiesgebouwen worden midden op het terrein geplaatst. De ontwikkeling leidt niet tot aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van dit gebied. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

Stikstofdepositie

Om te berekenen hoe hoog de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied zal zijn, is voor de aanleg- en exploitatiefase een AERIUS-berekening uitgevoerd. Uit de resultaten (bijlage 5) lijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. Voor dit plan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).

4.8.2 Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Wnb. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

In het plan worden 10 nieuwe logiesgebouwen gerealiseerd. Voor deze ontwikkeling is een quickscan flora en fauna verricht. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Uit de quickscan zijn de volgende resultaten gekomen:

  • Negatieve effecten van de plannen op beschermde soorten (indien aanwezig) zijn niet uit te sluiten. Het gaat om Ransuil, Sperwer, Bunzing, Hermelijn, Wezel, Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis. Er is vervolgonderzoek noodzakelijk naar deze beschermde soorten.
  • Indien er geen bosschages en struweel worden gekapt, is vervolgonderzoek naar Ransuil en Sperwer niet noodzakelijk mits er buiten de gevoelige periode (februari t/m juli) gewerkt wordt en de aangegeven onderdelen van het plangebied (bosschages en struweel) ongemoeid blijven tijdens de werkzaamheden.

De nieuwe gebouwen worden gebouwd op een terrein waar de caravans zullen worden verwijderd. Op het moment dat dit is gebeurd, zal voorafgaand aan de uitvoering van de bouw van de logiesgebouwen vervolgonderzoek worden gedaan. De eventuele mitigerende maatregelen die noodzakelijk zijn, zullen bij de uitvoering van de bouw in acht worden genomen.

4.8.3 Conclusie

Bij de uitvoering van de bouw zullen de eventuele mitigerende maatregelen die noodzakelijk zijn in dat kader uit te voeren vervolgonderzoek, worden uitgevoerd. Daarmee is het project uitvoerbaar.

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR drukt de kans per jaar uit dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval indien hij zich onafgebroken (24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

4.9.2 Toetsing

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen dan wel bij inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (PR);
  • zich niet bevindt binnen een gebied waarvoor een verantwoording van het GR nodig is;
  • niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
4.9.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid heeft geen gevolgen voor dit plan.

4.10 Luchtkwaliteit

4.10.1 Algemeen

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (nibm) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

4.10.2 Toetsing

Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in Zeewolde en omgeving sprake is van een goede luchtkwaliteit.

De voorgenomen ontwikkeling betreft geen uitbreiding van het aantal logiesbedden en blijft daarmee onder de nibm-grens. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.10.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.11 Kabels, leidingen en zoneringen

4.11.1 Algemeen

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

4.11.2 Toetsing

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in de ruimtelijke onderbouwing geen rekening te worden gehouden.

4.11.3 Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en die op eenzelfde manier zijn verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en in bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Wonen - Tijdelijke huisvesting werknemers

Het volledige plangebied heeft de bestemming 'Wonen - Tijdelijke huisvesting werknemers' gekregen. Hierdoor zijn de gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke internationale werknemers, met de daarbij behorende voorzieningen.

Voor wat betreft het gebruik van de gebouwen is bepaald dat ten hoogste 1.000 internationale werknemers in de gebouwen gehuisvest mogen worden voor een periode van ten hoogste 12 maanden. In deze gebouwen is zelfstandige bewoning niet toegestaan, hiermee wordt bedoelt dat één unit door meer dan één huishouden worden gebruikt. De bedoeling is dat in één unit meerdere internationale werknemers wonen, met ieder een eigen slaapkamer en gebruikmaken van de voorzieningen. De in het plangebied aanwezige gebouwen zijn nadrukkelijk niet bestemd voor permanente bewoning.

De bestaande en reeds vergunde gebouwen zijn vastgelegd in een bouwvlak en afgestemd op de bestaande / vergunde situatie. Voor nieuwbouw van logiesgebouwen en (beperkte) uitbreiding van voorzieningen zijn regels opgenomen die zijn afgestemd op de gewenste situatie:

  • maximaal 10 logiesgebouwen met een footprint van maximaal 400 m² per gebouw en een bouwhoogte van maximaal 10 meter (3 bouwlagen);
  • uitbreiding van voorzieningen (inclusief receptiegebouw) met een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m² in 2 bouwlagen (maximaal 7 meter hoog).

 

Om te voorkomen dat er (opnieuw) kleinschalige vormen van logiesvertrekking ontstaan is een minimale maat van 300 m² opgenomen voor de 10 nieuw te bouwen logiesgebouwen.

Een deel van het plangebied valt samen met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - bouwbeperkingengebied zend- en ontvanginstallatie', waardoor een aanvullende hoogtebeperking aan bebouwing wordt gesteld ten behoeve van een goed functioneren van zend- en ontvanginstallaties.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. Eveneens is het voorontwerp in het kader van de inspraak ter inzage gelegd. In deze periode (6 weken) zijn geen inspraakreactie ingediend. Van de provincie Flevoland en het waterschap Zuiderzeeland is een overleg reactie ontvangen.

Waterschap Zuiderzeeland

Het waterschap heeft verzocht de waterparagraaf op onderdelen aan te passen. Deze onderdelen zijn verwerkt in paragraaf 4.4

Provincie Flevoland

De provincie heeft geoordeeld dat deze ontwikkeling beleidsmatig toelaatbaar en maatschappelijk wenselijk is. Wel wordt verwacht dat gedurende deze procedure een evaluatie uitgevoerd zal worden en dat dit evaluatiedocument toegevoegd zal worden aan het bestemmingsplan. zie hiervoor bijlage 6

Daarnaast zet de provincie graag de toetsing aan het Omgevingsprogramma verwerkt in de toelichting van het plan, zie hiervoor paragraaf 3.2.2.

AERIUS berekening

Er is naar de AERIUS-berekening gekeken. Wat opvalt is dat de aanlegfase samen met de gebruiksfase is berekend, dit moet echter in aparte berekeningen plaatsvinden. Daarnaast is er inmiddels een nieuwe versie van AERIUS beschikbaar. Besluiten dienen te worden genomen op basis van de meest actuele versie van de AERIUS-calculator.

In bijlage 5 is de meest actueel stikstof berekening opgenomen. Op verzoek van de provincie zijn voor de aanlegfase en het gebruikfase zelfstandige berekeningen uitgevoerd.

Omdat de huisvesting tijdens de aanlegfase door zal blijven gaan, is ook een berekening uitgevoerd van de aanleg en gebruik samen.

Zienswijze

Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het ontwerpbestemmingsplan Bosruiterweg 14 vanaf 20 december 2023 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om gedurende de termijn van tervisielegging zijn/haar zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan Bosruiterweg 14 kenbaar te maken. Er zijn 2 (nagenoeg) identieke zienswijzen ingediend. In bijlage 7 zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van beantwoording.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens door de gemeenteraad gewijzgd vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Voorliggend plan betreft een particulier initiatief. De voor dit plan en de ruimtelijke procedure te maken kosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Met initiatiefnemer wordt een planschadeverhaalsovereenkomst afgesloten.