direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Almere Poort Buitendijks
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0034.BP4L03-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Een bestemmingsplan

Een bestemmingsplan regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor een bepaald gebied. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridische plan. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De plantoelichting heeft geen rechtskracht.

Een bestemmingsplan wordt tijdens de verschillende procedurestappen langs elektronische (digitale) en analoge weg beschikbaar gesteld. Wanneer de inhoud van het digitale en analoge bestemmingsplan verschillend zijn, is de inhoud van het digitale bestemmingsplan beslissend.

1.2 Aanleiding voor dit bestemmingsplan

In artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat een bestemmingsplan binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld.

Bestemmingsplan Almere Poort (2007)

De gemeenteraad heeft op 15 maart 2007 het bestemmingsplan Poort vastgesteld. Op 24 juli 2007 is dit bestemmingsplan gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Flevoland.

Hierna is beroep ingesteld door stichting Verantwoord Beheer IJsselmeer. De bezwaren van de stichting hadden voornamelijk betrekking op de stedelijke ontwikkelingen aan de kust van het plangebied in relatie tot het IJmeer als natuurbeschermingsgebied.

Op 17 september 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan en is dit beroep ongegrond verklaard. Wel werd door de RvS bepaald dat het bestemmingplan niet in werking trad, omdat geen goedkeuring op grond van de Natuurbeschermingswet was verleend.

Naar aanleiding van deze uitspraak is alsnog goedkeuring gevraagd aan de bevoegde instantie, provincie Noord-Holland.

Eind 2008 is deze goedkeuring verleend. Dit besluit is bekend gemaakt op 4 februari 2009. Het bestemmingsplan is daags na deze bekendmaking onherroepelijk geworden.

Partiële herziening bestemmingsplan Almere Poort (2011)

In 2009 is een partiële herziening van het bestemmingsplan in procedure gebracht. Deze herziening is op 22 maart 2011 in werking getreden en had voornamelijk betrekking op juridisch technische aspecten.

Ontwikkelingsplan Duin (2011) en Aanpassing Ontwikkelingsplan Duin (2016)

Behalve dat het in maart 2017 tien jaar geleden is dat het bestemmingsplan Almere Poort werd vastgesteld zijn er ook ontwikkelingen waardoor een actualisatie van het plan gewenst is. De raad heeft in 2011 het Ontwikkelingsplan Duin vastgesteld, dat de basis vormt voor de gebiedsontwikkeling in de kustzone en de kaders bevat voor de gewenste ontwikkeling van het binnendijkse en buitendijkse plangebied. Voor het buitendijkse deel is in het Ontwikkelingsplan Duin opgenomen dat de stranden worden uitgebreid en dat vanwege de woningbouw binnendijks het terrein voor grootschalige evenementen en het catamaranstrand worden verplaatst. In 2016 is de raad akkoord gegaan met een aanpassing van het Ontwikkelingsplan Duin, waarbij het stedenbouwkundig plan is aangepast en een continue duinlandschap is opgenomen dat de verbinding vormt tussen het binnendijkse en het buitendijkse gebied. Verder is de ontwikkeling van strandbad Duin onderdeel van het aangepaste plan.

Integrale herziening Poort in 3 delen

Er is (najaar 2016) voor gekozen om het bestemmingsplan uit 2007 in gedeelten te herzien. Het gaat om de volgende delen:

  • 1. 'Almere Poort West en Pampushout', dit is het bestaande deel van Almere Poort;
  • 2. 'Almere Poort Oost en Duin', dit zijn de te ontwikkelen delen van Poort;
  • 3. Almere Poort Buitendijks, dat betrekking heeft op het buitendijkse gedeelte waar de stranden, de jachthaven en de appartementen van Muiderburght zijn gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0002.png"

Afbeelding: begrenzing 3 plangebieden herziening bestemmingsplan Almere Poort

Vanwege de omvang van Poort en de diversiteit aan ontwikkelingen is opname in één bestemmingsplan niet doelmatig. Voorliggend bestemmingsplan behelst deelgebied 3: 'Almere Poort Buitendijks'.

1.3 Begrenzing van het plangebied

De begrenzing van het nieuwe bestemmingsplan Almere Buitendijks is op onderstaand kaartje vergroot weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0003.jpg"

Begrenzing plangebied Almere Poort Buitendijks

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Het vigerende bestemmingsplan en partiële herziening

Het vigerende bestemmingsplan is 'Almere Poort' dat op 15 maart 2007 door de raad werd vastgesteld en op 4 februari 2009 onherroepelijk is geworden.

De partiële herziening van dit bestemmingsplan is op 22 maart 2011 in werking is getreden.

1.5 Leeswijzer

Om de digitale raadpleegbaarheid van het bestemmingsplan te vergroten, is de toelichting opgezet rondom de in het plan gebruikte Bestemmingen. Na een beschrijving van het plangebied en de nieuwe ontwikkelingen (hoofdstuk 2) worden de Bestemmingen beschreven (hoofdstuk 3). Vanuit dit hoofdstuk worden koppelingen gemaakt naar het achterliggende Beleidskader ( hoofdstuk 4) en de Omgevingstoets (hoofdstuk 5). In het hoofdstuk Implementatie (hoofdstuk 6) wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Stadsdeel Almere Poort

Stadsdeel Almere Poort

Het gebied van Almere Poort is al in het Structuurplan voor Almere van 1983 opgenomen als toekomstig stedelijk gebied. In 1999 is voor het plangebied het Structuurplan Almere Poort vastgesteld, dat is overgenomen in het Structuurplan Almere (2003). In 2017 is een nieuwe omgevingsvisie vastgesteld. Vanaf 2005 is de ontwikkelingsstrategie vastgelegd in ondernemingsplannen voor Poort en in 2007 is het Bestemmingsplan Almere Poort vastgesteld. De gebiedsontwikkeling van de verschillende deelgebieden van Poort is uitgewerkt in de ontwikkelingsplannen. De ontwikkeling van Almere Poort maakt ook onderdeel uit van de Rijksstructuurvisie Amsterdam – Almere – Markermeer (RRAAM, 2013), waarin de groei van Almere met 60.000 woningen en toename van het aantal banen is opgenomen.

Almere Poort telt inmiddels meer dan 15.000 inwoners en ca. 600 bedrijven met ca. 1.900 arbeidsplaatsen. De woonwijken aan de westzijde van het spoor, Europakwartier West, Columbuskwartier en Homeruskwartier, zijn momenteel grotendeels gerealiseerd. Voor het gebied Duin, binnen- en buitendijks, is in 2011 het Ontwikkelingsplan Duin vastgesteld. Ook in Duin is gestart met de woningbouw; na de realisering van Duin Zuid volgt de ontwikkeling van Duin Noord en Duinkop Zuid en Noord. Hier heeft zich ook het bedrijf C-Smart gevestigd, dat mede vanwege hun activiteit specifiek voor deze kustlocatie heeft gekozen. Buitendijks liggen Marina Muiderzand, 3 woontorens van de Muiderburgt en het Almeerderstrand en IJmeerstrand. Op de werklocaties Hogekant en Lagekant hebben zich bedrijven gevestigd en is het resterende deel in uitgifte. Ook de woongebieden met mogelijkheden voor functiemenging bevatten ruimte voor het vestigen van (bepaalde typen) bedrijven en voorzieningen.

In het gebied aan de oostzijde van het spoor, dat ook is opgehoogd met zand, hebben zich enkele voorzieningen gevestigd, zoals het Topsportcentrum, zwembad, scholen en het busstation. In 2016 is het nieuwe Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort vastgesteld voor de gebieden Olympiakwartier, Europakwartier Oost, Cascadepark Oost, Middenkant en Lagekant. Met het opstellen hiervan is beoogd een flexibel plan te maken dat ruimte biedt voor organische stedelijke ontwikkeling. Verder is het programma aangepast opdat het aansluit bij de verwachten vraag in de komende jaren. Met de vaststelling van het Ontwikkelingsplan Stadstuinen Poort zijn de eerdere ontwikkelingsplannen voor de betreffende deelgebieden ingetrokken. In het plan is het centrumgebied voor Poort opgenomen in Olympiakwartier Oost. Dit gebied bevat ook ruimte voor het sport- en leisurecluster. De situering van Poort tussen IJmeer, Pampushout en Kromslootpark en goed bereikbaar via rijksweg A6 en NS-station Almere Poort biedt kansen voor de ontwikkeling van leisure en recreatie. De gebieden Duinkop Zuid en Duinkop Noord bieden ook ruimte hiervoor. Aan de oostzijde van Almere Poort loopt de Ecozone Pampus, die het Kromslootpark verbindt met de Pampushout en verderop de Lepelaars- en Oostvaardersplassen.

Stedenbouwkundige opzet Almere Poort

De stedenbouwkundige hoofdstructuur van Almere Poort bestaat uit een waaierstructuur met een oriëntatie naar de Hollandse Brug. De Hollandse brug vormt daarmee de “poort” van het plangebied. De vanaf de afrit van de brug uitwaaierende (infrastructurele ) lijnen, zoals de Poortdreef, A6 en spoorlijn, zijn aanleiding geweest om het gebied een waaierstructuur te geven. De groenstructuur van het Cascadepark is bepaald door de aanwezigheid van een lob met grote zettingsgevoeligheid. Het park en het groen verbindt het bosgebied van de Pampushout met de ecozone, Voortuin en Kromslootpark.

In de ontwikkelingsplannen, waaronder het ontwikkelingsplan Duin, is de stedenbouwkundige opzet en de infrastructuur van de deelgebieden nader uitgewerkt.

2.2 Karakteristieken Poort Buitendijks

Hieronder worden de deelgebieden van Almere Poort Buitendijks beschreven. Paragraaf 2.3 bevat de nieuwe ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0004.jpg"

Marina Muiderzand en Almeerderstrand, huidige situatie (uitsnede uit Almere in Kaart)

De onderstaande gebiedsbeschrijving vindt plaats aan de hand van de drie deelgebieden, van zuid naar noord.

Almeerderstrand

Ten noorden van A6, ter hoogte van de Hollandse Brug, ligt het Almeerderstrand (het voormalige Muiderstrand). Dit strand loopt door tot aan de zuidkant van de Marina Muiderzand.

Het Almeerderstrand is een groot zandstrand met enkele bosschages. Op het Almeerderstrand zijn twee strandpaviljoens, een snackbar, kanoverhuur en een reddingspost van de reddingsbrigade aanwezig. Naast één van de strandpaviljoens staat voorts een (bedrijfs)woning. Aan de noordzijde van het strand ligt het strandbad Duin met een strandpaviljoen en een beachvolleybalveld.

Het Almeerderstrand kent een intensief gebruik. Het strand wordt in de huidige situatie, naast de reguliere dag- en waterrecreatie, enkele malen per jaar gebruikt voor grote evenementen, zoals de Libelle zomerweek (circa 80.000 bezoekers) en het Strandfestival Zand (circa 30.000 bezoekers). Tijdens deze evenementen is het strand niet openbaar toegankelijk. Het strand wordt ontsloten via de Muiderzandweg en Muiderstrand en heeft een ‘eigen’ afslag op de A6. Parkeergelegenheid voor de strand- en evenementenbezoekers ligt aan de binnendijkse zijde van de IJmeerdijk op hiervoor geschikt gemaakte terreinen.

Marina Muiderzand en Muiderburght

Centraal in het plangebied ligt de Marina Muiderzand, zie figuur 3.3. De jachthaven is aangelegd in 1989 en heeft 950 ligplaatsen. Op het terrein van de Marina zijn diverse voorzieningen aanwezig waaronder een watersportwinkel, een zeilmaker, een jachtservice, scheepsimporteurs, een jachtmakelaar en een zeilschool. Op de havenkade is een café-restaurant en een winkel in levensmiddelen aanwezig. Het café-restaurant wordt ook gebruikt voor feesten en partijen. Het feitelijke gebruik van de Marina is een mix van vaste ligplaatsen, plaatsen voor passanten, ligplaatsen voor de aan- en verkoop van boten, bedrijvigheid, etc. Voorts zijn er circa 500 winterstallingsplaatsen voor boten (16.000 m2), een botenlift, speelvoorzieningen, fietsenstallingen en sanitaire voorzieningen. Er is een diesel/euro tankstation aanwezig, welke toegankelijk is voor passanten en elders op het terrein wordt butaan-/propaangas verkocht.

Op het oostelijk deel van het terrein zijn tevens trekkershutten, camperplaatsen, tentplaatsen en dergelijke aanwezig voor bezoekers van de haven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0005.png"

De Marina wordt ontsloten via de Marinaweg, welke aansluit op de Poortdreef (N701). Op het terrein van de Marina zijn twee bedrijfswoningen aanwezig (Marinaweg 2 en IJmeerdijk 6). Deze woningen zijn ten onrechte niet opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Er is in overleg met de Marina voor gekozen om deze woningen in een eerstvolgende bestemmingsplanherziening alsnog op te nemen. Het gaat dan om woningen ten behoeve van beheerders van de Marina (dienst- of bedrijfswoning).

Ten noorden van de Marina liggen drie appartementencomplexen (Muiderburght) met in totaal 78 woningen. De woningen worden, evenals de Marina zelf, ontsloten via de Marinaweg. De directe omgeving van de complexen inclusief de parkeergelegenheid en een strandje (noordzijde van de appartementen) is privéterrein.

De Marina organiseert met een zekere regelmaat evenementen, waaronder zeilwedstrijden, etc. Voor de evenementen op het water worden bij Rijkswaterstaat vergunningen aangevraagd. De overige evenementen vallen binnen de eigen vergunning en worden op eigen terrein gehouden.

Op het terrein van de Marina zijn in totaal circa 1.465 parkeerplaatsen. Het grootste deel van deze parkeerplaatsen is in het zomerseizoen (mei tot en met september) via een slagboom beschikbaar voor gasten met een ligplaats in de Marina. Het overige deel is ten behoeve van het catamaranstrand op de IJmeerdijk. Ook deze parkeerplaatsen zijn afgesloten met een slagboom. In aanvulling hierop zijn er ten behoeve van de overige bedrijfsmatige voorzieningen openbare parkeerplaatsen aanwezig. In het winterseizoen (oktober tot en met april) wordt het afgesloten parkeerterrein gebruikt als winterstalling voor de boten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0006.png"

Luchtfoto: Muiderburght met 3 appartementencomplexen en deel catamaranstrand

Catamaranstrand

Ten noorden van de appartementencomplexen ligt het kitesurfstrand en het catamaranstrand (450 ligplaatsen) met clubhuis, zeilschool en horecagelegenheid. Dit catamaranstrand en bijbehorende voorzieningen zijn onderdeel van de Marina. Op dit strand worden ook evenementen georganiseerd, waaronder onder andere het NK Surf stops, de Telegraaf opstapdagen, ATC Triathlon, et cetera. Het catamaranstrand wordt ontsloten via de Marinaweg en de IJmeerdijk.

Ten noorden van het catamaranstrand grenst de IJmeerdijk direct aan het IJmeer. Het dijklichaam (primaire waterkering) is een harde oever met steenbekleding.

2.3 Nieuwe ontwikkelingen Poort Buitendijks

Voor de ontwikkeling van Almere Poort / Duin, binnendijks en buitendijks, heeft de gemeenteraad het Ontwikkelingsplan Duin vastgesteld (2011). In het ontwikkelingsplan is voor het buitendijks deel opgenomen dat de stranden, het Almeerderstrand en het Meerstrand, zullen worden uitgebreid. Het Meerstrand krijgt daarbij een functie voor het achterliggende woongebied van Duin. Het catamaranstrand wordt verplaatst naar het gebied van de jachthaven, waarvan het een onderdeel is. En het Almeerderstrand wordt uitgebreid onder meer aan de zuidzijde in verband met verplaatsing van de grotere evenementen van de huidige locatie op het Almeerderstrand naar het zuidelijk deel.

In 2016 is de raad akkoord gegaan met een aanpassing van het Ontwikkelingsplan Duin, waarbij het stedenbouwkundig plan is aangepast en een continue duinlandschap is opgenomen dat de verbinding vormt tussen het binnendijkse en het buitendijkse gebied. Verder is de ontwikkeling van strandbad Duin onderdeel van het aangepaste plan. Onderstaande figuur laat een indicatief beeld zien van het aangepaste Ontwikkelingsplan Duin, inclusief het buitendijks gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0007.png"

Figuur: indicatief beeld ontwikkelingsplan Duin

Stedenbouwkundige opzet vernieuwing stranden Poort

Het buitendijkse gebied van Almere Poort bevat het grootste strand van Almere. Dit strand is onlosmakelijk verbonden met het masterplan voor DUIN van Amvest, waar duinen en strand de basis vormen voor een zeer vernieuwend woonmilieu. Een brede, over en langs het strand slingerende, fietsroute rijgt als het ware de verschillende stranden, met verschillende identiteiten, aaneen.

In tegenstelling tot het oorspronkelijke ontwikkelingsplan, waarin een boulevard de verbinding vormde tussen het buiten- en binnendijks gebied, wordt in het herijkte ontwikkelingsplan uitgegaan van een continue duinlandschap. Gaandeweg bleek, dat het landschappelijke concept van een continue duinlandschap nog beter de verbinding tussen het buiten- en binnendijkse gebied te kunnen maken. De dijk als barrière verdwijnt daarmee volledig.

Het reeds gerealiseerde laagbouw deel van Duin maakt duidelijk dat de duinen, het duinlandschap, dé leidende kwaliteit voor de openbare ruimte vormen. Een robuust duinlandschap zorgt ook voor de water veiligheid en levert de basis voor een zeer onderscheidend kustmilieu. De eerder bedachte lineaire boulevard bebouwing heeft in het ontwikkelingsplan plaats gemaakt voor hoogbouw die verspreid in het duinlandschap staat en die een concentratie rondom het Duinplein laat zien: de 'dansende' koppen. Nergens een rechte lijn, verschillende bouwhoogtes, altijd maximale doorzichten, torens die met de 'voeten ' in de duinen staan. Deze duinen vinden we in afgezwakte vorm (1-2.5 m hoog), ook weer terug op de stranden.

Beschrijving van zuidoost vanaf de A6, naar het noordwesten, richting Pampus

Het huidige voor evenementen gebruikte deel van het Almeerderstrand wordt getransformeerd in het belangrijkste publieksstrand voor Almere Poort. Hier zullen ook enkele horecavestigingen te vinden zijn. Het huidige strand dat parallel aan spoor en snelweg ligt, dus het verst weg van de woonbebouwing, wordt uitgebreid en ingericht als het nieuwe evenementenstrand voor de grote en de geluidsdragende evenementen. Buiten de tijden dat het daarvoor gebruikt wordt, vooral de zomermaanden, is het een publiek strand. Voor de ontsluiting, tijdens manifestaties, zal gebruik gemaakt worden van de twee bestaande onderdoorgangen onder A6 en het spoor richting het Zilverstrand.

Het daarop aansluitende strand, vanaf het nieuwe evenementenstrand tot aan de Marina, zal gekenmerkt worden door brede fiets en flaneerroutes op het strand. Deze flaneerroute 'meandert' als het ware over het strand tussen lage nieuwe duintjes. Deze nieuwe duintjes en 'duinpannen' zorgen, ondanks de forse maat van dit strand, voor een prettige maat en schaal. Naast het Poort Dok zijn er plannen voor een Waterbeleefcentrum en een nieuw strandrestaurant (ter plaatse van het huidige Poort Dok). Op dit strand richt alles zich meer op gezinsstrandrecreatie. Het Waterbeleefcentrum probeert alle aspecten van water, dus ook de dijk, op een interactieve manier te verbinden. De ontsluiting van het Almeerderstrand en evenementenstrand vindt op een vergelijkbare manier als nu plaats vanaf de Poortdreef.

Centraal in het buitendijkse gebied ligt de Marina. Deze wordt in de plannen uitgebreid met het te verplaatsen catamaranstrand. Direct aansluitend op de Marina is rondom de huidige kreek het Strandbad Duin ontwikkeld. Dit strandbad heeft een directe aansluiting op het Duinplein en zal daarmee het meest intensieve en dynamische deel van het Almeerderstrand worden. Op dit moment zijn daar laagdrempelige informele horeca (Steel Creek), beachvolleybalvelden met tribune, zwem-, zit- en liggelegenheid, te vinden. Er kan ook worden gedacht aan een openlucht zwembad in het IJmeer. Strandbad Duin richt zich op de actieve strandrecreatie. De ontsluiting van dit deel zal plaatsvinden vanuit Duinkop Zuid en Muiderduin.

Het Meerstrand is gelegen tegen Stranddorp aan. Dit strand zal mede vanwege zijn ontsluiting vanuit Stranddorp, met vooral grondgebonden woningen, extensiever van karakter zijn. Het huidige catamaranstrand maakt deel uit van dat verder noordwaarts nog nieuw te realiseren strand. Door de wind en de stroming zullen voorzieningen, om het zand op zijn plaats te houden, een wezenlijk onderdeel vormen van de opgave voor het Meerstrand. Ook voor dit strand en achtergelegen woningbouw geldt het continue duinlandschap als uitgangspunt.

Nieuw evenementenstrand

Het huidige Almeerderstrand wordt, naast de reguliere dag- en waterrecreatie, enkele malen per jaar gebruikt voor grote evenementen. Tijdens deze evenementen is het strand niet publiek toegankelijk. Het vergroten van het strand heeft tot doel een splitsing te kunnen maken tussen enerzijds een gedeelte dat het hele jaar publiek toegankelijk is voor dag- en waterrecreatie en een gedeelte dat bij evenementen afgesloten kan worden. Het aantal geluidsdragende evenementen per jaar is gelimiteerd in de verleende vergunningen en in het bestemmingsplan (maximaal 4 geluidsdagen per jaar, conform huidige situatie en beleid). Het bestaande Almeerderstrand blijft overigens wel beschikbaar voor kleinschaliger, niet geluidsdragende evenementen.

Daarnaast wordt er zandsuppletie uitgevoerd in het noordelijke gedeelte van het strand om het volume aan afgeslagen zand weer ter herstellen en omdat er rekening gehouden moet worden met een flexibeler waterpeil in het Markermeer-IJmeer.

Concreet betekent de vergroting van het strand dat er circa 11 hectare aan zand wordt aangebracht. Het nieuw op te spuiten strandgedeelte in aansluiting op de A6 en spoorlijn wordt aangewezen voor middelgrote (maximaal 30.000 bezoekers per dag) en andere, kleinere evenementen. De belangrijkste overweging hierbij is mogelijke hinder als gevolg van de evenementen te beperken door de afstand tot de dichtstbijzijnde (toekomstige) woningen voldoende te laten zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0008.png"

Het parkeren voor de strand- en evenementenbezoekers van het Almeerderstrand vindt plaats aan de binnendijkse zijde van de IJmeerdijk op hiervoor geschikt gemaakte permanente en tijdelijke terreinen. Na de dijkverhoging verdwijnen de parkeerplaatsen op de dijk.

De ligging en capaciteit van de parkeerplaatsen is beschreven in hoofdstuk 5 van deze plantoelichting.

Sleutelproject StrandLab Almere - Kustzone Poort/Duin

De sleutelprojecten in programmalijn 4 in het kader van het Meerjarenprogramma Almere 2.0 zijn geselecteerd om met toplocaties en unieke landschappen (inter)nationale bekendheid voor Almere te genereren. Eén van de grote kwaliteiten van de Noordvleugel ten opzichte van andere metropoolregio's in Europa is de toegang tot grote groen- en recreatiegebieden. De kustzone Almere Poort/Duin is een unieke plek in de regio waar ruimte is en strand, watersport en cultuur hand in hand gaan. Het is bij uitstek een plek die mogelijkheden biedt voor het versterken van de toeristisch recreatieve mogelijkheden, waarmee binnen de Noordvleugel (internationaal) een attractief gebied en verblijfsplek wordt gecreëerd.

De kustzone Poort/Duin is een gebied dat volop ontwikkeld wordt en kansen biedt voor groei. De Libelle Zomerweek landt jaarlijks op het evenementenstrand en trekt bezoekers uit het hele land. De locatie theatergroep Vis à Vis geeft zomervoorstellingen en heeft een energieneutraal pand met podium en restaurant gebouwd, zodat ook in de winter voorstellingen gegeven kunnen worden. Het strandbad Duin wordt volop benut. Tevens wonen er steeds meer mensen in het gebied.

Aantrekkingskracht op regionale schaal creëert kansen voor werkgelegenheid in de toeristische sector en meer specifiek in horeca, culturele, sportieve en recreatieve activiteiten. Lokaal ondernemerschap wordt gestimuleerd waardoor meer werkgelegenheid kan ontstaan. Dat vraagt om voortzetting van de investeringen in deze locatie en het versterken van de programmering. De kustzone Poort/Duin kan voor bezoekers en bewoners aantrekkelijker worden als het gebied waar cultuur, ontspanning en recreatie en bijzondere vormen van wonen en werken samengaan. Er is ingezet op het ontwikkelen van een samenhangend toeristisch, recreatieve kustzone door investeringen in (1) openbare ruimte en vestigingen en (2) de programmering van activiteiten (evenementen, cultuur, sport, recreatie).


Ontwikkelstrategie

De richting van de ontwikkeling voor de kustzone wordt ingezet vanuit het gebied op en om het Almeerderstrand. Het cluster van het huidige evenementenstrand (huidige locatie), het jonge duinlandschap, het nieuwe evenementenstrand en Vis à Vis als cultureel anker in het gebied vormen de eerste stappen voor deze verblijfsplek.

StrandLab Almere

De komende vijf jaar is de inzet gericht op het uitbreiden van de culturele broedplaats, StrandLab als magneet om bezoekers naar de kustzone te halen en het versterken van natuur- en cultuurrecreatie door ontsluiting, bewegwijzering en een impuls te geven aan de programmering. Door verplaatsing van het huidige evenementenstrand naar de oksel van de A6 kunnen grootschalige evenementen geprogrammeerd blijven worden en ontstaat er meer ruimte op het Almeerderstrand voor tal van activiteiten. Zodra de grote evenementen op het nieuwe evenementenstrand plaatsvinden, neemt de geluidsbelasting voor toekomstige bewoners van gebied Duin af en kan het accommoderen van het recreatief gebruik van het Almeerderstrand door o.a. badgasten mogelijk gemaakt worden. In de tweede periode (2022 - 2026) wordt geïnvesteerd aan de randen van de kustzone, door o.a. het Meerstrand te ontwikkelen.

Culturele programmering in samenhang met sport en toeristisch recreatieve activiteiten 

Het aanjagen van culturele en recreatieve activiteiten op en om het Almeerderstrand is zoals in 2017 afgesproken in handen van Bureau Linkeroever, begeleid door de afdeling Cultuur van de Gemeente. Doel hiervan is dat de culturele programmering voor de Kustzone Almere Poort gebied gaat aansluiten op respectievelijk het gemeentelijke kunst en cultuurbeleid en het aanbod aan sportieve en toeristisch recreatieve activiteiten in het gebied, de stad en de regio.

Bureau Linkeroever heeft haar missie en plan van aanpak voor Kustzone Almere Poort in het najaar 2017 gepresenteerd. Hieraan lag een culturele strategie ten grondslag waarin de ambitie om Kustzone Poort als culturele bestemming binnen de Metropool Regio Amsterdam op de kaart te zetten en een eigen identiteit te geven. Een duidelijke wisselwerking met de plek en/of de bewoners en ondernemers in het gebied is essentieel. De activiteiten onderscheiden zich doordat ze:

  • de unieke locatie en het bijzondere (nieuwe) landschap 'vieren';
  • lokaal draagvlak (bewoners/ondernemers) versterken;
  • aanzetten tot samenwerken en uitwisselen;
  • vernieuwen en durven;
  • het verhaal van de plek uitdragen.


Het uitrollen van de culturele strategie in de kustzone Poort gaat vanaf 2018 verder onder de naam StrandLAB Almere. Er is een top 10 van activiteiten opgesteld:

  • 1. Buitentheater
  • 2. Het Huiskamerfestival: jaarlijks in de winter
  • 3. Artist in residence: Deze pilot onderzoekt in welke vorm artist residencies het beste in het gebied kunnen landen en met welke thema's
  • 4. Bijzondere overnachtingen in bijzondere objecten op het Almeerderstrand of bij de Marina Muiderzand
  • 5. Verhalen van Almere: onderzocht wordt welke verhalen er bestaan over de plek, over de ontberingen van het nieuwe land maken, de dromen en beloften.
  • 6. Elementen Natuur : een programma over kunst- en natuurbeleving op het Almeerderstrand doorlopend door het seizoen.
  • 7. Light art: Onderzoeken van mogelijkheden voor een (nieuw) lichtfestival en /of een permanente route van (mobiele) lichtobjecten en -installaties die leiden door het gebied;
  • 8. Tijdelijke bouwwerken op en nabij het Almeerderstrand
  • 9. Stichting Stad & Natuur wil in 2019/2020 samen met partners een uniek Waterbeleefcentrum ontwikkelen op het Almeerderstrand
  • 10. Sport spel en beweging: Onderzoeken van nieuwe combinaties van sport en cultuur op het strand en het water.


Marina Muiderzand

Met 950 ligplaatsen voor zeilboten en het grootste catamaranstrand van Europa is Marina Muiderzand een bestemming voor water minnend Nederland. De kustzone van Almere Poort ondergaat een grootschalige transformatie. Hier wordt plan DUIN gerealiseerd met wonen, werken, horeca en leisure in een gevarieerd duinlandschap. Waar haven en DUIN elkaar ontmoeten komen Kop Noord en Kop Zuid, met appartementen en functies gericht op recreatie, strand en watersport in de plint.

De nieuwe vormgeving van de jachthaven speelt daarop in. Geaccidenteerde gebieden met een gevarieerde, natuurlijk ogende beplanting vormen de overgangen tussen haven gebonden bedrijvigheid en recreatieve functies en zorgen tegelijkertijd voor een windscherm voor de boten. Ter hoogte van Kop Zuid ontstaat in de jachthaven een aantrekkelijke mix van maritieme bedrijvigheid en wonen direct aan het gerealiseerde Strandbad Duin. Om een openbaar karakter van dit gebied mogelijk te maken wordt de winterstalling van particuliere schepen gedeeltelijk verplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0009.png"

Schets aanpassing jachthaven, met catamaranstrand aan de westzijde en locatie woningbouw aan de oostzijde

Nieuwe havenpoot, westkant van de haven

Ten behoeve van verplaatsing van het catamaranstrand is verbreding van de huidige strekdam benodigd. De basaltstenen rand blijft zoveel mogelijk gehandhaafd. Enige uitzondering vormt een nieuwe kraanbaan. Het havenbassin wordt niet vergroot. Om afstand naar de bestaande woningen Muiderburght te creëren, worden de eerste tweehonderd meter - vanaf het laagste gebouw de Drost gemeten - alleen voor groen, spelen, water, parkeren en een ontsluitingsweg gebruikt.

Ook de winterstalling van boten wordt op deze verbrede poot gehuisvest om ruimte in het gebied tegenover Kop Zuid te creëren. In totaal wordt op deze poot ca. 60.000m² land gecreëerd. Het merendeel van dit oppervlak wordt gebruikt om bestaande functies binnen de haven te kunnen verplaatsen. Aanvullend wordt op de verbrede poot veel ruimte voor groene buffers gereserveerd. Deze versoepelen de overgang tussen bestaande bebouwing en verplaatste havenfuncties, en zorgen voor een windscherm.

Op de verbrede poot is 16.000m² nodig om van oktober tot april de winterstalling van boten te kunnen huisvesten. In het seizoen wordt deze oppervlakte als opslag, stalling en parkeerplaats gebruikt. De parkeerplaats wordt zowel door ondernemers als ook door gasten van de haven en het catamaranstrand gebruikt.

Op het verplaatste catamaranstrand van ca. 24.000m² worden conform het huidige gebruik catamarans en open boten gestald en te water gelaten. Tevens biedt het strand net als nu plek aan surfers, suppers en andere waterrecreatie activiteiten. De oostelijke rand van het catamaranstrand wordt gevormd door een aangeplant windscherm. In dit scherm kunnen kleinschalige gebouwen opgenomen worden; kleinschalige voorzieningen zoals horeca, sanitair, opslag of surfschool.

Om deze nieuwe ontwikkelingen en de daarvoor benodigde landaanwinning mogelijk te maken is in dit bestemmingsplan in de bestemming Water een wijzigingsregel met voorwaarden opgenomen en op de Verbeelding een gebiedsaanduiding waarbinnen die ontwikkelingen kunnen worden gerealiseerd.

Oostelijke havenpoot  

De Oostpoot van de haven, welke ca. 53.000m2 meet, wordt overwegend gebruikt als parkeerplaats en een deel van de winterstalling. Er is op deze havenpoot ruimte voor ca. 600 parkeerplaatsen. Ten oosten van het parkeerterrein kunnen twee gebouwen worden gerealiseerd. Deze twee gebouwen bieden in een grote onderbouw samen ca. 3.500m2 bvo ruimte voor jachthaven gebonden bedrijvigheid en/of horeca.

Boven op deze plint met bedrijvigheid worden dan op ieder gebouw twee volumes geplaatst bestemd voor woningen. De in het totaal ca. 7.700m2 bvo is goed voor ca. 50-60 woningen.

Het strand aan de Oostzijde van de havenpoot is verbreed en biedt zodoende meer ruimte voor ontspanning en is openbaar toegankelijk. Daarbij ontstaat er de ruimte om recreatiewoningen, trekkershutten en dergelijke accommodaties te plaatsen, verspreid over de zuidoostpunt van de Oostpoot (op oostelijke en westelijke poot ongeveer 800 m2 bvo aan recreatiewoningen). Op de oostelijke poot blijft ook de bestaande zeilschool met bijbehorende voorzieningen (totaal ca. 350m2) gehandhaafd.

Ten behoeve van de realisatie van bovengenoemde woongebouwen is eveneens een wijzigingsregel opgenomen met op de Verbeelding een gebiedsaanduiding.

Kop van de haven

Hier worden met name de bestaande bebouwing en de bestaande functies gehandhaafd. Een open gedeelte tussen de bebouwing parallel aan de dijk zou door bebouwing gesloten kunnen worden. Dit komt neer op een uitbreiding van maximaal 10% van de bestaande bebouwing (gemeten aan de footprint).

De ruimte tussen het restaurant en de woontorens van de Muiderburght wordt heringericht. Er wordt gestreefd naar een splitsing van wegen om de ontsluiting van de woontorens en de nieuwe poot zo goed mogelijk te scheiden. De ruimte ertussen in krijgt een landschappelijke invulling. Het parkeren voor de hier gelegen bebouwing krijgt een nieuwe indeling.

Het gebied van de jachthaven gaat ook ruimte bieden voor het parkeren door bezoekers van de horeca van Strandbad Duin.

Aanleg Meerstrand

Direct ten noorden van de Marina (zie figuur begin deze paragraaf) wordt over een lengte van circa 1000 meter langs de IJmeerdijk een nieuw strand aangelegd. In de plannen is opgenomen dat het catamaranstrand wordt verplaatst naar de jachthaven en de inrichting van het huidige catamaranstrand wordt aangepast in overeenstemming met de rest van het te realiseren strand. De oppervlakte van dit nieuwe strand bedraagt circa 21 hectare. Met deze ingreep wordt in aansluiting op de bestaande harde oever (water, steenbekleding, dijklichaam) een zachte oever (water, strand, dijklichaam) aangelegd. Dit strand wordt ook openbaar toegankelijk, maar krijgt een extensiever gebruik dan het Almeerderstrand. Dit strand krijgt vooral een lokale functie als uitloopgebied voor de bewoners van Duin.

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen omschreven en zijn de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Als de uitgangspunten voortkomen uit een beleidskader of een onderzoek uit de omgevingstoets dan is een koppeling opgenomen naar deze informatie.

3.1 Toelichting op de juridische regeling

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Met de invoering van de Wro is de vormgeving van bestemmingen en planregels gestandaardiseerd. De standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en voldoet aan de vereisten op het gebied van digitalisering. Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.


Opzet van de planregels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn als volgt opgezet:

  • in hoofdstuk 1 zijn de begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald;
  • hoofdstuk 2 bevat de regels voor de verschillende bestemmingen;
  • in hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen, die gelden voor meerdere of alle bestemmingen;
  • hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

Flexibiliteitsbepalingen

In het bestemmingsplan zijn diverse regels opgenomen waarmee flexibiliteit ten opzichte van de hoofdbestemming wordt ingebouwd.

Afwijkingsregels zijn bedoeld voor afwijkingen binnen de bestemming zelf. Op basis van de afwijkingsregels kan een omgevingsvergunning worden verleend. Met wijzigingsbevoegdheden kan het college van burgemeester en wethouders wijzigingen aanbrengen binnen een bestemming of een bestemming wijzigen in een andere bestemming.

Afwijkings- en wijzigingsregels kunnen worden gekoppeld aan een enkele bestemming, maar kunnen ook gelden voor meerdere bestemmingen (algemene afwijkingsregels of algemene wijzigingsregels). Bij afwijkings- en wijzigingsregels worden verschillende voorwaarden opgenomen die in acht moeten worden genomen. Het gaat bijvoorbeeld om een maximum oppervlakte of het uitgangspunt dat er geen sprake mag zijn van onevenredige afbreuk van de woon- of werksituatie.

3.2 Bestemmingen

In dit hoofdstuk worden de bestemmingen omschreven en de planuitgangspunten voor de bestemmingen benoemd. Voor zover de uitgangspunten voortvloeien uit een beleidsuitspraak of de omgevingsaspecten, is een koppeling naar de bijbehorende paragraaf opgenomen. Via de koppeling onderaan de paragraaf kan worden doorgeklikt naar de planregels. In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

3.2.1 Recreatie - 1 Meerstrand

Functionele mogelijkheden

De bestemming Recreatie - 1 geldt voor het strandgebied ten noorden van de jachthaven.

Hier is momenteel het catamaranstrand gevestigd inclusief bijbehorende bebouwing en horeca. In de plannen is opgenomen dat dit catamaranstrand verplaatst wordt naar de Markermeerzijde van de jachthaven. In de specifieke gebruiksregels is bepaald dat het gebruik als catamaranstrand moet worden beëindigd zo gauw het nieuwe catamaranstrand bij de jachthaven in gebruik wordt genomen.

Er is ruimte voor maximaal 2 horecavestigingen (categorie 1, 3 en 4) opgenomen.

Bebouwing

Ten behoeve van horeca is in totaal 500 m2 bvo opgenomen, maximaal 250 m2 per vestiging.

In artikel 3 zijn de planregels opgenomen voor de bestemming Recreatie-1.

3.2.2 Recreatie - 2 (jachthaven en omgeving)

De bestemming Recreatie - 2 geldt voor de Marina Muiderzand.

Functionele mogelijkheden

Binnen deze bestemming is een jachthaven toegestaan met 950 ligplaatsen, dit is het aantal dat reeds op grond van het huidige bestemmingsplan is toegestaan.

Verder zijn er scheepsreparatie- en botenopslagbedrijven en aanverwante jachthaven gebonden bedrijven toegestaan behorende tot ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van risicovolle inrichtingen. Ook jachthaven gebonden dienstverlening, zoals verkoopbemiddeling en een zeilschool, is toegestaan.

Er is verblijfsrecreatie toegestaan ten behoeve van verblijfsrecreatie met nachtverblijf in kampeermiddelen, zoals bijvoorbeeld tenten en caravans: verder zijn ook recreatiewoningen toegestaan tot een totaal bedrijfsvloeroppervlak (bvo) van 800 m2. Verder zijn recreatieve voorzieningen, waaronder was- en toiletgebouwen, gebouwen ten behoeve van receptie, kantine en andere groepsruimten, sanitaire voorzieningen en kantoorruimten ten behoeve van de jachthaven toegelaten.

Tevens zijn er maximaal 3 bedrijfswoningen mogelijk binnen dit bestemmingsvlak.

Er is functiegebonden detailhandel (met recreatievoorzieningen samenhangende detailhandel in goederen, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de recreatiefunctie) met een maximaal totaal verkoopvloeroppervlak van 500m2 toegestaan, waaronder mede begrepen een winkel in dagelijkse artikelen t.b.v. de jachthaven. Ook is perifere detailhandel, echter uitsluitend gericht op boten, met bijbehorende accessoires toegestaan.

Horecavoorzieningen behorende tot de categorieën 1, 3 en 4 van de Bijlage Staat van Horeca-activiteiten met een maximaal totaal bedrijfsvloeroppervlak (bvo) van 2.000 m2.

Via een wijzigingsbevoegdheid zijn ter plaatse de betreffende aanduiding op de oostelijke havenpoot maximaal 60 gestapelde woningen mogelijk met op begane grond lichtere horeca en jachthaven gebonden bedrijven en dienstverlening tot ten hoogste categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging.

Het mogelijk te verplaatsen catamaranstrand en voorzieningen ten behoeve van uitbreiding van het jachthaventerrein is met een wijzigingsbevoegdheid in de aangrenzende bestemming water opgenomen. Zie hieronder bij de bestemming Water.

Voorwaarde is dat op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte van personeel, bewoners en bezoekers.

Bebouwing

De toegelaten bouwhoogte van de bebouwing is 15 meter en het bebouwingspercentage bedraagt 8 % van het totale bestemmingsvlak, met uitzondering van het nieuw aan te leggen catamaranstrand, waarvoor een percentage van 3 % is opgenomen. De toegelaten bouwhoogte van de woonbebouwing binnen de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' wonen is maximaal 25 meter.

In artikel 4 zijn de planregels opgenomen voor de bestemming Recreatie-2.

3.2.3 Recreatie - 3 (Almeerderstrand)

De bestemming Recreatie - 3 geldt voor het strand, het gebied tussen de jachthaven en de Flevolijn/A6.

Functionele mogelijkheden

Dit strand met totale lengte van bijna 2 km is bestemd voor dagrecreatie, horeca (maximaal 1.800 m2 bvo; max. 600 m2 bvo per vestiging) en het houden van (grootschalige) evenementen. In 2019 vindt hier met name aan de zuidzijde zandsuppletie plaats zodat het strand wordt uitgebreid en vergroot.

Ten behoeve van deze bestemming en ter voorkoming van overlast voor de omgeving is het aantal geluiddragende evenementen 1.48 beperkt tot maximaal 4 geluiddagen per jaar (een evenement waarbij de geluidproductie van het gehele evenement hoger is dan 120 dB(A) bronvermogen en waarbij deze geluidproductie langer duurt dan 4 uur of geheel of gedeeltelijk plaatsvindt in de avond (19:00 - 23:00 uur) of nacht (23:00 - 7:00 uur). Op het Almeerderstrand is een geluiddragend evenement in de nacht niet toegestaan. Dit is geregeld in artikel 5.4 Een bronvermogen hoger dan 120 dB(A) wil zeggen dat het geluidsdrukniveau (LAr,LT) van de muziekinstallatie gemeten op 10 meter afstand van het front van de luidsprekers meer mag bedragen dan 90 dB(A)). Tevens is een maximaal bezoekersaantal opgenomen van 30.000 bezoekers per dag.

Gelet op het bovenstaande zijn jaarlijks maximaal 4 geluiddragende eendaagse evenementen mogelijk. Maar er kan worden gekozen om een tweedaags geluidsdragend evenement te organiseren. Twee aaneengesloten eendaagse evenementen is ook een optie.

Deze geluiddragende evenementen kunnen na in gebruik name van de woningen achter de dijk alleen op het verder weg gelegen strand aan de zuidzijde van het Almeerderstrand plaatsvinden. Hier zullen dan ook de grotere niet geluiddragende evenementen worden gehouden, zoals Libelle Zomerweek. Kleinschalige evenementen, waarbij geluid/muziek ondersteunend is, zoals een sportevenement, kunnen op het hele strand plaatsvinden. In de volgende tabel zijn deze voorwaarden voor het houden van evenementen op het Almeerderstrand beschreven; deze is ook opgenomen in de planregel voor dit gebied, art. 5 Recreatie-3.

De vier hoofdregels zijn:

    • 1. Het aantal toegestane bezoekers van kleinschalige evenementen bedraagt maximaal 5.000 per dag;
    • 2. Het aantal toegestane bezoekers van niet geluiddragende evenementen of van geluiddragende evenementen bedraagt maximaal 30.000 per dag;
    • 3. Evenementen met een bezoekersaantal boven de 5000 per dag zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding evenemententerrein;
    • 4. Geluiddragende evenementen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding evenemententerrein;
    • 5. En voorts voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden uit het volgende schema:

En uitgewerkt in de tabel:

Soort evenement   Kleinschalig evenement, waarbij muziek slechts ondersteunend is   Niet geluiddragend evenement, waarbij muziek wel belangrijk kan zijn voor het evenement   Geluiddragend evenement  
Geluidsvolume   Geluidbelasting bij de dichtst bijgelegen geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan 45 dB(A) en 60 dB(C)   Bronvermogen totale evenement is lager dan 120 dB(A)   Bronvermogen totale evenement is hoger dan of gelijk aan 120 dB(A)  
Wanneer   Tussen 7.00-23.00 uur   Zondag t/m donderdag tussen 07.00-23.00 uur
Vrijdag en zaterdag tussen 07.00-24.00 uur.  
Zondag t/m donderdag tussen 11.00-23.00 uur
Vrijdag en zaterdag tussen 11.00-24.00 uur.  
Hoe vaak   Maximaal vijf keer per jaar meerdaagse of aaneengesloten eendaagse evenementen.
De overige evenementen zijn eendaagse evenementen.  
In de dagperiode (07.00-19.00 uur) maximaal 1 keer per week gedurende 1 dag.

In de avondperiode (19.00-23.00 uur op zondag tot en met donderdag, 19.00-24.00 uur op vrijdag en zaterdag) maximaal 12 keer per jaar gedurende 1 dag.

Maximaal tweemaal per jaar zijn meerdaagse of aaneengesloten eendaagse evenementen met 5.000 tot maximaal 30.000 bezoekers per dag mogelijk. Dit kan ook een aaneenschakeling met een geluiddragend evenement betreffen.

Maximaal vijfmaal per jaar zijn meerdaagse of aaneengesloten eendaagse evenementen tot maximaal 5.000 bezoekers per dag toegestaan.  
Het totaal aantal geluidsdagen bedraagt maximaal vier dagen per jaar.
Toegestaan zijn eendaagse en tweedaagse geluiddragende evenementen.
 

In de bestemming Recreatie-3 is verder een afwijkingsregel opgenomen voor activiteiten die onderdeel vormen van StrandLab Almere. Zie onder 2.3 Nieuwe ontwikkelingen Poort Buitendijks

Bebouwing

De toegestane bebouwing in het totale gebied bedraagt maximaal 5% en de bouwhoogte maximaal 9 meter.

In artikel 5 zijn de planregels van de bestemming Recreatie - 3 opgenomen.

3.2.4 Water

De bestemming Water is opgenomen voor het buitendijkse water van het IJmeer, dat bestemd is voor scheepvaartverkeer, recreatie en natuur.

Functionele mogelijkheden

Het water heeft onder meer functies voor de beroepsvaart, de recreatievaart, wateraan- en afvoer, waterberging, recreatie en natuur. Omdat de grens met het aan te leggen strand nu nog niet nauwkeurig te bepalen (en ook van nature in beweging) is, is binnen de bestemming Water ook de functie van strand opgenomen. Via een aanduiding 'water - vaarweg' is de vaargeul in het IJmeer aangegeven, inclusief de beschermingszone van 25 meter. Hier zijn geen stranden en vooroevers toegestaan.

Via een wijzigingsbevoegdheid is de realisatie mogelijk gemaakt van een westelijke havenpoot met ruimte voor botenstalling, strand- en verblijfsrecreatie en de aanleg van een nieuw catamaranstrand. Dit nieuwe strand zal ruimte bieden voor 450 trailerbare catamarans, vergelijkbare kleinde zeilboten en bijbehorende voorzieningen.

Bebouwing

Er zijn alleen functioneel bij water behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan, zoals keermuren, gemalen, golfbrekers, duikers en strekdammen.

In artikel 6 zijn de planregels van de bestemming Water opgenomen.

3.2.5 Woongebied

Functionele mogelijkheden

De bestemming Woongebied is van toepassing op gerealiseerde woonbebouwing in het deelgebied Muiderburght.

Het is toegestaan om in iedere woning aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis uit te oefenen.

Hieronder wordt het volgende verstaan:

Vrije beroepen

Het uitoefenen van vrije beroepen in huis is in overeenstemming met de woonbestemming, tenminste voor zover het vrije beroep vanuit het gebouw waarin wordt gewoond, wordt uitgeoefend. Kenmerk van deze beroepen is een sterke verwevenheid tussen wonen en werken. De in de bestemming 'Woongebied'' opgenomen bebouwingsmogelijkheden zijn ook van kracht bij het bouwen ten behoeve van een vrij beroep. Traditionele vrije beroepen, zoals een notaris, een huisarts, een tandarts, een accountant e.a. zijn binnen de woonbestemming altijd toegestaan, mits de woonfunctie in overwegende mate intact blijft en het beroepsmatig gebruik zich beperkt tot een vloeroppervlak van maximaal 33%.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten

Bij de aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis moet aan de volgende beroepen en bedrijven worden gedacht, zoals opgesomd in de onderstaande lijst. Deze lijst is niet limitatief en is bedoeld als voorbeeld.

Omschrijving   Voorwaarden/toelichting  
Vrije beroepen   bijv. Notaris, huisarts, tandarts, accountant  
Uitgeverijen   Kantoren  
Grafische afwerking    
Reproductiebedrijven opgenomen media    
Vervaardiging van sieraden e.d.    
Reparatie t.b.v. particulieren   bijv. fietsen, maar reparaties van auto's en motorfietsen vallen hier niet onder  
Reisorganisaties    
Verzekeringsbedrijf/kantoor    
Verhuur van en handel in onroerend goed    
Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.    
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek    
Hoveniersbedrijven   Bedoeld wordt een eenmanszaak die zijn auto thuis parkeert, kantoor aan huis heeft en eventueel spullen opslaat. Het mag geen kwekerij zijn.  
Meubel- en woningstoffeerderijen   .  
Cursussen    
Workshops    
Internetbedrijven / e-commerce   Max 25 m2 v.v.o. verkoop aan huis c.q. afhaalpunt  
Kantoor algemeen    
Schoonheidsspecialisten, pedicures en manicures    
Bed&breakfast   Het gaat om het laten gebruiken van normale slaapkamers in een woning door reizigers/vakantiegangers, waarbij eventueel ook ontbijt mogelijk is. Ten hoogste zijn 5 gasten tegelijk mogelijk. Ook moet de woning wel een woning blijven. Er mag geen complete verbouwing plaatsvinden tot een hotel. De eigenaar/exploitant moet er ook blijven wonen.  
Gastouderschap, niet zijnde kinderdagverblijven   Opvang binnen de eigen woning, geen verbouwingen, geen professionele organisatie  
Wassalons en wasserettes   Geen wasmachines/drogers, alleen inzameling en aflevering van kleding  
Kappers    
Detailhandel   Maximaal 25 m2 v.v.o.  
Buiten de hierboven genoemde gevallen   Activiteiten die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde activiteiten  

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemming Woongebied, 7.4 Specifieke gebruiksregels.

Detailhandel in de woning

In Bijlage 1 Beleidskader onder 3.3 Werk in de stad wordt ingegaan op de Nota detailhandel 2014. Op grond van dit beleid is detailhandel in een woning onder voorwaarden toegestaan. De voorwaarden die in de Nota detailhandel 2014 worden genoemd, zijn:

  • De winkelruimte is zeer kleinschalig in omvang: maximaal 25 m2 wvo.
  • De winkelruimte voldoet aan de normen van wet- en regelgeving, zoals op het gebied van (brand)veiligheid, bouw, reclame-uitingen en milieu (milieucategorie 1).
  • Het bedrijf staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Detailhandelsbedrijven in levensmiddelen zijn tevens verp licht zich te registreren bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
  • De aanvrager toont aan dat de woon- en leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de winkel niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de te vestigen winkel.
  • Het karakter van een woonstraat in een woonwijk moet na de vestiging van de detailhandel behouden blijven.
  • Er zijn voldoende parkeerfaciliteiten.
  • De activiteit wordt door de bewoner zelf uitgeoefend.
  • Horeca wordt niet toegestaan.

Deze voorwaarden zijn verwerkt in de regeling voor aan-huis-verbonden beroepen, bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel in de specifieke gebruiksregels van de bestemming Woongebied, 7.4 Specifieke gebruiksregels.

Parkeren

In bestemmingsplannen moeten voortaan ook parkeernormen worden opgenomen. In de meeste gemeenten is de parkeerregeling nu nog opgenomen in de bouwverordening. In de Reparatiewet BZK is bepaald dat de bouwverordening geen stedenbouwkundige voorschriften – waaronder voorschriften mbt parkeren – meer mag bevatten. Voor bestaande bestemmingsplannen geldt een overgangstermijn tot 1 juli 2018. Voor nieuwe bestemmingsplannen vervalt de parkeerbepaling uit de bouwverordening na vaststelling.


Bebouwing

De drie bestaande appartementengebouwen van Muiderburght omvatten in totaal 78 appartementen. In het nieuwe plan wordt de bestaande situatie conserverend bestemd, er is geen aanleiding om ter plaatse nog nieuwe woningen toe te voegen.

In artikel 7 zijn de planregels met betrekking tot de woonbestemming opgenomen.

3.3 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Daar waar meerdere functies aanwezig zijn of verbijzondering van de juridische regeling noodzakelijk is, wordt (overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) gewerkt met dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen. In het bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opgenomen:

3.3.1 Leiding - Hoogspanning

Artikel 8 bevat de bepalingen die direct verband houden met de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning. Dit is de ondergrondse hoogspanningsverbinding.

In voorliggend bestemmingsplan is de dubbelbestemming slechts opgenomen voor een zeer smal strookje op de grens van het plangebied langs de Flevolijn.

Ter plaatse van deze dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning geldt dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding. Voor bepaalde werken en werkzaamheden is een vergunningenstelsel opgenomen.

Via een afwijking van de bouwregels kan, mits de veiligheid van de leiding niet onevenredig wordt geschaad en na overleg en instemming met de netbeheerder, op of in de belemmeringenstrook worden gebouwd of kunnen gronden worden gebruikt ten behoeve van de enkelbestemming.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning 2' uit het plan kan worden verwijderd, indien het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd.

Ook kan de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast om de dubbelbestemming te wijzigien indien nieuwe technische inzichten, verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daar aanleiding toe geven.

In Artikel 17 Algemene aanduidingsregels zijn de veiligheidszones die in acht moeten worden genomen, opgenomen.

Ook rond ondergrondse hoogspanningskabels bevinden zich magneetveldzones. Conform de memo van het Kennisplatform EMV -  'Omgaan met elektromagnetische velden, 2014', volgt de gemeente Almere hun advies om ook voor ondergrondse elektriciteitskabels van 150 kV hiermee rekening te houden. Afstand houden is de enige maatregel bij bestaande kabels, om blootstelling aan magnetische velden te verminderen. Het is vrijwel onmogelijk om magnetische velden af te schermen.

Voor magneetveldzones van ondergronds hoogspanningskabels houdt de gemeente Almere een generieke breedte aan van 25 m aan weerszijden, gebaseerd op basis van door het Rivm verzamelde meetgegevens in het rapport '' Verkenning van extreem-laagfrequente (ELF) magnetische velden bij verschillende bronnen, 2009''. 

Voor deze zone is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone- leiding' op de verbeelding opgenomen met bijbehorende planregel Veiligheidszone leiding

3.3.2 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Grotendeels boven het water en nabij het dijklichaam van de Flevolijn/A6 loopt een 380 kV hoogspanningsverbinding. Deze verbinding maakt onderdeel uit van de op grond van artikel 2.8.6 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) aangewezen hoogspanningsverbinding Diemen - Lelystad. De masten hebben een hoogte van ca 60 m.


De dubbelbestemming (belemmeringenstrook)

Bij de ontwikkeling van de in de nabijheid gelegen gronden dient rekening te worden gehouden met deze hoogspanningslijn.

Enerzijds betreft dit de bescherming van de bovengrondse hoogspanningsverbinding zelf. Deze heeft een zakelijke rechtstrook van 2 x 36 m vanuit het hart van de hoogspanningslijn, die nodig is voor een ongestoorde bedrijfsvoering. Hierbinnen mag niet gebouwd worden en voor aanleg- en graafwerkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de hoogspanningsverbinding moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

Om de hoogspanningsverbinding te beschermen en het beheer veilig te stellen, zijn ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding alleen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van het transport van elektriciteit door een bovengrondse hoogspanningsverbinding. De maximale bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken bedraagt 3 meter. De hoogte van de hoogspanningsmasten mag niet meer dan 65 meter bedragen. Bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen kunnen alleen worden gerealiseerd indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de hoogspanningsverbinding.


Gebiedsaanduiding Veiligheidszone

Anderzijds betreft dit het gezondheidsaspect als gevolg van de hoogspanningsverbinding. Op basis van het VROM-advies met betrekking tot hoogspanningslijnen van oktober 2005, dient bij de vaststelling van bestemmingsplannen zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te worden vermeden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone).

In 2006 is de specifieke magneetveldzone van de hoogspanningsverbinding in het plangebied bepaalt. Deze beslaat 110 m aan de noordzijde en 120 m danwel 125 m aan de zuidzijde van de hoogspanningslijn, te meten vanuit de as van de hoogspanningslijn. Hierbinnen mogen op basis van het voorzorgprincipe ter voorkoming van gezondheidsrisico's, geen functies komen ''waar kinderen langdurig verblijven'', zoals woningen, kinderdagverblijven, scholen, crèches etc, en de daarbij behorende buitenruimten.

Voor functies als sportvelden, speeltuinen, zwembaden vormt de magneetveldzone geen belemmering. In het bestemmingsplan is deze zone opgenomen in artikel 37.3 Veiligheidszone leiding.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding uit het plan kan worden verwijderd, indien het leidingtransport voor hoogspanning ter plaatse is beëindigd. Ook kan de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast om de dubbelbestemming te wijzigien indien nieuwe technische inzichten, verandering van wetgeving of nieuwe rekenmodellen daar aanleiding toe geven.

Tennet heeft plannen om de capaciteit van de hoogspanningsverbinding te vergroten en aan te passen. Daarmee samenhangend zou er ook een eventuele versmalling van de veiligheidszones aan de orde kunnen zijn. Er is overleg met het ministerie van EZ, maar dat heeft nog niet geresulteerd in een concreet plan.

In artikel 9 zijn de planregels van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding opgenomen.

3.3.3 Leiding

Onder het IJmeer ligt een koppeling van stadverwarmingsnet, van Diemen naar Almere, die het gebied doorkruist. In artikel 10 zijn de planregels (vergelijkbaar met die voor andere leidingen) van de bestemming Leiding opgenomen.

3.3.4 Waarde-Archeologie 6

Binnen het plangebied zijn gebieden aanwezig die mogelijk archeologisch waardevol zijn. Ter bescherming van deze gebieden is een dubbelbestemming opgenomen. Dit betekent dat er behalve de basisbestemming voor bijvoorbeeld groen of water, ook een bestemming voor archeologie geldt.

Voor dit plan geldt dat de buitendijkse gebieden met mogelijke archeologische waarden (prehistorie, scheeps- en vliegtuigwrakken) de bestemming "Waarde - Archeologie 6" hebben gekregen. Aan deze bestemming is een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid en een omgevingsvergunningstelsel voor de activiteit 'aanleggen' gekoppeld om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen.

3.3.5 Waarde - Ecologie

Deze bestemming heeft betrekking op het Natura 2000 gebied. In principe is bouwen verboden, tenzij in overeenstemming met de onderliggende bestemming en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden van het Natura 2000 gebied.

In artikel 12 zijn de planregels van de bestemming 'Waarde-Ecologie' opgenomen.

3.3.6 Waterstaat-Waterkering

De waterkering

De IJmeerdijk heeft een waterkerende functie en daarom de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Gronden met deze bestemming zijn naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, primair bestemd voor een waterkering. Aangrenzend zijn vrijwaringszones (zie paragrafen Vrijwaringszone - dijk 1 en Vrijwaringszone - dijk 2) opgenomen met aanvullende gebruiksbeperkingen. Dit zijn beschermingszones voor de waterkerende functie op basis van de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland (zie voor de uitleg hiervan de Waterparagraaf.)

In Artikel 13 zijn de planregels van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.

Vrijwaringszone - dijk 1

Om de stabiliteit van de primaire waterkering de IJmeerdijk te garanderen geldt aan weerszijden van de dijk een terughoudend bouwbeleid. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in twee verschillende beschermingszones. De aanduiding Vrijwaringszone - dijk 1' heeft betrekking op de binnenbeschermingszone en bedraagt 20 meter vanuit de kernzone van de dijk. Deze vrijwaringszone dient onbebouwd te blijven. Op grond van deze aanduiding is voor bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig. Bebouwing is er niet toegestaan, behalve ten behoeve van waterstaatkundige functies. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning bouwen of aanleg van werken en werkzaamheden moet eerst advies worden ingewonnen bij de waterbeheerder, het waterschap Zuiderzeeland.

In artikel 17.1.1 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - dijk 1 opgenomen.

Vrijwaringszone-dijk 2

Ter bescherming van de stabiliteit van de primaire waterkering de Oostvaardersdijk is aangrenzend aan de beschermingszone Vrijwaringszone - dijk 1 de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 2' opgenomen. Deze aanduiding wordt de buitenbeschermingszone genoemd. Binnendijks heeft deze zone een breedte van 80 meter, terwijl het buitendijks gaat om een zone met een breedte van 155 meter. In de buitenbeschermingszone geldt geen beperking voor bouwactiviteiten, maar wel een verbod op diepe ontgrondingen. In de keur van het Waterschap is opgenomen, dat er wel een verbod geldt op o.m. diepe ontgrondingen. Voor nadere informatie hierover dient contact met het Waterschap te worden opgenomen.

In artikel 17.1.2 zijn de planregels van de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - dijk 2 opgenomen.

3.3.7 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Volgens het Basisnet Spoor geldt voor de Flevolijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. In het PAG dient rekening te worden gehouden met de effecten van een incident met brandbare vloeistoffen. Bij een incident kan de stof uit de ketelwagen vrijkomen en ontbranden (plasbrand). Dit kan in een gebied tot circa 30 meter langs de spoorbaan tot slachtoffers leiden. Voor het PAG geldt volgens artikel 8 van het (concept) Besluit transport routes externe veiligheid een bijzondere verantwoordingsplicht voor nieuwe bouwwerken (aanvullend op de verantwoordingsplicht groepsrisico) speciaal gericht op het effect van een eventuele plasbrand. Verder worden in dit gebied via het Bouwbesluit 2012 en daarbij behorende ministeriële regeling aanvullende bouweisen opgelegd met het oog op het veilig kunnen vluchten bij een brand, ontploffing of een drukgolf in een dergelijk gebied.

Voor de artikelgewijze toelichting zie paragraaf 5.5 Externe veiligheid 

3.4 Overige regels

3.4.1 Inleidende regels

Begripsbepalingen

In hoofdstuk 1 Inleidende regels zijn de begripsbepalingen opgenomen van de regels. In dit artikel wordt uitgelegd wat onder bepaalde begrippen moet worden verstaan, die in de regels worden gebruikt. Bijvoorbeeld wat met geluiddragende evenementen wordt bedoeld.

Wijze van meten

In Artikel 2 Wijze van meten is de wijze van meten opgenomen van de regels. In dit artikel staat hoe bij de toepassing van de regels moet worden gemeten. Bijvoorbeeld hoe de bouwhoogte van een bouwwwerk moet worden gemeten.

3.4.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

In artikel 14 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisatie daarvan, door feitelijke functie- of gebruiksverandering opnieuw (voor een tweede keer) gebruik zou kunnen worden gemaakt. Grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van een bouwplan, mag niet een tweede maal meetellen voor de toelaatbaarheid van andere bouwplannen. De anti-dubbeltelregel is een standaardregel, die is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

Overschrijding grenzen

In artikel 15.1 is een regel opgenomen, dat bestemmings- en bouwgrenzen door bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals overstekken en afdaken) mogen worden overschreden. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen aan gebouwen.

Ondergeschikte bouwonderdelen op daken

In artikel 15.2 is een regel opgenomen, dat bepaalde (ondergeschikte) onderdelen van een gebouw (zoals installatiecontainers en liftschachten) niet worden meegerekend bij het bepalen van de hoogte van een gebouw. De regel biedt flexibiliteit ten aanzien van de situering van ondergeschikte onderdelen op gebouwen.

Algemene gebruiksregels

In 16 zijn regels opgenomen ter voorkoming van het gebruik van laserstralen die de vliegveiligheid in gevaar kunnen brengen.

Algemene aanduidingsregels

In Artikel 17 Algemene aanduidingsregels zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen ten aanzien van een aantal specifieke aspecten waarvoor aanvullende regels gesteld. Dat geldt voor de vrijwaringszone van de dijk, de veiligheidszone van het spoor alsmede de veiligheidszone van het plasbrandaandachtsgebied langs het spoor, de veiligheidszones van de hoogspanningsleiding en de veiligheidszones propaan. Binnen deze zones zijn aanvullende regelingen van kracht voor het bebouwen dan wel het gebruik van de gronden.

Algemene Afwijkingsregels

In artikel 18 zijn afwijkingsregels opgenomen. Er kan worden afgeweken van de regels voor:

  • het afwijken van maten (maximaal 10 %);
  • het overschrijden van bouwgrenzen (maximaal 3 meter en het bouwvlak maximaal 10% groter);
  • het oprichten van ondergrondse pompgemalen voor riooltransportleidingen;
  • het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een lagere bouwhoogte of een lager bebouwingspercentage dan is voorgeschreven;
  • het oprichten van kleinschalige windmolens op of aan het hoofdgebouw.

De afwijkingsregels mogen niet worden gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (op grond van de bestemming gegeven) gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

De kleinschalige windmolens zijn te beschouwen als 'overige functioneel met de bestemming verbonden voorzieningen'.

Voor het toestaan van dergelijke windmolens moet worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:

  • de windmolens mogen op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd:
  • de maximum bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden;
  • de rotordiameter van de windmolens mag maximaal 2 meter bedragen.

Voor horizontale as windturbines (HAT) en verticale as windturbines (VAT) is in de onderstaande figuur weergegeven hoe de rotordiameter wordt gemeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0010.png"

Wijzigingsregels

In artikel 19 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgmeester en wethouders om een bestemmingsvlak met maximaal 10% te vergroten. Dit mag indien dit nodig is voor een (steden)bouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken of in verband met de werkelijke toestand van een terrein.

Verder kan de Lijst van parkeernormen worden gewijzigd indien ontwikkelingen op parkeergebied daartoe aanleiding geven.

Overige regelingen

In artikel 20 is aangegeven dat indien in de regels wordt verwezen naar regelingen of verordeningen, dat het dan gaat om de regelingen of verordeningen die gelden op het moment dat het ontwerp bestemmingsplan ter inzage is gelegd.

3.4.3 Overgangs- en slotregels

In artikel 21 is het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik opgenomen. In het overgangsrecht wordt bepaald op welke manier met situaties wordt omgegaan die op basis van het vorige bestemmingsplan wel waren toegestaan, maar niet in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Het overgangsrecht zijn standaardregels, die zijn voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.

In artikel 22 is de slotregel opgenomen. Hierin staat onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

Het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente werkt door in de manier van bestemmen van gronden en bouwwerken. In tabel 4.1 staat op welke manier de verschillende beleidsdocumenten doorwerken in het bestemmingsplan.

In Bijlage 1 Beleidskader is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het beleidskader. In deze bijlage worden ook beleidsdocumenten beschreven die niet direct tot een regeling in het bestemmingsplan leiden. Deze beleidsdocumenten zijn daarom niet in tabel 4.1 opgenomen.

4.1 Tabel Beleidskader

Beleidsdocument   Beleidsuitgangspunt   Vertaling in het bestemmingsplan  
Rijksbeleid  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
 
Drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam - Almere - Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw)   Het bestemmingsplan geeft mede uitvoering aan de schaalsprong Amsterdam – Almere – Markermeer; biedt ruimte voor de opgenomen woningbouw.  
Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6 lid 2   Ladder voor duurzame verstedelijking   De bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan waren grotendeels reeds opgenomen in het Bestemmingsplan Almere Poort (2007); behoefte wordt in toelichting onderbouwd; hiermee is bestemmingsplan in overeenstemming met Ladder voor duurzame verstedelijking.  
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)  
- Radarverstoringsgebieden;
- Vrijwaringszone vaarwegen (art. 2.1.2)
- Mogelijkehid tot landaanwinning / uitbreidingsruimte voor Almere tot 700 ha in IJsselmeergebied, met name t.b.v. Schaalsprong Almere in Markermeer/IJmeer (art. 2.12.2)  
Geen mogelijkheid opnemen voor de bouw van windturbines.
Kleinschalige windmolens op gebouwen via afwijking onder voorwaarden toestaan.
Rijksvaarweg IJmeer, met vrijwaringszone van 25 meter aan weerszijden, is opgenomen op de verbeelding.
Plan gaat uit van ca. 40 ha landaanwinning, hoofdzakelijk voor aanleg en verbreding stranden Poort.  
RAAM-brief   Schaalsprong Almere   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de RAAM-brief.  
Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013)
Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)
Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)
MJP Almere 2.0 (2018)  
Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. De ambitie is 100.000 arbeidsplaatsen.
Een adaptieve aanpak staat centraal: vraagafhankelijk realiseren van woningen, infrastructuur, economische activiteiten en voorzieningen.  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Rijksstructuurvisie en geeft hier mede uitvoering aan.

Binnen programmalijn 4 van MJP Almere 2.0 (2018) (cultuur, recreatie en toerisme) is voor het plangebied met name project Kustzone Poort van belang.  
Structuurvisie buisleidingen 2012-2035 (2012)     Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie buisleidingen.  
Structuurvisie Windenergie op land (2014)     Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie Windenergie op land.  
Structuurvisie Randstad 2040 (2010)   Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende Europese topregio   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie Randstad 2040.  
Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)   Robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem.   Grote waterpartijen bestemmen voor water en waterberging. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan 2016-2021.
 
Erfgoedwet   Beschermen van archeologische waarden   Opnemen van een dubbelbestemming voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, die nog niet rechtstreeks via de Monumentenwet worden beschermd.  
Provinciaal en regionaal beleid  
Omgevingsplan Flevoland (2006, laatst herzien 2015)   Provinciaal integraal omgevingsbeleid tot 2015 met doorkijk tot 2030; ruimte voor groei met 70.000 woningen in Almere tussen 2010 en 2030. Almere Poort behoort tot het stedelijk gebied in 2015.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan Flevoland.  
Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)   Provinciale verordening m.b.t. de fysieke leefomgeving   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland.  
Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2011)   Bij vestiging van bedrijven(terreinen) streven zodanige verdeling dat optimale bijdrage wordt geleverd aan vitaliteit van de steden. Per type werklocaties gelden specifieke vestigingsvoorwaarden.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied.  
RO visie werklocaties Flevoland   Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de RO visie werklocaties Flevoland.  
Beleidsregel Windmolens 2008 (2008)   Opschalen en saneren van windmolens, alleen in windgebieden op basis van een goedgekeurd projectplan. Kleine windmolens (tot 5 m tiphoogte in stedelijk gebied (al dan niet op gebouwen) en tot 15 m in buitengebied) vallen hier niet onder.   Geen ruimte bieden aan nieuwe windmolenopstellingen.
Via afwijking wel ruimte bieden aan kleine windmolens op gebouwen.  
Noodverordening wind (2015)   Opschalen en saneren van windmolens   Geen ruimte bieden aan nieuwe windmolenopstellingen.
Via afwijking wel ruimte bieden aan kleine windmolens op gebouwen.  
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008)   Archeologisch aandachtsgebied; beschermen van archeologische waarden.   Opnemen van een dubbelbestemming voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, die nog niet rechtstreeks via de Monumentenwet worden beschermd.  
Beleidsregel voor de beoordeling van geurhinder (2008)   Provinciaal beleid / beleidsregel geurhinder   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel voor de beoordeling van geurhinder  
Beleidsregel bescherming landschap (2008)   Provinciaal beleid gericht op bescherming van waardevolle landschappen.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel bescherming landschap.  
Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2010-2015 (2010)   Ruimte voor water en aandacht voor veiligheid   Voor het bestemmingsplan is een watertoets gedaan.  
     
Gemeentelijk beleid  
Ruimtelijke ontwikkeling  
Almere Principles (2009)   Zeven stelregels voor een duurzame stadsontwikkeling:
1. Koester diversiteit
2. Verbind plaats en context
3. Combineer stad en natuur
4. Anticipeer op verandering
5. Blijf innoveren
6. Ontwerp gezonde systemen
7. Mensen maken de stad  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Almere Principles.  
Omgevingsvisie Almere (2017)
 
De visie gaat uit van behoud van de moderne tuinstad met stadsdelen in groen-blauw netwerk maar wil ook uitdagingen aangaan op basis van 2 principes: organische groei en adaptief beleid. Er zijn vier uitgangspunten:
1. ontwikkel en onderhoud het goede.
2. naar een growing green city.
3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk.
4. uitnodiging aan iedereen om met goede intiatieven te komen die passen binnen de ruimtelijke hoofdstructuur: polderlaag (water, cultuurhistorie, natuur), netwerklaag (infrastructuur, duurzame energie) en stedelijke laag (wonen, werken, voorzieningen. Hierbij moet met diverse reserveringen rekening worden gehouden.

 
Het plan past in deze visie.  
Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014 (2012)   Ontwerpen van gezonde systemen voor een duurzame ontwikkeling van de stad.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014  
Visie op de Almeerse stranden (1997)   Het Ameerderstrand en Meerstrand is aangewezen als speerpuntgebied. De ontwikkelingen betreffen de (verdere) ontwikkeling van de jachthaven Marina Muiderzand en de kwalitatieve en kwantitatieve verbetering
van het strand.  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze visie.  
Energie Werkt! (2015)   Energieneutraliteit in Almere in 2022 door middel van 5 werklijnen   Binnen het plangebied zijn stadsverwarming, zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens op of aan gebouwen (via afwijking) mogelijk.  
Woonvisie Almere 2.0 (2009)   Gemeentelijk woonbeleid; zet in op vijf ambities: 1. wonen is betaalbaar en toegankelijk voor iedereen; uitgangspunt (min.) 30% sociale woningbouw per stadsdeel. 2. Almere wordt gedifferentieerde en complete stad door toevoeging van nieuwe woon- en werkmilieus. 3. Almere is zorgzame en leefbare stad met de mogelijkheid om zelfstandig te wonen en als dat niet meer lukt woon-/zorgvoorzieningen. 4. De eindgebruiker staat centraal: doelstelling (min.) 30% particulier opdrachtgeverschap. 5. Almere wordt proeftuin voor duurzaamheid; bij ontwikkeling, bij beheer en bij groenblauw.
 
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonvisie Almere 2.0.  
Ondernemingsplan Poort 2009 / 2012   Ontwikkelingsstrategie, programma en ruimtelijk beleid voor Almere Poort   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Ondernemingsplannen voor Poort en ontwikkelingsplan Duin (incl. aanpasssing hiervan).  
Kadernota grondbeleid (2009)   In de nota zijn de doelen van het grondbeleid beschreven en een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kadernota Grondbeleid.  
Welstandsnota Almere 2018 (2018)
 
Welstandstoezicht voor:
- het groenblauwe raamwerk
- de hoofdstructuur
- de centrumgebieden
- bijzondere gebieden
- etalagegebieden
- reclame.  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Welstandsnota Almere 2018.  
Beleidsnota kleine bouw 2008 (2010)   Beleidsuitgangspunten voor kleine bouwplannen en uitbreidingen. Regeling voor aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige activiteiten aan huis   Toetsingskader uit de nota overnemen voor de functie wonen.  
Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)   Plaatsing van masten is niet mogelijk in (toekomstige) woonwijken   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet.  
Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)   Regels voor vaste ligplaatsen, plaatsen voor recreatievaartuigen en afmeer- en particuliere oevers.   Binnen de bestemming 'Water' geen mogelijkheid opnemen voor ligplaatsen voor woonschepen; wel voor aanleggelegenheid.  
Beleidsnota prostitutie en seksbranche Almere (2018)   Vestigingsbeleid seksbedrijven:
1. toegestaan in stadscentra van Centrum, Buiten en Haven;
2. op reguliere bedrijventerreinen beperkt toegestaan onder voorwaarden, maar niet op Stichtsekant, Groene Kadeweg en Twentsekant;
3. niet toegestaan in woonwijken (behalve aan-huis-verbonden beroep), binnenstedelijke of industriële bedrijventerreinen.  
Opnemen van een verbodsbepaling voor seksbedrijven in het gebied van Poort Buitendijks (met uitzondering van activiteiten aan huis en escortbedrijf).  
Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)   Vestigingsbeleid coffeeshops   Opnemen van een verbodsbepaling voor vestiging van coffeeshop(s)  
Nota bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden (2000)   Gemeentelijk beleid over de vestiging van bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota bedrijfswoningen in het buitengebied en groene stedelijke gebieden.  
Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)   Vestigingsbeleid benzineverkooppunten   Op het terrein van de jachthaven is een tankstation voor boten gevestigd.  
Bereikbaarheid en mobiliteit  
Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)   Hoofdkeuzes op het gebied van verkeer, vervoer en parkeren.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Nota Mobiliteitsplan Almere.
Parkeernormen in bestemmingsplan opnemen.  
Werk in de stad  
De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019 (2015)   Gemeentelijk economisch beleid   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019.  
GVW
Gemeentelijk Visie op de Werklocaties (2016).  
Bestaat uit een leidraad en kaartbeelden, de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 en het beleid voor Facilitypoints.

De leidraad geeft op hoofdlijnen aan welke soorten economische activiteiten zich in welk soort milieu kunnen vestigen en vormt de basis voor bestemmingsplannen. Doel is om initiatieven zorgvuldig in te kunnen passen. De leidraad geeft richting aan waar wat is toegestaan, maar sluit tegelijk ook niets uit, mits dit geen afbreuk doet aan het milieu dat op die plek van toepassing is. Niet alle aspecten lenen zich daarom voor inpassing in bestemmingsplannen zonder dat er sprake is van concrete initiatieven. In individuele gevallen kan afgeweken worden van het beleid op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing.  
Op het terrein van de jachthaven zijn diverse jachthavengebonden bedrijfsactiviteiten en voorzieningen gevestigd en in het nieuwe plan gecontinueeerd.
Voor de aanwezige of nog te realiseren woningen geldt dat aan-huis-verbonden beroepen of bedrijf zijn toegestaan.


   
Vestigingsvisie Horeca Almere 2016   Onderdeel van de GVW. Uitgangspunt is om horeca te concentreren in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin en te mengen met andere activiteiten. In andere milieus is horeca alleen toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening.   Op het terrein van Marina Muiderzand en verspreid langs de stranden is horeca 1, 3 en 4 onder voorwaarden (qua omvang en aantal) mogelijk.  
Detailhandelsvisie Almere 2014 (2014)   Uitgangspunten detailhandelsstructuur:
- Fijnmazigheid winkelvoorzieningen
- Positie van het stadscentrum als hèt centrale (winkel)centrum van Almere.
- Ruimte bieden aan ondernemers.
- E-commerce faciliteren.
- Buurtcentra: dagelijkse detailhandel; geen doelgerichte detailhandel/PDV; webwinkel, internetwinkel en afhaalpunt zijn toegestaan.
- Stadsdeelcentrum: dagelijkse en enige niet-dagelijkse detailhandel; webwinkel, internetwinkel en afhaalpunt toegestaan.
-Olympiakwartier Oost: enige PDV/GDV, ook gericht op sport en leisure.
- Op bedrijfsterreinen webwinkels, afhaalpunten en max. 1 kringloopwinkel per terrein toegestaan; geen internetwinkels.  
Voortzetten functiegebonden detailhandel jachthaven Marina Muiderzand in de lijn van het voorgaande bestemmingsplan Poort 2007.
 
Werken in de wijk (2005)   Aan-huis-verbonden beroepen en
bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogen
maximaal 50% van het woonoppervlak in
beslag nemen. Mogelijkheid tot aanwijzen
van kansenzones waarin woningen volledig kunnen worden omgezet in
bedrijfsruimten.  
Opnemen criteria uit de nota in
woon- en gemengde bestemming.  
Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015)   Locaties voor vrije tijd, recreatie, leisure en toerisme   Buitendijks op de stranden, strand-, water- en jachthaven gerelateerde mogelijkheden benutten .  
Groene stad  
Waterplan Almere (2017)
Stad van het zuiverste water 2017-2022  
Het Waterplan geeft aan welke rol het binnendijks water binnen de stad speelt en wat er nodig is om die rol te vervullen. Bij herstructurering van de bestaande stad of nieuwbouw, geeft de watervisie richting aan de omgang met water.
 
De uitgangspunten van het waterplan zijn opgenomen in het watersysteem in Poort.
 
Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016   Het Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan Almere 2011-2016 bundelt de hoofdlijnen van deze beleidsdocumenten en geeft daarmee structuur en samenhang aan de gemeentelijke waterhuishouding. Met dit Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan wordt nogmaals de visie uit het waterplan bevestigd.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Gemeentelijk Waterhuishoudingsplan 2011-2016  
Kleur aan groen (2014)   Spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven in het groenblauwe raamwerk van Almere   De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op de stranden, welke zijn aangeduid als voorzieningenpark en op de dijk, aangeduid als identiteitsdrager.  
Ecologisch Masterplan (2005)   In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere en er zijn een aantal uitgangspunten benoemd.   Voor het plangebied betekent dit extra aandacht voor het IJmeer.  
Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 (2003)   Wandelinfrastructuur en samenhangende voorzieningen.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010.  
Veiligheid  
Veiligheid gebouwde omgeving (checklist
veiligheid in ruimtelijke planvormingsprocessen) (2003)  
Checklist voor ontwikkelingen in het openbare en semi-openbare gebied   Bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met de veiligheidsaandachtspunten voor woongebieden, bedrijventerreinen, uitgaansgebieden, verkeersveiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid.  
Vuurwerknota 2005, ruimtelijke implementatie Vuurwerkbesluit (2005)   Vuurwerkopslag en -verkoop is onder voorwaarden toegestaan op bedrijventerreinen en is niet mogelijk in woongebieden en kleine winkelcentra met woningen erboven   Voor het plangebied betekent dit dat de opslag en verkoop van vuurwerk niet is toegestaan.  
Sociale structuur, onderwijs en cultuur  
Samenhangend jeugdbeleid 'Jonge stad, stad voor jongeren en
jeugd' (2005)  
Voldoende en tijdig opleveren van
onderwijshuisvesting in
multifunctionele accommodaties
In ruimtelijke planvorming rekening houden met voldoende ruimte voor kinderopvang  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Samenhangend jeugdbeleid 'Jonge stad, stad voor jongeren en
jeugd'.  
Toekomstvisie vrije tijd (2008)   Het creëren van een hechte, leefbare samenleving en het versterken van de identiteit van de stad.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Toekomstvisie vrije tijd  
Cultuurnota 2009-2012 (2008)   Het realiseren van een zo volledig
mogelijk cultuuraanbod dat past bij de omvang van de stad.  
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Cultuurnota 2009-2012  
Cultuurbrief 2013-2016   Verder bouwen aan een stad met een levendig en inspirerend cultureel leven.   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Cultuurbrief 2013-2016  
Visie Cultuur 2.0 (2012) RRAAM   Ontwikkelen culturele infrastructuur   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Visie Cultuur 2.0  
Sportnota 2013-2016 (2013)   Almere: sportieve stad!   Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Sportnota 2013-2016  
Nota Archeologische Monumentenzorg (2016)   Beschermen van archeologische waarden   Onderzoeksplicht opnemen bij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.  
Archeologieverordening (2016)   Archeologisch waardevolle terreinen op de ABA moeten overeenkomstig de verordening worden beschermd.   Opnemen van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'.  
Overig gemeentelijk beleid  
Nota Evenementen in Almere (2015)   Spelregels voor evenementen   In het plangebied wordt op het Almeerderstrand voorzien in het houden van evenementen.  
Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)   Maximaal aantal speelautomatenhallen: 3 in Centrum Almere Stad, 1 in Centrum Almere Haven en 1 in Centrum Almere Buiten   De verordening maakt geen speelhallen mogelijk in Poort Buitendijks.  

4.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

4.2.1 Doel en inhoud ladder

Ingevolge artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder Bro) dient een toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijk ontwikkeling mogelijk maakt aan de in dit artikel beschreven voorwaarden te voldoen; de zogenaamde Ladder voor duurzame verstedelijking. De regeling voor de Ladder is in juli 2017 aangepast en vereenvoudigd, waarbij de oorspronkelijke 3 treden zijn vervangen door 2:

  • 1. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  • 2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in trede 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

Deze stappen worden na elkaar doorlopen, waarbij de volgende stap afhankelijk is van de uitkomst van de voorgaande stap.

Het doel van de ladder is: 'een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden'. Hiermee wordt beoogd het landelijk gebied open en vrij van verstedelijking, te houden. Dit principe, het beperken van de ruimtelijke uitbreiding van stedelijke functies in landelijk gebied, is niet nieuw. Al in 1958 werd met de 'Nota Westen des Lands' getracht de verwachte bevolkingsgroei te spreiden over steden in het land om ongebreidelde groei van westelijke steden te voorkomen. Ook de daaropvolgende Eerste en Tweede Nota Ruimtelijke Ordening (1960 en 1966) waren gericht op het opvangen van de verwachte bevolkingsgroei door middel van spreiding van de bevolking en werkgelegenheid, onder de term 'gebundelde deconcentratie'. Aangewezen groeikernen zouden de toename van de bevolking moeten opvangen en tegelijkertijd was het bufferzonebeleid er op gericht om de gebieden tussen de steden vrij te houden van verstedelijking. Later zijn de Vinex-locaties, van de Vierde Nota over de ruimtelijke ordening Extra (1994), ontwikkeld om de verstedelijking binnen aangewezen grenzen te houden. Nu wordt het idee van de compacte stad en duurzame ontwikkeling opnieuw aan elkaar gekoppeld door middel van de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2.2 Almere Poort Buitendijks in relatie tot de ladder

Ontwikkelingen die relevant (kunnen) zijn in het licht van de Ladder voor duurzame verstedelijking voor dit plangebied zijn:

  • Woningbouw - ca. 60 woningen - op de oostpoot van de jachthaven, via wijzigingsbevoegdheid;
  • Uitbreiding stranden (Almeerderstrand, Meerstrand) en verplaatsing van het catamaranstrand, ten behoeve van recreatie en evenementen (Almeerderstrand).

Vooropgesteld wordt dat op grond van het vigerende bestemmingsplan Poort (2007) al ca 20 woningen extra mogelijk waren nabij de jachthaven (locatie flats Muiderburght) en voorts de aanleg van extra strand al mogelijk was binnen de waterbestemming in dat plan. Hiervoor is derhalve geen laddertoets aan de orde.

Neemt niet weg dat voorliggend bestemmingsplan per saldo voorziet in de mogelijkheid buitendijks ca. 40 extra woningen toe te voegen op het jachthaventerrein, via wijzigingsbevoegdheid. Daarvoor is wel een onderbouwing nodig in kader van de ladder.

Ruimtelijke onderbouwing

Almere Poort is het vierde stadsdeel van Almere en biedt ruimte voor wonen, werken en recreëren. De ontwikkeling van Poort is opgenomen in de Structuurvisie Almere (2003) en vanaf 2005 is de ontwikkeling vastgelegd in Ondernemingsplannen voor Poort. In 2007 is voor het gebied het bestemmingsplan Almere Poort, inclusief MER, vastgesteld/goedgekeurd. In 2011 is een partiële herziening in werking getreden.

De ontwikkeling van Almere Poort maakt onderdeel uit van de Rijksstructuurvisie Amsterdam – Almere – Markermeer (RRAAM, 2013), waarin de groei van Almere met 60.000 woningen en toename van het aantal banen is opgenomen. De woningbouw in Almere is bedoeld om te voorzien in de woningbehoefte van Almere, de noordelijke Randstad en Utrecht. Het rijk heeft zich, mede middels gedeeltelijke financiering, aan deze opgave gecommitteerd.

Met RRAAM en de uitwerking hiervan in de uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 en de in 2014 vastgestelde Structuurvisie Almere 2.0 zijn keuzes gemaakt op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid en natuur.

Een recente rapportage van PBL/CBS (2016, Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2015-2040) laat zien dat de woningvraag in de Noordvleugel van de Randstad (Amsterdam-Almere) ook de komende jaren hoog zal blijven.

Uitgegaan wordt van een hoogstedelijke ontwikkeling aan de westkant van de stad met een IJmeerlijn als stip op de horizon. Dit alles gebeurt met een adaptieve aanpak; zonder vaste einddatum, op basis van de concrete marktvraag. Het Markermeer-IJmeer groeit uit tot een omvangrijk natuur- en recreatiegebied, van essentiële waarde voor de aantrekkingskracht van de regio. Ook zal de bereikbaarheid van de regio verder worden verbeterd met de uitbreiding van de weg en het spoor tussen Schiphol, Amsterdam en Almere. Zo krijgt Almere een betere aansluiting op het hart van de metropoolregio Amsterdam.

Het mogelijk maken van appartementen nabij de jachthaven (bestaand terrein buitendijks gelegen) kan in dit licht worden beschouwd en voorziet in de vraag naar een specifiek gemengd woon- en recreatiemilieu aan de IJmeerzijde van Almere Poort.

Hoofdstuk 5 Omgevingstoets

Voor de actualisatie van de bestemmingen uit het bestemmingsplan 'Almere-Poort 2007', is onderzocht of er sprake is van een goede omgevingssituatie en of het plan voldoet aan regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

5.1 Milieu-effectrapportage

5.1.1 Inleiding

Voor plannen en besluiten die ontwikkelingen bevatten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de verplichting om de procedure voor milieueffectrapportage te doorlopen of te beoordelen of het doorlopen van een dergelijke procedure noodzakelijk is (een mer-beoordeling). Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De categorieën van activiteiten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit-mer).

Het Milieueffectrapport (MER) is gemaakt voor het totale plangebied van Almere-Poort, waarvoor in 2007 een bestemmingsplan is vastgesteld en dat nu, vanwege de omvang, bij de actualisatie in drie bestemmingsplannen wordt onderverdeeld: 'Poort West en Pampushout', Poort Oost en Duin' en 'Poort Buitendijks'.

Vanwege de samenhang van en de onderlinge relatie tussen deze gebieden is voor het MER het totale gebied beschouwd.

De milieueffectrapportage brengt de milieugevolgen van een plan in beeld voordat er een besluit over is genomen.De initiatiefnemer, in dit geval de gemeente, beschrijft de te verwachte gevolgen voor het milieu in een milieueffectrapport (MER). Het MER is dus het resultaat van de procedure.

Voor de beschrijving van de voorgenomen activiteiten is uitgegaan van de te verwachte autonome ontwikkeling in het referentiejaar 2030 ten opzicht van de huidige situatie in 2017.

De begrippen m.e.r. en MER:
m.e.r. = de procedure van de milieueffectrapportage. Hierna te noemen: de m.e.r.
MER = het milieueffectrapport; het voorliggende rapport. Hierna te noemen: het MER  

Reeds uitgevoerde milieueffectrapporten voor Almere Poort

Voor de ontwikkeling van Poort is in het verleden een Structuurplan opgesteld. In het kader van dit Structuurplan, waarin de ontwikkeling van Almere Poort ruimtelijk werd vastgelegd, werd in 1998 een eerste milieueffectrapport (MER) opgesteld.

Aangezien dit Structuurplan destijds niet werd voorzien van een concrete beleidsbeslissing bij de vaststelling van het Structuurplan in 1999, ontbrak er ook een besluit over dit MER.

Daarom werd in 2002 een (aanvullend) MER opgesteld:

MER 1998

Dit MER werd ontwikkeld aan de hand van een drietal gedachtegangen of leidende principes. Deze drie inrichtingsalternatieven (1.standaard, 2. progressief en 3. ambitieus) gaven een nadere invulling aan het plangebied en zijn toegepast op de milieuthema's:

  • bodem en water;
  • groen en landschap;
  • verkeer en vervoer;
  • energie;
  • woon- en leefmilieu.

Basis voor het meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) vormde het ambitieuze alternatief, dat ook uit de effectvergelijking als meest gunstig naar voren kwam. Het voorkeursalternatief dat uiteindelijk in het structuurplan is terechtgekomen, week slechts op enkele punten af van het MMA. Hieraan lagen technische, financiële en functionele overwegingen ten grondslag. Mede op basis van de resultaten van het milieueffectrapport (MER) werd het structuurplan in 1999 vastgesteld.

Aanvullend MER 2002

Voortschrijdende inzichten hebben in de periode 1999-2002 geleid tot (lichte) wijzigingen in de invulling van het voorkeursalternatief van 1998. Het betrof hier onder meer wijzigingen in de verkeersstructuur, in de functiemenging van deelgebieden en in het beoogde kantooroppervlak.

Waarom een MER voor het nieuwe bestemmingsplan

Voor plannen en/of besluiten met mogelijke grote milieugevolgen is het verplicht om in een milieueffectrapportage informatie te verzamelen over die mogelijke milieugevolgen. Deze verplichting staat in hoofdstuk 7 van de Wet Milieubeheer.

De drie nieuwe bestemmingsplannen voor Almere Poort maken het mogelijk dat er de komende jaren in Almere Poort nieuwe woningen en voorzieningen worden gerealiseerd. Dit betekent ook meer verkeer(sbewegingen). Deze toenemende bewegingen kunnen leiden tot bijvoorbeeld geluidsoverlast of aantasting van de (stikstofgevoelige) natuur.

Voorafgaand aan de milieueffectprocedure is verkend of significant negatieve effecten op het beschermde natuurgebied Natura 2000-gebied Naardermeer op voorhand zijn uit te sluiten. Deze effecten bleken niet uit te sluiten waardoor het opstellen van een Passende beoordeling en dientengevolge een MER nodig is. De Passende Beoordeling maakt integraal onderdeel uit van het opgestelde MER.

Combinatie mer-beoordeling, PlanMER en ProjectMER

Voor het bestemmingsplan Poort geldt dus behalve een mer-beoordeling ook een PlanMer-plicht. Er is daarom besloten om direct een ProjectMer op te stellen en hiervoor de uitgebreide mer procedure te doorlopen. Het gaat dus om een gecombineerde PlanMER en ProjectMER, waarvoor de term MER wordt gebruikt.

In een later stadium is besloten het bestemmingsplan Poort op te knippen in drie bestemmingsplannen: 'Almere Poort Oost en Duin', 'Almere Poort West en Pampushout' en 'Almere Poort Buitendijks'. Omdat deze drie bestemmingsplannen onderling verband met elkaar houden is voor de gehele wijk Poort één MER (milieueffectrapport) opgesteld.

Het Planalternatief

De ontwikkeling van Almere Poort is reeds vastgelegd in het bestemmingsplan Almere Poort uit 2007 en is in volle gang. De grond is aangekocht en bouwrijp gemaakt door de gemeente, een groot aantal deelprojecten in Poort is al uitgevoerd of is in uitvoering en de hoofdwegen-, water- en groenstructuur is grotendeels aangelegd.

Voor dit MER is daarom gekozen om één alternatief te beschouwen: het planalternatief.

Bij het opstellen van de nieuwe bestemmingsplannen is er rekening mee gehouden dat de vraag naar woningen, kantoren, bedrijven en voorzieningen is veranderd sinds 2007. Uit onderzoeken, is gebleken dat het programma dat is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Almere Poort 2007 op onderdelen niet meer uitvoerbaar is, dat er behoefte is aan meer maar kleinere (goedkopere) woningen en aan minder kantoren, bedrijven en voorzieningen. Om die reden is het programma aangepast.

Het volgende programma is beschouwd:

  Woningen(aantallen)   Bedrijvigheid en voorzieningen (m2 )  
  In bp 2017   Nog te realiseren   In bp 2017   Nog te realiseren1)  
Poort West   7.100.   1.949   135.500   83.185  
Poort Oost   4.000   3.999   234.500   222.895  
Duin   3.000   2.686   190.800   160.546  
Poort Buitendijks   1002)   612)   4.8003)   2.0733)  
Ecologische zone   0   0   0   0  
Hogekant   0   0   161.400   114.705  
Lagekant   0   0   140.442   121.233  
Pampushout 1-3   1.000   1.000   0   0  
Pampushout 2   150   1.50   1.950   1.500  
Totaal   15.390   9.845   869.392   703.762  

¹) Vanwege flexibiliteit programma is het programma hoger dan daadwerkelijk zal worden gerealiseerd.

²) Bij de jachthaven worden mogelijk ca. 40 extra woningen/appartementen gerealiseerd. In de MER zijn de milieueffecten hiervan beschouwd.

3) Botengerelateerde bedrijvigheid (in bp geen max m2 opgenomen, wel een maximum % bebouwing).

Poort West = Homeruskwartier, Cascadepark West, Columbuskwartier en Europakwartier West Poort Oost = Stadstuinen Poort + Voortuin

30.000 bezoekers op nieuwe evenementenstrand

In het bestemmingsplan is opgenomen maximaal 30.000 bezoekers (i.p.v. 25.000) toe te staan bij grote evenementen op het nieuwe evenementenstrand. De grootste milieueffecten van de ontwikkelingen in Almere Poort komen voort uit de realisatie van de nieuwe woningen en de uitbreiding van de stranden. Deze veranderen hiermee niet. Ook de extra verkeersbewegingen kunnen worden opgevangen via de geplande infrastructuur en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid in de Voortuin.

Gevoeligheidsanalyse scenario's en bestemmingsplan 2007

De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft op 20 juli 2016 advies uitgebracht over de onderzoeksopzet voor het MER en heeft daarbij aangeraden om, naast het planalternatief, enkele andere scenario's/alternatieven te onderzoeken (Almere Poort, Advies over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport, 20 juli 2016, projectnummer: 3120) Zie bijlage. "Dit omdat in de voorgaande periode is juist gebleken dat de vraag zich anders kan ontwikkelen dan vooraf ingeschat”. Om die reden zijn er in het MER twee aanvullende scenario's ontwikkeld.

Scenario's

  • 1. Een scenario met veel (economische) groei en een aantrekkende woningmarkt. Hierbij wordt uitgegaan van grotere maar minder woningen en hetzelfde aantal bedrijven en voorzieningen en het uitgangspunt dat er sneller wordt gebouwd en dat het programma dus al binnen 7 jaar in plaats van 10 jaar is gerealiseerd.
  • 2. Een scenario met weinig groei. Hierbij wordt er van uitgegaan dat 70% van het nog te realiseren programma binnen de termijn van het bestemmingsplan wordt gerealiseerd. Ook gaan we er in dit scenario van uit dat de voor milieu meest kwetsbare gebieden zoveel mogelijk vrij worden gehouden van bebouwing.

Vergelijking met bestemmingsplan Almere Poort 2007

Daarnaast is er in het MER per thema een kwalitatieve vergelijking gemaakt met het vigerende bestemmingsplan uit 2007, zodat duidelijk wordt hoe de verwachte effecten zich verhouden tot de te verwachte effecten op basis van het vigerende bestemmingsplan.

Waar is in het onderzoek aandacht aan besteed

Gezien aard en omvang van de ingrepen richt het MER zich voor een belangrijk deel op de effecten op natuur bijvoorbeeld ten gevolge van de toegenomen stikstofdepositie door het extra verkeer en door de uitbreiding van de stranden in beschermd natuurgebied (Natura 2000). Daarnaast komen de milieueffecten aan de orde die op kunnen treden op de aspecten zoals woon- en leefmilieu, water, landschap en recreatie.

5.1.2 Stappen in de m.e.r. - procedure

Voor de drie bestemmingsplannen Almere Poort gezamenlijk is de onderstaande procedure van toepassing (uitgebreide m.e.r.-procedure). De stappen in deze procedure worden hieronder toegelicht.

Voorfase

Het college van B&W van Almere heeft op 19 mei 2016 bekend gemaakt dat het een besluit voorbereidt waarvoor de m.e.r.-procedure geldt.

Het startdocument 'Notitie Reikwijdte en Detailniveau m.e.r. bestemmingsplan Almere Poort' is ter inzage gelegd tussen 23 mei en 20 juni 2016 op het stadhuis en op www.almere.nl/ruimtelijkeplanneninprocedure. Een ieder heeft de gelegenheid gekregen om zienswijzen in te dienen. Van de volgende zeven organisaties en bewoners zijn zienswijzen bij de gemeente binnengekomen:

1. Provincie Flevoland

2. Marina Muiderzand

3. Gasunie

4. TenneT

5. Bewoners Muiderburght

6. Rijkswaterstaat

7. Flevolandschap

Daarnaast heeft de gemeente vrijwillig advies gevraagd aan de Commissie voor de m.e.r. over reikwijdte en detailniveau van het MER. De Commissie heeft haar advies uitgebracht op 20juli 2016. De Commissie geeft aan dat het MER in ieder geval de volgende informatie moet bevatten:

  • Alternatieven/scenario's die inzichtelijk maken hoe de ontwikkeling van de wijk inspeelt op de onzekere vraag naar woningaantallen, woonmilieus, werken en recreatie
  • Inzicht in de ontwikkelingen rond het Natura2000 gebied buitendijks en de effecten daarvan. Inzicht in eventuele stikstofeffecten op gevoelige gebieden als het Naardermeer (Passende beoordeling)
  • Inzicht in de ontwikkelingen binnen bos- en natuurpercelen binnendijks en de effecten daarvan op de leefgebieden van beschermde soorten en op regelgeving (Nationaal Natuur Netwerk-bescherming, eventuele compensatie)
  • De informatie dient op een heldere, toegankelijke manier gepresenteerd te worden.

MER

Het MER is opgesteld aan de hand van de onderzoeksopgave zoals beschreven in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Zienswijzen op de NRD (o.a. over de jachthaven Marina Muiderzand, de waterparagraaf, de stranden en zandwinning en de natuur in Pampushout) zijn bij het tot stand komen van het MER betrokken.

Inspraak

Het ontwerpMER wordt met de drie ontwerpbestemmingsplannen voor Almere Poort ter inzage gelegd. De drie bestemmingsplannen hebben ieder een eigen planning. In een periode van zes weken kan een ieder zienswijzen indienen op het bestemmingsplan en het MER.

Formele zienswijzen op de MER kunnen bij de terinzagelegging van het eerste bestemmingsplan worden ingebracht (ontwerpbestemmingsplan Poort West en Pampushout; heeft ter inzage gelegen t/m 6 december 2017).

De Commissie voor de m.e.r. brengt verplicht advies uit over het MER en betrekt, indien de gemeente dit wenst, de binnengekomen inspraakreacties in haar advies. Op 22 februari 2018 heeft de Cie positief advies uitgebracht.

Definitief besluit

De gemeenteraad neemt definitieve besluiten over de drie bestemmingsplannen voor Almere Poort. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het MER, de inspraakreacties en de bijbehorende adviezen.

In de bestemmingsplannen wordt aangegeven hoe rekening gehouden is met milieugevolgen, inspraakreacties en adviezen. Het MER vormt een bijlage bij de bestemmingsplannen Poort en gaat als zodanig mee in de (inspraak)procedure van alle bestemmingsplannen. Het MER heeft echter ook een eigen procedure. Deze procedure is in dit geval gekoppeld aan het bestemmingsplan dat als eerste ter inzage is gegaan.

5.1.3 Beoordeling en resultaten

Beoordelingsschaal

De effecten zijn beoordeel met behulp van plussen en minnen op de volgende vijfpuntsschaal:

Effectbeoordeling   Omschrijving  
--   Negatief  
-   Licht negatief  
0   Nihil of neutraal effect  
+   Licht positief effect  
++   Positief effect  

Referentiesituatie

Het MER vergelijkt de effecten van het planalternatief met de 'referentiesituatie'. Dat is de situatie die in de toekomst zal ontstaan als de voorgenomen activiteit niet wordt ondernomen. Concreet houdt dit in dat de referentiesituatie ervan uitgaat dat vastgesteld overheidsbeleid, behalve het overheidsbeleid van de Rijksstructuurvisie Amsterdam – Almere – Markermeer (RRAAM 2013, het Structuurplan Almere, de Woonvisie Almere en de Gemeentelijke Visie Werklocaties, (en de gevolgen daarvan) zal worden gerealiseerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verbreding van de A6.

In het geval van Almere Poort is de referentiesituatie maatwerk, omdat op basis van het vigerend beleid en vigerende bestemmingsplan al diverse ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en binnen afzienbare tijd gaan plaatsvinden.

De referentiesituatie zal daarom in het MER worden vastgesteld op basis van:

  • 1. De huidige, feitelijke situatie: alle vergunde activiteiten die zijn gerealiseerd, uitgezonderd illegale activiteiten (per 1-1 -2016)
  • 2. Toekomstige ontwikkelingen in en buiten het plangebied: dit zijn activiteiten die met enige zekerheid zullen plaatsvinden, ook al gaat de voorgenomen activiteit niet door;
  • 3. Generieke, planoverstijgende ontwikkelingen.

De resultaten samengevat

De belangrijkste conclusie is dat de realisering van de bestemmingsplannen voor Almere Poort voor de meeste milieuthema's niet leidt tot negatieve milieugevolgen en op sommige criteria worden positieve effecten verwacht (parkeercapaciteit, ecologische waterkwaliteit, recreatie, duurzaamheid).
Een uitzondering vormen de milieuthema's Geluid, Externe Veiligheid, Gezondheid en Ecologie. Hier worden negatieve milieueffecten verwacht.
Dit geldt ook voor het thema Verkeer.  

Overzicht van de effecten

Milieucriterium   Beoordeling planalternatief   Toelichting  
Verkeer-Bereikbaarheid
autoverkeer  
-   Door de ontwikkeling van de bestemmingsplannen doet zich één ernstig knelpunt voor. Namelijk een knelpunt in de ochtendspits op de toerit van de A6 richting Amsterdam. Deze gaat terug van 2 naar 1 rijstrook voordat deze bij de A6 komt. De capaciteit van 1 rijstrook op de toerit is onvoldoende. De verhouding tussen de hoeveelheid verkeer en de capaciteit van de weg (I/C-verhouding) is 1,42. Dat is te hoog. Voor een goede doorstroming dient de I/C-verhouding onder de 0,9 te blijven. Voor dit knelpunt zal, in samenwerking met Rijkswaterstaat, naar een oplossing gezocht worden.
Op de toerit na kunnen de ontwikkelingen in de bestemmingsplannen Almere Poort met de geplande infrastructuur goed worden afgewikkeld.
De interne infrastructuur in Poort is getoetst en voldoet.  
Verkeer- Bereikbaarheid
openbaar vervoer  
0   De OV-bereikbaarheid is vergelijkbaar met de referentiesituatie, namelijk goed.  
Verkeer- Bereikbaarheid
langzaamverkeer  
0   De bereikbaarheid van de wijk voor fietsers en voetgangers is en blijft goed.  
Verkeer -
Verbetering/verslechtering verkeersveiligheid  
0   De verkeersveiligheid blijft ook in de nieuwe situatie voldoen, o.a. door nieuwe ongelijkvloerse kruisingen voor langzaam verkeer en kruisingen met verkeerslichten voor het auto- en busverkeer.  
Verkeer - Bereikbaarheid
hulpdiensten  
0   De bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten is in Almere geborgd door de te realiseren verkeersstructuur, w.o de vrije busbanen.  
Verkeer - Parkeercapaciteit   +   Er komt meer parkeercapaciteit beschikbaar bij nieuwe ontwikkelingen
omdat in de nieuwe bestemmingsplannen hogere parkeernormen gehanteerd worden dan in de referentiesituatie.  
Verkeer - Bereikbaarheid en parkeren evenementen   0   De bereikbaarheid van de evenementen per openbaar vervoer goed blijft, blijft de totale parkeercapaciteit bij evenementen gelijk en voldoende (6.500 parkeerplaatsen) maar neemt de bereikbaarheid van de evenementen met de auto af. Overall is de beoordeling op dit aspect
neutraal (0).  
Geluid - verkeerslawaai   --   Het aantal (ernstig) geluidgehinderden (men is geluidgehinderd met een geluidbelasting van meer dan 55 dB wegverkeerslawaai) en slaapgestoorden in nog te realiseren woningen neemt toe door weg- en/of railverkeerslawaai, evenals het geluidsbelasting oppervlak en de geluidbelasting vanwege evenementen. In de zuidwestelijke delen van de wijken Duin en Stadstuinen Poort, die het dichtst bij de A6 en het spoor zijn gelegen, ontstaan de meeste knelpunten en kan in veel gevallen niet aan de normen worden voldaan. Dit houdt in dat er in deze delen zonder geluidsreducerende maatregelen geen woningen kunnen worden gerealiseerd.
Ondanks de verkeerstoename blijft het aantal geluidgehinderden in bestaande woningen gelijk. Dit komt doordat de huidige woningen op plekken staan waar deze nu en in de toekomst niet geluidgehinderd worden.  
Geluid – industrielawaai (Vis à Vis en evenementen)   --   Doordat er in het planalternatief een grote hoeveelheid nieuwe woningen dichterbij het Almeerderstrand wordt gebouwd, zullen er in het planalternatief meer mensen zijn die geluidsbelasting van evenementen ondervinden. Daarnaast bevat het planalternatief een, weliswaar beperkte, uitbreiding van het aantal evenementen. Ook komen er nieuwe woningen dichterbij de geluidscontour van theater Vis à Vis. Voor geluiddragende evenementen worden effecten voor de omgeving door verplaatsing van het strand in de toekomst verbeterd voor de bestaande woningen.  
Luchtkwaliteit (aantal dreigende overschrijdingen en blootgestelden)   0   De invloed van het plan op de omgeving is nihil ten aanzien van de veranderingen in de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit is en blijft ruim binnen de normen.  
Externe Veiligheid – plaatsgebonden risico   0   De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden, er worden met het bestemmingsplan Almere Poort (bij recht) geen nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de hiervoor
genoemd (basisnet)afstand van 1 meter.  
Externe Veiligheid – groepsrisico en verantwoordingsplicht   -/--   Het planalternatief maakt bebouwing mogelijk in de zone van 30 tot 100 meter van het spoor en binnen 80 meter van de A6. Het effect op het groepsrisico is afhankelijk van de intensiteit (hoeveel personen per m2) en de afstand tot het spoor/de weg. Vanwege de flexibiliteit in het bestemmingsplan zijn deze twee aspecten nog niet bekend. De beoordeling op het criterium groepsrisico is licht negatief bij een minder intensieve ontwikkeling in deze zones en negatief bij een intensieve ontwikkeling (veel personen per oppervlakte eenheid) binnen deze zones. Voor wat betreft de in het bestemmingsplan Poort Buitendijks voorziene verplaatsing van het evenemententerrein, is de beoordeling licht negatief bij een verplaatsing van minimaal 100 meter van het spoor af en negatief bij een verplaatsing naar een locatie die binnen de 100 meter van het spoor is gelegen.  
Gezondheid   --   Vanwege de negatieve effecten op geluid en externe veiligheid is het effect op het criterium GES als licht negatief (-) beoordeeld.  
Ecologie – Natura 2000: Fysieke aantasting en verstoring   -   Vanwege oppervlakteverlies van het Natura 2000-gebied Markermeer en IJmeer (42 ha) door de uitbreiding van de stranden en de fysieke aantasting van het NNN-gebied Pampushout (meer dan 2 hectare). Voor wat betreft stikstofdepositie is er geen negatief effect omdat het project Almere Poort is opgenomen als prioritair project onder het PAS. Dit houdt in dat de benodigde ontwikkelingsruimte voor het project is gereserveerd. Voor de uitvoering van het project kan om die reden aanspraak gemaakt worden op de in het kader van het prioritair project gereserveerde ontwikkelingsruimte. Uitgangspunt voor de gereserveerde ruimte is dat deze het volledige stikstofeffect van Almere-Poort (worst case) afdekt. Daarom vormt stikstofdepositie geen belemmering voor de vaststelling en daarmee uitvoering van het plan
en wordt het planalternatief in dit opzicht neutraal beoordeeld.  
Ecologie – NNN Fysieke aantasting en verstoring   -   Door het deels bebouwen van Pampushout 1-3, dat in het vigerende bestemmingsplan Almere Poort (2007) een bestemming 'Wonen en Bos' heeft, vindt binnendijks aantasting plaats van beschermd NNN- gebied. Hiermee is echter ook aantasting van aldaar voorkomende beschermde soorten mogelijk, zoals broedvogels (waaronder een nest van de jaarrond beschermde broedvogelsoort havik). Verder kan het NNN-gebied onderdak bieden aan boombewonende vleermuissoorten (rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis). Het te verdwijnen NNN-
gebied kent een oppervlak van meer dan 2 ha.  
Ecologie – Beschermde soorten   -   Vanwege mogelijk negatief effect op de beschermde soort 'grote clausilia' (slak). De grote clausilia komt voor op basaltblokken ten noorden van de Marina. Aanleg van een strand aldaar zorgt ervoor dat het water de basaltblokken niet meer vochtig houdt waardoor het habitat van de soort hier mogelijk verdwijnt.
Effecten op andere soorten, zowel door fysieke aantasting als verstoring, worden uitgesloten.  
Bodem   0   Bij de start van de ontwikkeling van Almere- Poort is het maaiveld voor vrijwel het hele stedelijk gebied opgehoogd met ca één meter zand. In het deelgebied Duin is extra zand opgebracht om een bijpassend reliëf en woonmilieu te creëren. Het opbrengen van deze zandlaag en het vergroten van de stranden heeft geen effect op de grondwaterstand.
Ook voor het overige zijn er geen effecten op het aspect bodem.  
Water – ecologische waterkwaliteit   +   Bij het inrichten van de watergangen wordt de doorstroming en circulatie verbeterd.  
Water - oppervlaktewater   0   Door de ontwikkelingen in Almere Poort is sprake van een toename aan verhard oppervlak. Het effect van die toename van verhard oppervlak wordt echter met allerlei maatregelen aan de Galjoottocht gecompenseerd zoals het aanpassen van bestaande duikers en het
verbreden van het profiel van de watergang.  
Water - waterveiligheid   0   In het bestemmingsplan zijn geen veranderingen die gevolgen hebben voor de waterveiligheid.  
Archeologie   0   Bij de planuitwerking zal rekening moeten worden gehouden met de aanwezige archeologische waarden. In de bestemmingsplannen is een de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' opgenomen om de
aanwezige archeologische waarden te beschermen.  
Cultuurhistorie   0   Historische geografische en stedenbouwkundige elementen worden niet beïnvloed.  
Landschap   0   De kenmerkende groenstructuur van Almere blijft gehandhaafd. Het plan betreft voor een groot deel verdere afronding van het stadsdeel Almere Poort en past binnen de oorspronkelijk bedachte stedenbouwkundige en landschappelijke opzet van het gebied. De huidige situatie van nog te bebouwen gebieden bestaat voornamelijk uit reeds bouwrijp gemaakt terrein (met uitzondering van delen van Duin, Pampushout 1-3, Pampushout 2 en Voortuin). Belangrijke negatieve of
positieve effecten worden niet verwacht.  
Recreatie   +   In het planalternatief zijn diverse ontwikkelingen opgenomen die het bestaande recreatieve aanbod versterken en volmaken.  
Duurzaamheid – meervoudig, intensief en/of flexibel
ruimtegebruik  
+   Vanwege de flexibele opzet van het bestemmingsplan.  
Duurzaamheid - energieopwekking   0   De circa 10.000 woningen en de extra bedrijven, kantoren en voorzieningen die ten opzichte van de referentiesituatie in het gebied gerealiseerd worden, zorgen voor een toename van de energievraag en voor toenemende verkeersbewegingen. Daarmee zal de CO2- uitstoot toenemen. De toename wordt beperkt door de aansluiting op
de stadsverwarming en enkele initiatieven voor duurzame energie.  
Duurzaamheid – toets aan Almere Principles   +   Bij het opstellen van de ontwikkelingsplannen voor Almere Poort zijn de Almere Principles richtsnoer geweest. In de bestemmingsplannen worden de ontwikkelingsplannen juridisch/planologisch vastgelegd.  

Mitigerende en compenserende maatregelen

Voor de thema's met negatieve effecten zijn in deze paragraaf mitigerende en compenserende maatregelen benoemd waarmee de negatieve effecten kunnen worden verminderd, verzacht of vermeden.

Verkeer

Bij de autobereikbaarheid is één knelpunt geconstateerd, dat is de toerit vanaf Poort naar de A6 toe richting Amsterdam. Deze gaat van 2 rijstroken terug naar 1. Een verkeersstudie zal moeten uitwijzen hoe dit knelpunt - in samenwerking met Rijkswaterstaat - zal worden opgelost.

Geluid

Voor geluid is de mogelijkheid genoemd om de delen van Duin en Stadstuinen (voormalige Leisurezone, Officepark en Pampushout 2) waar de meeste nieuwe woningen met een te hoge geluidsbelasting zijn gelegen, vrij te houden van woningen.

Voor geluid hebben mitigerende maatregelen aan de bron de voorkeur, in dit geval kunnen deze bestaan uit het doortrekken van geluidschermen langs het spoor en het realiseren van geluidschermen/wallen langs wegen (scherm langs de Flevolijn doortrekken en schermen/wallen langs de Poortdreef).

Andere mitigerende maatregelen bij de ontvanger (aan of in de woningen) kunnen bijvoorbeeld bestaan uit maatregelen zoals deze in de huidige Geluidnota voor Almere Poort zijn genoemd zoals gevelisolatie en/of geluidsluwe gevels.

Externe veiligheid

Voor externe veiligheid gelden de volgende aanbevelingen:

Niet bouwen binnen 80 meter van de weg ofwel het treffen van extra maatregelen om personen binnen gebouwen (objecten) te beschermen;

Geen zeer kwetsbare objecten (scholen voor basisonderwijs, kinderdagverblijven, ziekenhuizen etcetera) binnen de 200 meter van de weg;

Het plaatsen van het deel van het evenemententerrein waar grote publiekstromen verblijven op minimaal 100 meter afstand van het spoor om effecten voor onbeschermde mensen buiten te beperken, ofwel extra voorzien in hulpverlening en bestrijdbaarheid.

Ecologie

Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer

Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een drietal stranden die gezamenlijk een oppervlakte van 42,4 hectare beslaan. De locatie waar deze stranden gelegen zijn is momenteel rust-, rui- en foerageergebied van een groot aantal watervogels. Met de aanleg van de stranden wordt de rust wat minder en ook geschikt foerageergebied.

Voor de vogelsoorten fuut, kuifeend, zwarte stern en brilduiker worden doelen niet gehaald en is de staat van instandhouding in het Markermeer & IJmeer in het geding. Voor deze soorten valt dan ook niet uit te sluiten dat zij significant negatieve effecten zullen ondervinden als gevolg van de aanleg van de drie stranden.

Mitigatie voor deze soorten is daarom noodzakelijk. Het op termijn verder uitwerken van deze mitigatie in het kader van vergunningaanvragen voor de projecten 'uitbreiden van het Meerstrand, aanleg van strand bij Marina Muiderzand en uitbreiden van het Almeerderstrand' is noodzakelijk, omdat mitigerende maatregelen nodig zijn om significante effecten op het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer te voorkomen. Deze mogelijke mitigatie is uitgewerkt in de Passende beoordeling voor Almere Poort. De verwachting is dat het mogelijk is de effecten volledig te mitigeren waarmee de uitvoerbaarheid van het plan bevestigd is.

Meervleermuis

Negatieve effecten van licht op meervleermuis zijn eenvoudig te mitigeren door met de plaatsing van armaturen rekening te houden met het te beschijnen oppervlak. Wanneer geen open water wordt beschenen, blijft donkerte voldoende gewaarborgd. Ook de kleur van het licht kan als mitigerende maatregel voor meervleermuis worden overwogen. De vernietiging van locaties van jaarrond beschermde nesten van broedvogelsoorten (havik) vereist maatwerk.

Grote clausilia

Om het negatieve effect op de grote clausilia (regenslak) te mitigeren kan het beheer in de naburige loofbossen tussen de IJmeerdijk en de Poortdreef extensief worden uitgevoerd. Hierdoor wordt een strooisellaag gegarandeerd waarbij de soort geschikt habitat vindt met veel (oud) hout, takjes, schors en dergelijke.

Aantasting en verstoring NNN

Geconcludeerd wordt dat fysieke aantasting van het NNN niet wordt uitgesloten. Voor de fysieke aantasting van het NNN geldt dat elk verlies van areaal leidt tot de verplichting om met Bevoegd Gezag af te stemmen om de wenselijkheid en de eventuele benodigde compenserende en mitigerende maatregelen te bespreken. Voor de ontwikkelingen van Almere Poort is deze afstemming met het Bevoegde Gezag gedaan is een globaal compensatie gebied voor de NNN aangewezen. Binnen dit gebied is het mogelijk het areaalverlies van de NNN te compenseren.

Gevoeligheidsanalyse scenario's en bestemmingsplan 2007

  • 1. Scenario 'meer economische groei'

Verkeer

In dit scenario is er een lager woningbouwprogramma en dus minder verkeersgeneratie. De toerit naar de A6 vanaf Poort blijft naar verwachting ook met dit lagere programma een knelpunt. Pas bij een 60% lager programma zou er geen knelpunt zijn, zo is berekend. Om die reden is de beoordeling op het criterium 'Bereikbaarheid autoverkeer' voor dit scenario ongewijzigd, namelijk eveneens licht negatief (-). Voor de overige criteria zorgt het aangepaste programma eveneens niet voor een andere beoordeling.

Geluid

Voor wat betreft het criterium 'geluidsbelasting op bestaande woningen' verandert de beoordeling niet. Weliswaar wordt er in dit scenario wat minder verkeer gegenereerd. De bestaande woningen liggen in bestaand stedelijk gebied en niet langs de drukste wegen.

Op het criterium 'geluidsbelasting op nieuwe woningen' is de beoordeling van dit scenario, net als van het planalternatief, negatief. Weliswaar worden er minder nieuwe woningen gerealiseerd maar ook in dit scenario is nog een flink aantal woningen gepland op plekken met een hoge geluidsbelasting.

Ecologie

Dit scenario heeft iets minder negatieve gevolgen vanwege iets lager woningbouwprogramma maar de bouw in NNN-gebied en de aanleg van de stranden blijft. Daarom blijft de uiteindelijke beoordeling op alle criteria hetzelfde als die van het planalternatief.

Voor de overige thema's heeft dit scenario geen onderscheidende effecten ten opzichte van het planalternatief.

  • 2. Scenario '70% van het programma'

Verkeer

In dit scenario is er een lager woningbouwprogramma en een lager bedrijven-/voorzieningenprogramma en dus minder verkeersgeneratie. De toerit naar de A6 vanaf Poort blijft naar verwachting ook met dit lagere programma een knelpunt. Pas bij een 60% lager programma zou er geen knelpunt zijn, zo is berekend. Om die reden is de beoordeling op het criterium 'Bereikbaarheid autoverkeer' voor dit scenario ongewijzigd, namelijk eveneens licht negatief. Voor de overige criteria zorgt het aangepaste programma eveneens niet voor een andere beoordeling.

Geluid

Voor wat betreft het criterium 'geluidsbelasting op bestaande woningen' verandert de beoordeling niet. Weliswaar wordt er in dit scenario wat minder verkeer gegenereerd. De bestaande woningen liggen in bestaand stedelijk gebied en niet langs de drukste wegen.

Op het criterium 'geluidsbelasting op nieuwe woningen' is de beoordeling van dit scenario licht negatief (-). Dit scenario wordt daarmee minder negatief beoordeeld dan het planalternatief. De reden hiervoor is dat er in dit scenario minder nieuwe woningen worden gerealiseerd op plekken met een hoge geluidsbelasting (vrijhouden kwetsbare gebieden).

Externe veiligheid

De beoordeling 'groepsgebonden risico' wijzigt in dit scenario van (licht) negatief (-/--) naar neutraal (0) omdat er in dit scenario geen bebouwing is voorzien in de meest kwetsbare gebieden langs snelweg A6 en spoor Amsterdam-Lelystad.

Ecologie

De beoordeling op het criterium 'NNN-gebied' is neutraal (0) in plaats van negatief omdat er in dit scenario niet wordt gebouwd in NNN-gebied. Voor de criteria 'Natura 2000' en 'beschermde soorten' geldt dat dit scenario weliswaar iets minder negatieve gevolgen vanwege het iets lagere bouwprogramma (woningen én bedrijven/voorzieningen) maar de aanleg van de stranden zit ook in dit scenario. Daarom blijft de uiteindelijke beoordeling op die criteria hetzelfde als die van het planalternatief, namelijk licht negatief (-).

Voor de overige thema's heeft dit scenario geen onderscheidende effecten ten opzichte van het planalternatief.

Bestemmingsplan Poort 2007

Verkeer

Het ontwikkelprogramma in Poort is de laatste jaren omgevormd van kantoren/bedrijven/detailhandel/leasure naar wonen. Dat heeft een directe invloed op de verkeersstromen. Op basis van het bestemmingsplan 2007 ging er in de ochtendspits meer verkeer Poort in dan Poort uit en 's avonds andersom. Dit komt omdat het vooral verkeer was van en naar de geplande bedrijven en kantoren.

De afrit en toerit van de A6 van en naar Poort zijn hierop afgestemd (dubbelstrooks Poort in, en enkelstrooks Poort uit).

Op het criterium 'Bereikbaarheid autoverkeer' scoort het bestemmingsplan Almere Poort 2007 neutraal (0) in plaats van licht negatief (-). Dit omdat er geen knelpunt is op de toerit A6 en er ook in de overige delen van Poort geen bereikbaarheidsknelpunten zijn.

Geluid

In het bestemmingsplan Almere Poort 2007 is minder oppervlakte opgenomen voor woningen en flink meer voor bedrijven. Op locaties vlakbij drukke wegen (A6 en in de driehoek tussen Poortdreef en Elementendreef) waar in het bestemmingsplan 2007 bedrijven waren gepland, staan in de bestemmingsplannen Almere Poort 2017 deels woningen opgenomen. Ten opzichte van de huidige plannen scoort het bestemmingsplan 2007 minder negatief op het criterium 'geluidsbelasting nieuwe woningen'. De reden hiervoor is dat er in het bestemmingsplan 2007 minder nieuwe woningen vlakbij drukke wegen gepland staan. Voor de bestaande woningen is er geen verschil.

Voor de overige thema's heeft dit scenario geen onderscheidende effecten ten opzichte van het planalternatief.

Toetsingsadvies Commissie mer

Op 22 februari 2018 heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage haar definitieve advies over het MER Poort uitgebracht.

Naar het voorlopig oordeel (eind 2017) van de Commissie ontbrak in het MER de volgende belangrijke informatie:

  • Het MER ging niet uit van de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan, zodat met name verkeersgerelateerde milieueffecten mogelijk werden onderschat.
  • Het MER beschreef onvoldoende duidelijk de cumulatieve effecten op fuut, kuifeend, zwarte stern en brilduiker in het Natura 2000-gebied Markermeer en IJmeer, en planten-etende vogelsoorten. Maatregelen om deze effecten te voorkomen waren onvoldoende uitgewerkt en onderbouwd.
  • Het MER gaf onvoldoende inzicht in verlies, mitigerende maatregelen en borging voor compensatie in de overige gevoelige natuurgebieden binnendijks.


De gemeente heeft vervolgens (begin 2018) het MER aangevuld en de aanvulling aan de Commissie voorgelegd. De Commissie is van mening dat het MER en de aanvulling daarop voldoende informatie bevatten om het milieubelang volwaardig mee te laten wegen in de besluitvorming over de bestemmingsplannen.

Conclusie uit het toetsingsadvies voor het plangebied

Na aanvulling op het MER komt de Cie mer voor het onderhavige buitendijkse deel van Poort tot de volgende conclusie:

"Aanvulling op Mitigerende maatregelen MER en Passende beoordeling

In de aanvulling worden de nodige mitigerende maatregelen voorgesteld. Dit zijn:

  • het verplaatsen van aanwezige driehoeksmosselen (of de ecologische verwante quaggamosselen) ter plaatse van de aan te leggen stranden;
  • het geschikter maken van onbegroeide onderwaterarealen voor de groei van waterplanten;
  • het uitsluiten van de opwerveling van slib door het plaatsen van slibschermen tijdens de uitvoering;
  • verdere detaillering en actualisatie van dit maatregelpakket als onderdeel van de vergunningaanvraag voor de Wet Natuurbescherming.

In de aanvulling is beschreven dat deze maatregelen voldoende van omvang zijn, op een goed gekozen locatie worden uitgevoerd, en tijdig en zeker genomen zullen worden. De Commissie gaat er vanuit dat de maatregelen onderdeel uitmaken van de vergunningaanvraag en dat daarmee geborgd is dat de maatregelen ook daadwerkelijk genomen zullen worden.

De Commissie is van mening dat het MER en de Passende beoordeling, tezamen met de aanvulling daarop, voldoende maatregelen beschrijven zodat belangrijke negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van beschermde soorten uitgesloten zijn."

Oplegnotitie 30.000 in plaats van 25.000 bezoekers aan maatgevend evenement

De gemeente Almere wil in het bestemmingsplan Almere Poort Buitendijks een hoger aantal maximum bezoekers toestaan dan in het vigerende bestemmingsplan. Het gaat om het toestaan van een maximum van 30.000 (in plaats van 25.000) bezoekers op de nieuwe locatie van het evenementenstrand. In het MER Almere Poort (2017) zijn de milieueffecten van de verplaatsing van het evenementenstrand bepaald tegelijk met de effecten van de realisatie van de nieuwe woningen (circa 10.000), bedrijven/kantoren en de uitbreiding van de stranden. Toen was er echter nog sprake van maximaal 25.000 bezoekers, net als in de huidige situatie. Daarom is in een 'oplegnotitie', aanvullend op het MER, in beeld gebracht wat de mogelijke effecten zijn van 30.000 in plaats van 25.000 evenementenbezoekers. Het gaat om effecten op de thema's Verkeer, Externe Veiligheid, Geluid en Ecologie.


In Bijlage 16 Oplegnotitie MER Poort Evenementenstrand is deze oplegnotitie opgenomen.


5.2 Verkeer

Auto

Het gebied Poort Buitendijks ligt ingeklemd tussen het water en de dijk met daarachter plangebied Almere DUIN. Het gebied kent daarmee niet een eigen rechtstreeks ontsluiting, maar maakt gebruik van de ontsluitingen die in het plangebied DUIN worden gerealiseerd.

De Poortdreef is de hoofdontsluiting een deze kant van Poort. Vanaf de Poortdreef vormen inprikkers de ontsluiting van de gebieden in DUIN. Daar vandaan wordt ook het gebied Buitendijks ontsloten. De hoofdinfrastructuur van het gebied van DUIN is vastgelegd in het ontwikkelingsplan Duin. Echter omdat het gebied nog in ontwikkeling is, zijn niet alle routes al helder. Wel is duidelijk dat er centraal in het gebied een ontsluitingsroute loopt vanaf de Poortdreef naar de Marinahaven (Valleiweg-Marinaweg) en de daar aanwezige functies (zie onderstaande paragraaf Autoverkeer DUIN).

Aan de zuidzijde blijft een route beschikbaar via de inprikker Muiderzandweg. Deze ontsluit onder andere de grote parkeerterreinen voor recreatieve bezoekers van onder andere het strand (zie onderstaande paragraaf Autoverkeer DUIN). Voor noodgevallen (bijvoorbeeld tijdens evenementen) zijn er twee ontsluitingen beschikbaar onder het spoor en de A6 door, via het Zilverstrand.

Er bevinden zich in het plangebied geen wegen voor autoverkeer die een verbinding creëren tussen gebieden (geen doorgaand autoverkeer). Het hele gebied is verkeerskundig aangemerkt als verblijfsgebied met een maximum snelheid van 30 km/u. Eventueel kunnen gebieden aangemerkt worden als erf met een maximum snelheid van 15 km/u.

In het Ontwikkelingsplan DUIN is het strand in het noordelijk deel van het gebied bedoeld als 'groene buffer' voor de inwoners van DUIN. Dit gebied wordt dus niet apart ontsloten voor verkeer.


Autoverkeer DUIN

Duin is een bestemming en kent geen doorgaande wegenstructuur in noord/zuid richting voor de auto. Elk deelgebied is ontsloten vanaf de Poortdreef en heeft daarmee een eigen auto-entree. Stranddorp, de Duinkoppen en Muiderduin hebben een auto-ontsluiting in de vorm van een lus.

Langzaam verkeer 

Almere Poort kent een fijnmazig fietsnetwerk. Zie hiervoor de onderstaande figuur. Voor het plangebied is de regionale route over de dijk relevant. Deze wordt vormgegeven binnen het plan DUIN (zie onderstaande paragraaf Langzaam verkeer DUIN). Ook is er een doorgaande fietsroute over de Hollandse Brug naar het Gooi en Amsterdam toe. Vanuit het plangebied Buitendijks wordt hierop aangesloten. De recreatieve, alternatieve routes worden grotendeels gekenmerkt door het niet hebben van een recht verloop en door de afwezigheid van openbare verlichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0012.png"

figuur: infrastructuur fiets

Voetgangers

In de verblijfsgebieden komen zebrapaden in principe niet voor. Alleen in uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld bij scholen, kunnen zebrapaden worden overwogen.

Langs de lanen en straten hebben voetgangers trottoirs om over te lopen. Langs dreven wordt niet gewandeld. Een andere wegcategorie waar geen trottoirs zijn is het erf. Hier delen de voetganger, de fiets en de automobilist de openbare ruimte. De openbare ruimte is dan ook zo in gericht dat dit veilig kan. Hiervoor zijn door het CROW duidelijk richtlijnen opgesteld en heeft de wetgever extra regels gemaakt ten aanzien van weginrichting en weggedrag. Voor voetgangers worden goede, veilige routes gecreëerd vanuit DUIN naar het plangebied.

Binnen het plangebied zal voornamelijk sprake zijn van recreatief verkeer in verblijfsgebied. In het ontwerp zal hierbij passend worden aangesloten, gebruik makend van de richtlijnen van het CROW.

Langzaam Verkeer DUIN

De fietspaden in Duin zijn onder te verdelen is twee types, de primaire en secundaire routes. De primaire routes voldoen aan de eisen die aan een fietsroute worden gesteld ten aanzien van de maximale hellingshoek, de secundaire route s kennen ook steilere delen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0013.png"

figuur: infrastructuur langzaam verkeer Duin

Openbaar vervoer

Het gebied Duin zal ontsloten gaan worden met een busdienst. De bus krijgt geen eigen busbaan, maar maakt gebruik van de 'gewone' infrastructuur. De route volgt de Valleiweg naar Duinkop Zuid en bereikt de kust via de meest zuidelijke aftakking van de vork; via een lus wordt de route aangesloten op de meest noordelijke aftakking in Duinkop Noord. Er zijn twee bushaltes voorzien, respectievelijk in Duinkop Zuid en Duinkop Noord. De bus verbindt het plangebied met het bus- en treinstation in het Olympiakwartier.

Parkeren

Binnen het plangebied worden op de stranden geen parkeervoorzieningen gerealiseerd. Het parkeren voor bezoekers van de stranden en de daar gelegen functies en activiteiten vindt plaats in gebied DUIN. Met name aan de zuidzijde in Muiderduin zijn de grote voorzieningen gesitueerd om bezoekers op te vangen. De benodigde omvang is bepaald in het kader van het MER-onderzoek. In het gebied Marina Muiderzand wordt op eigen terrein geparkeerd.

In het Ontwikkelingsplan DUIN is bepaald dat het noordelijke strand alleen bedoeld is voor de inwoners van het DUIN-gebied. Daarom worden hiervoor geen routes en dus ook geen parkeervoorzieningen gerealiseerd.

Het gebied van de Voortuin wordt benut om pieken in de parkeerbehoefte ten behoeve van het centrum van Poort, maar ook voor sport evenementen en evenementen op het Almeerderstrand op te vangen, zodra de tijdelijke parkeergelegenheid in Olympiakwartier bebouwd gaat worden. De benodigde omvang is bepaald in het kader van het MER-onderzoek.

Parkeerbeleid

In de Nota Mobiliteitsplan Almere die in 2012 is vastgesteld, is met betrekking tot parkeren het creëren van parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers als uitgangspunt benoemd. Hiervoor worden de volgende doelen nagestreefd:

  • voldoende parkeerruimte op korte afstand van de bestemming (woningen, arbeidsplaatsen en voorzieningen);
  • efficiënt verdelen van de (parkeer)ruimte om overmaat van parkeerplaatsen en dus overmatig ruimtegebruik te voorkomen;
  • voorkomen van overlast in woonwijken door oneigenlijk gebruik van parkeerplaatsen zoals bijvoorbeeld het parkeren van vrachtwagens met oplegger, campers of reclamevoertuigen.


Parkeernormen

Tot voor kort waren de parkeernormen geregeld in de bouwverordening. Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 (op 29 november 2014) is de Woningwet gewijzigd. De wijziging heeft betrekking heeft op de intrekking van de grondslag voor de stedenbouwkundige voorschriften in een bouwverordening. De stedenbouwkundige voorschriften, zoals het parkeren, moeten nu in het bestemmingsplan zelf geregeld worden.

Er geldt een overgangstermijn van bijna 5 jaar. Dit betekent dat uiterlijk 29 november 2019 bestemmingsplannen moeten worden voorzien van een parkeerregeling.

In Almere Poort zijn in het bestemmingsplan uit 2007 reeds parkeernormen opgenomen. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de zogenaamd voorwaardelijke verplichting met betrekking tot het parkeren opgenomen. Dit houdt in dat in de bestemmingsregels een voorwaarde wordt opgenomen dat (al dan niet op eigen terrein) moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de Lijst van parkeernormen die als bijlage bij de regels is gevoegd waarbij is aangegeven aan welke afmetingen een parkeerplaats moet voldoen én in voldoende laad- en losruimte.

Daarbij is aangegeven dat met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van Lijst van parkeernormen mits uit een parkeerbalans blijkt dat er voldoende parkeergelegenheid en/of laad- en losruimte in het openbaar gebied of anderszins aanwezig is. Tevens is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor functies die niet op de Lijst van parkeernormen voorkomen aangezien het moeilijk is om een uitputtende lijst samen te stellen. Tenslotte is ook een mogelijkheid opgenomen om te kunnen afwijken van de voorgeschreven afmetingen van parkeerplaatsen, mits wordt aangetoond dat met andere afmetingen volstaan kan worden.


Parkeren fiets

Fietsparkeernormen kunnen betrekking hebben op openbare plekken en op privé fietsparkeerplaatsen. De werkwijze hoe om te gaan met de fietsparkeernormen staat in 'publicatie 317 Kencijfers Parkeren en Verkeersgeneratie' van het CROW.

5.3 Geluid

5.3.1 Algemeen

Aanleiding van het opstellen van het bestemmingsplan is dat het huidige plan in maart 2017 tien jaar geleden is vastgesteld en dat er ontwikkelingen zijn waardoor een actualisatie gewenst is.

Binnen het plangebied zijn drie deelprojecten te onderscheiden, namelijk het Almeerderstrand, Marina Muiderzand en Muiderburght en het Catamaranstrand.

5.3.2 Almeerderstrand

Op het Almeerderstrand zijn twee strandpaviljoens, een snackbar, kanoverhuur en een reddingspost van de reddingsbrigade aanwezig. Op het adres IJmeerdijk 1 bevindt zich een bedrijfswoning. Aan de noordzijde van het strand ligt het strandbad Duin met een strandpaviljoen en een beachvolleybalveld.

Het Almeerderstrand wordt in de huidige situatie, naast de reguliere dag- en waterrecreatie, enkele malen per jaar gebruikt voor grote evenementen, zoals de Libelle zomerweek (circa 80.000 bezoekers) en het Strandfestival Zand (circa 30.000 bezoekers).

5.3.2.1 Evenementen

Evenementen die hier in 2016 en 2017 hebben plaatsgevonden zijn o.a. Zand Almere en Hardshock. In de toekomst zullen echter nieuw geplande woningen dichter bij het strand worden gerealiseerd in de gebieden Kreekbos Zuid en Muiderduin. De locatie waar de evenementen in de toekomst zullen plaatsvinden verschuift naar het zuidelijk, nog te vergroten/realiseren, deel van het Almeerderstrand, evenwijdig aan de A6.

Om de invloed van evenementen in de omgeving te kunnen beoordelen is door de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn gerapporteerd in “Akoestisch onderzoek Evenementen Almeerderstrand 2018 en verder” van 11 december 2017.

Evenementen in de openbare ruimte kunnen hinder opleveren voor de omgeving door bijvoorbeeld verkeershinder of geluidsoverlast. De verkeershinder is in dit rapport niet behandeld aangezien de directe omgeving over voldoende parkeerplaatsen beschikt en het terrein rechtstreeks bereikbaar is vanaf de rijksweg A6. Veelal is er voor een evenement een vergunning nodig op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De vergunning op basis van de APV heeft betrekking op openbare orde en veiligheid. De APV vormt echter geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid. Daarom is het nodig om ook in een bestemmingsplan dat evenementen toestaat aanvullende regels op te nemen voor evenementen.

5.3.2.2 Beleid evenementen

In Almere is evenementenbeleid vastgesteld waarin regels zijn opgenomen voor verschillende locaties waaraan voldaan moet worden bij een vergunningaanvraag. Ook zijn er algemene regels opgenomen betreffende o.a. openingstijden en geluidsniveaus. Voor het Almeerderstrand zijn specifieke regels gesteld. Deze regels zijn in onderstaande tabel 1 aangegeven.

Tabel 1 – regels evenementen Almeerderstrand

Soort evenement   Kleinschalig evenement, waarbij muziek slechts ondersteunend is   Niet geluiddragend evenement, waarbij muziek wel belangrijk kan zijn voor het evenement   Geluiddragend evenement  
Geluidsvolume   Geluidbelasting bij de dichtst bijgelegen geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan 45 dB(A) en 60 dB(C)   Bronvermogen totale evenement is lager dan 120 dB(A)   Bronvermogen totale evenement is hoger dan of gelijk aan 120 dB(A)  
Wanneer   Tussen 7.00-23.00 uur   Zondag t/m donderdag tussen 07.00-23.00 uur
Vrijdag en zaterdag tussen 07.00-24.00 uur.  
Zondag t/m donderdag tussen 11.00-23.00 uur
Vrijdag en zaterdag tussen 11.00-24.00 uur.  
Hoe vaak   Maximaal vijf keer per jaar meerdaagse of aaneengesloten eendaagse evenementen.
De overige evenementen zijn eendaagse evenementen.  
In de dagperiode (07.00-19.00 uur) maximaal 1 keer per week gedurende 1 dag.

In de avondperiode (19.00-23.00 uur op zondag tot en met donderdag, 19.00-24.00 uur op vrijdag en zaterdag) maximaal 12 keer per jaar gedurende 1 dag.

Maximaal tweemaal per jaar zijn meerdaagse of aaneengesloten eendaagse evenementen met 5.000 tot maximaal 30.000 bezoekers per dag mogelijk. Dit kan ook een aaneenschakeling met een geluiddragend evenement betreffen.

Maximaal vijfmaal per jaar zijn meerdaagse of aaneengesloten eendaagse evenementen tot maximaal 5.000 bezoekers per dag toegestaan.  
Het totaal aantal geluidsdagen bedraagt maximaal vier dagen per jaar.
Toegestaan zijn eendaagse en tweedaagse geluiddragende evenementen.
 

In het beleid van Almere wordt voor de overige evenementlocaties ook uitgegaan van de nota “Evenementen met een luidruchtig karakter” uit Zuid Limburg die door de jurisprudentie is geaccepteerd. Deze nota "Evenementen met een luidruchtig karakter" verscheen in 1996 vanuit de Inspectie Milieuhygiëne Limburg. De nota is bedoeld als handreiking naar gemeenten om overlast van evenementen met geluid te voorkomen c.q. te beperken.

5.3.2.3 Woningen in en rondom het bestemmingsplan Almeerderstrand 

Rondom het Almeerderstrand zijn nieuwe woningen gepland in Muiderduin en Kreekbos Zuid. Woningen zijn net als de in het beleid aangegeven meetpunten (representatief voor bestaande woningen) in het onderzoek meegenomen. Echter op het adres IJmeerdijk 1 is het strandpaviljoen Muiderstrand gelegen. Dit restaurant wordt bij de grotere evenement en vaak voor overleg gebruikt. Het restaurant en de bijbehorende woning liggen dan vaak binnen de hekken van een groot evenement. Om deze reden is deze woning ook buiten beschouwing gelaten in dit onderzoek. Wel is de mogelijke geluidbelasting op de gevel van de woning in de resultaten aangegeven.

5.3.2.4 Soorten evenementen

Bij het bepalen van de effecten is in het onderzoek uitgegaan van drie soorten evenementen:

1 • Evenement niet geluiddragend : totale bronvermogen tot 120 dB(A);

2 • Evenement met mainstage (richtingsafhankelijk): bronvermogen circa 135 dB(A);

3 • Evenement met tent (richtingsafhankelijk): bronvermogen circa 130 dB(A) per tent;

In het evenementenbeleid van Almere is aangegeven dat onder een geluiddragend evenement wordt verstaan: “Een evenement waarbij de geluidproductie van het gehele evenement hoger is dan 120 dB(A) bronvermogen en waarbij deze geluidproductie:

• Langer duurt dan 4 uur of;

• (Deels) plaatsvindt in de avond (19:00 – 23:00 uur) en/of nacht (23:00 – 7:00 uur).

Een bronvermogen hoger dan 120 dB(A) wil zeggen dat het geluidsdrukniveau (LAr,LT) van de muziekinstallatie gemeten op 10 meter afstand van het front van de luidsprekers meer mag bedragen dan circa 90 dB(A).”

5.3.2.5 Resultaten en voorschriften

Op het Almeerderstrand worden drie verschillende soorten evenementen onderscheiden. Bij de beoordeling en voorgestelde voorschriften is rekening gehouden met resultaten en praktijkervaringen bij evenementen elders in de gemeente Almere.

Een klein evenement heeft geen invloed op de ruimtelijke kwaliteit. Meerdaagse evenementen kunnen dat wel hebben. Wanneer er significante invloed is op de ruimtelijke kwaliteit zullen dergelijke evenementen in het ruimtelijk besluit beoordeeld en geborgd worden. Voor het bepalen of een evenement ruimtelijk relevant is kan onderscheid worden gemaakt in verschillende situaties:

1. Incidenteel, kortdurend, maximaal een paar keer per jaar (verschillende) evenementen

2. Op jaarbasis incidenteel, maar wel terugkerend, meerdere evenementen

3. Regulier grote evenementen

De eerste categorie evenementen zal weinig effect hebben op de leefomgeving. De beide andere categorieën zijn wel ruimtelijk relevant. Daarbij is overigens ook de locatie van belang, in een woonomgeving zijn eerder negatieve effecten te verwachten dan in een centrumgebied of bedrijventerrein.

Zoals aangegeven in de nota van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg “Evenementen met een luidruchtig karakter” is in de dag- en avondperiode een geluidbelasting tot 70 dB(A) (tot zelfs 75 dB(A)) mogelijk rekening houdend met de spraakverstaanbaarheid in de woningen.

Uit ervaringen bij geluidsmeting bij evenementen op het Atlantisstrand blijkt dat een norm van 70-75 dB(A) voor een locatie in de stad ook een grens is aangezien een groot gedeelte van de stad wordt belast met een evenement op een locatie in de stad. Op het Almeerderstrand is er wel meer ruimte en liggen de woningen verder weg maar mede door de aanwezigheid van water en juist geen afscherming zullen evenementen ver in de omgeving hoorbaar zijn. Rekening houdend met een geluidwering van de gevel van 20 dB (Bouwbesluit eis) is een binnenniveau van 50 dB(A) als acceptabel te beschouwen in de dag- en avondperiode. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de frequentie en de duur van een evenement.

Het voornemen is er om het nieuwe evenemententerrein evenwijdig aan de A6 eerder in gebruik is dan dat er woningen zijn gerealiseerd in het gebied Muiderduin en het gebied Kreekbos Zuid. Zolang het nieuwe evenemententerrein niet in gebruik is, zal het huidige deel van het Almeerderstrand als evenementenlocatie voor geluidsdragende evenementen in gebruik zijn.

In het ontwerp bestemmingsplan Almere Poort Oost en Duin is daarvoor vastgelegd dat in deze gebieden de (gevel)belasting van geluidsgevoelige bestemmingen genoemd niet meer mag bedragen dan 75 dB(A) ten gevolge van geluiddragende evenementen op het Almeerderstrand. Hiermee wordt beoogd dat zolang geluiddragende evenementen op de huidige locatie mogelijk zijn, er geen geluidsgevoelige bestemmingen in de gebieden Kreekbos Zuid en Muiderduin gerealiseerd mogen worden binnen de 75 dB(A) contour.

Geen geluidsdragend evenement

Deze categorie evenementen is, ook volgens het beleid van Almere, overal toegestaan. Niet in het beleid van Almere is aangegeven hoelang een dergelijk evenement mag duren (aantal dagen) op een andere locatie als een evenementlocatie zoals bv op het noordelijk deel van het Almeerderstrand (Locatie evenement “Gestrand”). Wel zijn de eindtijden van een eventueel evenement aangegeven. De eindtijden zijn van zondag t/m donderdag om 23.00 uur en van vrijdag t/m zaterdag om 24.00 uur.

In de Nota “Luidruchtige evenementen (1996) is aangegeven een eindtijd van 23.00 uur en wanneer de dag na het evenement een vrije dag is mag 24.00 of 01.00 uur worden aangehouden. Als een evenement in de nachtperiode wordt georganiseerd dan zal, volgens de nota het wel of niet kunnen slapen als toetsingscriterium kunnen worden gehanteerd. Gezien de aard van het geluid (bij muziek de herkenbaarheid tekst en/of ritme) bestaat de ervaring dat veel mensen reeds bij een geringe overschrijding van de voorkeursgrenswaarde slaapproblemen ondervinden.

Om deze reden verdient het aanbeveling om in de nachtperiode slechts "achtergrondmuziek" toe te staan. Volgens de nota is de ten hoogst toegestane geluidbelasting in de nachtperiode 45-50 dB(A) op de gevel van de woningen. De berekende geluidbelasting bedraagt ten hoogste 66 dB(A). Hieruit blijkt dat dergelijk evenementen niet ongelimiteerd in de nachtperiode kunnen worden toegestaan.

Voor kleinere evenementen (niet geluidsdragende evenementen) op het Almeerderstrand dient volgende te gelden:

• in de dagperiode (07.00-19.00 uur) regelmatig mogelijk op 1 locatie gelijktijdig echter niet vaker dan 1 keer per week gedurende 1 dag.

• In de avondperiode (19.00-23.00/24.00 uur (vr en za)) op 1 locatie gelijktijdig mogelijk echter niet vaker dan 12 keer per jaar gedurende 1 dag met minimaal 2 weken geen evenement tussen twee niet geluidsdragende evenementen (inclusief evenementen overdag).

• Uitzondering (2x per jaar) is incidenteel een tweedaags evenement mogelijk.

• In de nachtperiode niet toegestaan.

Evenementen met mainstage of grote tent (geluid producerend evenement)

Deze categorie evenementen met mainstage of grote tent met veel bezoekers kunnen samen worden beschouwd ten aanzien van geluid. Deze evenementen mogen volgens het beleid van Almere niet overal plaatsvinden. In het beleid van Almere is aangegeven hoelang een dergelijk evenement mag duren (aantal dagen) op het Almeerderstrand. Ook zijn de eindtijden van een evenement aangegeven. De eindtijden zijn van zondag t/m donderdag om 23.00 uur en van vrijdag t/m zaterdag om 24.00 uur.

Op huidig evenemententerrein

De geluidbelasting op de meest nabij gelegen bestaande woningen in Duin Zuid zal niet meer zal bedragen dan 75 dB(A). Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in de nota opgesteld door de Inspectie Milieuhygiëne Limburg.

Bij de geplande nieuwbouwwoningen in Muiderduin en Kreekbos Zuid is de geluidbelasting circa 78 dB(A) bij evenementen op het bestaande terrein en ten hoogste 71 dB(A) bij evenementen op het nieuwe terrein. Bij de geplande nieuwbouw wordt dus niet voldaan aan het gestelde in de Nota bij evenementen op het bestaande terrein.

Voor geluidsdragende evenementen op het Almeerderstrand dient het volgende te gelden:

• Maximaal 4 geluidsdragende evenementen per jaar.

• Het totaal aantal geluiddagen voor geluidsdragende evenementen mag ook niet meer bedragen dan vier per jaar.

• Een evenement mag niet meer dan 2 dagen duren. Eenmaal per jaar is zo'n tweedaags evenement toegestaan. (Naast een tweedaags evenement kunnen dus nog 2 eendaagse evenementen plaatsvinden in datzelfde jaar.)

• Tussen 2 geluidsdragende evenementen mag minimaal een periode van 2 weken geen geluidsdragend evenement plaatsvinden.

• In de nachtperiode niet toegestaan.

• Geplande nieuwbouw ten zuidwesten van de Muiderzandweg mag pas in gebruik worden genomen als geluidsdragende evenementen op het nieuwe evenemententerrein worden georganiseerd.

• Wanneer, na in gebruik name van de geplande nieuwbouw ten zuidwesten van de Muiderzandweg, geluidsdragende evenementen plaatsvinden op het bestaande deel van het strand mag de geluidbelasting niet meer bedragen dan 75 dB(A) bij woningen.

De uitbreiding van het aantal geluidsdragende evenementen van 3 naar 5 evenementen en het aantal geluidsdagen van 4 naar 6 dagen is mogelijks aangezien voldaan wordt aan de Nota “Luidruchtige evenementen (1996). Hierbij is wel meegenomen dat er een periode van 2 weken rust moet zijn tussen 2 geluidsdragende evenementen. Rekening houdend met de grote aantallen bezoekers is er ook voor Almere een maatschappelijk belang.

5.3.2.6 IJmeerdijk 1

Op het adres IJmeerdijk 1 bevindt zich een bedrijfswoning. Deze woning is in het verleden als bedrijfswoning gerealiseerd en wordt in het nieuwe bestemmingsplan dan ook aangeduid als bedrijfswoning.

De woning ligt op grond van de Wet geluidhinder binnen de zones van zowel de A6 als de Flevolijn. Daarnaast ligt het binnen de invloedssfeer van Vis à Vis en het evenementenstrand.

A6 en Flevolijn

De geluidbelasting vanwege de A6 voldoet aan de voorkeurswaarde van 48 dB. De geluidbelasting vanwege de Flevolijn bedraagt 56 dB, dit is 1 dB hoger dan de voorkeurswaarde van 55 dB voor railverkeerslawaai. Dit betekent dat een hogere waarde van 56 dB dient te worden vastgesteld.

Vis à Vis

Er is door PBTA Theater & Akoestiek een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege Vis à Vis op de woning IJmeerdijk 1 en gerapporteerd in “Vis à Vis Almere, Akoestisch onderzoek geluidbelasting IJmeerdijk 1”, kenmerk G120TT1867.R02.1, 2 november 2017.

In het onderzoek is vastgesteld dat maatregelen getroffen moeten worden om te voorkomen dat

theaterlocatie Vis à Vis in haar exploitatiemogelijkheden en bedrijfsvoering beperkt wordt.

Uit het onderzoek blijkt dat ten gevolge van de openluchtvoorstellingen de geluidbelasting op

IJmeerdijk 1 met een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau tot 58 dB(A) en maximale geluidniveaus

tot 76 dB(A) in de maatgevende avondperiode, de richtwaarden volgens stap 2 en 3 uit de VNGpublicatie 'bedrijven en milieuzonering' en de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer overschrijden.

Redelijkerwijs kan gesteld worden dat maatregelen in de overdracht en/of bij de ontvanger getroffen dienen te worden teneinde de locatie als woonfunctie te kunnen bestemmen. Het handhaven van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de geluidgevoelige ruimten van de woning zal hierbij naar verwachting als uitgangspunt gekozen moeten worden.

Naast de openluchtvoorstellingen wil Vis à Vis ook in het najaar, de winter en het voorjaar (theater)activiteiten in het nieuwe restaurant programmeren. In dit kader is eveneens de geluiduitstraling vanuit het restaurant beschouwd. Uit de berekening blijkt dat de geluidbelasting ten

gevolge van (muziek)activiteiten in het restaurant met langtijdgemiddelde geluidniveaus tot 45 dB(A) in de maatgevende nachtperiode, de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en stap 2 (gemengd gebied) volgens de VNG-publicatie overschrijdt. Wel wordt voldaan aan de richtwaarden volgens stap 3 (gemengd gebied) volgens de VNG-publicatie.

Ook voor deze bedrijfssituatie dienen bij een wijziging van het bestemmingsplan maatregelen getroffen te worden om de exploitatiemogelijkheden van het restaurant en daarmee de bedrijfsvoering van Vis à Vis niet te beperken.

Bij beide bovengenoemde bedrijfssituaties wordt opgemerkt dat, indien na het treffen van maatregelen de geluidbelasting bij IJmeerdijk 1 nog altijd de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit overschrijdt, door middel van maatwerkvoorschriften voor deze locatie ruimere grenswaarden voor Vis à Vis vastgelegd moeten worden.

Evenementenstrand

De bedrijfswoning IJmeerdijk 1 behoort bij het strandpaviljoen Muiderstrand. Dit restaurant wordt bij de grotere evenementen vaak voor overleg gebruikt. Het restaurant en de bijbehorende woning liggen dan vaak binnen de hekken van een groot evenement. Om deze reden is deze woning ook buiten beschouwing gelaten voor het geluid vanwege evenementen.

5.3.3 Marina Muiderzand

Vanuit het aspect geluid is binnen Marina Muiderzand alleen het toevoegen van woningen van belang. De locatie van de deze woningen ligt buiten de zones van wegen. Ook geluid van niet gezoneerde wegen wordt als zeer gering ingeschat en daarmee niet van belang.

5.3.4 Catamaranstrand

Er worden binnen deze bestemming geen geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt.

5.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 zijn de nieuwe Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wijzigingswet Wet milieubeheer). Dat betekent dat dit aspect wettelijk verplicht beschouwd moet worden bij het uitoefenen van een bestuurlijke bevoegdheid. Tevens legt het Rijk een grote nadruk op het principe van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat elke situatie beoordeeld moet worden of het aanvaardbaar is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Luchtkwaliteit is een aspect waarmee de leefbaarheid van een gebied deels gekarakteriseerd kan worden.

Toetsingsregels

Het doel van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De parameters die van belang zijn in Almere zijn met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10):

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0014.png"

Tevens is in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer geregeld dat in sommige gevallen de toetsing aan de luchtkwaliteitseisen niet meer hoeft te geschieden. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

2. een project leidt - al dan niet per saldo- niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;

3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;

4. een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Met de wijziging van de Wet milieubeheer zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht:

  • Besluit & Regeling 'Niet in betekenende mate' (NIBM);
  • Regeling 'Beoordeling luchtkwaliteit 2007' (RBL), (gewijzigd december 2008, maart 2009);
  • Regeling 'Projectsaldering luchtkwaliteit 2007';
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Naast de Wet milieubeheer geldt ook de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De koppeling Wro en luchtkwaliteit wordt via het aspect 'goede ruimtelijke ordening' vorm gegeven. De onderbouwing hiervan kan op basis van vier aspecten geschieden:

  • 1. beschrijven van het blootstellingrisico (hoeveel mensen en in welke mate);
  • 2. scheiden: in hoeverre is milieuzonering toepasbaar;
  • 3. voorkomen van voorzienbare hinder;
  • 4. beschermen: 'meest kwetsbare groep op de minst vervuilde plek'.

Beoordeling situatie

De gemeente Almere doet mee aan het NSL. Het plangebied Almere Poort maakt onderdeel uit van een project zoals dit is opgenomen in het NSL, namelijk projectnummer 105, “Almere Poort”. Projecten die zijn opgenomen in het NSL hoeven niet afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden.

Het programma zoals dit in het plangebied mogelijk wordt gemaakt past binnen het programma van het NSL. Hiermee wordt voldaan aan de bestuurlijke bevoegdheid en is er op grond van luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.

In het kader van de MER is er daarnaast een onderzoek uitgevoerd naar de effecten op de luchtkwaliteit. De resultaten van dit onderzoek zijn gerapporteerd in “Onderzoek luchtkwaliteit m.e.r. Almere Poort”, 10 november 2016, kenmerk GAM0679/1609, van Lichtverkeer. In dit onderzoek zijn drie situaties onderzocht:

• huidige situatie 2016;

• referentiesituatie 2030;

• plansituatie 2030.

De berekeningen zijn uitgevoerd met het rekeninstrumentarium van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit; de NSL-Rekentool. De luchtkwaliteit is met behulp van de NSL-Rekentool vastgesteld voor de volgende vier stoffen:

• stikstofdioxide (NO2);

• fijn stof (PM10);

• ultra fijn stof (PM2,5);

• Elementair Koolstof (EC).

Uit de resultaten blijkt een sterke daling van de concentraties tussen 2016 en 2030. Dit geldt voor alle stoffen en is vooral bij de concentratie NO2 en EC groot en betreft globaal een halvering van de concentraties. De daling van PM10 en PM2,5 is minder groot en ligt rond de 10 respectievelijk 20%. Deze daling is een gevolg van ingezette en voorgenomen nationale in Europese maatregelen. Het plan heeft geen (significante) invloed op deze verbetering van de luchtkwaliteit.

Uit de resultaten blijkt dat de concentraties van alle vier stoffen in de huidige situatie ruim onder de wettelijke grenswaarden liggen. In een groot deel van het plangebied zijn de concentraties zelfs lager dan de huidige WHO-advieswaarden.

Door de bouw van de woningen en overige ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verkeer in en rond het gebied toe. Dit leidt er toe dat langs de hoofdwegen de concentraties toenemen. De toename is echter klein en door de lage concentraties in 2030 blijven de concentraties van NO2, PM10 en EC ruim onder de huidige WHO-advieswaarden. De concentraties van PM2,5 veranderen nauwelijks en blijven voor het grootste deel ook onder de WHO-advieswaarde.

De invloed van het plan op de omgeving is ten aanzien van de veranderingen in de luchtkwaliteit nihil en leidt buiten het plangebied niet tot significante toenames van de concentratie.

Conclusie

Het plangebied valt onder project 105 Almere Poort in het NSL en vormt op grond daarvan al geen belemmering voor de luchtkwaliteit. Dit beeld wordt bevestigd door de conclusie uit het onderzoek naar de luchtkwaliteit zoals deze is uitgevoerd vanwege de MER voor Almere Poort.

5.5 Externe veiligheid

Er is door de gemeente onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd in het kader van het MER/-bestemmingsplan(en). De basis vormt het inventariserende 'Onderzoek externe veiligheid MER/-bestemmingsplan(en) Almere Poort', december 2016. Het MER (inclusief alle daarbij behorende meer gedetailleerde onderbouwing op gebied van externe veiligheid), betreft vooral een kwantitatieve en kwalitatieve effectbeoordeling van de voorgenomen gebiedsontwikkeling in Poort ten opzichte van de referentiesituatie. Voor het criterium 'het niveau van plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar' en voor het criterium 'de verantwoordings-elementen hulpverlening, groepsrisico en plasbrandaandachtsgebied'.


Deze documenten (inclusief memo met uitgangspunten groepsrisicoberekeningen) zijn opgenomen in de bijlagen bij dit MER.


De verplaatsing van het evenemententerrein, vormt in relatie tot vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Flevolijn, het belangrijkste aangrijppunt om in het kader van een goede ruimtelijke ordening de omgeving van deze risicobron zo veilig mogelijk in te richten. Het bestemmingsplan legt verantwoording af over de uiteindelijke keuzes die mede op basis van het MER zijn gemaakt, ook in de omgeving van de andere relevante risicobronnen. En borgt deze middels ruimtelijke maatregelen.


Deze verantwoording betreft enerzijds aantonen dat aan de wettelijke milieukwaliteitseis voor het plaatsgebonden risico wordt voldaan en de borging hiervan. Anderzijds een brede verantwoording over de verantwoording groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied en de borging hiervan door middel van ruimtelijke maatregelen. Voor dit laatste is een apart document opgesteld: 'Verantwoordingsdocument groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied bestemmingsplannen Poort', januari 2017. Dit is opgenomen als bijlage in dit bestemmingsplan.


Conclusies

Transport van gevaarlijke stoffen over de Flevolijn en een propaantank zijn de voor het plangebied relevante risicobron met ruimtelijke consequenties voor externe veiligheid.


Plaatsgebonden risico

De wettelijke vereiste basisbescherming wordt geboden. Er worden met dit bestemmingsplan geen beperkt kwetsbare en kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen:

  • de wettelijke milieukwaliteitseisen voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en/of daarmee overeenkomende (basisnet)afstand van Flevolijn;
  • binnen de veiligheidsafstanden van de opslag van propaan.

Voorts worden ook geen zeer kwetsbare objecten mogelijk gemaakt binnen de veiligheidsafstand voor propaantanks.

Verantwoordingselementen groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden (schillenbenadering)

De in dit rapport opgenomen informatie bevat de overwegingen, die hebben geleid tot voorliggende invulling van de verantwoording van de externe veiligheids-elementen: groepsrisico, hulpverlening, plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden.

Door middel van het document 'Verantwoordingsplicht groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden (schillenbenadering)', januari 2017 , verantwoordt het college van burgemeester en wethouders de bij deze ontwikkeling vastgestelde groepsrisiconiveaus (= kleine-kans-groot-effect risico's).

De bepalende kilometer voor het groepsrisico ligt buiten het plangebied voor dit bestemmingsplan. Het groepsrisiconiveau zal maximaal tussen de 0,1 en 0,3 keer rond de oriëntatiewaarde liggen.

Door middel van de onderstaande ruimtelijke relevante maatregelen wordt het groepsrisico zo veel als redelijkerwijs mogelijk is gereduceerd evenals de omvang van de potentiële effecten bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen (in termen van doden, gewonden en materiële schade).

De gemeente acht het totale te bereiken externe veiligheidsniveau aanvaardbaar. Zowel qua hoogte van de toekomstige relatief lage groepsrisiconiveaus, als ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een calamiteit bij de betreffende risicobronnen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied op gebiedsniveau.

Incidenten kunnen nu eenmaal gebeuren. Echter, de kans hierop is klein en de effecten voor het plangebied zijn beheersbaar. Dit mede gelet op de in het kader van het Tracébesluit getroffen calamiteitenvoorzieningen bij de Flevolijn.

Uit het advies van de Brandweer Flevoland, blijkt dat met een aantal te nemen maatregelen omtrent de bestrijdbaarheid bij calamiteiten in en rond het evenemententerrein de bestrijdbaarheid (bereikbaarheid en bluswatercapaciteit) bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen en de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied ruim voldoende is. Zie voor het advies (zijnde de reactie vooroverleg op het concept ontwerp bestemmingsplan) en de gemeentelijke beantwoording hierop de geel gemarkeerde tekst in Bijlage 3 Externe veiligheid.

De in dit bestemmingsplan opgenomen maatregelen vormen, na besluitvorming door het college van Burgemeester en Wethouders en de gemeenteraad, de uitgangspunten voor de verdere uitwerking van het plangebied.

Onderbouwing

Plaatsgebonden risico

De (basisnet)afstand van de Flevolijn ligt buiten het plangebied (want valt binnen de plangrens van het bestemmingsplan Poort Oost en Duin. Er worden met dit bestemmingsplan geen (beperkt) kwetsbare functies mogelijk gemaakt binnen de basisnetafstand.


Verantwoordingselementen groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden (schillenbenadering)


Zie hiervoor het document 'Verantwoordingsplicht groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied en overige aandachtsgebieden (schillenbenadering)', januari 2017


Ruimtelijke maatregelen

In dit bestemmingsplan worden de volgende ruimtelijke maatregelen getroffen:

  • 1. De aanduiding evenemententerrein (ev) komt op de verbeelding op een afstand van meer dan 100 m vanaf het spoor te liggen;
  • 2. Artikel 17.2.1 regelt een aanduiding 'Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 2' op de verbeelding, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan. Met hieraan gekoppeld een afwijkingsbepaling om met omgevingsvergunning, toe te staan dat een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object wordt gerealiseerd indien:
    • a. er geen sprake is van een zeer kwetsbare object; hiervan kan worden afgeweken als maatregelen worden getroffen, of aan de bronkant, of aan de ontvangende kant, waardoor de kans op een ongewoon voorval of op het overlijden van een persoon in een zeer kwetsbaar object als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval verwaarloosbaar klein is;
    • b. de redenen worden vermeld die er toe hebben geleid om binnen de bestemming nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe te laten, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen;
    • c. de invloed op het groepsrisico, de hulpverlening en de zelfredzaamheid voldoende is gemotiveerd conform de motiveringseisen van de artikelen 7, 8 en 9 van het Besluit externe veiligheid transportroutes;
  • 3. Artikel 17.2.2 regelt en aanduiding 'Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 3 op de verbeelding, met daaraan verbonden de planregel dat binnen deze aanduiding geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan; Met hieraan gekoppeld een afwijkingsbepaling om met omgevingsvergunning, toe te staan dat een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object wordt gerealiseerd indien:
    • a. er geen sprake is van een zeer kwetsbare object; hiervan kan worden afgeweken als maatregelen worden getroffen, of aan de bronkant, of aan de ontvangende kant, waardoor de kans op een ongewoon voorval of op het overlijden van een persoon in een zeer kwetsbaar object als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval verwaarloosbaar klein is;
    • b. geen sprake is van een kwetsbaar object met veel personen dus hoge personendichtheid (> 100 personen per object);
    • c. de redenen worden vermeld die er toe hebben geleid om binnen de bestemming nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe te laten, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare gassen;
    • d. de invloed op het groepsrisico, de hulpverlening en de zelfredzaamheid voldoende is gemotiveerd conform de motiveringseisen van de artikelen 7, 8 en 9 van het Besluit externe veiligheid transportroutes;
    • e. maatregelen worden uitgevoerd in de gebouwen of de omgeving om de effecten als gevolg van een ongeval met brandbare gassen terug te dringen.
  • 4. Artikel 17.2.3 een aanduiding 'Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen 4 op de verbeelding, met daaraan verbonden een nadere eis bevoegdheid, waarbij Burgemeester en wethouders met het oog op het aspect externe veiligheid, ter verhoging van de veiligheid en zelfredzaamheid van personen in gebouwen en ter verhoging van de bestrijdbaarheid, aan nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten nadere eisen kunnen te stellen ten aanzien van:
    • a. de situering van gebouwen;
    • b. de inrichting van terreinen;
    • c. het ontwerp van gebouwplattegronden of de indeling van gebouwen;
    • d. de plaats, de afmeting en de inrichting van vluchtroutes en nooduitgangen.


Hierbij wordt advies ingewonnen van de Brandweer Flevoland en de brandpreventiemedewerkers van de gemeente Almere.

In het plangebied ligt een propaantank.

Deze bedrijfsactiviteiten vallen onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim). Met de eventuele voor deze activiteiten geldende veiligheidsafstanden tot buiten de inrichting gelegen (beperkt) kwetsbare objecten en specifiek kwetsbare objecten2 zoals KDV-en, scholen, bejaarden – en ziekenhuizen etc. , zal in het kader van een goede ruimtelijke ordening (vanwege de omgekeerde werking van het Barim) rekening gehouden worden.

Voor deze risicobronnen geldt geen verantwoordingsplicht groepsrisico (en hulpverlening).

Toetsing aan veiligheidsafstanden:

Toetsing aan veiligheidsafstanden opslag van propaan: Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim), geldt voor propaantanks van meer dan 5 m3 een ‘veiligheidsafstand’ van maximaal 25 m3 tot buiten de inrichting gelegen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. En 50 m tot specifiek kwetsbare objecten.

Hieronder zijn deze afstanden op kaart weergegeven. Hieruit blijkt, dat binnen deze afstanden (nog) geen objecten van derden liggen. Hiermee wordt voldaan aan deze veiligheidsafstanden.

Er worden met dit bestemmingsplan geen (zeer) (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt binnen de buiten de kavelgrens vallende veiligheids-afstanden afstand. Dit wordt in dit bestemmingsplan geborgd in de planregels Veiligheidszones - propaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0015.jpg"


Achterliggende documenten

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn onderstaande documenten opgesteld:

  • MER Almere Poort (2017), als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd en alle daarbij behorende onderliggende documenten externe veiligheid;
  • 'Verantwoording groepsrisico, hulpverlening en plasbrandaandachtsgebied, actualisatie bestemmingsplannen Almere Poort, mei 2018. Zie Bijlage 3 Externe veiligheid


5.6 Functiemenging en milieuzonering in Poort Buitendijks

Algemeen

Volgens vaste jurisprudentie dient de toelaatbaarheid van 'milieubelastende activiteiten' (= bedrijven en overige milieubelastende functies zoals cultuur, sport, recreatie, detailhandel, horeca, dienstverlening en openbare instellingen) in bestemmingsplannen te worden afgestemd op de aanwezigheid van 'milieugevoelige functies' ((bedrijfs) woningen, ziekenhuizen, scholen, kinderdagverblijf en verblijfsrecreatie) in de omgeving hiervan.

De in dit bestemmingsplan aangebrachte functiemenging en milieuzonering, is gebaseerd op de publicatie ''Bedrijven en milieuzonering'' van de VNG [Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, VNG, editie 2009] (hierna: publicatie).

In dit geval is sprake van de actualisatie van een bestemmingsplan van een bestaand gemengd gebied, waarin slechts in beperkte mate ontwikkelingen worden toegestaan. Het bestaat overwegend uit een jachthaven inclusief verblijfsrecreatie met bijbehorende bedrijven en voorzieningen en drie woongebouwen (Muiderburght).

Hieronder staat de in dit bestemmingsplan gemotiveerde toepassing van eerder genoemde publicatie.

Uitgangspunten:

Voor de bestemming 'bedrijven' of 'bedrijventerrein' is het gebruikelijk om voor het in de 1e alinea genoemde doel een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten op te nemen en voor gemengde gebieden een Staat van bedrijfsactiviteiten- functiemenging. Voor de bestemming recreatie (= overige milieubelastende functies) is dit niet gebruikelijk.

Wel is voor de horeca in de planregels een Staat van Horeca-activiteiten opgenomen om hinderlijke typen horeca waar nodig te weren.

In het gebied wordt onderscheid gemaakt tussen jachthaven gebonden bedrijfsactiviteiten die gescheiden moeten worden van woningen (en andere milieugevoelige functies) zoals reparatie en onderhoud van boten, brandstofservicestation en botenlift/afspuitplaats. En bedrijfsactiviteiten zoals groot-en detailhandel in watersportartikelen, lichte horeca, dienstverlening etc.) die aan- of inpandig of bouwkundig afgescheiden hiermee gemengd kunnen worden. Vanwege de ondergeschiktheid aan de hoofdbestemming recreatie worden hier bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal milieucategorie 3.2 toelaatbaar geacht. Met hieraan verbonden de gebruikelijke flexibiliteitsbepalingen.

Omgevingtype omgeving Muiderburght en Marinaweg

Dit gebied wordt beschouwd als een gemengd gebied. Op korte afstand van elkaar liggen milieubelastende activiteiten (jachthaven (950 ligplaatsen met diverse bedrijven en voorzieningen, zoals een watersportwinkel, een zeilmaker, een jachtservice, scheepsimporteurs, een jachtmakelaar, zeilschool, café-restaurant, winkel in levensmiddelen, sanitaire voorzieningen, botenlift/afspuitplaats, brandstofservicestation, camperplaatsen, tentplaatsen en dergelijke aanwezig voor bezoekers van de haven) en milieugevoelige functies (woongebouwen Muiderburght, bedrijfswoningen, verblijfsrecreatie). Ook de Marinaweg en de parkeerplaats die hieraan ligt geven een verhoogde milieubelasting voor geluid. Er bevinden zich hier ook twee bedrijfswoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0016.png"

Omgevingstype rest van de jachthaven

Ook dit wordt beschouwd als een gemengd gebied. Direct naast verblijfsrecreatie (waarbij mensen kort (camping/camperplaatsen, (water)lodges) of voor langere tijd verblijven (verblijf op de jachten zelf en op de zogenaamde bruine vloot)) komen andere functies voor zoals stalling/onderhoud aan boten, functiegebonden detailhandel/horeca, toiletgebouwen en overige kleinschalige jachthaven gebonden bedrijfsactiviteiten en -dienstverlening (zoals een zeilschool). Hier wordt bewust functiemenging nagestreefd.

Hoe invulling is gegeven aan een goede ruimtelijke ordening

Hoofdregel bij het te leveren maatwerk voor dit gebied is: scheiden wat moet en mengen wat kan. Deze combinatie geeft de vereiste balans tussen de twee na te streven doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen (en andere milieugevoelige functies)
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven (en overige milieubelastende activiteiten) voldoende zekerheid bieden dat zij hun bedrijfsactiviteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Hierbij is tevens zo goed als mogelijk geanticipeerd op te verwachten ontwikkelingen in het bestaande gebied.

Te scheiden bedrijfsactiviteiten door voldoende afstand in acht te nemen
Een jachthaven met diverse voorzieningen valt volgens bijlage 1 van de publicatie in milieucategorie 3.1. De richtafstand tot de woningen van Muiderburght (omgevingstype gemengd gebied) dient 30 m te bedragen (zie tabel verderop).


afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0017.png"

Figuur: Almere in Kaart

Aan deze afstand (gemeten vanaf de woongebouwen tot aan de eigendomsgrens van de jachthaven) voldoen het rechter en het middelste woongebouw. Alleen het linker woongebouw niet. Echter, binnen 30 m van dit woongebouw vinden geen bedrijfsactiviteiten van de jachthaven plaats.

Wel is in het bestemmingsplan geborgd dat de woongebouwen niet dichterbij de jachthaven kunnen komen. De afstand van de bouwvlakken in de bestemming 'Wonen' tot de grens van de bestemming 'Recreatie-2 (Jachthaven) is minimaal 30 m.

Botenlift/afspuitplaats en brandstofservicestation:

Deze activiteiten zijn conform bijlage 1 van de publicatie, maximaal milieucategorie 2 . Qua milieubelasting te vergelijken met een autowasserij en bezineservicestation zonder LPG. De aan te houden afstand tot woningen is 10 m en tot bedrijfswoningen en verblijfsrecreatie 0 m. Hieraan wordt voldaan. Het gebied waar deze activiteiten plaatsvinden, heeft de aanduiding maximaal milieucategorie 2. Verder is op een afstand van 10 m vanaf deze activiteiten, de gebiedsaanduiding milieuzone-1 opgenomen. Via planregel Artikel 4 Recreatie - 2 wordt hier geen wonen toegestaan.


Jachthavengebonden bedrijfsactiviteiten:

Ter plaatse van de Marinaweg zijn bedrijfsactiviteiten aanwezig en gewenst zoals scheepsbouw- en reparatiebedrijven tot en met milieucategorie 3.2. De afstand tot milieugevoelige functies is groter dan 50 m (tot woningen binnen bestemming 'Woongebied' en de aanduiding 'Wonen' binnen bestemming Recreatie-2) respectievelijk 30 m (tot bedrijfswoningen en verblijfsrecreatie (mobiele accommodaties), de aanduidingen 'verblijfsrecreatie' en de aanduiding 'bedrijfswoning' verderop binnen bestemming Recreatie-2).

Vanwege de bedrijfswoning in het receptiegebouw, dient de milieucategorie van het hierbij dichtstbij gelegen bedrijfspand te worden beperkt tot maximaal milieucategorie 3.1. De huidige bedrijfs-activiteiten in dit pand (IJmeerdijk 10, winkel in watersportartikelen), voldoet hieraan.

De betreffende panden hebben de aanduiding maximaal milieucategorie 3.2 (IJmeerdijk 12 en 18) respectievelijk 3.1 op de kaart gekregen. Verder is een afstand van 50 en 30 m vanaf deze bedrijfspanden als aanduiding op de verbeelding aangebracht. In het overkoepelende gebied dat hierdoor ontstaat, gebiedsaanduiding milieuzone-2, worden via planregel Artikel 4 Recreatie - 2 geen milieugevoelige functies zoals wonen, bedrijfswoningen en verblijfsrecreatie, etc. toegestaan.

Milieucategorie   Richtafstand tot woningen en andere milieu-gevoelige functies in gemengd gebied   Richtafstand tot bedrijfswoningen & verblijfsrecreatie in gemengd gebied  
1   0 m   0 m  
2   10 m   0 m  
3.1   30 m   10 m  
3.2   50 m   30 m  

Tabel: richtafstanden en omgevingstype

Er liggen een tweetal bedrijfswoningen in het gebied . Voor deze woningen wordt een lager kwaliteitsniveau van het woon- en leefklimaat aanvaard t.o.v. de burgerwoningen in het gebied. Voor de mogelijk gemaakte derde bedrijfswoning op het terrein zijn de afstanden tot de bedrijfscategorieen 3.1 en 3.2 aangegeven in de planregel.

Te mengen (jachthaven gebonden) bedrijfsactiviteiten

In de rest van het gebied wordt juist functiemenging nagestreefd. Hierbij wordt uitgegaan van kleinschalige c.q. ambachtelijke jachthaven gebonden bedrijven. Hiertoe is een begripsomschrijving ('jachthavengebonden bedrijfsactiviteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig of beneden aan woningen (van derden) kunnen worden uitgeoefend) met de volgende voorwaarden opgenomen:

  • 1. Het gaat om kleinschalige, meestal ambachtelijke bedrijvigheid;
  • 2. De productie en/of laad en loswerkzaamheden vinden voornamelijk in de dagperiode plaats;
  • 3. De activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig.

Kenmerk van de bedrijfsactiviteiten is, dat deze aan- en inpandig en waar nodig bouwkundig afgescheiden van woningen en andere milieugevoelige functies zijn toegestaan.

Bouwkundig afgescheiden betekent, dat de panden los van elkaar staan (= vrijstaand). Bij voldoende aandacht voor het weren van contactgeluid, overdrachtgeluid en geen doorslag (i.v.m. geurhinder) kan functiemenging op gebouwniveau ook als bouwkundig afgescheiden opgevat worden.

De in de omgeving van de bestaande bedrijfswoningen gelegen bedrijvigheid voldoet hieraan.

Uit te breiden bedrijfsactiviteiten en toekomstige bedrijfsvestigingen, dienen aan de hiervoor genoemende begripsomschrijving - 'jachthavengebonden bedrijfsactiviteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig of beneden aan woningen (van derden) kunnen worden uitgeoefend'- te worden getoetst. Onderdeel hiervan is de beoordeling van de noodzaak van bouwkundige afscheiding. Hierbij wordt advies gevraagd aan de milieudeskundige van de gemeente.

Te mengen typen milieugevoelige functies

In het functiemengingsgebied komen de volgende milieugevoelige functies voor:

  • verblijfsrecreatie op het water op (zeil)jachten en zeevaartschepen;
  • verblijfsrecreatie op het water in mobiele verblijfsaccommodaties;
  • verblijfsrecreatie op het land in recreatiewoningen/trekkerhutten, campers en tenten.

Dit zijn overigens geen geluidgevoelig object volgens de Wet geluidhinder: vakantiewoningen die naar hun aard niet bestemd zijn voor bewoning maar voor recreatief verblijf zijn bestemd. De tijd dat de mensen hier verblijven kan sterk wisselen van één weekend tot en met 12 maanden per jaar. Het zijn echter ook overige milieubelastende functies.

Aan deze functies wordt middels de toe te laten 'kleinschalige c.q. ambachtelijke havengebonden bedrijven', een vergelijkbaar beschermingsniveau geboden als aan (bedrijfs)woningen in een functiemengingsgebied.

Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' zijn naast de mobiele vormen verblijfsrecreatie tevens accommodaties in de vorm van recreatiewoningen mogelijk. Voor deze laatstgenoemde categorie geldt echter een maximaal oppervlak van in totaal 800 m2.

Woningbouw op een plint met kleinschalige havengebonden bedrijvigheid mogelijk maken

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' in het gebied van de jachthaven zelf wordt de mogelijkheid geboden om maximaal 60 gestapelde woningen te realiseren. De voor de milieubelasting van de jachthaven bepalende bedrijfsonderdelen zijn in de buurt van de Marinaweg gelegen, op voldoende afstand. Desondanks wordt, vanwege het geluid van de masten, een afstand van minimaal 30 m aangehouden tot het water van de jachthaven. Deze gebiedsaanduiding is daarom op tenmiste 30 m afstand van deze functies gelegd.

In het gebied waar deze woningbouw gedacht is, is nu nog sprake van een parkeerplaats die tevens wordt gebruikt als botenstalling. In de planregel (Artikel 4 Recreatie - 2) is voorgeschreven dat na realisatie van de woningbouw een afstand van 30 m moet worden aangehouden tot het gebruik als botenstalling en -onderhoud. Ook is voorgeschreven dat een afstand van 30 m tot de woningen in acht wordt genomen voor het gebruik als verblijfsrecreatie.

Plint met kleinschalige havengebonden bedrijvigheid mogelijk maken

Onder genoemde woningen wordt ook alleen de eerder genoemde kleinschalige c.q. ambachtelijke havengebonden bedrijvigheid toegelaten, alsmede havengebonden dienstverlening, zoals lichte vormen van horeca (cat. 1-3), perifere en functiegebonden detailhandel, zeilscholen, e.d.

Toekomstige bedrijfsvestigingen dienen aan eerder genoemde voorwaarden te worden getoetst. Hierbij wordt ook advies gevraagd aan de milieudeskundige van de gemeente. Vanwege de aanpandigheid/inpandigheid is als voorwaarde aan de hiervoor besproken woningbouw gesteld, dat voldoende aandacht moet worden besteed aan het weren van contactgeluid, overdrachtgeluid en geen doorslag van geur. Dit wordt getoetst door of namens de geluideskundige van de gemeente.

Bijlagen

In de bijlagen is zowel voor de te scheiden bedrijvigheid als voor de te mengen bedrijvigheid, ter toelichting en verduidelijking, een niet limitatieve lijst opgenomen ter indicatie wat voor soort bedrijven worden toegepast onder de paraplu 'havengebonden' en passend binnen de hoofdbestemming recreatie. Deze lijsten zijn dus puur ter toelichting.

In deze bijlagen worden niet alleen havengebonden 'bedrijven', maar ook havengebonden dienstverlening en voorzieningen genoemd.

Conclusie:

In dit bestemmingsplan wordt door toepassing van de hiervoor gemotiveerde functiemenging en milieuzonering, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en andere milieugevoelige functies en worden de milieubelastende activiteiten niet onaanvaardbaar in hun functioneren belemmerd.

5.7 Kabels en leidingen

5.7.1 Algemeen

Bestaande situatie


Nutsvoorzieningen algemeen

Alle nutsvoorzieningen voor bebouwing op uitgegeven kavels worden geleverd via kabels en leidingen (K&L), gelegen in gemeentelijke ondergrond. Een uitzondering hierop zijn draadloze telecommunicatie verbindingen. De ligging in gemeentelijke ondergrond is voor de nutsbedrijven belangrijk omdat deze ligging duurzaam is; er is een gegarandeerde toegang en daarmee zijn capaciteit aanpassing en onderhoud gewaarborgd. In dit gebied is nog maar beperkte K&L infrastructuur aanwezig.

Op het eigen terrein van de jachthaven Marina Muiderzand worden kabels en leidingen doorgetrokken naar de bedrijven en woningen die daar zijn gelegen of nog zullen worden gerealiseerd.


Leidingenstraat

In het plangebied ligt geen leidingenstraat met de status als die langs de Hogering.


Stadsverwarmingsnet

Onder het IJmeer ligt een koppeling van stadverwarmingsnet, van Diemen naar Almere, die het gebied doorkruist.

In het plangebied zijn geen aansluitingen op het stadsverwarmingsnet.

Gasnet (uitzondering)

Het appartementencomplex aan de Marinaweg is aangesloten op het gasnet. De aansluitleiding loopt door het gebied.

Hoogspanningslijn

Een bovengrondse hoogspanningslijn doorkruist dit gebied. Het betreft de "bovengrondse 380.000 Volt transportverbinding Diemen - Lelystad". Aan weerszijden van het hart van deze lijn geldt een zakelijk recht zone van 36 m.

Daarnaast heeft deze bovengrondse hoogspanningslijn in verband met mogelijke gezondheidsrisico's een (actuele) magneetveldzone. Zie hierna.

Een 150 KV ondergrondse hoogspanningslijn ligt aan de rand van het plangebied langs de Flevolijn. Ook deze heeft een (minder brede) magneetveldzone.


Straalverbindingen

In dit plangebied bevindt zich geen straalverbinding met een beschermde status.


Toekomstige ontwikkelingen


Nutsvoorzieningen algemeen

Door de kabel- en leidingenbeheerder de ligging in de kabel- en leidingenzone voor te schrijven wordt aanpassingen van- en ruimte claims in de bestaande en nog te ontwikkelen plannen binnen het gebied zoveel mogelijk voorkomen.

In het kader van ontwikkelingen en toekomstige aanpassingen binnen en naast het gebied zullen mogelijk diverse nutsleidingen en rioleringen moeten worden gelegd. De toekomstige K&L infrastructuur moet nog worden ingepast.


Hoogspanningslijn

Tennet heeft plannen om de capaciteit van de bovengrondse hoogspanningsverbinding te vergroten en aan te passen. Daarmee samenhangend zou er ook een eventuele versmalling van de veiligheidszones aan de orde kunnen zijn. Er is overleg met het ministerie van EZ, maar dat heeft nog niet geresulteerd in een concreet plan.


Straalverbindingen

Voor het plangebied worden met betrekking tot dit onderwerp geen relevante ontwikkelingen verwacht.


Gasnet

Het plangebied is concessiegebied voor stadsverwarming. Er ligt buitendijks een gasaansluiting. Onderzocht wordt nog of aardgasloos bouwen en/of aansluiting op stadsverwarming tot mogelijkheden behoord.

Stadsverwarmingsnet

Het gebied zal alleen worden aangesloten op het stadsverwarmingsnet indien rendabel. Is juridisch/technisch gezien complex vanwege de noodzaak van een dijkkruising.

5.7.2 Gezondheidsrisico's magneetvelden

380 kV Hoogspanningslijn

Door het plangebied loopt een bovengrondse 380 kV hoogspanningslijn (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0018.png"

Ligging hoogspanningslijn (rode lijn) [bron: netkaart Rivm http://geodata.rivm.nl/netkaart.html ]

Voor deze hoogspanningslijn geldt een indicatieve magneetveldzone van 140 meter aan weerzijden, gemeten vanuit het hart van de hoogspanningslijn.

Echter, in 2005 zijn de magneetveldzones tussen mast 38 en 40 concreet berekend. Zie het rapport ''Specifieke magneetveldzone nabij hoogspanningslijnen in de gemeente Almere

Arnhem, 22 februari 2006'' (in de bijlagen). Hieruit blijkt dat de specifieke magneetveldzone voor dit deelgebied 110 m aan noordzijde bedraagt.

Conform beleidsadvies uit 2005 van het toenmalige ministerie van VROM en de bijbehorende verduidelijking uit 2008, mogen geen nieuwe gevoelige functies binnen deze zone worden gevestigd. Als “gevoelige bestemmingen” worden aangemerkt woningen, scholen crèches en kinderopvangplaatsen, inclusief daarbij behorend “buiten” gedeelte. Andere bestemmingen waar kinderen voor (nog) kortere tijd en niet dagelijks verblijven, zoals sportvelden, zwembaden, kinderspeelplaatsen, recreatiegebieden etc.) zijn geen gevoelige bestemmingen

Voor deze zone is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone- magneetveldzone' op de verbeelding opgenomen met bijbehorende planregel.

150 kV Hoogspanningskabel

Binnen het plangebied loopt een ondergronds 150 kV hoogspanningskabel (zie blauwe lijn op onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0019.png"

Ligging 150 kV hoogspanningskabel (blauwe lijn) lijn [bron: https://webkaart.hoogspanningsnet.com/index2.php#12/52.3590/5.2539]

Ook rond ondergrondse hoogspanningkabels bevinden zich magneetveldzones. Conform de memo van het Kennisplatform EMV - 'Omgaan met elektromagnetische velden, 2014', volgt de gemeente Almere hun advies om ook voor ondergrondse elektriciteitskabels van 150 kV hiermee rekening te houden. Afstand houden is de enige maatregel bij bestaande kabels, om blootstelling aan magnetische velden te verminderen. Het is vrijwel onmogelijk om magnetische velden af te schermen.

Voor magneetveldzones van ondergronds hoogspanningskabels houdt de gemeente Almere een generieke breedte aan van 25 m aan weerszijden, gebaseerd op basis van door het Rivm verzamelde meetgegevens in het rapport '' Verkenning van extreem-laagfrequente (ELF) magnetische velden bij verschillende bronnen, 2009''.

Voor deze zone is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone- leiding' op de verbeelding opgenomen met bijbehorende planregel.

5.8 Natuur

Inleiding

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Hierin zijn de bepalingen van de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 – deels gewijzigd – opgenomen. De bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn in hoofdstuk 2 van de Wnb terug te vinden (Natura 2000-gebieden). Hoofdstuk 3 van de Wnb bevat de bepalingen omtrent de bescherming van soorten (voorheen de Flora- en faunawet). Bepalingen van de Boswet zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van de Wnb (houtopstanden).

Naast de Wnb is ook de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen EHS) van belang. Hiervoor gelden de spelregels en provinciale verordeningen zoals die door het rijk en de provincies zijn opgesteld.

Natura 2000-gebieden (hoofdstuk 2 Wnb)

De gebieden die onder de Wnb zijn beschermd hebben betrekking op de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden die Nederland bij de Europese Commissie heeft aangemeld (Natura 2000-gebieden). Ruimtelijke ingrepen die in of nabij deze gebieden plaatsvinden, moeten worden getoetst op hun effecten, zowel direct als indirect, op deze gebieden.

Het plangebied ligt deels in het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer, dat is aangewezen in het kader van zowel de Vogel- als Habitatrichtlijn. Daarnaast liggen in de omgeving diverse gebieden die mogelijk gevolgen kunnen ondervinden van de ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk zijn. Het gaat daarbij met name om delen van het Gooi- en Eemmeer, het Naardermeer en de Lepelaarplassen. Daarmee is het noodzakelijk te beoordelen of als gevolg van ontwikkelingen mogelijk sprake is van (al dan niet significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van dit natuurgebied.

Soortbescherming (hoofdstuk 3 Wnb)

De soortbescherming van de Wnb heeft betrekking op soorten die genoemd worden in de EU-Vogelrichtlijn, de EU-Habitatrichtlijn en soorten die in Bijlage A van de wet zijn genoemd (“andere soorten”). De Wnb maakt invulling van de wet door de provincies mogelijk, onder andere door de mogelijkheid van het verlenen van vrijstellingen. Met name de categorie “andere soorten” is anders dan onder de Flora- en faunawet waren beschermd. Een groot aantal soorten heeft geen specifieke bescherming meer (maar daar geldt nog wel de zorgplicht voor). Een minder groot aantal soorten zijn onder het nieuwe wettelijke kader juist wel specifiek beschermd. Hierbij gaat het met name om soorten die zeldzaam zijn en doorgaans in natuurgebieden voorkomen.

De Provincie Flevoland heeft per verordening vrijstelling verleend voor de soorten die ook onder het regime van de Flora- en faunawet waren vrijgesteld (vrijstelling voor Ruimtelijke ontwikkelingen en Beheer en onderhoud).

Naast de specifieke bescherming geldt ook de meer algemene zorgplicht (artikel 1.11). Deze plicht richt zich op het in acht nemen van voldoende zorg voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Houtopstanden (hoofdstuk 4 Wnb)

Bij het kappen van bomen die vallen onder het regime van de Wnb dient een melding te worden gedaan. Bovendien is hierbij sprake van een herplantplicht. Onder de Wnb vallen alle houtopstanden die groter zijnjn dan 10 are of, als het een rijbeplanting betreft, uit meer dan 20 bomen bestaan en die zich buiten de bebouwde kom inzake de Wnb bevinden. Een aantal categorieën houtopstanden valt niet onder de bescherming. Ook wegbeplantingen en éénrijige beplantingen langs landbouwgronden beide voor zover bestaan uit populier of wilg vallen niet onder de bescherming, net als boomgaarden en kwekerijen van kerstbomen of van bosplantsoen.

Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom. Dit betekent dat de in het plangebied aanwezige laanbeplantingen en houtopstanden vallen onder de meldings- en herplantplicht (tenzij het om soorten gaat die niet onder de wet beschermd zijn).

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Voor het Markermeer-IJmeer geldt dat NNN samenvalt met het Natura 2000-gebied.

Effecten

In het 'MER Almere Poort' en de daarbij opgestelde 'Almere poort: Passende beoordeling bestemmingsplan' zijn de effecten op natuur omschreven. De conclusies worden hier verkort weergegeven.

Effecten op Natura 2000-gebieden

Aanleg en gebruik stranden

De uitbreiding van de stranden neemt in totaal een oppervlakte in beslag van 0,06 % van het hele Markermeer. Op zichzelf is dit een verwaarloosbaar aandeel. De vraag is echter of dit minimale effect zich vooral voordoet op die plaatsen die het meest relevant zijn voor de soorten of habitats waarvoor het gebied als Natura 2000-gebied is aangewezen (instandhoudingsdoelen). Voor de vogelsoorten fuut, kuifeend, zwarte stern en brilduiker worden doelen niet gehaald en is de gunstige staat van instandhouding in het Markermeer & IJmeer in het geding. Voor deze soorten vallen negatieve effecten als gevolg van de aanleg van de drie stranden dan ook niet op voorhand uit te sluiten.

De vier soorten maken voornamelijk gebruik van het open water. Daarbinnen zijn er grote verschillen in de dichtheid van de soorten. De soorten zijn vooral gebonden aan de waterdelen grenzend aan de kusten en de Houtribdijk en veel minder aan de meer centraal gelegen open wateren. De voorgenomen ontwikkeling van Marina Muiderzand, kitesurfstrand en Almeerderstrand vallen binnen de voor deze soorten belangrijke wateren. De voorgenomen uitbreiding van de stranden betekent echter niet dat de zone als zodanig verdwijnt, maar dat deze verschuift. Het strand en de vooroever met zijn diepteprofiel verschuiven in de richting van het open water. De verschuiving gaat dus niet ten koste van ondiepere vooroevers, maar ten koste van het voor de vier soorten minder interessante open water verder van de kust. In deze meer centraal gelegen open wateren is de dichtheid aan foeragerende en rustende vogels over het algemeen veel geringer. Relevant is dus niet zozeer de oppervlakte die verloren gaat, maar de lengte van de kustlijn, en die blijft bij de uitbreiding van de stranden ongeveer even groot. Door natuurinclusief ontwerp (aanleg natuureilandje met luwten) wordt de kustlengte nog enigszins vergroot. Voorts kan worden opgemerkt dat de uitbreiding van de stranden niet valt binnen de volgens het ontwerp-Natura 2000-beheerplan voor vogels verstoringsgevoelige gebieden. Negatieve effecten door het voornemen op de vier soorten zijn, ondanks hun minder gunstige staat van instandhouding, daarom uitgesloten.

Deze conclusie geldt voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Bij de concretisering van de voornemens (projectfase) zal dit opnieuw getoetst worden, aangezien de ontwikkelingen in het Markermeer snel gaan en zowel negatief (afname driehoeksmosselen) als positief (toename quaggamosselen, verbeteren waterkwaliteit, ontwikkeling Marker Wadden) kunnen uitwerken. Dit kan van invloed zijn op de conclusies.

In de uitvoeringsfase is het door slibopwerveling niet uitgesloten dat de op enige afstand gelegen kranswierwateren een negatief effect ondervinden van de aanleg van de stranden. Door tijdens de uitvoering slibschermen te plaatsen rondom de werkzaamheden kan vertroebeling van het water voorkomen worden en daarmee een verslechtering van de instandhoudingsdoelen van het habitattype kranswierwateren.

Stikstof

Als gevolg van de plannen bij Almere Poort vindt er een toename van stikstofdepositie plaats op stikstofgevoelige habitattypen in meerdere Natura 2000-gebieden. De effecten kunnen worden opgedeeld in de aanlegfase en de gebruiksfase.

In de aanlegfase is geen sprake van Natura 2000-gebieden met een stikstofdepositie van 0,050 mol/ha/jaar of meer. De aanlegfase heeft daarom geen significante negatieve effecten op de stikstofdepositie en is daarom zonder meer inpasbaar.

In de gebruiksfase is sprake van Natura 2000-gebieden met een stikstofdepositie van 0,050 mol/ha/jaar of meer. De grootste toename wordt gevonden voor het gebied Naardermeer, namelijk 1,80 mol/ha/jaar. Indien gerekend wordt met het positieve effect van stadsverwarming, is de bijdrage voor het gebied Naardermeer 1,27 mol/ha/jaar.

Het project Almere Poort is opgenomen als prioritair project onder het PAS. Dit houdt in dat de benodigde ontwikkelingsruimte voor het project is gereserveerd. Voor de uitvoering van het project kan om die reden aanspraak gemaakt worden op de in het kader van het prioritair project gereserveerde ontwikkelingsruimte via een toestemmingsbesluit van het bevoegd gezag. Voor het prioritaire project is maximaal 3,58 mol/ha/jaar ontwikkelingsruimte gereserveerd. Dit is ruim voldoende voor de ontwikkelingen waardoor het planalternatief volledig gedekt is.

Conclusie Natura 2000 

Door de uitbreiding van de stranden in Natura 2000-gebied Markermeer en IJmeer komen de instandhoudingsdoelen van fuut, kuifeend, zwarte stern en brilduiker mogelijk in het geding.

De voorgenomen uitbreiding van de stranden betekent echter niet dat de zone als zodanig verdwijnt, maar dat deze verschuift. Het strand en de vooroever met zijn diepteprofiel verschuiven in de richting van het open water. De verschuiving gaat dus niet ten koste van ondiepere vooroevers, maar ten koste van het voor de vier soorten minder interessante open water verder van de kust. Negatieve effecten door het voornemen op de vier soorten zijn, ondanks hun minder gunstige staat van instandhouding, daarom uitgesloten.

Effecten soortbescherming 

Aanleg en gebruik stranden

Effecten van aanleg en gebruik op beschermde soorten kan worden uitgesloten. Naast de specifieke bescherming geldt ook de zorgplicht die voor alle in het wild levende planten en dieren geldt. Daarom is naast de genoemde soorten gekeken of het plangebied geschikt is of gebruikt wordt door bijzondere soorten die door de ontwikkeling in de knel kunnen komen. Zo is de dijkvoet een bekend habitat van de grote clausilia, een lokaal voorkomende huisjesslakkensoort. Via het opbrengen van zand op de stranden kunnen buitendijks ook effecten op de onder of langs het water levende beschermde diersoorten optreden door vernietiging van hun biotoop en de daarin voorkomende exemplaren. Dit geldt specifiek voor de slakkensoort grote clausilia.

Een effect op deze soort kan bij zandsuppletie op deze locatie niet worden uitgesloten. De grote clausilia komt voor op basaltblokken ten noorden van de Marina. Aanleg van een strand aldaar zorgt ervoor dat het water de basaltblokken niet meer vochtig houdt waardoor het habitat van de soort hier mogelijk verdwijnt. De soort blijkt echter ook buiten het plangebied voor te komen (bron NDFF) zodat een effect op de populatie kan worden uitgesloten. Effecten op andere soorten, zowel door fysieke aantasting als verstoring, worden uitgesloten.

Conclusie beschermde soorten

Er worden geen negatieve effecten verwacht op beschermde soorten.

Effecten houtopstanden

Mogelijk zullen bij de herinrichting van het strand en omgeving van de jachthaven Marina Muiderzand houtopstanden geveld moeten worden. Het gehele plangebied valt buiten de komgrens zoals deze is vastgesteld in het kader van de Boswet (2015). Voor zover de te vellen houtopstanden vallen onder de werking van de Wet natuurbescherming zullen deze worden gemeld bij gedeputeerde staten en zal herplant (ter plaatse) of boscompensatie (elders) plaatsvinden.


Conclusie houtopstanden

De Wet natuurbescherming staat voor het aspect van de bescherming van houtopstanden de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Effecten Natuurnetwerk Nederland (NNN) 

De grote rijkswateren (waaronder het Markermeer-IJmeer) zijn vanwege hun Natura 2000-status ook begrenst als NNN. Voor deze NNN zijn geen aanvullende natuurwaarden benoemd. Derhalve geldt hetgeen onder Effecten Natura 2000-gebieden is gesteld, ook voor het beoordelen van de effecten op NNN.

Conclusie NNN

Er worden geen negatieve effecten verwacht op het Natuurnetwerk Nederland.

5.9 Waterparagraaf

Inleiding 

Op grond van artikel 3.1.6 lid 1, onder b, Besluit ruimtelijke ordening geldt voor dit bestemmingsplan de verplichting een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Om tot een goede beschrijving daarvan te komen is de watertoets doorlopen met de waterbeheerders Rijkswaterstaat en het Waterschap Zuiderzeeland.


Markermeer –IJmeer: toekomstbestendig waterpark

In 2018 zijn voor de ontwikkeling van de IJsselmeergebied twee belangrijke documenten vastgesteld. Dit zijn de 'Agenda IJsselmeergebied 2050, Krachten bundelen voor het blauwe hart' en het Panorama Markermeer-IJmeer.
Uitgangspunt van de Agenda IJsselmeergebied is dat bij projecten een verbinding wordt gelegd tussen ontwikkelingen in het water en op het daaromheen liggende land. Dit uitgangspunt wordt nadrukkelijk gehanteerd in dit bestemmingsplan en het bestemmingsplan voor Duin.
In het Panorama Markermeer-IJmeer zijn ontwikkelprincipes vastgelegd voor deze gebieden en daarnaast zijn diverse kustlandschappen onderscheiden. In vergelijk met andere kustlandschappen is in het IJmeer meer ruimtelijke ontwikkeling voorzien; hier wordt gewerkt aan een metropolitaan waterpark.

De strandontwikkeling die in dit bestemmingsplan is voorzien was al mogelijk in het vorige bestemmingsplan. Ook het Barro geeft de gemeente Almere 700 ha aan landaanwinning (artikel 2.12.2).
Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding en de aanleg van een drietal stranden die gezamenlijk een oppervlakte van 42,4 hectare beslaan. Het Markermeer-IJmeer heeft een oppervlakte van 70.000 ha. De ontwikkeling van stranden zorgt voor meer zandige kusten een ontwikkeling die gewenst is voor zowel de natuur (diversiteit, want nu bestaat maar 6% uit zandige kust) als de mens (recreatie). Het streven in het Panorama Markermeer-IJmeer is om veel meer ondiepe oeverzones te creëren.

Waterveiligheid 

Het buitenwater is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. Waterkeringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. De IJmeerdijk biedt bescherming tegen het buitenwater voor het binnendijkse gebied van Almere Poort. Het plangebied van het bestemmingsplan ligt echter buitendijks. Het buitendijkse gebied wordt beschermd door de regionale waterkering. De ligging van deze waterkering is weergegeven in figuur 1 (hieronder).

De IJmeerdijk is in de 'Legger' van het Waterschap Zuiderzeeland aangemerkt als primaire waterkering. Gebieden rondom de IJmeerdijk zijn in de legger voorzien van verschillende beschermingszones, namelijk:

  • Kernzone. Dit is het centrale gedeelte van de waterkering;
  • Binnenbeschermingszone. Dit is een strook, direct aan weerszijden van de kernzone, die technisch/fysisch een bijdrage levert aan de stabiliteit van de waterkering; en ruimte reserveert voor eventuele versterkingen;
  • Buitenbeschermingszone. Dit is een strook aan weerszijden van de binnenbeschermingszone.

De kernzone is het gebied met het strengste verbods- en gebodsregime en de buitenbeschermingszone is het gebied met het minst strenge verbods- en gebodsregime. De breedte van deze beschermingszones zijn vastgelegd in de 'Legger' van het Waterschap. De kernzone van de IJmeerdijk heeft een breedte van tussen de circa 70 en 100 meter. De binnenbeschermingszone heeft, gemeten vanaf de kernzone, over het gehele plangebied een breedte van 20 meter. De buitenbeschermingszone, gemeten vanaf de binnenbeschermingszone, heeft een breedte van 155 meter buitendijks en een breedte van 80 meter binnendijks.

De IJmeerdijk is ter hoogte van 'Kop Zuid' en 'Kop Noord' opgehoogd. In de toekomst zal de IJmeerdijk verder worden opgehoogd en wordt het Almeerderstrand in zuidelijke richting ter hoogte van het spoor en de A6 verder uitgebreid. Ook het catamaranstrand ten noorden van de jachthaven zullen in de toekomst worden verplaatst en zal het strand op deze locatie, langs de IJmeerdijk worden vergroot in noordelijke richting.

De dijk dient te blijven voldoen aan de gestelde eisen qua norm en beheer en onderhoud. Dit betekent dat in de beschermingszones beperkingen gelden voor het ontwikkelen van bebouwing. In het bestemmingsplan wordt hiervoor een dubbelbestemming (voor de kernzone) en een vrijwaringszone (voor de binnenbeschermings- en buitenbeschermingszone) opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0020.png"

Figuur: uitsnede beschermingszones (Bron: Legger Zuiderzeeland) 

Voor ontwikkelingen in het buitendijkse gebied, waaronder de mogelijkheid tot bouw van nieuwe woningen aan de jachthaven en het verplaatsen van het catamaranstrand, geldt dat deze geen negatief effect mogen hebben op de wettelijk gestelde veiligheidsnormen van de IJmeerdijk en de regionale waterkering.

Voor de mogelijkheid tot bouw van nieuwe woningen is het nieuwe waterveiligheidsbeleid van de provincie toegepast. Dit beleid zet in op meerlaagse veiligheid waarbij naast de dijken ook nadrukkelijk wordt ingezet op maatregelen in de ruimtelijke inrichting. Tevens is in samenwerking met de provincie het risico van buitendijkse bebouwing inzichtelijk gemaakt met de risicotool buitendijks. Hoogwaterrisico's zijn hiermee serieus meegewogen in bij de bescherming van dit buitendijks gebied. Creatieve oplossingen zijn mogelijk zolang de veiligheid maar wordt geborgd. Hiervoor is in de planregels (4.6 Wijzigingsbevoegdheid - wijzigingsgebied 2) een vloerpeil vastgelegd met als mogelijkheid om op een alternatieve manier de veiligheid te borgen.

Waterkwaliteit

Met de aanleg van de Houtribdijk tussen Enkhuizen en Lelystad in 1976 is het water in het Markermeer en IJmeer afgesloten van het IJsselmeer. Daardoor bevat het water veel slib en weinig voedsel. Daarom wordt hard gewerkt om van het Markermeer-IJmeer weer een toekomstbestendig ecologisch systeem (TBES) te maken. Naast een gezonde, robuuste natuur biedt dit kansen voor toekomstige ontwikkelingen zoals woningbouw, uitbreiding van (water)recreatie en infrastructuur.

Vanuit de recent vastgesteld werken de provincies Flevoland en Noord-Holland samen met het Rijk en met regionale en maatschappelijke partijen aan diverse projecten en maatregelen (TBES –maatregelen om Natura2000 en Kader Richtlijn Water (KRW) doelen te halen). Hierdoor zullen het Markermeer en IJmeer uit kunnen groeien tot een vitaal en gevarieerd natuurgebied. Krachtig genoeg om ook andere ontwikkelingen zoals klimaatverandering, verstedelijking, infrastructurele investeringen, economische groei en toenemende recreatie te kunnen accommoderen.

De hiervoor genoemde TBES-maatregelen bevinden zich onder andere langs de Houtribdijk en in het Markermeer (Marker Wadden). Ter hoogte van het plangebied van het bestemmingsplan Almere Poort Buitendijks zijn geen TBES-maatregelen voorzien.

Voor de aanleg van het Almeerderstrand is een BPRW-toets doorlopen en zijn de effecten op KRW beschouwd (zie Bijlage 4 KRW-Toets). De conclusie uit deze toets is dat de ingreep netto geen significant effect heeft op de biologische kwaliteitselementen. De maatregelen in het kader van ontwikkeling stadsstrand Almere zijn toegestaan zonder het nemen van mitigerende of compenserende maatregelen in relatie tot de Kaderrichtlijn Water.
Voor de aanleg van de andere stranden moet voor de watervergunning ook een BPRW-toets worden doorlopen. Hierbij wordt het toetsingskader waterkwaliteit toegepast zoals beschreven in het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016 – 2021' (zie ook 4.1).

Oppervlaktewater 

Het plangebied van het bestemmingsplan Almere Poort Buitendijks ligt buitendijks. Het aanwezige oppervlaktewater in het plangebied bestaat uit een deel van het IJmeer of staat direct in verbinding met het IJmeer. In 2018 is voor het IJsselmeergebied een nieuw peilbesluit van kracht. Het winterpeil van
-0,40m NAP blijft ongewijzigd. Het zomerpeil in het IJmeer is veranderd in een streefpeil -0,20m NAP met een bandbreedte van 20 cm waarbinnen het meerpeil mag bewegen (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0021.png"

Nautische veiligheid

In het plangebied ligt een Rijksvaarweg met de CEMT-klasse IV (zie de verbeelding). Op de afbeelding hieronder is het relevante deel van de vaarweg te zien, zonder de vrijwaringszone van 25 meter. Voor de vaarweg geldt volgens het Barro een vrijwaringszone van 25 meter vereist aan weerszijden van een vaarweg.
In de Regels is opgenomen dat in de vaarweg en de vrijwaringszone geen stranden, vooroevers, dammen of eilanden mogen worden aangelegd. Daarnaast worden maatregelen genomen om de stranden op hun plek te houden, zodat het zand niet of nauwelijks in de vaargeul terecht komt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0022.png"

Rijksvaarweg IJmeer

Voor nautische veiligheid is het verder van belang dat de waterrecreatie niet ongemerkt in de vaargeul terechtkomt. De zwemlocaties worden met ballenlijnen begrensd. Voor de recreatievaart en het (kite)surfen geldt dat met tonnetjes (zgn betonning) wordt aangegeven welke zones voor de recreatievaart zijn. In deze zones worden ook periodiek de waterplanten gemaaid ook in verband met de veiligheid want dit kan het sturen bemoeilijken. Voor het catamaranstrand zal door het aanleggen van een kade de catamarans gestuurd worden parallel aan de vaarweg in plaats van loodrecht op de vaarweg (zie onderstaande afbeelding voor een indicatie. De plannen hiervoor worden nog uitwerkt). Op deze wijze worden extra voorwaarden geschept om de veiligheid van de vaargeul te waarborgen. De manoeuvreerruimte is sowieso voldoende en bovendien zorgt de overheersende windrichting (zuidwest) ervoor dat in de praktijk het niet of nauwelijks voorkomt dat onopgemerkt de vaargeul in wordt gevaren.

Bij de detaillering van de plannen voor de stranden is een watervergunning nodig, dan wordt het aspect nautische veiligheid in meer detail beschouwd in overleg met Rijkswaterstaat. Daarbij wordt nader onderzoek gedaan naar mogelijke geomorfologische effecten en eventuele maatregelen om ongewenste effecten te voorkomen. Tevens wordt dan in meer detail bekend hoe de ballenlijn voor het zwemwater wordt neergelegd en hoe de betonning voor de recreatievaart wordt gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0023.png"

Riolering 

De gerealiseerde delen van Almere-Poort zijn in de huidige situatie gescheiden gerioleerd. Dit betekent dat het regenwater afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater. In het buitendijkse gebied, waar dit bestemmingsplan over gaat, betekent dat dit wordt afgevoerd naar het aangrenzende IJmeer. Het vuile water wordt naar de rioolwaterzuivering AWZI Almere verpompt.

Riolering dat aangelegd moet worden voor de nieuwe ontwikkelingen buitendijks, zoals de eventueel te realiseren woningen ten zuiden van de jachthaven, zullen middels een gescheiden stelsel worden aangelegd. Op de stranden zal vacuümriolering worden aangelegd. Hemelwater zal direct worden afgevoerd naar het aangrenzende IJmeer.

5.10 Bodemkwaliteit

Historie

De bodem van Almere ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. In de ondergrondkomen voornamelijk pleistocene dekzanden voor die tijdens de laatste ijstijd(Weichselien) zijn afgezet als gevolg van verstuivingen en rivierafzettingen. Na de laatste ijstijd is tijdens het Holoceen (ca. 10.000 jaar geleden) een pakket slappe klei-, zavel- enveenlagen op het pleistoceen zandpakket afgezet. Hierna ontstond een zoetwatermeer dat eerst 'Flevo' heette, maar in de Romeinse tijd de naam 'Aelmere' kreeg. Vanaf het begin van onze jaartelling veranderde het zoetwatermeer langzaam in de zoute 'Sudersee' waardoor lokale afzettingen nog steeds veel zout bevatten. Na de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 veranderde de Zuiderzee in het zoete 'IJsselmeer'. In 1968 is de zuidelijke IJsselmeerpolder drooggevallen, waarmee de voormalige zeebodem een landbodem werd. Voordat met de bouw van woningen werd begonnen, is de grond met circa 1 meter zand uit het Markermeer opgehoogd. In 1974 is de eerste paal voor de bouw van Almere-Haven de grond in gegaan en vanaf dat moment is Almere ontwikkeld.

Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In het gebied zijn in het verleden een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Het algemene beeld laat zien dat de bodem weinig verontreinigen bevat.

In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zink, PAK, PCB en/of minerale olie vastgesteld. In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan PCB en/of minerale olie vastgesteld. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan cadmium, chroom, nikkel, barium, arseen en dichlooretheen vastgesteld.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) stelt regels voor het gebruik van steenachtige bouwstoffen, grond en baggerspecie die in contact kunnen komen met regenwater, grondwater of oppervlaktewater. Het gaat om onder meer asfalt, bitumineuze dakbedekkingen, baggerspecie, ophoogzand, grond, dakpannen, tegels, nieuwe bakstenen, heipalen, straatstenen, beton- en menggranulaat. In sommige gevallen moet de gebruiker die een bouwstof gebruikt dit melden aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag beoordeelt de meldingen van eigenaren en opdrachtgevers van een werk over de toepassing van bouwstoffen. Ook ziet het bevoegd gezag toe op de naleving van het Besluit bodemkwaliteit.

Elke aanvraag voor een omgevingsvergunning moet vergezeld gaan van de resultaten van een bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor woningbouw wordt door de Omgevingsdienst Flevoland Gooi- en Vechtstreek een geschiktheidsverklaring afgegeven.

Ook bij uitgifte is een bodemonderzoek vereist om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven.
Ten aanzien van de geldigheid van bodemonderzoeken wordt door de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek een termijn aangehouden van vijf jaar, tenzij een vermoeden bestaat van bodembedreigende activiteiten.

Bodemkwaliteitskaart

Uit de bodemkwaliteitskaart van Almere (2013) blijkt dat voor zowel de kwaliteit van ontgraven grond (ontgravingskaart) als de toepassingseisen voor de toe te passen grond (toepassingskaart) in het gebied over het algemeen de bodemkwaliteitsklasse 'Landbouw/ Natuur' van toepassing is.

Vanwege een tekort aan relevante onderzoeksgegevens zijn de jachthaven en aangrenzende 3 flats niet in de bodemkwaliteitskaart opgenomen. In dit gebied is generiek beleid van toepassing, hetgeen inhoudt dat alleen grond met de kwaliteit AW2000 (schone grond) toegepast mag worden.

Van grond die vrijkomt dient voor toepassing elders de kwaliteit bepaald te worden. Dit houdt in dat over de hergebruiksmogelijkheden contact moet worden opgenomen met de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

Historische-geografische en (Steden)bouwkundige waarden

Historisch-geografische waarden zijn elementen in het landschap die door menselijk handelen zijn ontstaan. Bouwkundige waarden betreft bouwwerken bedoeld voor bewoning, huisvesting of bedrijvigheden. Stedenbouwkundige waarden betreft ingerichte gebieden in het stedelijk gebied, inclusief de openbare ruimte.

Op basis van de inventarisatie 'Iconen van Almere' (2016) zijn er in het plangebied geen waardevolle historisch-geografische structuren of bouwkundige monumenten onderscheiden die in de toekomst een rol zouden kunnen spelen als elementen bij de inrichting van het gebied.

Archeologische waarden

Algemeen

Aan het einde van het Paleolithicum (de Oude Steentijd), 11.500 jaar geleden, was Almere al bewoond. Het gebied van Almere bestond toen uit een glooiend zandlandschap waar de rivier de Eem doorheen stroomde. Door het alsmaar natter en warmer wordende klimaat, gepaard gaand met oprukkend veen en een oostwaartse verplaatsing van de kust, was het gebied van Almere rond 3800 voor Chr. veranderd in een uitgestrekt moerasgebied onder invloed van de zee. Wonen werd hier wordt steeds moeilijker en was uiteindelijk niet langer mogelijk. Maar voor die tijd was het goed toeven hier. Een landschap met allerhande voedselbronnen, groot en klein wild, vis, planten en vruchten. Hiervan hebben de mensen destijds gebruik van gemaakt. Zij woonden overal in het landschap en leefden als jagers en verzamelaars. Tijdens de Midden Steentijd en het vroege Jonge Steentijd is men langzaam aan overgegaan op een combinatie van jacht en akkerbouw.

Rond het jaar nul was in het moeras een reeks meren gevormd. In de Romeinse tijd is door aaneensluiting van deze wateren één groot meer ontstaan, dat het Lacus Flevum genoemd werd. Hieruit ontstond later het Aelmere, dat rond 850 na Chr. een feit was en vanaf 1340 Zuiderzee genoemd werd. De Zuiderzee was lange tijd het economisch hart van Nederland. Er in en na de Middeleeuwen druk gevaren, getuige de scheepswrakken die ook in Almere (maar nog niet in dit plangebied) zijn gevonden.

In het plangebied zijn in het verleden beperkt archeologische onderzoeken uitgevoerd (o.a. ten behoeve van de warmtedistributieleiding door het IJmeer). In 2018 is archeologisch onderzoek verricht t.b.v. de uitbreiding van het Almeerderstrand en de realisatie van een nieuwe evenementenlocatie voor grootschalige en geluiddragende evenementen. Zie Bijlage 14 Archeologisch onderzoek stranduitbreiding Poort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0024.png"

Figuur: Uitsnede Archeologische Beleidskaart met (benaderde) begrenzing van het plangebied

Binnen de plangrenzen van Poort Buitendijks zijn op de Archeologische Beleidskaart Almere (hierna: ABA) verschillende terreinen vrijgesteld van archeologische verplichtingen. Deze terreinen zijn vrijgesteld omdat ze bebouwd zijn of in het verleden bebouwd zijn geweest, anderszins verstoord zijn of reeds zijn onderzocht en vrijgeven. Deze terreinen zijn op de ABA aangeduid met een donkergrijze kleur. De overige gebieden zijn aangeduid met “Waarde-Archeologie 6”. In deze gebieden moet in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen uit de steentijd, scheepswrakken en vliegtuigwrakken. Dergelijke vindplaatsen kunnen worden aangetroffen in het pleistocene zand en in de daarboven gelegen klei-afzettingen. Er zijn momenteel geen behoudenswaardige vindplaatsen in het gebied bekend.

Vermeldenswaard is de vondst van een bewerkt stuk vuursteen op het Almeerderstrand. Het strand is opgespoten met zand afkomstig uit een zandput in het IJmeer of het Gooimeer. Onderzoek door de Universiteit van Groningen heeft uitgewezen dat het gaat om een stuk vuursteen dat bewerkt is vóór ca. 35.000 jaar geleden.

Veranderingen in inrichting van vergunningsplichtige gebieden

Voor zover dat bodemingrepen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling, moet archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd en inzicht te worden verkregen in de aan-/afwezigheid van 'behoudenswaardige vindplaatsen van nationaal belang', en de noodzakelijke omgang daarmee. Het onderzoek moet voldoen aan wat daarover is vastgelegd in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016.

Veranderingen in inrichting van behoudenswaardige vindplaatsen

Overeenkomstig de vastgestelde beleidsuitgangspunten, moeten vastgestelde behoudenswaardige archeologische vindplaatsen beleidsconform worden ingepast, dat wil zeggen, de vindplaats moet herkenbaar, beleefbaar en recht doend aan de aangetroffen archeologische waarden worden ingericht. Inrichtingsplannen, gecombineerd met monitoring- en beheerplannen, moeten ter goedkeuring aan de stadsarcheoloog worden voorgelegd. Binnen terreinen met behoudenswaardige vindplaatsen zijn bodemingrepen zonder vergunning niet toegestaan.

Toevalsvondsten

Het is denkbaar dat er zich binnen het plangebied nog onbekende scheepswrakken bevinden. Men dient er dan ook rekening mee te houden dat scheepsresten, evenals andersoortige archeologische resten, aangetroffen kunnen worden bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden. Een dergelijk aantreffen dient conform artikel 53 lid 1 van de Monumentenwet 1988 gemeld te worden aan de stadsarcheoloog van de gemeente Almere.

Ter voorkoming van verdere beschadiging dienen de werkzaamheden ter plaatste direct gestaakt te worden. Na vaststelling van de waarde en het belang van de aangetroffen resten, zal in overleg met de stadsarcheoloog besloten worden welke maatregelen nodig zijn.

 

5.12 Radarverstoringsgebied

Radars voor militaire luchtvaart

Zoals bij de beschrijving van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is aangegeven (zie Beleidskader, Rijksbeleid) is op het plangebied het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Op het plangebied zijn de radarverstoringsgebieden van AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg van toepassing.

Omdat het plangebied op grotere afstand dan 15 km van de daar opgestelde radarantennes ligt, zijn er geen hoogtebeperkingen voor bouwwerken, met uitzondering van windturbines.

De hoogtebeperking voor windturbines is vanwege het radarverstoringsgebied van AOCS Nieuw Milligen 118 m en van Soesterberg 128 m. De tippen van de wieken van windturbines mogen deze hoogtes niet overschrijden. Zijn de windturbines wel hoger, dan is een radarverstoringsonderzoek vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0025.png"

figuur radars voor militaire luchtvaart

Aangezien het bestemmingsplan Almere Poort de bouw van windturbines niet mogelijk maakt voldoet het plan aan de eisen van radarverstoringsgebieden

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)

LVNL beheert technische installaties en systemen ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging. Een belangrijk deel hiervan betreft de apparatuur voor communicatie-, navigatie-, en surveillance infrastructuur (cns). CNS apparatuur wordt gebruikt om het radiocontact tussen de verkeersleiding en de piloten te onderhouden, navigatie in het naderingsgebied en en-route mogelijk te maken en de plaatsbepaling van vliegtuigen zeker te stellen.

LVNL is verplicht haar taken te verrichten overeenkomstig het bepaalde in Nederland verbindende verdragen (artikel 5.23, lid 7 Wet luchtvaart), zoals het verdrag van Chicago. Op basis van het verdrag van Chicago, dat Nederland heeft geratificeerd, is de International Civil Aviation Organisation (ICAO) opgericht. ICAO vaardigt internationale burgerluchtvaartcriteria uit die de Nederlandse Staat dient te implementeren. LVNL dient aldus te handelen conform ICAO.

Voor het veilig afwikkelen van vliegverkeer gelden rondom de technische systemen van LVNL maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten: de zogenaamde toetsingsvlakken. In dit kader beoordeelt LVNL of de uitvoering van voorgenomen (bouw)plannen inderdaad van invloed zijn op de correcte werking van cns apparatuur.

De afmetingen van de toetsingsvlakken is gebaseerd op berekeningsvoorschriften in de internationale burgerluchtvaartcriteria (ICAO EUR DOC 015).

In onderstaande figuur is het toetsingsvlak voor de VOR/DME PAM opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0026.png"
Figuur hoogteradialen luchtvaartverkeer

Binnen een toetsingsvlak moet indien de maximaal aangegeven hoogte dit vlak doorsnijdt, advies worden ingewonnen bij LVNL over het effect hiervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM. Het toetsingsvlak kent een 600 meter vrije straal gemeten vanaf de basis van de antenne op maaiveldhoogte.

Vanaf het 0 meter vlak loopt het toetsingsvlak trechtervormig omhoog tot een hoogte van 51,56 m(NAP) op een afstand van 3 km. Vanaf de straal van 3 km geldt een apart windturbinevlak met een toetsingshoogte vanaf 51,56m (NAP) tot een straal van 10 km gemeten vanaf de basis van de antenne. Dit deel van het toetsingsvlak (vanaf 3 km tot 10 km) is enkel van toepassing op windturbines.

Binnen een straal van 3 km vanaf de antenne Muiden geldt een toetsingsvlak voor alle bouwwerken tot een hoogte van 51,56. Dit toetsingsvlak is van toepassing op de buitendijkse bebouwing van Almeerderstrand en de jachthaven.

In het bestemmingsplan Almere Poort wordt hier bebouwing tot een hoogte van 15 meter mogelijk gemaakt; deze bouwwerken behoeven niet getoetst te worden.

Voor het overige plangebied van Almere Poort dat op een grotere afstand dan 3km vanaf de antenne Muiden is gelegen geldt het toetsingsvlak alleen voor windturbines met een hoogte vanaf 51,56 m. Indien de windturbines hoger worden, dient advies te worden ingewonnen bij de LVNL over het effect ervan op de correcte werking van de VOR/DME PAM.

Laserstraalvrijegebied Luchthavenbesluit Lelystad

Naast de grenswaarden en gebruiksregels bevat het Luchthavenbesluit de aanduiding van het luchthavengebied en de bestemmingen die daarin gelden. De regels binnen het luchthavengebied beperken zich tot het aanwijzen van de gronden bestemd voor de start- en landingsbanen. Ook bevat het Luchthavenbesluit de beperkingengebieden buiten het luchthavengebied met de daarin geldende ruimtelijke regels in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer en in verband met de vliegveiligheid. De regels in de beperkingengebieden kennen verschillende regimes. Zo gelden in de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting en het externe veiligheidsrisico van het luchtverkeer regels omtrent de toelaatbaarheid van gebouwen. Er zijn gebieden waar voor bepaalde gebouwen geldt dat ze moeten worden gesloopt en gebieden waar bepaalde nieuwe gebouwen verboden zijn. In de gebieden in verband met de vliegveiligheid leiden de regels onder andere tot hoogtebeperkingen van bestaande objecten (zoals bomen) en nieuwe gebouwen of bouwwerken (zoals windmolens) en daarnaast tot beperking van vogelaantrekkende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0027.png"

Zoals uit de bovenstaande figuur blijkt, is het laserstraalvrije gebied niet van toepassing op het plangebied. Dit behoeft dus geen verdere regeling in het plan.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planning en fasering

In Poort Buitendijks is de geplande strandaanwinning (in het kader van de Schaalsprong Almere) in voorbereiding. Volgens planning zal in 2019-2020 de uitbreiding van Almeerderstrand worden uitgevoerd. Na voltooing hiervan zullen geluiddragende en andere grootschalige evenementen worden verplaatst naar de zuidzijde van het Almeerderstrand gelegen ten noorden van de Flevolijn.

Strandaanwinning voor het mogelijk te verplaatsen catamaranstrand aan de IJmeerzijde van de jachthaven is opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid, opgenomen in artikel 6.3 planregels. Afhankelijk van het nog lopende participatietraject met stakeholders rond Marina Muiderzand, waaronder bewoners Muiderburght, zal de definitieve herinrichting ter plaatse en daarmee het wijzigingsgebied mogelijk nog worden aangepast. Dat zal dan bij gewijzigde vaststelling van dit ontwerp bestemmingsplan moeten worden geëffectueerd.

De navolgende jaren zal ook het Meerstrand (noordelijk van de jachthaven) worden uitgebreid.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.

Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1000m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 (was 1000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.


Op grond van artikel 6.12, tweede lid van de wet kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan indien:

  • a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels, als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is,

of

bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen (artikel 6.2.1a van het Bro):

  • d. het totaal der exploitatiebijdragen dat met toepassing van artikel 6.19 van de wet kan worden verhaald, minder bedraagt dan €10.000,-;
  • e. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f Bro;
  • f. de verhaalbare kosten, bedoeld onder b., uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.


Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid. Het begrip bouwplan moet bovendien zo worden uitgelegd, dat niet sprake hoeft te zijn van een concrete bouwaanvraag. Het feit dat het nieuwe bestemmingsplan een directe bouwtitel geeft voor een of meer van bovengenoemde bouwplannen, leidt in principe tot verplichting voor de gemeente om zo'n exploitatieplan op te stellen.

Echter, indien het voorgaande bestemmingsplan dezelfde mogelijkheid ook al bood, maar die rechten in de voorgaande planperiode niet zijn benut, hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt. Een plan is economisch uitvoerbaar, indien de te verwachten investeringen die voortvloeien uit het vast te stellen bestemmingsplan worden gedekt uit bijvoorbeeld de verkoop van grond, exploitatiebijdragen van derden (ontwikkelende partijen) dan wel uit overige middelen, zoals subsidie.

Voor de ontwikkelingen in het gebied van de jachthaven Marina Muiderzand, opgenomen in het bestemmingsplan Poort Buitendijks, zijn er conform de kostensoortenlijst (bro art. 6.2.3, 6.2.4, 6.2.5) geen te verhalen kosten.

Het Almeerderstrand is in eigendom van de gemeente Almere. De gronden (water) waar de nieuwe stranden worden aangelegd, zijn grotendeels in eigendom van het Rijk (Rijkswaterstaat). Er zijn gesprekken gaande met Rijkswaterstaat over de grondverwerving. Ten behoeve van de verbreding van het Almeerderstrand ter plaatse van het nieuwe evenementenstrand heeft Rijkswaterstaat inmiddels toestemming gegeven dat de Gemeente Almere dit mag verwerven.

Voor de ontwikkelingen, opgenomen in het bestemmingsplan, aan de noordzijde en zuidzijde van het jachthavengebied worden de te verwachten investeringen gedekt door middel van de gronduitgifte en via overige middelen uit het Fonds Verstedelijking Almere (FVA).

Hiermee zijn de kosten anderszins verzekerd en is er geen aanleiding voor het vaststellen van een exploitatieplan.

Planschade

Het vaststellen van een bestemmingsplan is op grond van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een aangewezen handeling die in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming in de planschade. Deze zogenaamde 'planschade' kan ontstaan door inkomensderving of waardevermindering van onroerende zaken.

Het is raadzaam om bij ieder bestemmingsplan vooraf in te schatten of het bestemmingsplan een oorzaak zou kunnen zijn voor planschade. Ook is het raadzaam om een risico-analyse te maken als schade aan de orde is. Het is ook mogelijk om privaatrechtelijke afspraken te maken over de vergoeding van planschade en voor wiens rekening deze is.

Bij het bepalen van planschade wordt de oude planologische regeling vergeleken met de nieuwe planologische regeling.

Voor het onderhavige bestemmingsplan zijn ontwikkelingen die een mogelijk planschaderisisico opleveren gelegen in de mogelijkheid de westelijke havenpoot van de jachthaven Marina Muiderzand uit te breiden ten behoeve de verplaatsing van de botenstalling en parkeerstrook en de aanleg van een nieuw catamaranstrand. Een eventueel beroep op planschade zou kunnen worden gedaan door de bewoners van het nabijgelegen appartementencomplex Muiderburght. Deze nieuwe ontwikkeling is pas mogelijk met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, zullen in dat kader in een anterieure overeenkomst afspraken gemaakt kunnen worden over het planschaderisisico.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Consultatie belanghebbenden

Participatietraject tot nu toe

De planvorming voor Duin, inclusief het buitendijkse gebied, dateert reeds vanaf 2009. Vooropgesteld wordt daarbij dat verbreding van de stranden al mogelijk was op basis van het voorgaande bestemmingsplan Poort uit 2007. Voor wat betreft het buitendijkse ontwikkelingen van Poort werd de directe kring van de reeds gevestigde belanghebbenden met name gevormd door de ondernemers op Marina Muiderzand en de bewoners van het aangrenzende appartementencomplex Muiderburght.

De eerste schetsen na 2007 voor uitbreiding van Marina Muiderzand (visie plan Duin, 2009) behelsten nog een verdubbeling met een tweede jachthaven, aan te leggen aan de noordwest zijde van de bestaande haven. Deze eerste uitbreidingsvisie stuitte al snel op weerstand van betrokken partijen en met name ook de bewoners van Muiderburght. Naar aanleiding van de eerste gesprekken tussen stakeholders, gemeente en bewoners werd in de operiode 2010-2012 gewerkt aan een tot een aangepast ontwerp, waarbij de tweede havenkom aan de westzijde kwam te vervallen, maar wel een nieuw catamaranstrand aan de westelijke havenpoot en een publieke haven aan de kant van Duin werd voorgesteld. De bewoners werden uitgenodigd om de dialoog met de initiatiefnemers aan te gaan.

In 2014 werd voor het aangepaste plan een MER procedure opgestart met een Nota reikwijdte en detailniveau als ook een concept voor een bestemmingsplanherziening voor het gehele jachthaventerrein van Marina Muiderzand ambtelijk werd voorbereid. De plannen werden eind 2014 evenwel door de initiatiefnemers om financiele redenen ingetrokken, waardoor een concept ontwerp planherziening niet meer in procedure is gebracht.

Najaar 2015 is de draad weer opgepakt. In de informele startfase waarbij één integrale actualisatie van bestemmingsplan Almere Poort nog aan de orde was, heeft een inventarisatie van wensen onder bewoners en andere gebruikers van het plangebied plaatsgevonden. Ten aanzien van gebied Poort Buitendijks zijn hierop geen wensen naar voren gekomen.

Vanaf begin 2016 is, nog voorafgaand aan de formele bestemmingsplanherziening, de communicatie met de bewoners en gebruikers omtrent de voorgestelde herinrichting van de jachthaven geintensiveerd:

  • Januari 2016: informatieavond met bewoners, Marina Muiderzand, Amvest en gemeente;
  • Februari 2016: In de Stuurgroep Duin worden betrokken partijen bijgepraat over hoe de plannen van Marina Muiderzand sinds de jaren negentig tot stand zijn gekomen. Aanwezig zijn daarbij de wethouder als ook de vertegenwoordiger van Commissie Muiderburght;
  • Juni 2016: Bewoners en ondernemers worden in twee avonden uitgenodigd op de jachthaven om de nu voorgestelde plannen te bekijken en in gesprek te gaan met Amvest en Marina Muiderzand.

Begin 2017 is van gemeentewege om doelmatigheidsredenen besloten de bestemmingsplanherziening voor Poort op te knippen in 3 delen. Gezien de complexiteit en verschillende stadia waarin de lopende ontwikkelingen verkeren, lag die keuze nadrukkelijk in de rede. Voor Poort Buitendijks werd derhalve een apart bestemmingsplan voorbereid. Overigens loopt de MER procedure wel integraal mee met alle drie de bestemmingsplannen.

In 2018 is het communicatietraject voor bestemmingsplan Poort Buitendijks breder in gang gezet. Naast beide andere bestemmingsplannen vormde het concept voor Poort Buitendijks onderdeel van de grote halfjaarlijkse informatieavond van stadswijk Poort, gehouden op 3 april 2018. Kort daarvoor werd het concept ook bekend gemaakt op de gebruikelijke wijze alsmede op de landelijke website ruimtelijkeplannen.nl. Vervolgens konden belanghebbenden ook schriftelijk reageren op het planconcept.

Van de zijde van particuliere belanghebbenden zijn 7 reacties ingediend (deels gezamenlijk, zoals bewoners van Muiderburght).

Alle reacties en ook die uit het tegelijk lopende vooroverleg met diverse instanties (zie hierna) zijn gewogen en beantwoord in de als bijlage bij het ontwerp bestemmingsplan gevoegde reactienota.

6.3.2 Vooroverleg

Onderdeel van de bestemmingsplanprocedure is het vooroverleg met de wettelijke overlegpartners ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het concept ontwerp bestemmingsplan 'Almere Poort Buitendijks', is in de periode van 6 april - 10 mei 2018 voor het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegestuurd aan de volgende instanties:

  • Brandweer Flevoland
  • Flevolandschap
  • Gemeente Amsterdam
  • Gemeente Gooisemeren
  • Gemeente Huizen
  • Gewest Gooi & Vechtstreken
  • GGD Flevoland
  • Hoofd Afdeling RWN van de provincie Flevoland
  • Keolis
  • KPN
  • Liander infra west nv
  • LVNL
  • Ministerie EL&I/energie
  • Ministerie van Defensie voor Flevoland (Noord)
  • Ministerie van Defensie voor Noord Holland en Utrecht (Noord- West)
  • Ministerie van Economische Zaken.
  • Ministerie van LNV
  • Ministerie van Verkeer en Waterstaat Noord- Holland
  • N.V. Nederlandse Gasunie
  • Natuur en Milieu Flevoland
  • Politie Flevoland District Zuid. T.a.v. het preventieteam.
  • ProRail
  • Provincie Noord-Holland
  • Recron
  • Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • Rijkswaterstaat regio Midden-Nederland
  • RVOB
  • Staatsbosbeheer
  • Tennet bv
  • Vereniging Bedrijfskring Almere
  • Vitens
  • Vogel- en natuurwacht Zuid-flevoland
  • Waterschap Zuiderzeeland

De reacties uit het vooroverleg zijn verwerkt. Er zijn 8 reacties ingediend. Zie hiervoor Bijlage 15 Nota beantwoording reacties en vooroverleg concept ontwerp bestemmingsplan Almere Poort Buitendijks.

6.3.3 Reacties op concept ontwerp bestemmingsplan

Conform de op 1 juli 2015 vastgestelde “Procesbeschrijving bestemmingsplannen en beheersverordeningen” wordt het bestemmingsplan 'Almere Poort Buitendijks' aangemerkt als een C-plan (i.c. een ontwikkelgericht bestemmingsplan waarin (deels) sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (functies). Dit bestemmingsplan bevat ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan slechts een beperkt aantal nieuwe ontwikkelingen, zoals mogelijke woningbouw nabij de jachthaven.

De geplande strandaanwinning was echter goeddeels al mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan voor Almere Poort. Daarom is er voor gekozen, mede met het oog op een voortvarend planproces, in de ontwerpfase geen raadconsultatie te houden, maar daarvoor in de plaats de raad te informeren middels een raadsbrief.

Op grond van de procesafspraken is het concept (ontwerp) bestemmingsplan aan belanghebbenden voor consultatie voorgelegd, alvorens het ontwerpplan de wettelijke planprocedure richting gemeenteraad te laten doorlopen.

Om belanghebbenden de gelegenheid te bieden nader kennis te nemen van het concept ontwerp bestemmingsplan is op 3 april 2018 een inloopbijeenkomst gehouden.

Voor de beantwoording van de reacties en de aanpassingen van het concept ontwerp bestemmingsplan wordt verwezen naar de reactienota, die is opgenomen in Bijlage 15 Nota beantwoording reacties en vooroverleg concept ontwerp bestemmingsplan Almere Poort Buitendijks.

6.3.4 Van concept naar ontwerp bestemmingsplan

Motie

Op 17 januari 2019 is een motie (RG-02/2019) omtrent bewonersparticipatie Bestemmingsplan Poort Buitendijks behandeld en aangenomen. Strekking van de motie is om met bewoners en andere stakeholders in gesprek te gaan met als doel tot een gezamenlijk participatieplan te komen over de uitbreidingsmogelijkheden van Marina Muiderzand. Tevens is toen aangegeven om de raad voor 1 juni 2019 per raadsbrief te informeren over het overeengekomen participatieproces en de planning voor de verdere totstandkoming van het bestemmingsplan.

Collegebesluit ontwerp bestemmingsplan en consultatie gemeenteraad

Op 5 maart 2019 heeft het college ingestemd met het ontwerpbestemmingsplan Almere Poort Buitendijks en op 11 april 2019 is de raad op locatie geconsulteerd over dit ontwerp bestemmingsplan. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het collegebesluit van 1 juli 2015 over het proces bestemmingsplannen. Voorliggend bestemmingsplan is volgens dit proces een plantype C, waarbij het ontwerp bestemmingsplan voor publicatie en terinzagelegging eerst nog ter consultatie aan de raad wordt voorgelegd.

Bij die raadsconsultatie is aangegeven dat de uitkomsten van de gesprekken met de betrokken stakeholders, waaronder de bewoners van Muiderburght, mede aanleiding kunnen vormen tot wijzigingen op het ontwerp bestemmingsplan. Het ontwerp bestemmingsplan zou niet eerder dan per 1 juni 2019 ter inzage worden gelegd en pas nadat de raad per raadsbrief is geïnformeerd over het participatieproces.

Eerste gesprekken met stakeholders

Tijdens de eerste gespreksronde op 6 maart 2019 zijn partijen nog niet nader tot elkaar gekomen. De bewoners van Muiderburght zien onvoldoende ruimte binnen de aangegeven kaders van het ontwerp bestemmingsplan. Zij zijn tegen de verplaatsing van het catamaranstrand en de botenstalling naar de noordwestkant van de haven. Amvest en Marina Muiderzand zien in feite alleen mogelijkheden om te schuiven binnen het voorgestelde wijzigingsgebied, dus binnen de kaders van het ontwerp. De bewoners geven toen aan dat zij bij voortzetting van de huidige plannen juridische stappen zullen nemen in het verdere planproces. Zij laten de deuren wel open voor constructief overleg met alle partijen.


Vervolggesprekken met stakeholders 

Op 6 mei 2019 heeft de tweede gespreksronde met de stakeholders plaatsgevonden. Bij deze gelegenheid, in aanwezigheid van wethouder Veeningen, zijn alternatieve schetsen, opgesteld door bewoners van Muiderburght, voor de uitbreiding betrokken. Deze schetsen beperken zich niet tot de kaders van het ontwerp bestemmingsplan. Ter voorbereiding van deze tweede ronde hebben op 17 en 18 april 2019 op ambtelijk niveau gesprekken plaatsgevonden met de stakeholders en bewoners afzonderlijk.

Deze tweede ronde verliep in een positievere sfeer. Er werd beter naar elkaar geluisterd, al werden er inhoudelijk nog geen oplossingen of compromissen aangedragen. De bereidheid daartoe lijkt er wel, want afgesproken is om de komende periode (mei-juni) in een workshopachtige setting de mogelijkheden af te tasten die zouden kunnen leiden tot een compromis, waar alle betrokkenen mee kunnen leven. Bij deze workshops is een stedenbouwkundig adviseur uitgenodigd. De eerste workshop vond plaats op 6 juni 2019 en de volgende vindt plaats op 24 juni 2019.

Afstemming met proces bestemmingsplan

Op 6 mei 2019 is ook toegezegd aan de aanwezige stakeholders dat de workshopsessies ruim voor afloop van de termijn van ter inzage legging zullen plaatsvinden. Hiermee is gewaarborgd dat degenen die een zienswijze zouden willen indienen op het ontwerpplan nog ruim voldoende tijd hebben de bevindingen en resultaten van de workshops hierin te betrekken. Groot voordeel is dat met deze planning een te grote vertraging van het planproces wordt voorkomen en bewoners en overige stakeholders hun gezamenlijke participatie kunnen koppelen aan eventuele zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan.

Inhoudelijke wijzigingen kunnen vervolgens naar aanleiding van de zienswijzen of ambtshalve worden verwerkt in het plan, dat vervolgens in het najaar door het college ter vaststelling aan de raad zal worden voorgelegd. De verwachting is dat de raadsbehandeling in de maanden november-december 2019 zal plaatsvinden, maar gezien de complexiteit van het bestemmingsplan en de drukke raadsagenda is uitloop tot begin 2020 niet uitgesloten.


Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Ze schetst de ontwikkelingen en ambities voor Nederland in 2040. Ingezet wordt op het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen en laat meer over aan gemeenten en provincies. Deze nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.

Daarnaast blijft het Rijk betrokken bij gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, waaronder Schaalsprong Almere, de Zuidas en Rotterdam-Zuid.

Almere maakt onderdeel uit van het MIRT-gebied Noordwest-Nederland. Het MIRT-gebied Noordwest-Nederland beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. De Metropoolregio Amsterdam is binnen dit gebied de grootste stedelijke regio. Een opgaven van nationaal belang in dit gebied is onder meer het mogelijk maken van de drievoudige schaalsprong in het gebied Amsterdam-Almere-Markermeer (woningbouw, infrastructuur en groen/blauw) samen met betrokken overheden (RRAAM).

Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio staat voor een forse woningbouwopgave, zowel kwantitatief als kwalitatief. In het gebied van de Noordvleugel (exclusief het Utrechtse deel) is er tot 2040 vraag naar bijna 290.000 extra woningen om in de groei van het aantal huishoudens te voorzien. Tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen (tot 2040 ruim 140.000 woningen).

Verder is in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro: artikel 3.1.6 lid 2). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de ladder moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In dit bestemmingsplan wordt nieuwe woningbouw (60 nieuwe woningen, waarvan er 40 nieuw in dit planologisch-juridisch kader) met jachthavengebonden voorzieningen en bedrijvigheid in de plint mogelijk gemaakt aan de oostzijde van de jachthaven Marina Muiderzand. Dit is wellicht een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

In de SVIR is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deze algemene maatregel van bestuur waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden.

De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:

  • Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Bescherming van de waterveiligheid in het Kustfundament
  • Bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren
  • Bescherming en behoud van de Waddenzee en waddengebied
  • Bescherming en behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Uitoefening van defensietaken

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):

  • Veiligheid rond rijksvaarwegen
  • Toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet
  • Elektriciteitsvoorziening
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • Verstedelijking in het IJsselmeer
  • Toekomstige rivierverruiming van de Maastakken

Artikel 2.12.2 lid 2 van het Barro maakt landaanwinning tot maximaal 700 ha mogelijk voor de uitbreiding van Almere, waarvan 12 ha in het Gooimeer en voor het overige in het Markermeer ten behoeve van de de Schaalsprong Almere. Voorliggend bestemmingsplan maakt ca 40 ha landaanwinning in het Markermeer mogelijk voor de uitbreiding van Meerstrand, Almeerderstrand/Manifestatiestrand en voor het nieuwe Catamaranstrand aansluitend op de jachthaven Marina Muiderzand. De geplande uitbreiding voldoet hiermee aan het Barro. 

De wijziging van het Barro ging vergezeld van een wijziging van de Rarro. Ook deze wijziging trad op 1 oktober 2012 in werking. De Rarro bevat een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.

Op het plangebied is alleen het ruimtelijke regime van radars voor militaire luchtvaart van toepassing. Het voorheen geldende regime is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Het regime geldt niet voor bestaande bouwwerken en windturbines. Voor windturbines gelden ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Het plangebied valt niet in een radarverstoringsgebied waarin een maximale hoogte voor bouwwerken geldt. Het plangebied ligt wel in twee radarverstoringsgebieden (AOCS Nieuw Milligen en Soesterberg) waarbinnen maximale hoogten gelden voor de tippen van de wieken van windturbines. Voor het radarverstoringsgebied AOCS Nieuw Milligen geldt een maximale bouwhoogte van 118 meter t.o.v. NAP en voor radarverstoringsgebied Soesterberg geldt een maximale bouwhoogte van 128 meter t.o.v. NAP. Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van grote windturbines niet mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Barro en Rarro.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten. In de omgeving van deze apparatuur gelden bouwbeperkingen. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van de regeling voor primaire radars in het Barro en Rarro. In paragraaf 5.12 Radarverstoringsgebied wordt ingegaan op het radarverstoringsgebied voor burgerluchtverkeer.

RAAM-Brief

Rijk en regio willen de internationale concurrentiekracht en de duurzaamheid van de Noordelijke Randstad een impuls geven. In het programma Randstad Urgent zijn vijf grote projecten aangewezen die daaraan moeten bijdragen:

  • schaalsprong Almere;
  • verbetering openbaar vervoer tussen Schiphol, Amsterdam, Almere en Lelystad;
  • verbetering van de ecologische kwaliteit van het Markermeer en het IJmeer (toekomstagenda Markermeer-IJmeer, TMIJ);
  • de ontwikkeling van de luchthaven Lelystad in relatie tot de ontwikkeling van Schiphol;
  • verbetering van de bereikbaarheid via de weg en het openbaar vervoer tussen Almere, 't Gooi en Utrecht.

Deze vijf projecten worden bij de uitwerking en besluitvorming in samenhang bezien. Als onderdeel van deze aanpak heeft het Kabinet een aantal principekeuzes vastgesteld voor de ontwikkeling van het gebied tussen Amsterdam, Almere en Markermeer. Deze keuzes zijn gepresenteerd in de RAAM-brief die het Kabinet op 6 november 2009 heeft gepubliceerd.

'RAAM' staat voor 'Randstad-besluiten Amsterdam – Almere – Markermeer'. De RAAM-brief geeft de koers voor de na te streven ontwikkelingen aan. In de RAAM-brief heeft het kabinet ingezet op een westelijke ontwikkeling van Almere en dus niet voor een dominante ontwikkeling in oostelijke richting. Hier is het principe ontstaan dat de stedelijke ontwikkeling aan de westzijde van Almere plaatsvindt. Oosterwold krijgt een meer landelijke invulling.

Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer (2013) (RAAM)

In het Rijk-regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer (verder: RRAAM) werken het Rijk, de provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland en de gemeenten Almere en Amsterdam samen om de drievoudige ambitie op het gebied van woningbouw, bereikbaarheid en ecologie in de Noordelijke Randstad vorm te geven. Binnen RRAAM is onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu in november 2013 de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer vastgesteld.

De Noordvleugel van de Randstad is nationaal gezien één van de belangrijkste economische motoren en kan zich meten met andere topregio’s in Noordwest-Europa, zoals Londen, Parijs, het Ruhrgebied en Milaan. De Noordvleugel omvat het samenhangende stedelijke netwerk van het Noordzeekanaalgebied tot en met Utrecht, Amersfoort en Almere, met Amsterdam in het centrum. De regio kent aan de zuidkant een aaneenschakeling van grote functies als de Mainport Schiphol, het zakencentrum de Zuidas, de Jaarbeurs Utrecht en diverse grote woon- en werkgebieden. Met deze Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer wordt ingezet op versterking van de agglomeratiekracht van de Noordvleugel en daarmee op verbetering van de internationale concurrentiepositie van de Randstad als geheel.

Het toekomstperspectief van het Rijk voor de Noordvleugel is een sterke internationaal concurrerende regio, waarin een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt gecreëerd met een goede bereikbaarheid en unieke natuur- en recreatiegebieden in en rond het Markermeer-IJmeer. Daarbij kiest het Rijk ervoor om de verstedelijking in deze regio zoveel mogelijk te concentreren in bestaand stedelijk gebied en langs de bestaande infrastructuurcorridors op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Zodoende wordt de agglomeratiekracht versterkt. Het betekent een verdere groei van Almere met hieraan gekoppeld een verbetering van de bereikbaarheid tussen Amsterdam en Almere. Ook de infrastructuur tussen Almere en Utrecht dient op orde te zijn. Daarnaast zal er sprake zijn van een vooruitgang van de ecologische kwaliteit in het Markermeer-IJmeer.

Het toekomstperspectief voor Almere is een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. Het is hier prettig om te wonen, te werken en te recreëren. Almere is volwaardig onderdeel van het regionale mobiliteitsnetwerk van de Noordvleugel. Een IJmeerverbinding met een hoogstedelijke ontwikkeling van Almere Pampus is hierbij de stip op de horizon. Deze verbinding is een metroachtig systeem dat Almere, in het bijzonder de locatie Pampus en Diemen direct verbindt met Amsterdam. Een deel van de regionale behoefte aan nieuwe woningen kan in Almere worden opgevangen. Dit verbetert de leefomgeving in de Noordvleugel en daarmee het internationale vestigingsklimaat. Voor het Markermeer-IJmeer is het toekomstperspectief een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES), waardoor een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving ontstaat met aantrekkelijke natuur- en recreatiegebieden. Het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer is vitaal, gevarieerd, robuust en biedt, door natuurinvesteringen, juridische ruimte om de gewenste ruimtelijke en recreatieve ontwikkelingen mogelijk te maken.

In de Rijksstructuurvisie staat een adaptieve aanpak centraal. Deze aanpak is gericht op de toekomst: duurzaam en robuust. Daarmee is zij in staat om veranderingen op te vangen. De Rijksstructuurvisie geeft een beschrijving van het toekomstperspectief voor de drievoudige ambitie en hoe die kan worden bereikt. Dit toekomstperspectief met een westelijke ontwikkeling van Almere, een IJmeerverbinding en een TBES, is een gezamenlijk perspectief van het Rijk en de overheden in de Noordvleugel. Het gaat daarbij niet om een blauwdruk voor de toekomst, maar om een perspectief dat richting geeft aan de stappen die tussen nu en de lange termijn genomen moeten en kunnen worden. Ze verbindt daarmee de korte en (middel)lange termijn met elkaar zonder daar van te voren vaste termijnen of data aan te koppelen. De woningbehoefte kan lager of hoger uitvallen dan de huidige berekeningen, afhankelijk van de daadwerkelijke economische en demografische ontwikkelingen. De woningen en de bijbehorende infrastructuur komen daarom in stappen tot stand, reagerend op de behoefte op de woningmarkt en de mobiliteitsontwikkelingen. Ook voor natuur is een stapsgewijze aanpak op zijn plaats. Afhankelijk van het verloop van de ecologische processen zijn er minder of meer natuurmaatregelen nodig.

Overheden, maatschappelijke organisaties en private partijen zijn al volop bezig met het realiseren van het toekomstperspectief. Ter verbetering van de bereikbaarheid binnen de Noordvleugel wordt de komende jaren gewerkt aan de capaciteitsvergroting van de bestaande rijkswegen en spoorlijnen in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Voor het spoor wordt aanvullend daarop een investering voor de middellange termijn gedaan, waarmee een kwaliteitssprong naar hoogfrequent spoorvervoer wordt gerealiseerd. De woningbouwontwikkeling in Almere en het commitment van partijen hierop is een voorwaarde voor een succesvolle realisatie van OV SAAL en omgekeerd. Met de realisatie van deze uitbreidingen is de bereikbaarheid ook voor de langere termijn op orde. Verder wordt de bereikbaarheid tussen Almere en Utrecht verbeterd; dit betreft onder andere het verbreden van de A27 tussen Utrecht en knooppunt Eemnes en een pilot met een snelbus tussen Almere en Utrecht De Uithof.

Almere groeit in fasen en organisch op locaties langs de bestaande vervoersassen (A6, A27 en Flevolijn) volgens het bestaande meerkernige stadsconcept. De locaties Poort, Nobelhorst, Centrum Weerwater en Oosterwold bieden ruimte aan een aanzienlijk aantal woningen, voorzieningen en aan bedrijvigheid. De locatie Centrum Weerwater wordt ontwikkeld tot een locatie met (boven-)regionale centrumfuncties. De Floriade in 2022 is een eerste initiatief en hierdoor zal het imago van Almere als aantrekkelijke suburbane stad een internationale impuls krijgen.

Samen met de groei van Almere zal ook de stedelijke infrastructuur en groenblauwe structuur meegroeien. Tegelijkertijd wordt een volwaardig voorzieningenpakket op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, cultuur, sport en duurzaamheid ontwikkeld. Door de verstedelijking langs de bestaande vervoersassen te concentreren, wordt druk opgebouwd die nodig is voor een verdere westwaartse groei van Almere en worden de investeringen in deze vervoersassen maximaal benut.

Om het toekomstperspectief en de stappen daar naartoe te realiseren, hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel gezamenlijke afspraken gemaakt voor de komende jaren. Die afspraken staan in de realisatieparagraaf van de Rijksstructuurvisie en in de Bestuursovereenkomst RRAAM en de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0. Tezamen vormen zij de agenda voor de komende jaren. De samenhang tussen de stapsgewijze ontwikkelingen naar het toekomstperspectief wordt geborgd door het monitoren van de voortgang van de maatregelen en de effecten van de ontwikkelingen. Zo kan door het Rijk en de overheden in de Noordvleugel tussentijds worden bijgestuurd.

Om de agglomeratiekracht en daarmee de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel te versterken, is het in lijn met de Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland de opgave om zoveel mogelijk woningen in bestaand stedelijk gebied in de regio's Amsterdam, Utrecht en Amersfoort en langs bestaande infrastructuurcorridors te bouwen op de as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. Aanvullende verstedelijkingslocaties worden in de directe nabijheid daarvan gezocht. Daarnaast hebben het Rijk en de overheden in de Noordvleugel geconcludeerd dat Almere goede mogelijkheden biedt om een aanzienlijk deel van de woningbehoefte van de Noordvleugel te accommoderen: richtpunt is 60.000 woningen: 25.000 woningen uit Noord-Holland, 15.000 uit de regio Utrecht en 20.000 woningen voor de autonome ontwikkeling van Almere.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0028.png"

Naast het grote aantal woningen dat in Almere wordt toegevoegd, is het van belang ook andere functies mogelijk te maken, zodat een sociale diverse, aantrekkelijke en leefbare stad ontstaat. Hierover wordt in de Structuurvisie aangegeven dat Almere, als 'new town', ruimte heeft voor nieuwe werk- en woonmilieus, experimenten, en vernieuwend ondernemerschap. Door dit mogelijk te maken en te stimuleren, wordt tevens bijgedragen aan de florerende economie van de Noordvleugel en aan een versterking van de internationale concurrentiepositie. De groei van Almere in de drie aangewezen kernen past bij de bestaande meerkernige structuur van de stad.

Met een gefaseerde aanpak wordt toegewerkt naar het toekomstperspectief voor de Noordvleugel, de stip op de horizon. Dit toekomstperspectief geeft invulling aan de drie samenhangende ambities op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid, natuur en recreatie ter versterking van deze regio. Het geeft richting aan het handelen van overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. Het is nu niet nodig om voor de lange termijn definitieve keuzes te maken ten aanzien van verstedelijking en bereikbaarheid. De beoogde woningbouwopgave is gebaseerd op de verwachte vraag naar woningen in de komende decennia. De woningbehoefte kan lager of hoger uitvallen dan de huidige berekeningen, afhankelijk van de daadwerkelijke economische en demografische ontwikkelingen. De woningen en de bijbehorende infrastructuur komen daarom in stappen tot stand in reactie op de behoefte op de woningmarkt en de mobiliteitsontwikkelingen. De aanpak van vraagafhankelijk bouwen geldt niet alleen voor woningen, maar ook voor economische activiteiten en voorzieningen. Zodra de markt of burgers initiatieven ontplooien, wordt hierop gereageerd vanuit de basishouding dat dit mogelijk is. De essentie van vraagafhankelijk bouwen is dat de vragers de ontwikkeling zelf bepalen. Overheden stellen alleen de hoognodige kaders op, waarbinnen initiatiefnemers bepalen wat op welk moment gebouwd wordt.

De economische structuur in Almere ontwikkelt zich verder. Om een vitale stad te ontwikkelen, is vooralsnog een ambitie van 100.000 arbeidsplaatsen gedefinieerd. Met haar jonge bevolking levert Almere human capital aan de economie van de Noordvleugel. Almere heeft als new town ruimte voor nieuwe werk- en woonmilieus, experimenten en vernieuwend ondernemerschap. Hierbij is excellent gastheerschap voor nieuwe en zittende ondernemers belangrijk. In de jonge economie van de stad zijn zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) en het midden- en kleinbedrijf (MKB) relatief sterk vertegenwoordigd. Zij krijgen alle ruimte om zich verder te ontplooien. Daarnaast ontstaat met de groei van de stad al een forse autonome groei van het aantal banen door bevolkingsvolgende groei. Naast de autonome groei is het de ambitie om banen te creëren in een aantal stuwende sectoren. Deze zijn in het economisch programma “Almere Werkt!” vastgelegd: Duurzaam bouwen & Gebiedsontwikkeling, Health, ICT & Media, Lelystad Airport en Wellness & Life Sciences.

Een goede, complete en kwalitatief hoogwaardige onderwijsinfrastructuur is een zeer belangrijke vestigingsfactor. De eerste kansen zijn al verzilverd door de investeringen van het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere met de komst van Hogeschool Windesheim en de Christelijke Agrarische Hogeschool Vilentum. In samenwerking met het bedrijfsleven moet vooral in het middelbaar en hoger onderwijs een aanbod ontstaan dat aansluit bij de toekomstige behoeften en waarmee bedrijven kunnen worden verleid om zich in Flevoland te vestigen.

Zowel de culturele als de sportieve infrastructuur is van eminent belang voor de sociale samenhang in nieuwe en oudere delen van Almere. Op cultureel gebied wordt ingezet op het koppelen van nationale voorzieningen aan Almeerse kwaliteiten (eigen profiel), het versterken van het cultureel middenveld, het ruimte bieden aan zelforganisatie en ondernemerschap en het besteden van aandacht aan cultuureducatie en talentontwikkeling. Op het terrein van sport ligt de focus op een wijkgericht aanbod aan breedtesport, sectoroverstijgende talentontwikkeling en een gericht aanbod aan topsportevenementen en -voorzieningen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Rijksstructuurvisie Amsterdam Almere Markermeer.

Bestuursovereenkomst RRAAM (2013)

Op 13 november 2013 is de Bestuursovereenkomst RRAAM ondertekend door het Rijk, de provincies Flevoland, Noord-Holland en Utrecht, de stadregio Amsterdam en de gemeenten Amsterdam en Almere (verder: RRAAM). De Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer is bindend voor het Rijk. Met deze bestuursovereenkomst leggen partijen de afspraken vast om tot uitvoering te komen van de drievoudige ambitie op het gebied van verstedelijking, bereikbaarheid en natuur & recreatie ter versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer.

Partijen hebben ten aanzien van de stedelijke ambitie afgesproken dat met de adaptieve aanpak de (markt)vraag naar woningen en bedrijfslocaties van doorslaggevend belang is voor het tempo en de invulling van het ontwikkelen van het toekomstperspectief. Partijen monitoren voor het gebied de Noordvleugel de kwantitatieve en kwalitatieve actuele vraag naar en het aanbod van woningen. Onder duovoorzitterschap van de provincie Noord-Holland en het Rijk (namens deze vertegenwoordigers van de minister voor Wonen en Rijksdienst), wordt deze monitoring vanaf 2014 uitgevoerd. Partijen brengen de gezamenlijke rapportage jaarlijks uit.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Bestuursovereenkomst.

Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 (2013) (IAK2)

Het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere hebben op 20 november 2013 in de Uitvoeringsovereenkomst de afspraken vastgelegd om tot uitvoering te komen van de stedelijke ambitie Almere, zoals uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer. Deze overeenkomst vervangt het eerdere Integraal Afsprakenkader (IAK) uit 2010. De afspraken in de uitvoeringsovereenkomst hebben betrekking op de integrale stedelijke ontwikkeling (Almere 2.0) en heeft betrekking op:

  • de gebieden: Almere Oosterwold, Almere Centrum Weerwater inclusief Floriade, Almere Pampus in samenhang met de IJmeerlijn, Almere Poort, Nobelhorst, alsmede de stedelijke ontwikkeling in het huidige stedelijke gebied van Almere;
  • de thema's stedelijke bereikbaarheid, groenblauw, duurzaamheid, onderwijs, cultuur, sport en economie;
  • het behoud van de concurrentiepositie van het huidige stedelijke gebied (Almere Tafel);
  • de samenwerking tussen het Rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Almere alsmede het gezamenlijk financieel kader ten behoeve van de realisatie.

In de overeenkomst hebben partijen afgesproken dat het realiseren van de stedelijke ambitie (60.000 woningen) is gestart op 1 januari 2010. De vraag van de markt is een bepalende factor voor het tempo waarop de gebiedsontwikkelingen in Almere plaatsvinden. De gebiedsontwikkeling Almere Centrum Weerwater kan op basis van de uitvoeringsovereenkomst door de gemeente Almere worden opgestart. De gemeente Almere voert de regie over de afstemming tussen de gebiedsontwikkelingen in Almere middels onder meer de gemeentelijke programmeringscyclus (Meerjaren Programmering Grondexploitatie Almere).

Ten behoeve van de realisatie van Almere 2.0 wordt één gezamenlijk Fonds Verstedelijking Almere ingesteld. Het fonds is bestemd voor investeringen in projecten ten behoeve van de integrale ontwikkeling van Almere 2.0. Het gaat daarbij om projecten op het gebied van de Almere Tafel, Onderwijsstructuur, Culturele infrastructuur, Sportinfrastructuur, Economie en Floriade, Duurzaamheid, Programma groenblauw en Stedelijke bereikbaarheid.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0.

Meerjarenprogramma Almere 2.0 (2018)

Op 22 februari 2018 is het Meerjarenprogramma Almere 2.0 vastgesteld voor de periode tot 2021. Op vele manieren wordt door Rijk en de regio samengewerkt aan een sterke en duurzame regio, die internationaal concurrerend is en waar het goed werken en wonen is. In RRAAM wordt middels een organische ontwikkeling toegewerkt naar het toekomstperspectief zoals beschreven in de Rijksstructuurvisie. In dit kader zijn tussen Rijk, gemeente Almere en provincie Flevoland afspraken gemaakt met betrekking tot de integrale stedelijke ontwikkeling van Almere, getiteld Almere 2.0: een westelijk georiënteerde stad met circa 60.000 nieuwe woningen ten opzichte van 2010 en een forse groei van het aantal arbeidsplaatsen. Er wordt gewerkt langs een organische ontwikkeling met een gefaseerde aanpak vanwege de lange looptijd. Dit betekent dat er geen vaststaand eindbeeld of einddatum voor de ontwikkeling wordt vastgelegd, maar dat stap voor stap, naar het toekomstperspectief wordt toegewerkt. In de Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0 is vastgelegd dat het Overleg Almere 2.0 jaarlijks een Meerjarenprogramma opstelt. Hierin wordt geschetst wat de ambitie is voor de komende vijf tot tien jaar alsmede welke acties en investeringen daarbij horen:

  • 1. Versterken Hart van de stad

We werken toe naar een centrum dat hoort bij een stad van 200.000 tot 300.000 inwoners. Het gebied wordt zichtbaar en voelbaar als hart van de stad, zal een sterkere regionale betekenis krijgen als dé ontmoetingsplek voor zowel bewoners als bezoekers. Het is een samenhangend gebied rond het Weerwater met ontmoetingsplekken, pleinen, parken en aantrekkelijke verbindingen en entrees. In het Hart van Almere kun je wonen, werken, leren en recreëren. Sleutelprojecten hierin zijn:

  • station en stationsomgeving: dit gebied (grootste station) wordt getransformeerd naar een plek die past bij de groei van het aantal reizigers, het visitekaartje van de stad.
  • Rondje Weerwater: het Weerwater wordt de verbindende schakel tussen Almere Centrum en de zuidoever van het Weerwater. Het Weerwater biedt alle ruimte om straks dé plek te worden waar Almeerders komen om te sporten, te recreëren en elkaar te ontmoeten. Bestaande wandel-, fiets- en sportroutes rond het Weerwater worden aaneengesloten en extra aantrekkelijk gemaakt.
  • versterken Almere Centrum: dankzij samenwerking en bijbehorende investeringen in de openbare ruimte heeft het centrum van Almere zich in de afgelopen tien jaar ontwikkeld tot een aantrekkelijk gebied. Door toevoeging van programma's zoals woningbouw groeit het aantal gebruikers van het gebied. Er wordt ruimte gegeven aan transformatie en invulling van leegstaande panden, verdichting op diverse plekken en benutting van diverse ontwikkellocaties in Almere Centrum. Daarbij wordt ingespeeld op de vraag naar centrum-stedelijk wonen en woningen voor speciale doelgroepen (zoals studentenwoningen). Gestreefd wordt naar een uitbreiding van commerciële, culturele en maatschappelijke voorzieningen.


2. Versterken leer- en werkomgeving

Een aantrekkelijke stad heeft ook een goed onderwijsaanbod. We willen dat je in Almere je talenten kunt ontwikkelen en het onderwijs bovendien goed aansluit op de arbeidsmarkt. Een stad waar kennisinstellingen, bedrijven, studenten en werknemers zich graag willen vestigen, omdat hier altijd goede werknemers te vinden zijn, er een innovatief en ondernemend klimaat heerst waarin we graag samenwerken aan nieuwe kennis en producten. Van belang hierbij zijn:

  • Flevo Campus: in Almere wordt een nieuw kenniscluster gevormd, een wetenschappelijke praktijkwerkplaats die Almere, en daarmee Flevoland, toonaangevend maakt in het adresseren van mondiale vraagstukken op het gebied van stedelijke voedselvoorziening. Samen met partners wordt gewerkt aan een verzamelplek voor gerichte samenwerking rondom onderzoek en innovaties in de stedelijke voedselvoorziening. De Flevo Campus zorgt voor een toevoeging aan de bestaande kennisinfrastructuur binnen de Metropoolregio Amsterdam en zal vorm krijgen op het Floriadeterrein.
  • Floriade Werkt!: de provincie stimuleert kennisontwikkeling en innovaties op het gebied van 'Feeding the City'. Met dit programma wordt het lokale en regionale bedrijfsleven verbonden met de (inter)nationale agrofood- en tuinbouwsector. Op de Floriade komt de Innovatiewerkplaats, waar aan bedrijven en instellingen een podium wordt geboden om te netwerken en te experimenteren.
  • Internationaal Onderwijs: de MRA trekt meer dan ooit internationale bedrijven naar zich toe en gevestigde bedrijven breiden uit. Naast huisvesting is goed internationaal onderwijs een belangrijke randvoorwaarde voor internationale werknemers om zich hier te willen vestigen. Dit project richt zich op uitbreiding en verbetering van de internationale schoolvoorziening in Almere. De twee huidige internationale scholen (de International School Almere in Poort en Letterland Internationale School) worden om verder te kunnen groeien en te kunnen beschikken over een doorlopende leerlijn bij elkaar gevestigd in een campusvorm.


3. Energy on upcycling

In lijn met de landelijke ambitie van Nederland om circulair te zijn in 2050, wil Almere uitgroeien tot een afvalloze en energie-neutrale stad. Almere wil niet alleen afvalloos zijn, maar reststromen door upcycling waardevol maken en gebruiken om er nieuwe grondstoffen en producten van te maken. Dat doen we samen met bedrijven en overheden. Projecten hierin zijn:

  • Nederland circulair: Nederland wil in 2050 circulair zijn. In de MRA is daarvoor met de rijksoverheid de Citydeal Circulaire stad gesloten.
  • Almere 2.0 en Growing green cities: Almere groeit, maar wil ook een toekomstbestendige, groene en aantrekkelijke stad zijn met een prettig leefklimaat. Door de groei ontstaan vraagstukken op gebied van voedsel, gezondheid, biodiversiteit, en grond- en brandstoffen. Almere wil zich ontwikkelen naar een stad die schone energie produceert, uitnodigt tot bewegen en een gezonde levensstijl, afval omzet in grondstof, gezond voedsel en water produceert, circulaire kringlopen stimuleert en rijk is aan planten, dieren en groen. Daarom groeit Almere onder het motto 'Growing Green': sociaal, economisch en ecologisch, met ruimte voor experimenten. Dit laten we zien op de Floriade. Onder de noemer 'Almere 2.0' werkt Almere samen met de provincie en het Rijk aan de stedelijke ontwikkeling van Almere om bestaande kwaliteiten te versterken en om de stad verder te ontwikkelen als een groene, duurzame en levendige stad.
  • Living Lab: in Almere kennen we een traditie van nieuw en anders. Experimenteren, pionieren, het zit in het dna van deze stad. Almere heeft een ondernemende bevolking en samen werken we actief aan oplossingen rond afval en hergebruik. Dit biedt de kans een 'Living Lab' te zijn, een testgebied voor het continu ontwerpen en verbeteren van de stad van morgen. Hiermee stimuleren we lokale bedrijvigheid en werken we samen aan een economisch sterker, groener en gezonder Almere.


4. Versterken cultuur, recreatie en toerisme

Eén van de grote kwaliteiten van de Noordvleugel boven andere stedelijke regio's in Europa is de toegang tot grote groen- en recreatiegebieden. Over tien jaar kent Almere een aantal plekken in en om de stad die de stad zelf én de regio aantrekkelijker maken als verblijfsgebied, als recreatiegebied en die het toerisme bevorderen en de economie bevorderen. Het programma kent de volgende sleutelprojecten:

  • Nationaal Park Nieuw Land - Almeerse Poort: de Oostvaardersplassen met de omliggende natuurgebieden zijn uniek, maar de mogelijkheden tot werkelijke beleving zijn beperkt. Dat willen we gaan veranderen en zo de Oostvaarderplassen verder recreatief te ontwikkelen. Daarbij wordt ingezet op meer (inter)nationale bekendheid, meer bezoekers en daarmee meer recreatieve voorzieningen zoals horeca, hotels en natuurgerichte recreatieve activiteiten en extra werkgelegenheid. Specifiek wordt ingezet op een Almeerse Poort naar de Oostvaardersplassen: geen fysieke poort in letterlijke zin maar vormt een ontvangstgebied met faciliteiten en activiteiten.
  • Kustzone Almere Poort: dit wordt voor bewoners en bezoekers een gebied waar cultuur, leisure en bijzondere vormen van wonen en werken samenkomen. Het vormt de entree van Almere en is een bestemming voor zeilers, surfers, zwemmers, fietsers en strandbezoekers. Ook vinden er evenementen en theatervoorstellingen plaats met regionale en nationale aantrekkingskracht. Met de oprichting van StrandLAB Almere wordt dit mooie gebied rondom het Almeerderstrand tot een culturele broedplaats met een eigen identiteit ontwikkeld.
  • Pampushout Zuid: het bos ten noorden van Almere Poort, Pampushout Zuid, wordt getransformeerd van polderbos naar aantrekkelijk en toegankelijk stadsbos. Er komen paden en parkeerplaatsen, een plukbos en gevarieerde bosranden en er wordt een kiem gelegd voor de vestiging van een cluster met horeca en voorzieningen.
  • Cultuur: cultuur is in toenemende mate onlosmakelijk verbonden aan de economische ontwikkeling van de stad en regio. Investeren in cultuur zorgt voor economische dynamiek. Een bruisend cultureel klimaat draagt bij aan een slimme en innovatieve stad. Binnen dit programma wordt gewerkt aan het StrandLAB Almere in Kustzone Poort, het Versterken Hart van de Stad en het project Rondje Weerwater. Op korte en middellange termijn wordt onderzoek gedaan naar de realisatie van een publiekstrekker in periode tot aan 2021, bijvoorbeeld musea en beleving, landart en festivals. Op lange termijn zijn er plannen voor een museum van (inter)nationale betekenis, welke past bij de ambities van Almere 2.0.


5. Vernieuwend wonen

Almere is de stad van het woonexperiment. Al sinds de eerste woningen in 1976 biedt Almere ruimte aan pioniers en zelfbouwers. Die traditie van vernieuwende woningbouw draagt in grote mate bij aan de identiteit en het imago van Almere. Met de bouw van 60.000 woningen levert Almere de komende decennia een belangrijke bijdrage aan het opvangen van de regionale woningbehoefte. Kwantiteit en kwaliteit gaan hand in hand binnen deze opgave. De woningbouwopgave van Almere wordt opgepakt door onderscheidende woonmilieus van hoge kwaliteit aan de stad en de regio toe te voegen. Voorbeeld is Duin, een duinlandschap gelegen aan het IJmeer. Het programma Vernieuwend Wonen wordt aangejaagd door het Woningbouwatelier: experimenten, die nieuwe kennis opleveren over innovaties die het functioneren van de (landelijke) woningmarkt verbeteren, landelijke verspreiding van breed gedeelde inzichten, kennis en voorbeeldprojecten via een eigen (digitaal) platform en andere landelijke platforms en experimenten die de stad Almere als de plek markeren waar in beginsel elke woning en woonwens gerealiseerd kan worden en de Noordvleugel als stedelijke regio met complementaire woonmilieus en een aantrekkelijk (inter)nationaal vestigingsklimaat. Het woningbouw atelier werkt de komende jaren aan de volgende experimenten:

  • Prijsvraag Who Cares: multi-disciplinaire aanpak van de na-oorlogse wijken waarin het woningbestand vraagt om een aanpak die past en betaalbaar is voor een verder vergrijzende bevolking die veelal thuis blijft wonen met een zorgbehoefte.
  • Digitale zelfbouw Wikihouse: WikiHouse is een duurzaam en digitaal geproduceerd houtskelet bouwpakket waarmee je zelf je huis (of werkruimte) kunt ontwerpen en bouwen en geldt als een ware revolutie in de zelfbouw.
  • BouwEXPO Tiny Houses: in 2018 ligt de focus op opschaling en breed delen van inzichten. In Almere richt zich dit op ruimte bieden aan kleine woonvormen met kavelaanbod en mogelijk projectmatig gestapelde vorm.
  • Duurzame transformatie kantoren en maatschappelijk vastgoed: in 2018 ligt de focus op het nader opstarten van het experiment. Het experiment heeft betrekking op leegstaand vastgoed in Almere en leegstaand vastgoed in eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf.


6. Groen blauw

Almere is een groene stad, omringd door landschappen van wereldklasse. Het typische groenblauwe netwerk met bossen, meren, parken en wetlands (dat zich tot ver ín de wijken vertakt en verfijnt) wordt gezien als één van de grootste kwaliteiten. Hiermee onderscheidt Almere zich in de regio en biedt een aantrekkelijke, gezonde woonomgeving en vestigingsklimaat. Er ligt een aanzienlijke opgave in de doorontwikkeling naar divers, aantrekkelijk en toegankelijk groen en water. Daarom wordt in samenwerking met instanties, bedrijven en bewoners geïnvesteerd in het behouden, benutten en uitbreiden van het groenblauwe raamwerk van Almere. Dit doen wij vanuit het Programma Groenblauw onder de noemer 'Almere maakt Groen'. In het programma wordt ingezet op:

  • Het versterken en doorontwikkelen van de bestaande groenstructuur
  • De stad verbinden met landschappen van wereldklasse (oa. Oostvaardersplassen)
  • Aanleg Nieuwe Natuur nabij nieuwe stadsdelen
  • De stad verbinden met kleinschalige natuur in de wijk


7. Stedelijke bereikbaarheid Almere.

De groei van Almere van 200.000 inwoners naar ca. 350.000 inwoners kan alleen goed plaatsvinden, als de bereikbaarheid van de stad en binnen de stad op orde is. Op een aantal trajecten zijn al afspraken gemaakt waarmee de bereikbaarheid wordt verbeterd. Zo wordt de capaciteit op de Flevolijn uitgebreid, wordt de A6 vanaf 2017 verdubbeld en wordt geïnvesteerd in verbreding en betere benutting van de dreven binnen Almere. Om de bereikbaarheid binnen Almere op peil te houden zijn, moet het auto-, OV- en fietsnetwerk behoorlijk worden aangepast en uitgebreid (zie Verkenning Stedelijke Bereikbaarheid Almere).

  • Lokale infrastructuur: om Almere 2.0 mogelijk te maken zijn nodig het aanpassen van verbindingen onder de A6, uitbreiding van de provinciale wegen in Almere tot een betere benutting van het lokale wegennet. Uitgegaan wordt van het verder uitbreiden van het unieke gescheiden verkeerssysteem van Almere (vrije busbanen) in de nieuwe gebieden en het aanleggen van goede fietsinfrastructuur.
  • Convenant SBA 2012: in januari 2012 ondertekenden Rijk, provincie en gemeente een convenant over de bereikbaarheid van Almere en de bijbehorende investeringen. Het gaat daarbij om aanpassing van de onderdoorgangen onder de A6 tot aan de Weerwaterzone, het verbreden van de Waterlandseweg naar 2x2 rijstroken, aanpassing infrastructuur van Almere Hout-Noord inclusief een ontsluitingsweg naar de Vogelweg, uitbreiding van de Hogering naar 2x3 rijstroken tot aan de Hollandsedreef.
  • Weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere (SAA): Rijkswaterstaat verbreedt tot 2020 de A1/A6 tussen knooppunt Diemen en de aansluiting Almere Havendreef. Ook wordt de leefbaarheid in de omgeving vergroot.
  • Flevolijn: in 2008 heeft het rijk besloten om de capaciteit op de Flevolijn uit te breiden. De uitbreiding van het aantal treinen op de Flevolijn is onderdeel van het project OV SAAL. Aanvankelijk zouden delen van het spoor in Almere worden verdubbeld worden maar in 2010 bleek dat het aantal treinen ook kan worden uitgebreid zodat het bestaande spoor beter benut kan worden. Ten behoeve van de groei van Almere is een plan voor de IJmeerlijn, een verbinding met Amsterdam óver het IJmeer. Met een IJmeerlijn zal Almere meer integraal onderdeel worden van de Metropoolregio, langs de lijn zal nieuwe bedrijvigheid komen en stadsdeel Pampus zal het verbindende stadsdeel worden tussen Almere en Amsterdam. Hier zijn dan type woningen en wijken denkbaar die vergelijkbaar zijn met bijvoorbeeld Poort en IJburg. Dit trekt andere doelgroepen naar Almere en zorgt daarmee voor grotere sociale diversiteit in de stad.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Meerjarenprogramma 2.0 (2018). (zie met name onder punt 4, tweede bullit over Kustzone Poort).

Structuurvisie Windenergie op Land (2014)

Op 28 maart 2014 heeft de Ministerraad de Structuurvisie Windenergie op land (SvWOL) vastgesteld. Daarmee is het beleid van kracht geworden om ruimte te bieden voor grootschalige windparken om de doorgroei naar ten minste 6.000 megawatt (MW) windenergie op land in 2020 te realiseren. Het voornemen om een structuurvisie voor Windenergie op land op te stellen is aangekondigd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De belangrijkste reden voor het ontwikkelen van de SvWOL is de wens van het kabinet om grootschalig windenergievermogen te concentreren in de daarvoor meest geschikte gebieden. Op die manier kan de landschappelijke versnippering en verstoring worden beperkt. Bovendien zal het aanwijzen van gebieden voor grootschalige windenergie in een structuurvisie de procedure voor realisatie van grote projecten versnellen.

Naast grootschalige windparken zijn ook kleinschalige initiatieven (kleiner dan 100 MW) noodzakelijk om de 6.000 MW windenergie op land in 2020 te halen. De ministers van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken hebben met de provincies afspraken gemaakt over de realisatie van 6.000 MW in 2020, die deel uitmaken van de Structuurvisie.

In de Structuurvisie Windenergie op land zijn 11 gebieden in Nederland aangewezen waar grootschalige opwekking van windenergie (meer dan 100 MW) mogelijk is. Hiermee biedt de SvWOL het ruimtelijk kader voor deze grootschalige windprojecten, waarop de rijkscoördinatieregeling (RCR) van rechtswege van toepassing is

De gebieden zijn in overleg met de provincies aangewezen.

In onderstaande afbeelding zijn de gebieden in Flevoland aangewezen die in aanmerking komen voor grootschalige windenergie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0029.png"

Aangewezen gebieden voor grootschalige opwekking van windenergie

Het plangebied valt wel/niet in een gebied dat in de Structuurvisie Windenergie op Land (SvWOL) is aangewezen voor grootschalige opwekking windenergie. Het bestemmingsplan maakt wel/geen grootschalige opwekking van windenergie mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Sructuurvisie Windenergie op Land.

Structuurvisie Randstad 2040 (2010)

In de Structuurvisie Randstad 2040 (2010) heeft het kabinet keuzes gemaakt om van de Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende Europese topregio te maken waar mensen graag wonen, werken en recreëren. Groene woon- en werkmilieus zijn daarbij nodig om de variatie in vestigingsmilieus te vergroten. Mogelijkheden daarvoor liggen onder meer in Almere. Grootschalige stedelijke ontwikkeling van Almere is noodzakelijk voor het opvangen van de groei in de noordelijke Randstad tot 2040. Ook in deze structuurvisie is aangegeven dat de opgave bestaat om tot 2030 60.000 woningen te bouwen.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie Randstad 2040.

Europese Kaderrichtlijn Water (2000)

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • een goede toestand van het grondwater;
  • een duurzaam gebruik van water;
  • afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheerssysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kaderrichtlijn Water. Het aspect water wordt in dit bestemmingsplan uitvoerig behandeld.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (2008)

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.
Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)

Het Nationaal Waterplan (NPW2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor 2016
tot 2021 en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene
strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van
het NWP2. De verschillende NWP2 onderdelen met bijbehorende mijlpalen en onderlinge relaties zijn
samengevat in een routekaart.

Tegelijk met het NWP2 is het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 (Bprw)
vastgesteld met daarin de operationele uitwerking van het NWP2 voor de rijkswateren: de rollen en
taken van Rijkswaterstaat en de hoofdlijnen van het beheer en onderhoud. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode
2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.

Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht
inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het
voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam
beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft de overheid naar een integrale benadering door economie, natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de
wateropgaven te ontwikkelen.

Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het
waterbewustzijn in Nederland.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Nationaal Waterplan. Grote waterpartijen worden bestemd voor water en waterberging.

Rijksbeleid en wetgeving cultuurhistorische waarden

Het nationaal beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en beheer van het erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar herkenbaarheid van het archeologisch erfgoed voor het publiek door het te gebruiken als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische, historisch-geografische als bouwkundige waarden. Het beginpunt van dit beleid is gelegen in de Nota Belvedère uit 1999. In deze nota geeft het Rijk te kennen dat de cultuurhistorische identiteit van gebieden sterker richtinggevend moet worden voor de ruimtelijke inrichting. Het Rijk streeft naar het ontwikkelingsgericht inzetten van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten, waarbij vervlechting van cultuurhistorie in het ruimtelijke ordeningsbeleid uitgangspunt vormt.

Het beleid is onder meer geworteld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz). Via de Wamz is het Verdrag van Malta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Daartoe zijn behalve de Monumentenwet 1988 ook de Woningwet, de wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet gewijzigd. Het beleid is daarnaast geworteld in de Nota Belvedère uit 1999 en de Notitie 'Kunst van leven' hoofdlijnen Cultuurbeleid uit 2007. In 2008 is de Monumentenwet 1988 opnieuw gewijzigd waardoor onder andere de rol van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) in het adviestraject voor vergunningverlening is beperkt. In 2007 is het Project Modernisering Monumentenstelsel (MoMo) van start gegaan. Doel hiervan is ondermeer een integrale modernisering van de Monumentenwet 1988. Sinds december 2008 heeft de minister van OC en W drie beleidstukken uitgebracht: De discussienotitie 'Een lust geen last' (2008), de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (eind 2009) en de Visie Cultureel Erfgoed 'Kiezen voor karakter' (juni 2011).

Als consequentie van de Beleidsbrief is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Per 1 januari 2012 is de 50-jaren termijn voor wettelijk beschermde monumenten uit de wet gehaald. Ook is op 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Op grond van artikel 3.1.6 Bro moeten naast archeologische waarden nu ook bovengrondse cultuurhistorische waarden bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden meegewogen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is voor het onderwerp 'cultureel erfgoed' aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van het landschap is geen rijksverantwoordelijkheid meer, maar laat zij over aan de provincies.

Op 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 (herziening 2007) van kracht geworden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer:

  • behoud in situ van waardevolle archeologische resten;
  • de verstoorder betaalt;
  • vooronderzoek, zo ver mogelijk voorafgaande aan de planontwikkelingen;
  • het is in de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) verplicht om rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden;
  • gemeenten worden verantwoordelijk voor de archeologie en de archeologische monumentenzorg;
  • liberalisering van de opgravingsmarkt.

Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. De artikelen 11 t/m 14a blijven totdat de Omgevingswet van kracht wordt echter van toepassing op basis van de Erfgoedwet, artikel 9.1, lid 1, sub a. Deze wetswijziging heeft daarom geen consequenties voor de uitgangspunten van het beleid en regelgeving.

De notitie 'Kunst van Leven, hoofdlijnen cultuurbeleid' (juli 2007) is de agenda voor het cultuurbeleid in de komende jaren. Het kabinetsbeleid is in deze notitie uitgewerkt langs de thema's excellentie, innovatie en e-cultuur, participatie, mooier Nederland en een sterke cultuursector.

In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen voor archeologie. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het rijksbeleid en de wetgeving voor archeologische- en cultuurhistorische waarden.

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het rijksbeleid.

Hoofdstuk 2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 (Omgevingsplan) is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan (onder de Wet ruimtelijke ordening nu een Structuurvisie), Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid.

Het Omgevingsplan wijst speerpuntgebieden aan in de provincie, waarvan Almere er een is. In het stedelijk profiel van Almere komt de ambitie naar voren om een buitendijks 'waterpark' in de vorm van hoogwaardige maritieme en recreatieve ontwikkelingen te realiseren. Dit als recreatief centrumpunt tussen de steden Almere en Amsterdam in aan het IJmeer.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Omgevingsplan.

Partiële herzieningen Omgevingsplan Flevoland (2008, 2009, 2015)

In het kader van de komst van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is het Omgevingsplan op onderdelen herzien. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de juridische doorwerking van het Omgevingsplan na inwerking treden van de Wro. Een tweede herziening van het Omgevingsplan heeft betrekking op de waterhuishouding. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan op 2 november 2006 is bepaald dat het onderdeel waterhuishouding van het plan in 2009 op twee onderwerpen nader uitgewerkt wordt in een partiële herziening. Het eerste onderwerp is waterkwaliteit, naar aanleiding van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). In deze partiële herziening worden de waterlichamenkaart en de waterkwaliteitsdoelen en –maatregelen vastgelegd. Het tweede onderwerp is de wateropgave, ook wel bekend onder de naam Waterbeheer 21-ste eeuw of kortweg WB21. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan in 2009 was er nog onvoldoende duidelijkheid over de omvang van de wateropgave en de wijze waarop deze in onze zich nog sterk ontwikkelende provincie kan worden opgelost. In deze partiële herziening zijn de aanpak en de rolverdeling bij het oplossen van de wateropgave nader bepaald en vastgelegd. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele kleinere zaken te repareren c.q. meer uitvoeringsgericht te maken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de partiële herzieningen van het Omgevingsplan.

Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland (2012)

In de Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland zijn in één verordening alle publiekrechtelijke regelingen voor Flevoland opgenomen. De verordening omvat de volgende onderwerpen: stortplaatsen en afvalwater, bodemsanering, watersystemen, grondwaterontrekkingen, wegen en vaarwegen, ontgrondingen, bescherming landschap en ecologische hoofdstructuur.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Verordening op de fysieke leefomgeving Flevoland.

Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011

De Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 is op 28 september 2011 vastgesteld door Provinciale Staten en is een nadere concretisering van het Omgevingsplan Flevoland 2006. De Structuurvisie heeft betrekking op bedrijventerreinen en kantorenlocaties in de stedelijke gebieden van de provincie en geeft invulling aan de programmatische uitwerking van het economisch beleid. In de Structuurvisie wordt een meer vastomlijnd kader gegeven voor een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV). Dit houdt onder ander het volgende in:

  • er wordt inzicht verlangd in de bestaande en geplande omvang van bedrijvigheid;
  • voor het aanwijzen van vestigingslocaties moet de SER-ladder worden toegepast (eerst intensiveren en herstructureren, dan pas nieuwe locaties ontwikkelen);
  • gemeenten wordt nadrukkelijk gevraagd te overwegen om een herstructureringsfonds en parkmanagement op nieuwe - en zo mogelijk op bestaande - bedrijventerreinen in te stellen en een visie op zorgvuldig ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit op te stellen;
  • gemeenten wordt aanbevolen om in de GVV grondbeleid en beleid voor het ontwikkelen van duurzame bedrijventerreinen op te nemen;
  • het verdient de voorkeur om de GVV in een structuurvisie neer te leggen;
  • zowel overschotten als tekorten aan bedrijventerreinen moeten worden voorkomen. De omvang van nieuw aan te leggen bedrijventerreinen en kantoorlocaties is neergelegd in de provinciale Visie werklocaties Flevoland 2030+;
  • de provincie wil dat ook ruimte geboden wordt aan informele werklocaties;
  • de provincie hecht nadrukkelijker aan (bestuurlijke) afstemming op bovengemeentelijke schaal.

Naar aanleiding van de Structuurvisie is de Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied (uit 2008) in 2011 aangevuld.

In de Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011 hebben Gedeputeerde Staten criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De motivering die aan een ruimtelijk plan ten grondslag ligt dient opgenomen te worden in een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) voor zover dit betrekking heeft op vestigingslocaties in het stedelijk gebied van de gemeente. In de GVV wordt voor een periode van telkens 4 jaar, met een doorkijk over 10 en 20 jaar, de concrete kwalitatieve en kwantitatieve uitbreidingsbehoefte vastgelegd voor de gemeente op het gebied van vestigingslocaties en wordt de inzet benoemd voor instandhouding en herstructurering van de bestaande voorraad.

De kaders voor het opstellen van de GVV worden gevormd door het Omgevingsplan Flevoland 2006, de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011, de provinciale Visie Werklocaties Flevoland 2030+ (waarmee de gemeenten voor de komende tijd akkoord mee zijn gegaan), het Provinciaal Herstructureringprogramma (PHP), het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 en de beleidsregel. Gedeputeerde Staten zaullen aan de hand van deze beleidskaders beoordelen of een GVV voldoet aan het provinciaal beleid. De beoordeling van een verzoek aan Gedeputeerde Staten om in te stemmen met de GVV zal plaatsvinden op basis van algemene criteria en inhoudelijke criteria.

Met betrekking tot algemene criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Voor de huidige en toekomstige werklocaties wordt in het plan beschreven tot welke provinciale locatietype(n) deze worden gerekend.
  • Per locatie wordt binnen het provinciale locatietype aangegeven welke typen bedrijven er gevestigd kunnen worden.
  • De voorgestelde locatietype(n) en de hierbinnen bestaande en geplande omvang van de
    bedrijvigheid passen binnen het Omgevingsplan Flevoland 2006 en Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en daarnaast binnen de herijking van het rapport Visie Werklocaties Flevoland dat een doorkijk geeft naar de komende 10 jaar en gemiddeld om de 3 à 4 jaar wordt herzien.
  • Als een gemeente voor een locatie geheel of gedeeltelijk wil overgaan tot een ander type bedrijvigheid dan in een eerder vastgestelde GVV is mogelijk gemaakt, dan wordt in het ruimtelijk plan ingegaan op de noodzaak, de gevolgen voor het aanbod voor het oorspronkelijke type bedrijvigheid en eventuele compensatie hiervan.
  • De GVV bevat een onderbouwde gemeentelijke opgave op het gebied van werklocaties voor de korte en de lange termijn.
  • Over de planning en programmering van werklocaties heeft afstemming plaats gevonden op
    regionaal niveau.

Met betrekking tot inhoudelijke criteria houden de gemeenten het volgende aan:

  • Bij de aanwijzing van werklocaties dient de SER-ladder onverkort toegepast te worden zodat ligging, omvang en categorie van de locaties conform de SER-ladder wordt afgewogen door te toetsen aan:
    • 1. de behoefte als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag;
    • 2. de mogelijkheid om deze behoefte door herstructurering of intensivering van bestaande locaties te ondervangen;
    • 3. clustering binnen of in aansluiting op bestaand bebouwd gebied;
    • 4. de inpasbaarheid ten opzichte van woonbebouwing;
    • 5. het optimaliseren van bereikbaarheid en vervoersaspecten.
  • De herstructureringsopgave is afgestemd op de meest recente versie van het Provinciaal Herstructureringsprogramma (PHP).
  • Intergemeentelijke afstemming vindt plaats ten aanzien van de aanbodzijde (programmering en ontwikkeling van zowel bestaande als nieuwe bedrijven- en kantorenlocaties) en herstructurering van bestaande bedrijven- en kantoren locaties.
  • De GVV wordt bij voorkeur als structuurvisie (een thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie) vastgesteld. Indien de gemeente besluit de GVV niet vast te stellen als thematische structuurvisie of als onderdeel van een integrale structuurvisie dient zij dat nader te onderbouwen hoe het GVV-beleid is afgestemd op het beleid voor andere beleidsterreinen.

De provincie geeft in de beleidsregel aan welke 7 typen werklocaties worden onderscheiden en welke vestigingsvoorwaarden (kantorenomvang, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid) daaraan worden verbonden.

Als vervolg op de beleidsregel heeft de provincie een nieuwe visie op de werklocaties in voorbereiding genomen: de RO Visie Werklocaties 2015.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 en Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied 2011.

RO Visie Werklocaties 2015 (2015)

Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 24 februari 2015 het ontwerp van de RO visie Werklocaties Flevoland 2015 vrijgegeven. De ontwerp visie heeft van 6 maart tot en met 17 april 2015 ter inzage gelegen. Het doel van de visie is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik van werklocaties zodat het aanbod passend is bij de behoefte en regionaal is afgestemd. Het maatschappelijk effect dat de provincie daarmee wil bereiken is slim en zuinig ruimtegebruik. Om dit te bereiken worden acht leidende principes gehanteerd:

  • 1. Ladder voor duurzame verstedelijking staat centraal. Aangezien de juridische borging van de ladder al sinds 1 oktober 2012 is geregeld in het Bro, gaat de provincie geen aanvullende juridische vereisten toevoegen. De provincie is verantwoordelijk voor het generiek toezicht op de toepassing van de ladder.
  • 2. Echte stappen zetten in creëren van marktspanning en deprogrammeren. Met de (samenwerkende) gemeenten in Flevoland zal de provincie de (regionale) behoefteraming voor bedrijventerreinen, kantoren en winkels uitwerken en confronteren met het aanwezige en toekomstige aanbod. Waar nodig zal de provincie met de gemeenten extra stappen zetten om te komen tot het deprogrammeren van plannen en locaties.
  • 3. Dynamisch voorraadbeheer: centraal hierin staan drie zaken: 1) werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, 2) waar mogelijk schrappen van plannen die niet de beoogde kwaliteit toevoegen en 3) onder voorwaarden toevoegen en goede, nieuwe voorraad.
  • 4. Aanpak herstructurering en duurzaam beheer: tot eind 2015 kunnen aanvragen voor de PHP-regeling worden ingediend. Verwacht wordt dat de middelen uit het PHP dan ook op zijn. Om de herstructureringsopgave in de toekomst ook aan te pakken ziet de provincie twee sporen: 1) terugbrengen van het overaanbod en 2) met (nieuw) instrumentarium meer private actie op bedrijventerrein stimuleren.
  • 5. Duurzaamheid: de provincie streeft naar energiezuinige en klimaatbestendige werklocaties. Dit wil de provincie bereiken door de energievraag te beperken, duurzame energiebronnen in te zetten en energiebronnen zuinig en efficiënt te gebruiken. Daarnaast streeft de provincie naar duurzame mobiliteit. Voor een goede bereikbaarheid dienen nieuwe werklocaties daarom geaccommodeerd te worden rond multimodale verkeersknooppunten.
  • 6. Grip op de bestaande voorraad en monitoring: doel is het verbreden van de ontwikkeling van het instrument van de kwaliteitskaart naar alle Flevolandse gemeenten en voor de overige segmenten. Mogelijk kan hierbij aangehaakt worden op systemen die in omliggende regio's zijn en worden ontwikkeld, zoals de monitor werklocaties van het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord.
  • 7. Meer ruimte aan het veld via uitnodigingsplanologie: de komende jaren ligt er een flink aantal opgaven ten aanzien van de ontwikkeling en realisatie van werklocaties. Het is echter niet zo dat de provincie deze problemen alleen gaat oplossen. De rol van de provincie is voornamelijk regisserend en bovenlokaal. De daadwerkelijke aanpak geschiedt in cocreatie met gemeenten, marktpartijen en andere partners. De provincie gebruikt daarbij de 'Ladder van Overheidsparticipatie' om de precieze provinciale rol te bepalen.
  • 8. Stimuleren van pioniers en ruimte voor experiment: de voorliggende veranderopgave roept om creatieve oplossingen. De provincie wil daarom ruimte blijven bieden aan pioniers en 'het experiment'. Per gemeente of regio wil de provincie één of enkele experimenten of voorbeeld projecten starten.

Met het oog op de verschuivende behoefte van formele naar informele locaties neemt de provincie afscheid van de zeven locatietypen uit de beleidsregel 'Locatiebeleid stedelijk gebied 2011'. In het locatiebeleid worden voortaan twee verschillende concepten van werklocaties voor het stedelijk gebied onderscheiden: formele en informele werklocaties.

De visie wordt afgesloten met een veranderagenda. Als aanzet voor het noodzakelijke transitieproces dat partijen in de provincie Flevoland de komende jaren moeten ondergaan bij werklocaties. Hierbij ligt de focus op elf agendapunten waaraan inhoudelijke en procesindicatoren zijn gekoppeld om de voortgang hiervan te monitoren. Gemeenten zijn in de 'lead' op de agendapunten die direct raken aan de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties. De provincie is in de 'lead' op de agendapunten met een bovenlokale impact.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de RO Visie Werklocaties.

Beleidsregel Windmolens 2008 (2008)

Het windmolenbeleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006. Het voorziet in opschaling en sanering van de huidige situatie gericht op het bereiken van een grotere ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Door middel van opschaling kan met minder windmolens meer vermogen gerealiseerd worden en tevens een kwaliteitsverbetering in ruimtelijke en landschappelijke zin gehaald worden. Daarmee kunnen de nadelen van de huidige situatie worden weggenomen en kan ingespeeld worden op ontwikkelingen in de markt. Om de bestaande situatie geleidelijk over te laten gaan in een nieuwe situatie met meer ruimtelijke kwaliteit, is het nodig sanering en ontwikkeling bij het nemen van planologische besluiten aan elkaar te koppelen en gericht ontwikkelingsplanologie te bedrijven. Met het instellen van de tijdelijke stop op de plaatsing van windmolens is de huidige situatie geconsolideerd. De voortzetting van de exploitatie van de windmolens betekent (op termijn) meegaan in de schaalvergroting die de marktontwikkeling oplegt aan de windenergiebranche. Dit bepaalt tegelijkertijd het kader voor de bedrijfsvoering, de herinvesteringen en de acceptatie van de gewenste sanering. In de praktijk zullen de huidige eigenaren hun belangen en verkregen rechten dienen samen te brengen in nieuwe exploitatievormen waarmee minder maar grotere windmolenopstellingen in Flevoland ontstaan. Alleen op deze manier kan de gewenste landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitsverbetering worden bereikt. Ook dient aandacht besteed te worden aan uniformering qua type en grootte van de windmolens.


Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen windmolens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen wordt via afwijking mogelijk gemaakt.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Beleidsregel Windmolens.

Noodverordening wind (2015)

De provincie Flevoland heeft beleid voor opschalen en saneren van windmolens. Doel van dit beleid is dat met minder windmolens meer elektriciteit wordt opgewekt. Dit beleid is neergelegd in het Omgevingsplan Flevoland 2006 (inclusief aanpassingen ervan) en de Beleidsregel windmolens 2008. Daarnaast heeft het Rijk beleid voor windenergie opgenomen in de Rijksstructuurvisie Wind op land. Hierin zijn binnen Flevoland zoekgebieden voor nieuwe windmolens aangegeven. Verder geldt voor het windmolenbeleid in Flevoland de 5e tranche en de 7e tranche van de Crisis- en herstelwet. De 5e tranche bepaalt dat in Flevoland omgevingsvergunningen kunnen worden afgegeven die voor een termijn van maximaal 25 jaar gelden. De 7e tranche bepaalt dat in Flevoland gebruik kan worden gemaakt van het moderniseringsartikel van de Wro waarbij dat artikel meer is toegesneden op het beleid voor opschalen en saneren van windmolens.

Het beleid voor wind wordt in samenspraak met het werkveld uitgewerkt wat mogelijk ook tot aanpassing van dit beleid en regels leidt. De bedoeling van het proces is tevens dat hieruit projecten voortkomen die passen binnen het (nieuwe) beleid voor opschalen en saneren. Voor realisatie van het beleid en die projecten zullen de bestaande bestemmingsplannen moeten worden aangepast. Tot die tijd is het echter gewenst dat er geen nieuwe molens worden opgericht, waaronder ook wordt verstaan gehele vervanging van windmolens en/of vergroting van de bestaande capaciteit van de windmolen. Tot die tijd kunnen gemeenten te maken krijgen met aanvragen om een omgevingsvergunning die mogelijk passen binnen het geldende bestemmingsplan.

De combinatie provinciale Noodverordening wind met daaraan voorafgaand een voorbereidingsbesluit biedt daartegen bescherming. Provinciale Staten hebben op 29 oktober 2014 het voorbereidingsbesluit wind vastgesteld dat op 31 oktober 2014 in werking is getreden. De Noodverordening wind is op 12 maart 2015 in werking getreden.

Een windmolen is in de Noodverordening wind omschreven als: een turbine voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast, waarmee de bewegingsenergie van de lucht (wind) wordt omgezet in rotatie-energie voor het opwekken van elektriciteit, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen. Het gaat om turbines voorzien van wieken, geplaatst op een hoge mast. Kleine windmolens - veelal in de vorm van een turby - die op gebouwen gangbaar zijn worden hier niet onder begrepen.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe opstellingen mogelijk van turbines voorzien van wieken op een hoge mast. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is via afwijking mogelijk.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Noodverordening Wind.


Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland voor windenergie (2016)

De provincie wil optimaal gebruik maken van de milieuvoordelen en economische potenties van de opwekking van windenergie zonder de landschappelijke kwaliteiten aan te tasten. Daarvoor moet op termijn het aantal windmolens afnemen, maar tegelijk het opgesteld vermogen toenemen en de landschappelijke kwaliteit verbeteren door ordening van molens in lijnopstellingen op een beperkt aantal locaties: principe 'opschalen en saneren'. Nieuwe molens mogen ook alleen voor een bepaalde periode. Uitzondering zijn solitaire windmolens op bedrijventerreinen, kleine windmolens en testwindmolens te Lelystad. Nieuwe molens kunnen alleen na indienen van een projectplan en onder bepaalde voorwaarden.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe molens mogelijk. De realisatie van kleine windmolens op gebouwen is via afwijking wel toegestaan. Het plan is in overeenstemming met deze partiële herziening.


Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

In het bestemmingsplan zijn de te verwachten behoudenswaardige archeologische waarden beschermd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening.

Waterbeheerplan Waterschap Zuiderzeeland 2016-2021 (2015)

De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. Momenteel is het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap Zuiderzeeland van kracht. Het Waterbeheerplan beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken in de periode 2010-2015. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Waterschap Zuiderzeeland streeft ernaar om samen te werken aan integraal waterbeheer voor een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald naar vier belangrijke doelen: waterveiligheid, schoon water, voldoende water en water en ruimte.

Waterveiligheid

Hoog water is een reële bedreiging voor de veiligheid in Flevoland. De primaire keringen beschermen Flevoland tegen deze bedreiging. In 2017 komen er nieuwe wettelijke veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Die houden rekening met de kans op overstromingen en met de schade die daardoor kan ontstaan. Het waterschap wil ook in de toekomst de veiligheid blijven waarborgen door zich voor te bereiden op sociale, ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen. Ook worden de primaire waterkeringen getoetst aan de nieuwe normen en zonodig versterkt. De veiligheid van Flevoland tegen overstromingen wordt binnendijks ondersteund door een compartimenteringsdijk (de Knardijk). Ook de Knardijk wordt onderzocht om te kijken of versterking nodig is. De buitendijkse gebieden worden door middel van regionale keringen beschermd tegen de dreiging van hoog water. Maatschappelijk is er vraag naar bebouwing van of op de waterkeringen aan de randen van de polder. Technisch kan het en daarom werkt het waterschap aan ruimtelijke oplossingen mits de veiligheid gewaarborgd kan worden.

Schoon water

Samen met gebiedspartners wordt gewerkt aan een ecologisch gezond watersysteem in het stedelijk en landelijk gebied. Goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden (structuurdiversiteit) voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied zijn noodzakelijk. Zo worden natuurvriendelijke oevers en vispassages aangelegd. Tegelijk wordt vestiging en verspreiding van exoten tegengegaan. Het Waterschap streeft naar een goede oppervlaktewaterkwaliteit waarbij de aanwezigheid van schadelijke stoffen in het water en de waterbodems geen probleem is. Veel menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat water wordt verontreinigd. Door goed om te gaan met afvalwater zorgt het Waterschap ervoor dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Het waterschap zet de 1e stappen naar een duurzaam afvalwatersysteem: door energie en grondstoffen terug te winnen uit afvalwater wordt de uitstoot van broeikasgassen verminderd en wordt zuinig omgegaan met schaarse nutriënten.

Voldoende water

Het Waterschap wil een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen. Dit betekent dat het watersysteem zo is ingericht dat wateroverlast wordt
voorkomen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De andere kant van de verwachte klimaatveranderingen is dat ook extreem droge periodes vaker voor zullen komen. Het robuuste
watersysteem dat het Waterschap nastreeft zal dan ook in staat moeten zijn om te anticiperen op
watertekort tijdens extreme droogte. Daarbij is de feitelijke situatie van het watersysteem ook
daadwerkelijk zoals in de legger is beschreven. Het beheer en onderhoud richt zich op het goed
functioneren van het watersysteem, daarnaast is het ook afgestemd op het ter plekke gewenste ecologische functioneren van de watergang. Grondwaterbeheer (uitgezonderd drinkwaterwinning, grote industriële onttrekkingen van meer dan 500.000 m³ per jaar en koude-warmte opslag) ligt vanaf 2009 bij het Waterschap. De verschillende eisen die gebruiksfuncties stellen aan het peil, de voorraad en de kwaliteit van het grondwater zullen goed moeten worden afgestemd.

Water en ruimte

Samen met gemeenten gaat het waterschap op zoek naar nieuwe maatregelen om overlast van hevige neerslag of extreme droogte te voorkomen. De ruimtelijke ambities zijn groot (uitbreiding in Almere met 60.000 woningen) en het watersysteem biedt prachtige kansen. Daarom wil het waterschap vroeg bij nieuwe ontwikkelingen worden betrokken.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterbeheerplan.


Waterkader (2013)

Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland dit Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Voor het bestemmingsplan is de watertoets doorlopen en is het waterkader toegepast. In de Watertoets is de watertoets voor het bestemmingsplan opgenomen.

Overig provinciaal en regionaal beleid

Van een aantal beleidskaders is geen samenvatting opgenomen. De nota's zijn wel beoordeeld, maar niet (direct) van ruimtelijk belang voor het plangebied bevonden. Het betreft de volgende nota's:

  • Beleidsregel voor de beoordeling van geurhinder 2008
  • Beleidsregel bescherming landschap 2008
  • Verordening groenblauwe zone

Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het provinciaal en regionaal beleid.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid

Het beleidskader van de gemeente Almere en een overzicht van de beleidsdocumenten kan worden geraadpleegd via de website: http://www.almere.nl/bestuur/gemeentelijk-beleid/

3.1 Ruimtelijke ontwikkeling

Almere Principles (2009)

Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn de zeven Almere Principles ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling van de stad en luiden als volgt:

1. Koester diversiteit

2. Verbind plaats en context

3. Combineer stad en natuur

4. Anticipeer op verandering

5. Blijf innoveren

6. Ontwerp gezonde systemen

7. Mensen maken de stad

Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, om beheer en om duurzame sociale en economische processen.

In bestemmingsplannen is duurzaamheid geen apart benoemd thema. Ruimtelijke oplossingen voor structurerende duurzaamheidsthema's zoals water, ecologie en verkeer worden in de betreffende delen uitgewerkt. Omdat een bestemmingsplan niet het meest geëigende middel is, worden niet tot weinig ruimtelijke thema's als energiebesparing, materiaalkeuze en gezondheidsaspecten hier niet in uitgewerkt. Deze aspecten krijgen in andere stadia van projectontwikkeling voldoende aandacht.

Omgevingsvisie Almere (2017)

Volgens plan is Almere uitgegroeid tot een moderne tuinstad van stadsdelen in een groen-blauw raamwerk. De omgevingsvisie is erop gericht dit te behouden, maar ook de vele uitdagingen aan te kunnen gaan. Deze visie is gebaseerd op twee principes: organische ontwikkeling (spontaan, geen vast eindbeeld) en adaptief beleid (inspelen op verrassingen, geen blauwdrukken). Deze principes liggen ten grondslag aan vier uitgangspunten:

  • 1. ontwikkel en onderhoud het goede.
  • 2. van tuinstad naar growing green city: de bestaande afwisseling van groen-blauw en bebouwing moet worden behouden, maar in de growing green city staan de vele betekenissen van groen centraal: Almere is op termijn een stad die gezond eten, schone energie en zuiver water produceert, waar afval wordt hergebruikt met een grote rijkdom aan planten en dieren.
  • 3. onderscheidende positie in metropolitaan netwerk: Almere levert aan de noordelijke randstad als sterke, aantrekkelijke regio een grote bijdrage met een gedifferentieerd, anders (dan in de regio) woningaanbod én de unieke ligging aan bijzondere landschappen. De as Haarlemmermeer-Schiphol-Amsterdam-Almere staat centraal en de groei met 60.000 inwoners en 100.000 arbeidsplaatsen.
  • 4. uitnodiging aan iedereen: met eigen initiatieven bijdragen aan de ontwikkeling van Almere. De gemeente stimuleert en ondersteunt initiatieven en stelt de kaders waarbinnen initiatieven mogelijk zijn, om prioriteiten te stellen en om opgaven van algemeen belang te kunnen realiseren. Daarvoor is een ruimtelijke hoofdstructuur vastgelegd. Dit toont per laag aan wat waardevol is en welke kaders gelden bij initiatieven:
    • a. polderlaag (water, cultuurhistorie, natuurontwikkeling): kwaliteit water omhoog, meer waterberging, bescherming grondwater, recreatieve waarde van het water verbeteren, optimaal profiteren van de natuur bij projecten, blauw-groene buffers versterken, toegankelijkheid/ herkenbaarheid van de grote bossen verbeteren, aandacht voor de gebieden Oosterwold, Trekwegzone en Duin.
    • b. netwerklaag (wegen, spoor, busbanen, fietsroutes): functionaliteit van infrastructuur (IJmeerlijn, Stichtselijn, nieuw Station centrum en fiets-auto-openbaarvervoer), focus op duurzame energie, kwaliteit ICT-netwerken, 'slimmer maken van de stad (automatische afvalverwerking);
    • c. stedelijke laag (meerkernige opzet, bijbehorende voorzieningen, diversiteit): 'mensen maken de stad': inwoners en bedrijven geven zelf vorm aan de eigen toekomst en met betrekking tot voorzieningen.

- wonen en werken: functiemenging, meer betaalbare woningen voor senioren, kleine huishoudens voor beter evenwicht, transformatie, negen focusgebieden (zie programmaplan wijkgericht werken).

- wonen en zorg: zo lang mogelijk zelfstandig wonen door voldoende geschikte woningen waar zorg geleverd kan worden, bv. (groeps)woningen voor begeleid wonen.

- centrale voorzieningen: versterking Almere centrum, functiemenging in stads(deel)centra

- detailhandel: complementariteit van winkelcentra versterken, met name Poort, Buiten en Haven.

- sociaal-maatschappelijke voorzieningen: in alle stadsdelen gezondheidscentra, basisscholen en buurtontmoetingscentra.

- culturele voorzieningen: bevorderen vraag en faciliteren.

- onderwijs: versterken leer- en werkomgeving, opstellen integraal Huisvestingsplan Onderwijs (stadscentrum als campus, gezamenlijk ruimtegebruik), groenonderwijs.

- toerisme en recreatie: ruimte bieden voor kansrijke initiatieven, versterken kust-Duin en Nationaal Park.

- sport: clusteren van voorzieningen, direct in woonomgeving, uitnodigende groen-blauwe structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0030.png"

figuur: ruimtelijke hoofdstructuur

Ruimtelijke reserveringen

Met deze eerder gemaakte beleidskeuzes dient rekening te worden gehouden bij (ruimtelijke) initiatieven:

  • 1. ontwikkeling Eemvallei: strook in Oosterwold, gereserveerd voor landschapsontwikkeling en landbouw vanwege de vroegere rivier de Eem.
  • 2. Stichtselijn en IJmeerlijn: toekomstige openbaar-vervoerslijnen naar Utrecht en Amsterdam. Dit hangt af van verdere woningbouwontwikkeling en dient nog onderzocht te worden qua haalbaarheid, modaliteiten en grondbeslag.
  • 3. diverse infrastructurele reserveringen: A6, A27, hoogspanningslijn, autowegen, fietspaden.
  • 4. reservelocaties voor ontwikkelingen op de lange termijn: Almere Stad (2F7, Oostkavels, delen Vaart 4), Almere Poort (Pampushout I, II, III), Almere Hout (Overgooi, Stichtsekant, Vogelhorst, Twentsekant).
  • 5. Almere Pampus inclusief buitendijks gebied: voor de lange termijnontwikkeling na 2025-2030, na positief besluit IJmeerlijn en na bouw van 25.000 woningen in Almere.
  • 6. Buitendijkse ontwikkeling Almere Haven.

De gereserveerde locaties of andere gebieden die nog niet ontwikkeld zijn, kunnen tijdelijk gebruikt worden voor bv. het opwekken van duurzame energie (zonnevelden) of verbouw van gewassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0031.png"

figuur: reserveringen

Het bestemmingsplan is in overeenstemming metde Omgevingsvisie

Ontwikkelingsplan Duin (2011)

Het Ontwikkelingsplan Duin vormt de basis voor de gebiedsontwikkeling in de kustzone en bevat de kaders en de gewenste ontwikkeling voor het binnendijkse en buitendijkse plangebied. Er is een plan ontwikkeld waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt van de locatie: water, strand en bos, en waarbij het gebied zowel een woon- en werklocatie wordt als ook een recreatieve bestemming. DUIN is het product van een prijsvraag, waarbij het plan van Amvest, DUIN, is gekozen. Op basis van de visie van de prijsvraag is het ontwikkelingsplan uitgewerkt.

De identiteit en sfeer van Duin is te vatten in vier kernwaarden: Podium van stad en regio, Bijzonder woonlandschap, Vakantiegevoel en Betrokkenheid. Binnen het plangebied van Duin worden binnendiijks acht deelgebieden onderscheiden: Stranddorp, Kreekbos Noord, Duin Noord, Duinkop Noord, Duinkop Zuid, Duin Zuid (incl. Vallei), Kreekbos Zuid en Muiderduin.

In het ontwikkelingsplan zijn de infrastructurele en landschappelijke hoofdstructuren vastgelegd, alsmede de ligging (incl. hoogte) van het landschap en het programma per deelgebied. Het plan voor Duinkop Zuid en Duinkop Noord bevat bebouwing bestaande uit hoogbouw in een landschap van duinen en met een gemengd programma van woningbouw, horeca, leisure, (functiegebonden) detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en kantoren. De overige gebieden zijn vooral woongebieden, deels in een duinlandschap en deels in het bos. Plangebied Muiderduin kent twee ontwikkelvarianten, de hoofdvariant met woningbouw en een tweede variant met leisure. Het Almeerderstrand heeft een (boven)regionale oriëntatie en programmering. Hier worden jaarlijks diverse kleine en grote evenementen gehouden, van zandsculpturen bouwen tot concerten en de Libelle Zomerweek. Grote manifestaties worden meer richting A6 gehouden aan de baai. Hiervoor is uitbreiding van het strand nodig en worden basisvoorzieningen op het strand aangebracht. Het Almeerderstrand kent ook een intensief gebruik ter plaatse van Duinkop Zuid. Hier is het Strandbad Duin ontwikkeld. Op termijn is de doorgroei naar een openbaar toegankelijke passantenhavenm in het ontwikkelingsplan opgenomen. Het Meerstrand aan de noordzijde van de jachthaven is een strand met een lokale oriëntatie en programmering; rustig van karakter met enige horeca. Daarbij is opgenomen dat dit strand wordt uitgebreid en dat het catamaranstrand wordt verplaatst naar de noordwestzijde van de jachthaven op een nieuw aan te leggen strand.

Het ontwikkelingsplan is een plan op hoofdlijnen met een bepaalde mate van flexibiliteit die nodig is om een langjarige ontwikkeling te faciliteren. In 2017 is het ontwikkelingsplan gedeeltelijk gewijzigd vastgesteld. Het stedenbouwkundig en landschappelijk plan van Duinkop Zuid en Noord is gedeeltelijk aangepast, waarbij de boulevard is vervangen door een duinlandschap dat over de dijk heen gaat en op deze wijze het binnendijks deel met het strand verbindt.

Op basis van het ontwikkelingsplan is een grondexploitatie vastgesteld waarmee de financiële haalbaarheid inzichtelijk is gemaakt.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Ontwikkelingsplan Duin.

Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014 (2012)

Het gaat hier om een bestuurlijke inspanningsverplichting van het Rijk, de provincie Flevoland, de gemeente Almere en het Waterschap Zuiderzeeland om gezonde systemen te ontwerpen ten behoeve van de duurzame ontwikkeling van de stad. Dit geldt voor zowel de toekomstige stedelijke gebieden als voor de bestaande stad. Systeeminnovaties worden ontwikkeld ter bevordering van duurzame gebiedsontwikkeling. De innovaties hebben betrekking op energie, mobiliteit, water en productief landschap. De doelstellingen in de afspraken zijn:

  • Bij de ontwikkeling van Almere wordt ernaar gestreefd dat de gemeente – met gebruikmaking van de directe omgeving – energieneutraal (exclusief mobiliteit) is vanaf 2025. Hierbij wordt minimaal 40% van de energievraag binnen de gemeente op een duurzame manier opgewekt. De gebiedsontwikkelingen van Almere zijn energieneutraal en zo mogelijk energieproducerend. De energiedoelstelling wordt bereikt door energiebesparing en door toepassing van duurzame vormen van energieopwekking (o.a. zonne-energie, windenergie, groen gas, biogas, warmte-koudeopslag).
  • Bij de groeiopgave worden de mogelijkheden benut om duurzame vormen van mobiliteit uit te breiden. Focus ligt op schone en energiezuinige mobiliteit en voorkomen van milieuproblemen (geluid, fijnstof etc). Ambities zijn dat voor het personenvervoer nieuwe mogelijkheden ontstaan voor de gewenste verschuiving van het traditionele gemotoriseerd vervoer, in de richting van een groter aandeel openbaar vervoer en een groter aandeel elektrisch vervoer.
  • De groenblauwe omgeving wordt waar mogelijk en wenselijk – naast haar traditionele gebruiksvormen t.a.v. cultuur, natuur en recreatie – ingezet om ruimte te bieden aan de gezonde systemen van de stad. Het gaat hierbij om de gezonde systemen van energie, water en mineralen kringloop (o.a. lokale voedselproductie en gft-verwerking). Indien deze nieuwe functies in de groenblauwe omgeving leiden tot exploitatie-opbrengsten, zullen deze mede ingezet worden voor de uitbreiding, kwaliteitsverhoging en beheer van de groenblauwe omgeving.
  • De ontwikkeling van Almere zal gepaard gaan met de ontwikkeling van een bijbehorend duurzaam watersysteem. De opgaven van wateroverlast en droogte worden verbonden met de ruimtelijke opgaven van Almere. Almere wordt een klimaatbestendige stad.

De partijen bieden ruimte aan duurzaamheidinitiatieven die bijdragen aan het realiseren van de duurzaamheiddoelstellingen voor water, energie, mobiliteit en productief landschap conform deze Afspraken Duurzaam Almere.

Het bestemmingsplan is in overenstemming met de Afspraken Duurzaam Almere.

Energie Werkt! (2015)

In Almere wordt vanaf 2008 gewerkt aan de ambitie om in 2025 energieneutraal te zijn. De Almere Principles (2008) vormen de basis van een aantal opvolgende afspraken. Met het Rijk en de Provincie Flevoland zijn energie afspraken vastgelegd in het Integraal Afspraken Kader (IAK Almere 2.0, 2010) en meer specifiek uitgewerkt in de Afspraken Duurzaam Almere 2012-2014. Daarin is onder andere afgesproken dat de gemeente Almere streeft naar energieneutraliteit in 2025.

Almere heeft de ambitie om in 2022 al energieneutraal te zijn (exclusief mobiliteit). Om dit te bereiken is het noodzakelijk om focus te brengen in de vereiste gezamenlijke inspanning met, door en voor de stad, om een versnelling in hernieuwbare energievoorziening te realiseren. Dit is aanleiding geweest om te komen tot (en tevens het doel van) het Programmaplan Energie Werkt! Het programmaplan richt zich op de periode 2015 - 2018.

Het programma bevat een werkwijze langs 5 inhoudelijke werklijnen:

  • Werklijn 1 Zon

In deze werklijn wordt langs vier speerpunten ingezet op het vergroten van hernieuwbare (elektrische) energieopwekking uit zon. Het stimuleren van extra panelen op particuliere daken en daken van gemeentelijk vastgoed, scholen en verenigingen wordt in deze werklijn vormgegeven. Ook wordt gekeken hoe we grootschalige panelen kunnen realiseren op huurwoningen en wordt onderzocht hoe en waar zonnevelden op (braakliggende) gronden kunnen ontstaan.

  • Werklijn 2 Warmte

Deze werklijn legt de focus op het verduurzamen van het bestaande warmtenet en het aanleggen en voeden van eventuele nieuwe warmtevoorziening op hernieuwbare energiebronnen. Voor het bestaande net wordt in het programma een beeld gegeven van de mogelijke opties om het net te verduurzamen en welke investeringen daarbij horen. Er wordt verkend of en hoe met partner Nuon samengewerkt gaat worden. Het bespreken van de hoogte en differentiatie in aansluittarieven maakt deel uit van deze verkenning. Voor nieuwe gebieden wordt ingezet op innovatieve technieken.

  • Werklijn 3 Wind

Windenergie kan zowel binnen als buiten Almere opgewekt worden. De keuze in deze werklijn is dat Almere binnen de gemeentegrenzen initiatieven faciliteert als bewoners of bedrijven daarom vragen. Binnen deze werklijn zijn hiervoor strikte criteria opgesteld en worden initiatieven daarin begeleid. Voor investeringen in windenergie buiten Almere wordt verkend hoe op passende wijze aangesloten kan worden op lopende ontwikkelingen binnen de Provincie Flevoland. In deze werklijn is opgenomen dat in elk nieuw bestemmingsplan kleinschalige windinstallaties mogelijk worden gemaakt via binnenplanse afwijking van de bouwregels, waarbij de windinstallatie op het hoofdgebouw of aan de gevel van het hoofdgebouw geplaatst moet worden. De toegestane bouwhoogte voor hoofdgebouwen mag met maximaal 3 meter worden overschreden en de rotordiameter van de windinstallaties mag maximaal 2 meter bedragen (zie Programmaplan Energie werkt!, juli 2015, pagina 26).

  • Werklijn 4 Scholen en verenigingen

In deze werklijn worden Almeerse scholen en verenigingen aangezet tot het nemen van duurzame energiemaatregelen en worden deze brandpunten in de Almeerse wijken en buurten benut om de ambitie energieneutraal in 2022 onder de aandacht te brengen en zichtbaar vorm te geven. Door inzicht te verschaffen in mogelijke maatregelen en daarbij financieringsarrangementen aan te bieden wil deze werklijn in deze doelgroep hernieuwbare energie als standaard neerzetten.

  • Werklijn 5 Bewoners en bedrijven

Bewoners worden vanuit deze werklijn ondersteund om stappen te (blijven) zetten naar een energieneutraal Almere. Via diverse stimuleringsmaatregelen wordt hierop ingezet. Door inzicht en advies te verschaffen maar ook financieringsmogelijkheden te geven draagt deze werklijn binnen deze doelgroep bij aan een versnelling in de duurzame energietransitie. Voor bedrijven wordt ingezet op meer inzicht in rendabele investeringen en maatregelen die samenhangen met energiebesparing en hernieuwbare energieopwekking.

Binnen het plangebied zijn zonnepanelen, zonnecollectoren en kleine windmolens op of aan gebouwen (via afwijking) mogelijk.

Woonvisie Almere 2.0 op weg naar 2030 (2009)

Deze visie geeft het beleid van de gemeente ten aanzien van het wonen weer. In de Woonvisie wordt de opgave van 60.000 nieuwe woningen benoemd. De Woonvisie zet in op vijf ambities:

  • 1. Almere wordt de proeftuin van duurzaam bouwen: duurzaamheid wordt (nog meer dan voorheen) een leidend principe bij de ontwikkeling en het beheer van de bestaande en de nieuwe stad. Het blauwgroene casco blijft een sturend element.
  • 2. Almere wordt een gedifferentieerde stad: door toe- en invoeging van nieuwe woon- en werkmilieus wordt Almere een complete stad en wordt aantrekkelijk voor 'nieuwe' doelgroepen (bijvoorbeeld studenten, creatievelingen en startende ondernemers). Hierbij denken we onder meer aan woonmilieus 'centrum-stedelijk', 'centrumrand', 'villawijk' en 'landelijk'. Het woningbouwprogramma is gedifferentieerd naar prijs, type en eigendomsverhoudingen. Bovenstaande geldt voor de nieuwe en bestaande stadsdelen. Differentiatie in bestaande stadsdelen heeft tot doel het doorbreken van de eenzijdigheid, het versterken van de concurrentiekracht en het faciliteren van wooncarrières.
  • 3. Wonen moet betaalbaar en toegankelijk zijn voor iedereen: Almere blijft functioneren als een emancipatiemachine en biedt zo mogelijk betaalbare woningen (koop en huur) aan, goed verspreid over de verschillende stadsdelen. Uitgangspunt is een kernvoorraad van 30% sociale woningbouw per stadsdeel. Van alle nieuwbouw is 35% sociaal, waarvan 25% huur en 10% koop. Deze sociale woningbouw moet ook duurzaam sociaal blijven (bijvoorbeeld door middel van erfpacht). Dit thema wordt nog nader uitgewerkt. Daarnaast is het nieuwe beleid dat elke wijk voor tenminste 35% uit sociale woningbouw moet bestaan. Hoe we hierbij een wijk moeten definiëren is nog niet helemaal duidelijk. Daarnaast moet elke wijk bestaan uit tenminste 30% huurwoningen.
  • 4. Almere is een zorgzame en leefbare stad: mensen de mogelijkheid bieden om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen (voldoende rolstoelgeschikte, aanpasbare en gelijkvloerse woningen). Als dat niet meer lukt, zorgen voor voldoende, op de behoefte toegesneden woonzorgvoorzieningen.
  • 5. De eindgebruiker staat centraal: mensen moeten directe zeggenschap krijgen over de bouw van hun eigen woning. Doelstelling is 30% van de woningbouw in Almere in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast moeten bewoners meer te zeggen krijgen over de woonomgeving. De gemeente Almere wil corporaties en beleggers nog meer bij de stad betrekken (zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch).

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonvisie.

Kadernota Grondbeleid (2009)

Voor de periode 2009-2030 formuleert de gemeente Almere de volgende specifieke doelen van het grondbeleid:

  • 1. Het faciliteren van de realisatie van de Almere Principles. Het grondbeleid moet bijdragen aan het realiseren van diversiteit, ecologisch gezonde systemen en de participatie van duurzame stakeholders en met name eindgebruikers en eindbeheerders vanaf de allereerste stadia.
  • 2. Het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit. Het grondbeleid moet de basis leggen voor ruimtelijke kwaliteit, aansluitend bij de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven.
  • 3. Het faciliteren van de stedelijke economie. Het grondbeleid dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de stedelijke economie door het creëren van ruimte voor een gedifferentieerde bedrijvigheid en werkgelegenheid in het kader van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering.
  • 4. Het inspelen op de Schaalsprong. Dat omvat de bouw van 60.000 woningen in twintig jaar (gemiddeld 3.000 woningen per jaar) en de realisatie van de accommodatie voor 100.000 banen (gemiddeld 5.000 banen per jaar). Het grondbeleid moet er dus voor zorgen dat er tijdig aantrekkelijke en gedifferentieerde locaties worden aangeboden die aansluiten op de dynamische vraag van huishoudens en bedrijven. Voorts moet het grondbeleid eraan bijdragen dat de gevolgen voor de Schaalsprong voor de gemeente positief zijn.
  • 5. Het faciliteren van het programma voor de bestaande stad. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan een gebiedsgerichte aanpak, gericht op een duurzame samenleving.
  • 6. Het veiligstellen van de betaalbaarheid van sociale woningen en maatschappelijk vastgoed. Een essentiële component van de stedelijke dynamiek is dat substantiële delen van de huur- en de koopwoningvoorraad betaalbaar en financieel bereikbaar zijn en blijven voor huishoudens met een bescheiden inkomen. De betaalbaarheid van sociale huur- en koopwoningen en maatschappelijk vastgoed is een punt van aandacht, niet alleen in de investeringsfase maar ook in de beheersfase. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor het functionele grondprijsbeleid en gronduitgiftebeleid.
  • 7. Het faciliteren van particulier opdrachtgeverschap. Uit het vorige punt vloeit vooral dat het grondbeleid in een deel van de stedelijke ontwikkeling en herstructurering gunstige condities schept voor individueel en collectief particulier opdrachtgeverschap en mede-opdrachtgeverschap.
  • 8. Het beheersen van de financiële risico's en het benutten van financiële kansen. Het grondbeleid gaat noodzakelijkerwijze gepaard met financiële risico's voor de gemeente, marktpartijen en huishoudens. Het grondbeleid dient er mede op gericht te zijn dat de financiële risico's voor de gemeente adequaat worden beheerst, en voorts dat kansen op positieve exploitatieresultaten worden benut.

Naast deze doelen heeft de gemeenteraad ingestemd met een repertoire aan beleidsinstrumenten, bestaande uit verwervingsbeleid, kostenverhaal, kostenverevening en grondprijs- uitgiftebeleid.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze nota. Er is overigens een nieuwe nota in voorbereiding.

Welstandsnota 2018

Op 12 juli 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met de nieuwe Welstandsnota, waarbij de vorige nota uit 2014 is ingetrokken. Net als in die vorige nota zijn grote delen van de stad welstandsvrij, omdat de kwaliteit van de bebouwing bij bewoners in goede handen is en het stadsbeeld hiermee levendiger en verrassender kan worden. In deze gebieden behoeven bouwplannen niet meer preventief getoetst te
worden op het welstandsaspect. Ten opzichte van de vorige nota zijn het Floriadegebied en Duin Etalagebieden geworden in plaats van vallend onder respectievelijk het groenblauw raamwerk en welstandsvrij en is de contour van centrum poort aangepast.

De verplichte welstandstoets blijft gehandhaafd voor de volgende gebieden en thema's, omdat daar het bewaken van het gemeenschappelijk belang (identiteit en gezicht van de stad en kwaliteit van de collectieve ruimte van de stad) van groot gewicht is:

  • Het groenblauwe raamwerk

Het landschap in Almere vormt het groenblauwe raamwerk waarin de stadsdelen zijn gevat. Voor dit
groenblauwe raamwerk geldt een restrictief bouwbeleid: alleen gebouwen die een positieve bijdrage
leveren aan het functioneren van het groenblauwe raamwerk zijn welkom. In de nota 'Kleur aan groen'
(zie Groene stad) is dit beleid vastgelegd en uitgewerkt.

  • De hoofdinfrastructuur

Het stelsel van hoofdwegen, spoorlijnen en vaarten vormt het raamwerk waarlangs mensen zich door
Almere voortbewegen. Het betreft zowel het aanzien van de gebouwde bestandsdelen van deze
hoofdinfrastructuur zoals bruggen, viaducten en geluidschermen als de beeldbepalende elementen van de bebouwing langs de hoofdinfrastructuur die het stadsbeeld mede bepalen.

  • De centrumgebieden

De bebouwing in de centra van de kernen Almere Stad, Almere Haven en Almere Buiten bepaalt in
belangrijke mate het beeld van deze gebieden, die van collectief belang zijn.

  • Bijzondere gebieden

Een aantal gebieden is van bijzondere betekenis voor het stadsbeeld van Almere. Zij verdienen om die
reden extra bescherming. Het gaat om de Bouwrai-gebieden Muziekwijk 1990, Filmwijk 1992, Het Gewilde Wonen 2001 in de Eilandenbuurt en de prijsvraaggebieden de Fantasie, de Realiteit en de Eenvoud. De Regenboogbuurt valt hier niet onder en is dus vooralsnog welstandsvrij.

  • Etalagegebieden

Duin en Floriade zijn unieke ontwikkelgebieden met een meerwaarde voor Almere. Deze gebieden zijn welstandsplichtig, behalve voor gronden waarvoor nog geen omgevingsvergunning is verleend. Met andere woorden: een aanvraag voor een nieuwe woning is niet welstandsplichtig, maar een aanvraag voor verbouw aan een bestaande wel. De aanvraag voor de nieuwe wordt beoordeeld door een kwaliteitsteam.

  • Reclame

Met het aanbrengen van reclameborden in de openbare ruimte en aan gebouwen zijn grote financiële
belangen gemoeid. Het risico van wildgroei bij het vrijlaten van reclame in de openbare ruimte is groot.
Beperking is noodzakelijk, om te voorkomen dat de architectuur geheel ondergeschikt wordt aan
reclame. Een regulerend beleid beschermt bovendien winkels en bedrijven met een kwaliteitsuitstraling.


Op onderstaande kaart is aangegeven in welke gebieden het welstandsbeleid van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0032.png"

Op onderstaande kaart is aangegeven in welke gebieden het welstandsbeleid van toepassing is.

Wanneer een gebied welstandsvrij is, wil dat overigens niet zeggen dat er geen regie is. Voor de
omvangrijkere (her)ontwikkelingsgebieden kan het college supervisie door kwaliteitsteams instellen, bijvoorbeeld in etalagebieden. Ook kan bewonerswelstand worden ingesteld indien 2/3 meerderheid in een gebied aangeeft dat welstandstoetsing gewenst is. Voor het hele grondgebied van de gemeente geldt verder de excessenregeling. De excessenregeling is het instrument om bouwwerken, die in ernstige mate ontsierend zijn voor de omgeving, te laten aanpassen. De excessenregeling is gericht op het uiterlijk en is niet bedoeld om de plaatsing van bouwwerken tegen te gaan.

De strarnden in het plangebied vormen onderdeel van het groenblauwe raamwerk en hier geldt dan ook de welstandstoets. (zie ook bij nota 'Kleur aan groen' onder 3.4 Groene stad).

Beleidsnota kleine bouw 2008 (2009, 2010)

In deze nota worden kaders benoemd voor de uitbreiding van woningen, het gebruik van woningen voor beroepen en bedrijven aan huis, bouwwerken nabij woningen en bedrijven, de oprichting van antennemasten e.d. Als een bouwplan aan de voorwaarden uit de nota voldoet, dan wordt medewerking verleend aan een bouwaanvraag, ook als deze niet past in het bestemmingsplan. Voor nieuwe bestemmingsplannen is het uitgangspunt dat de regeling uit de Nota hierin wordt overgenomen. Deze kaders scheppen duidelijkheid voor inwoners en bedrijven.

Samengevat regelt de nota de volgende bouw- en gebruiksmogelijkheden:

  • a. uitbreiding van of een bijgebouw bij woongebouwen;
  • b. uitbreiding van of een bijgebouw bij niet-woongebouwen (bijvoorbeeld winkels, scholen, bedrijfsgebouwen);
  • c. realiseren van gebouwen voor openbaar nut, openbaar vervoer of wegverkeer;
  • d. oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen, kunstobjecten, overkappingen);
  • e. realiseren van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie;
  • f. regeling met betrekking tot aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • g. oprichten van antenne-installaties.

Voor dit plangebied betekent dit dat de uitgangspunten van de nota zijn verwerkt in de planregels.

Masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet (1999)

Naast het nationale en provinciale antennebeleid heeft de gemeente ook een eigen 'antennebeleid'. Dit beleid houdt in dat zendmasten niet in woonwijken en natuurgebieden mogen worden geplaatst. Wel is plaatsing mogelijk op bedrijventerreinen, sportparken en langs hoofdinfrastructuur.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het beleid van masten en antennes t.b.v. het mobiele telefoonnet.

Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen in de gemeente Almere (2013)

De regels in de Aanwijzing en nadere regels ligplaatsen van vaartuigen zorgen ervoor dat de watergangen in de stad op een verantwoorde manier gebruikt kunnen blijven worden. In artikel 5:19, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2011 is een verbod opgenomen om met een vaartuig in openbaar water een ligplaats in te nemen, een ligplaats te hebben dan wel beschikbaar te stellen. In de aanwijzing en nadere regels ligplaatsen is geregeld dat dit verbod niet van toepassing is op de aangewezen gedeelten van het openbaar water die als ligplaatsen woonschepen zijn aangegeven op kaart die bij de aanwijzing hoort. Op de kaart bij de aanwijzing zijn ook vaste ligplaatsen, afmeeroevers, passantenligplaatsen, wachtplaatsen, particulier water en particuliere oevers aangegeven.

Binnen het plangebied zijn ligplaatsen voor woonschepen aangewezen. In de bestemming 'Water' is in de bestemmingsomschrijving aanleggelegenheid opgenomen, waardoor het gebruik als afmeeroever op grond van het bestemmingsplan is toegestaan.

Beleidsnota prostitutie en seksbranche Almere (2018)

In juli 2018 is het nieuwe prostitutiebeleid vastgesteld, waarbij de vorige nota uit 2000 is ingetrokken. Het beleid was verouderd gelet op nieuwe ontwikkelingen in de branche zelf en aanstaande nieuwe landelijke wetgeving (de Wrp). Ook was het vestigingsbeleid te complex en beperkt onderbouwd.

Het nieuwe beleid heeft vier speerpunten: regulering van de branche, aanpak van misstanden, versterken van de positie van de prostituee én toezicht en handhaving. Raam- en straatprostitutie blijven in heel Almere verboden. Andere seksbedrijven zijn onder voorwaarden toegestaan in de (multifunctionele) stadscentra van Stad, Buiten, Haven en Poort. Er geldt dus geen maximumstelsel meer, maar er vindt maatwerk plaats door een toets op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Op reguliere bedrijventerreinen zijn alleen prostitutiebedrijven beperkt mogelijk: maximaal een bedrijf per bedrijventerrein met een maximum van twee, mits de onderlinge hemelsbrede afstand meer dan 200 meter bedraagt. Andere seksbedrijven (sekstheaters en -bioscopen) zijn hier niet toegestaan. Op de reguliere bedrijventerreinen Stichtsekant, Twentsekant en het Groene Kadeweg gebied zijn geen enkele soorten van seksbedrijven toegestaan.

Seksbedrijven zijn verboden in woonwijken, omdat dit een negatieve invloed heeft op het woon- en leefklimaat wegens aanloop van prostituees, klanten en pooiers. Niet-bedrijfsmatig werkende thuiswerkers mogen wel in woonwijken, mits is voldaan aan de beroep-aan-huisregeling. Op binnenstedelijke en industriële bedrijventerreinen en in overige gebieden/ landschapstypes (bos, moeras, park, voorzieningenpark, water, identiteitsdragers) zijn seksbedrijven niet toegestaan. Voor bestaande seksbedrijven op binnenstedelijke bedrijventerreinen geldt een overgangsregeling.

Een escortbedrijf is geen seksbedrijf, omdat dit bedrijf slechts bemiddelt tussen prostituee en klant en er geen seksuele handelingen plaatsvinden. Deze mogen dus overal in Almere. Wel is een vergunning nodig, omdat gelegenheid wordt geboden tot prostitutie.

Bij elke nieuwe aanvraag voor een vergunning voor een seksbedrijf wordt getoetst op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Voorwaarde is dat vestiging alleen mogelijk is op minimaal 100 meter hemelsbreed van gebouwen voor de openbare eredienst en lagere scholen.

Voor het plangebied betekent dit dat in Poort Buitendijks seksbedrijven niet zijn toegestaan.

Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 (2012)

Het Coffeeshopbeleid gemeente Almere 2013 bevat de uitgangspunten en criteria die worden gehanteerd bij de behandeling van de (aanvragen voor) vestiging van koffieshops in Almere.

Binnen de gemeente Almere worden maximaal vier gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop. Voor de stadskern Almere Stad maximaal twee, voor de stadskern Almere Haven maximaal één en voor de stadskern Almere Buiten maximaal één. Als dit maximum van vier is bereikt worden verdere aanvragen op grond daarvan afgewezen.

Een coffeeshop kan slechts gevestigd worden op een locatie met een horecabestemming. Een coffeeshop valt onder Categorie I “ lichte horeca”. Vestigingscriteria ten aanzien van de locatie zijn onder andere:

  • geen vestiging van coffeeshops in woonwijken;
  • situering ten opzichte van scholen: de loopafstand dient minimaal 350 meter te zijn tussen een school (basis- en voortgezet onderwijs) en een coffeeshop (uitgezonderd Festivalplein)
  • dusdanig gesitueerd dat maatschappelijke controle en controle door controlerende instanties mogelijk is;
  • vestiging aan de rand van bedrijventerreinen is toegestaan, tenzij geen controle mogelijk is;
  • vestiging in het centrum is toegestaan.

Op grond van dit beleid wordt er geen coffeeshop in Poost buitendijks toegestaan.

Uitgiftebeleid benzineverkooppunten (2000)

Op 19 mei 2000 heeft het college van B&W het 'uitgiftebeleid benzineverkoop' vastgesteld. Het beleid gaat uit van de uitgifte van alleen solitaire tankstationlocaties. Daarnaast is in de nota een spreidingskaartje voor benzineverkooppunten opgenomen. Op deze kaart staat aangegeven waar benzineverkooppunten gerealiseerd mogen worden.

Binnen het plangebied zijn geen benzineverkooppunten toegestaan. Wel is er een verkooppunt voor boten.

3.2 Bereikbaarheid en mobiliteit

Nota Mobiliteitsplan Almere (2012)

Keuzes op het gebied van verkeer en vervoer zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor stedelijke ontwikkelingen. Ze werken ook door in het dagelijks leven op straat. Het gaat dan met name om een goede bereikbaarheid, maar óók om de wijze waarop verkeer en vervoer wordt ingebed in het stedelijk weefsel. De volgende 8 hoofdkeuzes worden gemaakt:

  • 1. Stimuleren economische ontwikkeling door verbeteren regionale bereikbaarheid, handhaven goede interne bereikbaarheid en versterken van wijkeconomie met introductie stadsstraten;
  • 2. Betere inpassing infrastructuur in stedelijk weefsel en aanwenden infrastructuur ter ondersteuning van organische groei;
  • 3. Handhaven van een gezond, verkeersveilig en duurzaam verkeerssysteem met aandacht voor initiatieven uit de markt;
  • 4. Vasthouden kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer waarbij de sociale veiligheid en de inpassing in het stedelijk weefsel verbeteren;
  • 5. Realiseren hoger fietsgebruik door het aanbieden van een kwalitatief hoogwaardig, sociaal veilig en kostenefficiënt hoofdfietsnetwerk;
  • 6. Aanbieden van veilige en prettige looproutes in woonwijken en winkelcentra en openbaar vervoer voorzieningen;
  • 7. Vasthouden van de goede interne bereikbaarheid per auto met aandacht voor inpassing, beleving en oriëntatie;
  • 8. Parkeeroplossingen op maat voor bewoners, bezoekers en werknemers.


Doelstellingen met ruimtelijke betekenis zijn:

  • Meer functiemenging;
  • Maken van stadsstraten: straten of lanen die een meer stedelijke uitstraling hebben door het verkeer niet meer strikt van de omgeving te scheiden; ook ter versterking van de wijkeconomie;
  • Concentratie van voorzieningen rondom knooppunten (m.n. stations);
  • Verbetering sociale veiligheid op fietsroutes (onder andere bundeling met auto-infrastructuur cq langs (woon)bebouwing), looproutes en openbaar vervoer. Tenminste één sociaal veilige fietsroute tussen stadsdelen;
  • In nieuwe gebieden met de gebruikelijke Almeerse dichtheid en hoger wordt het systeem van verkeersscheiding grotendeels doorgezet (eventueel eigen rijstrook, in plaats van aparte infrastructuur). In nieuwe gebieden met lagere dichtheden kan in principe van dit systeem worden afgestapt. In bestaand gebied geen grote ingrepen;
  • Openbaar vervoer en fiets krijgen prioriteit boven de auto;
  • Hoofdfietsnetwerk met ongelijkvloerse kruising van de dreven;
  • Doorgaand autoverkeer weren uit woongebieden;
  • Aandacht voor verkeersveilige schoolomgeving;
  • Capaciteitsvergroting regionale vervoersverbindingen (ov en auto);
  • Op langere termijn een IJmeerverbinding als voorwaarde voor gezonde groei Almere;
  • Bij interne bereikbaarheid krijgen economisch belangrijke gebieden (zoals het Stadscentrum en het centrum van Almere Buiten inclusief Doemere) prioriteit.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van dit beleidsplan.

Verkeersveiligheid rond basisscholen (2001)

De verkeersdrukte rond basisscholen door de auto's van de ouders/verzorgers is een algemeen probleem, dat de veiligheid van de kinderen in gevaar brengt.

De locatie van basisscholen en daarbij de verkeerssituatie rond de school moet daarom in een vroeg stadium in de stedenbouwkundige plannen opgenomen worden. Dit geldt in het bijzonder voor zgn. educatieve steunpunten c.q. de brede school.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het beleid van Verkeersveiligheid rond basisscholen.

3.3 Werk in de stad

De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019 (2015)


De Economische Kracht van Almere bevat de economische agenda, de programmalijnen en speerpunten, voor de periode 2015-2019. Almere maakt deel uit van de economische topregio Noordvleugel. Dit vraagt om een aantrekkelijk vestigingsmilieu. Almere richt zich op het doorontwikkelen van de eigenheid van Almere en de complementariteit van de stad in de Noordvleugel. De programmalijnen zijn:

  • Excellent gastheerschap via het faciliteren van bestaande en nieuwe bedrijven, door onder meer het contact houden met gevestigde bedrijven en het versterken van aanspreekpunten tussen gemeente en ondernemers;
  • Stimuleren van nieuwe kansen en mogelijkheden van ondernemers, door onder meer het mogelijk maken van bestemmingsverruiming van leegstaande (kantoor)gebouwen;
  • Inspannen om knelpunten op te lossen die ondernemers signaleren;
  • Dienstverlening aan ondernemers via het Ondernemersplein;
  • Inzetten voor heldere en soepele toepassing van regelgeving, door onder meer aanpassing en verruiming van het beleidskader over werklocaties (GVV);
  • Cultuurverandering van de gemeentelijke organisatie gericht op het adequaat en vlot bedienen van ondernemers met snelle en 'to-the-point' dienstverlening;
  • Doorontwikkelen van de clusteraanpak met EDBA 2.0, bedrijven, onderwijs- en kennisinstellingen, gericht op economische structuurversterking in Almere.


Het bestemmingsplan is in overeenstemming met De Economische Kracht van Almere, economische agenda 2015-2019.


Gemeentelijke Visie op de Werklocaties (2016)

De Gemeentelijke Visie op Werklocaties (= GVW) vormt het beleidskader voor het vestigen van economische activiteiten. De dynamiek in de huisvesting van economische activiteiten is groot en de GVW geeft de kaders om te bepalen waar initiatieven kunnen komen en welke ruimtelijke randvoorwaarden daarbij gelden. Uitgangspunt is dat overal in Almere gewerkt kan worden. Daarbij passen een optimale flexibiliteit en functiemenging. De GVW bestaat uit een leidraad en kaartbeelden, de Vestigingsvisie Horeca Almere 2016 en het beleid voor Facilitypoints. De leidraad geeft op hoofdlijnen aan welke soorten economische activiteiten zich in welk soort milieu kunnen vestigen en vormt de basis voor bestemmingsplannen. Doel is om initiatieven zorgvuldig in te kunnen passen. De leidraad geeft richting aan waar wat is toegestaan, maar sluit tegelijk ook niets uit, mits dit geen afbreuk doet aan het milieu dat op die plek van toepassing is. Niet alle aspecten lenen zich daarom voor inpassing in bestemmingsplannen zonder dat er sprake is van concrete initiatieven. In individuele gevallen kan afgeweken worden van het beleid op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing.

  • A. Centrummilieus: mix aan activiteiten met wonen in hoge dichtheid naast elkaar; alleen activiteiten in categorieën A, B of C: winkels, horeca, werken aan huis.
  • B. Woonmilieus: werken aan huis en kleinschalige, zelfstandige werkplekken in de wijken met beperkte effecten; Indische buurt, Floriadegebied en Duin zijn woon-werkmilieus met mix van wonen en werken (en horeca) onder voorwaarden.
  • C. Werkmilieus:
    • 1. Binnenstedelijk: ruimte voor verkleuren naar diverse activiteiten; binnen de kom van woonbebouwing; qua schaal en maat aansluitend op woonomgeving; vanwege ligging tegen woonmilieus alleen categorieën A, B of C; kantoorhoudendheid tot max 50% per bedrijf en/of 1500 m2 zelfstandige kantoren per kavel met een maximum van 25% van het bebouwd gebied per bedrijventerrein; voorzieningen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel niet met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; Naar aanleiding van concrete initiatieven kan wonen eventueel aan de randen van het terrein mits voldaan aan de goede ruimtelijke ordening. Horeca, anders dan ondergeschikt, kan eventueel ook naar aanleiding van concrete initiatieven worden toegestaan.
    • 2. Regulier: geschikt voor grotere bedrijven (categorie 1 t/m 3.2); voorzieningen en horeca mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijke ordening); detailhandel nee met uitzondering van bestaande perifere en ondergeschikt; geen wonen toegestaan.
    • 3. Industrie: alleen op De Vaart; grootschalige en zware bedrijven (t/m categorie 5.3); mogelijkheden voor andere functies zijn beperkt; geen wonen toegestaan.
    • 4. Kantoren: categorieën A, B of C; voorzieningen mogen; horeca en wonen mogen onder voorwaarden (goede ruimtelijk ordening); detailhandel mag alleen in Centrum Almere Stad.
    • 5. Agrarisch: alleen op de Buitenvaart; voorzieningen, horeca (t/m horecacategorie 3) en detailhandel alleen ondergeschikt; wonen alleen in bedrijfswoning of plattelandswoning.
  • D. Groene milieus: recreëren is de hoofdfunctie; landschap geeft richting aan de vorm en type gebruik van nieuwe initiatieven zodat elke toevoeging het groene milieu versterkt; kleinschalige bedrijven, voorzieningen en horeca zijn mogelijk onder deze voorwaarden.

Naast de GWV en de bestemmingsplannen zijn er andere instrumenten van toepassing voor het zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte: RRAAM 2013, de Ladder voor duurzame verstedelijking, stedelijk programma, regionale programma afspraken (metropoolregio Amsterdam), beheer bedrijventerreinen en aanpak leegstand/ taskforce wonen met welzijn en zorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0033.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0034.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0035.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0036.png"

Facilitypoints

Voor vestiging van facilitypoints gelden de volgende uitgangspunten: (snel)weggebruikers als doelgroep, afslagen van A6 en A27 en minimale kavelgrootte is 3.000 m². Er zijn drie concepten: basisconcept (alleen horeca ten behoeve van een kort doelgericht verblijf), plusconcept (horeca en aanvullende voorzieningen ten behoeve van een kort en langer verblijf) en truckersconcept (parkeerplaats en voorzieningen voor vrachtwagens ten behoeve van een kort en langer verblijf). afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0037.png"

Op negen locaties is een facilitypoint mogelijk:

  • 1. Al (min of meer) aanwezige facilitypoint (Basis en/ of plusconcept): Gooise Poort (Audioweg 2), Hollandsekant, Weerwater Zuid (Oorweg), Veluwsekant (Strubbenweg), Sallandsekant (Koningsbeltweg), De Vaart (Dukdalfweg). Doorgroei naar truckersconcept kan op Hollandsekant, Sallandsekant en De Vaart (Brugplein indien facilitypoint op Dukdalfweg is ontmanteld). Doorgroei naar plusconcept kan op Veluwsekant, Weerwater Zuid en De Vaart (brugplein indien facilitypoint op Dukdalfweg is ontmanteld);
  • 2. Nieuwe facilitypoints kunnen op: Stichtsekant, Poort (Elementendreef) en Hout-Noord (A6-park).

In het plangebied is botengerelateerde bedrijvigheid gevestigd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Gemeentelijke Visie op de Werklocaties.


Vestigingsvisie Horeca Almere 2016

Uitgangspunt is om horeca te concentreren en te mengen met andere activiteiten in centrummilieus, wijkcentra, het Floriadegebied en de Kustzone Poort/ Strand Duin. In andere milieus is horeca alleen toegestaan, mits het inpasbaar is op basis van regelgeving en een goede ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0038.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0039.png"

* Afweging voor 1 categorie hoger is mogelijk (B is hoger dan A, C is hoger dan B)

** Categorie 1 is mogelijk en categorie 2-5 is toegestaan onder voorwaarden van de algemene uitgangspunten (in nieuwe planologisch-juridische situaties).

*** Op De Vaart is geen zelfstandige horeca mogelijk, behalve in combinatie met een eventueel business facility point en Bolderweg 1-2.

**** Kantoorlocaties buiten de centrumgebieden


Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Horecavisie 2016.

Detailhandelsvisie Almere 2014 (2014)

De Detailhandelsvisie Almere 2014 geeft in hoofdlijnen antwoord op de vraag hoe Almere in de komende jaren met detailhandel in de stad wil omgaan.

De belangrijkste uitgangspunten voor de detailhandelsstructuur zijn:

  • de fijnmazigheid van winkelvoorzieningen;
  • de positie van het stadscentrum als hét centrale (winkel)centrum van Almere;
  • ruimte bieden aan ondernemers;
  • e-commerce faciliteren.

Dit vindt zijn uitwerking in:

  • Concentratie van dagelijkse detailhandel in of aan buurt-, wijk- en stadsdeelcentra
  • Concentratie van niet-dagelijkse detailhandel in of aan stadsdeelcentra
  • Prioriteit voor kansrijke innoverende concepten
  • Verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel buiten de winkelgebieden
  • Vergroten van de verzorgingsfunctie en complementariteit van warenmarkten
  • Behouden van ruime mogelijkheden winkelopening
  • Handhaven van regels
  • Programmering gericht op kwaliteit
  • Uitvoeringsparagraaf 'samenwerking markt en overheid'

De detailhandelsvisie bevat een aantal relevante begripsbepalingen, waaronder PDV en GDV. Het (toelatings)kader bevat een verdere vertaling van het beleid:

Economische segmenten   Dagelijks   Niet dagelijks   E-commerce  
    Recreatief   Doelgericht (PDV)   web- winkel   internet- winkel   afhaal-punten  
Milieus en Locaties              
stadscentrum en stadsdeelcentra   ja   ja   ja*   ja   ja   ja  
wijk- en buurtcentra   ja, supermarkt van (elk) maximaal 1.500 m² w.v.o.*/**   ja   nee   ja   ja   ja  
retailcentra***   nee   ja, mits passend binnen het thema   ja, mits passend binnen het thema   ja   ja   ja  
woonwijken (inclusief bedrijfs- woningen op bedrijventerreinen)   ja, mits < 25 m² w.v.o. aan huis   ja, mits < 25 m² w.v.o.   nee   ja   ja*   ja****  
binnenstedelijke, modern gemengde bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   alleen daar waar het volgens de geldende bestemmings- plannen mogelijk is, met uitzondering van ABC goederen¹)   ja   nee   ja****  
hoogwaardige bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
logistieke bedrijventerreinen   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   ja****  
industrieterreinen (De Vaart 1-3 en 4)   nee   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.   nee   ja   nee   nee  
agrarische bedrijventerreinen, zoals Buitenvaart   ja, mits < 25 m² w.v.o. in de bedrijfswoning ***** en m.b.t. ondergeschikte detailhandel maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o. *****   nee, tenzij ondergeschikt maximaal 20% van het aantal m² b.v.o. met een maximum van 100 m² w.v.o.*****   nee, met uitzondering van 1 tuincentrum   ja*****   ja*****   nee  

* Mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden met betrekking tot bereikbaarheid, parkeren, laden, lossen en milieu-eisen (5 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o.).

** In stadsdeel Haven maximaal 1.200 m² w.v.o.

*** Retailcentra vallen onder het locatietype 'voorzieningenmilieu' uit de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV, 2010) en Doemere is een voorzieningenmilieu voor PDV en het toekomstig retailpark Poort is een voorzieningenmilieu voor GDV. Ook de eventuele toekomstige detailhandelszone op Twentsekant is aangewezen als een voorzieningenmilieu voor PDV/GDV (pas op zijn vroegst na 2020 in ontwikkeling).

**** Op nog nader te bepalen locaties en onder nog nader te bepalen voorwaarden/criteria.

***** Gelieerd aan de hoofdbestemming (verbreed agrarisch) binnen het nieuwe bestemmingsplan Agrisch gebied Buitenvaart.

¹) ABC-goederen kunnen zich ook vestigen op de binnenstedelijke en modern gemengde bedrijventerreinen als voldaan wordt aan de ruimtelijk relevante criteria als goede bereikbaarheid en ruimtelijke inpassing buiten de PDV zones.

In het plangebied Poort Buitendijks wordt het programma detailhandel overgenomen dat in het vigerende bestemmingsplan Almere Poort (2007) in dit plangebied is toegestaan.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Detailhandelsvisie 2014.


Werken in de wijk (2005)

Het gemeentelijke beleid leidt primair tot meer flexibiliteit ten aanzien van het hebben van een bedrijf aan huis. Hierdoor worden gewenste en inpasbare initiatieven met betrekking tot de uitoefening van een bedrijf aan huis zo goed mogelijk geaccommodeerd.

Het uitgangspunt is dat het percentage bedrijfsruimte van aan huis gebonden beroepen voor heel Almere verhoogd is tot 50% van het oppervlak van een woning ('toegelaten bebouwing') onder meer onder de voorwaarde dat de woning bewoond wordt door diegene die er werkt.

Bij de planontwikkeling voor nieuwe uitleggebieden (bouwfronten) dient te worden uitgegaan van een indicatieve norm van 1 kleinschalige zelfstandige bedrijfsruimte op 50 woningen. In de uitleggebieden kunnen bepaalde straten die zich daarvoor lenen (stedenbouwkundig, functioneel en verkeerskundig), de plinten voor 100% omgezet worden van een woon- in een werkfunctie en vice versa. Daarnaast kan in de uitleggebieden, door bijvoorbeeld reserveruimten (maximaal 1 ha groot) op te nemen en/of bestemmingsplannen flexibeler te maken, bij een aantrekkende vraag adequaat ingesprongen worden met aanbod van extra bedrijfsruimte.

Bij herontwikkelingsgebieden kunnen 'kansenzones' worden aangewezen. In de zgn. 'kansenzones' kunnen in voorkomende gevallen woningen volledig omgezet worden tot bedrijfsruimten.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota Werken in de wijk.

Waterstad Almere. Toeristisch recreatief beleidsplan (1996)

Het doel van het toeristisch recreatief beleidsplan is het verder in gang zetten van de toeristisch recreatieve ontwikkeling van Almere. Het aanbod van toeristisch recreatieve voorzieningen dient minimaal evenredig te zijn aan het aantal inwoners van Almere.

Er wordt uitgegaan van een ruimtelijke concentratie van voorzieningen en investeringen. De interne en externe bereikbaarheid van gebieden en voorzieningen dient gewaarborgd te zijn. Op plekken waar de stadscorridors overige vormen van verkeer (autowegen, vaarwegen, openbaar vervoer) kruisen, ontstaan knooppunten. Deze knooppunten zijn de aantrekkelijkste vestigingsplaatsen voor toeristisch recreatieve voorzieningen. Zo ontstaat een ruimtelijk spreidingspatroon welke op een kaart is weergegeven in het beleidsplan.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.

Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere (2015)

Almere heeft de vrijetijdssector veel te bieden en wil de kansen niet laten liggen maar juist benutten. De vrijetijdssector is goed voor de kwaliteit van de stad en het imago. Bovendien trekken vrijetijdsvoorzieningen bezoekers en wordt met de ontwikkeling van de vrijetijdssector de werkgelegenheid vergroot en het investeringsklimaat verbeterd. De kansenkaart is opgesteld in samenwerking met de Stichting Leisurebelang Almere (SLBA) en Almere City Marketing (ACM). In de kansenkaart zijn 16 locaties in de stad aangewezen waar kansen liggen voor de ontwikkeling van vrijetijdsvoorzieningen. De locaties zijn geen volledige opsomming. Op de kaart zijn met name de locaties in het groen en aan het water opgenomen.

Voor het plangebied betekent dit dat er op stranden, water en jachthaven gerelateerde mogelijkheden zijn voor vrijetijdseconomie. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Kansenkaart vrijetijdseconomie Almere.

Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022 (2016)

Almere biedt volop kansen voor de ontwikkeling van een sterke toeristisch-recreatieve sector. De markt ziet veel mogelijkheden en het is tijd daarop in te spelen. De agenda is gericht op meer bezoekers, bestedingen en grotere naamsbekendheid. De rol van de gemeente is vooral faciliterend maar ook aanvullend en investerend. Deze agenda borduurt voort op de Kansenkaart Vrijetijdseconomie door focus te geven en vervolgstappen te maken. Er zijn een drietal strategieën uitgewerkt:

  • 1. Placemaking: vier gebieden doorontwikkelen tot volwaardige toeristisch recreatieve bestemming: focus leggen, duidelijkheid. Het gaat om Almere Centrum, Kustzone Almere Poort, Boswachterij Almeerderhout/ Kemphaan en Oostvaardersplassen.
  • 2. Thematische versterking: bepaalde toeristische thema's beter en slimmer onder de aandacht te brengen. Het gaat om shoppen, architectuur, waterrecreatie, natuurbeleving en evenementen.
  • 3. Samenwerking en organisatie: netwerken optimaal benutten.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Agenda Toerisme & Recreatie 2016-2022.

3.4 Groene stad

Kleur aan Groen (2014)

De nota Kleur aan Groen geeft de spelregels voor een zorgvuldige inpassing van initiatieven binnen het groenblauwe raamwerk. Almere wil het unieke netwerk van natuur en landschap ook in de toekomst koesteren en behouden. De nota legt daarom de hoofdstructuur (het raamwerk) vast op kaart en beschrijft de betekenis ervan (de essentie). De essentie en de groene kwaliteit van de landschappen stellen voorwaarden aan alle ontwikkelingen in het raamwerk. Daarbij biedt Kleur aan Groen bewoners en ondernemers nadrukkelijk de ruimte om hun ideeën in het groen en blauw te realiseren. Op die manier kunnen zij de inrichting en gebruiksmogelijkheden versterken.

De basis van de nota is de kaart van het groenblauwe raamwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0040.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0041.jpg"

Op de kaart zijn landschapstypes aangegeven. Zij laten zien dat er verschillende landschappen zijn met elk hun eigen ruimtelijke karakteristieken en kenmerkend gebruik. Er wordt onderscheid gemaakt in: bos, moeras, park, voorzieningenpark, water en identiteitsdragers.

Om te kunnen beoordelen of een initiatief een verbetering voor (het gebruik van) het groenblauwe raamwerk oplevert, zijn de kwaliteiten van het raamwerk samengevat in 'de essentie'. Initiatieven zijn uitsluitend mogelijk als ze recht doen aan de essentie. Zo wordt bepaald of het raamwerk de beste plek is voor het initiatief, of dat het beter past op een bedrijventerrein of een centrumlocatie.

De volgende essenties zijn opgenomen in de Nota Kleur aan Groen:

Het groenblauwe raamwerk:

  • 1. heeft een waarde op zichzelf;
  • 2. is voor de stad en haar bewoners;
  • 3. is het fundament van de groene stad Almere;
  • 4. is verbonden met de stad;
  • 5. geeft Almere identiteit.

In aanvulling op de essentie gelden ontwikkelprincipes. Ze geven de condities voor een zorgvuldige inpassing en het bereiken van een optimale kwaliteitsbijdrage aan het groen en blauw.

Deze ontwikkelprincipes zijn:

  • 1. De groengebieden en het water vormen een samenhangend geheel;
  • 2. Het initiatief versterkt de identiteit van het gebied;
  • 3. Het initiatief is verbonden met het gebied;
  • 4. Het initiatief draagt blijvend bij aan het beheer van het gebied. De kwaliteit van het groen staat hierbij centraal, niet de financiering ervan.
  • 5. Er gelDet terughoudendheid bij het bouwen in het groen, waarbij ingrepen gericht zijn op de versterking van de kwaliteit van het groenblauwe raamwerk.Voor bebouwing geldt een extra kwaliteitstoets, op basis van de nota kleur aan groen.
  • 6. Het college informeert de raad vooraf per raadsbrief over initiatieven die daadwerkelijk in aanmerking komen voor realisatie, indien deze afwijken van de bepalingen in de nota Kleur aan Groen. Hierbij schetst het college waarom afwijken van de nota meerwaarde heeft.

Door deze spelregels verschuift de aandacht. De functie op zich is niet doorslaggevend. Het gaat om de kwaliteit die een initiatief op een specifieke plek kan toevoegen.

De Nota Kleur aan Groen is binnen het plangebied van dit bestemmingsplan van toepassing op de stranden en de jachthaven.

Deze gebieden zijn op de kaart van het groenblauwe raamwerk aangegeven als 'voorzieningenpark'. Daarbij is aangegeven dat het kenmerkende gebruik bestaat uit recreatie, groenbeleving, (water)sport, evenenementen en jachthavens.

De betreffende delen van het plangebied hebben grotendeels een recreatieve bestemming (Recreatie 1, 2 en 3). De gebruiksmogelijkheden binnen deze bestemmingen zijn in lijn met de Nota Kleur aan Groen.

Eventuele initiatieven die niet passen binnen het bestemmingsplan worden mede beoordeeld aan de hand van de essentie en de ontwikkelprincipes van de nota Kleur aan Groen. Wanneer het initiatief op basis daarvan goed inpasbaar blijkt, kan worden besloten van het bestemmingsplan af te wijken, dan wel het bestemmingsplan (op onderdelen) te herzien.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nota Kleur aan Groen.


Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022 (2017)

Dit plan is een samenhangende visie voor alle wateraspecten, opgesteld door gemeente en waterschap met meerdere betrokkenen. De ambitie is om Almere verder te versterken als een 'stad van het zuiverste water': een ondernemende, veelzijdige waterstad. Almere beschikt over een royaal, gezond watersysteem in een groene en waterrijke omgeving, dat door de inwoners wordt gewaardeerd. Maar door klimaatverandering is er vaker extreme neerslag, hitte en droogte, is er overlast door de overmatige waterplantengroei en de biodiversiteit blijft achter bij de potentie. Ook is er vraag naar innovaties op watergebied door de bodemdaling en grondstoffenschaarste. Bovendien biedt elk (bouw)project kansen voor duurzame oplossingen en een aantrekkelijke leefomgeving. Dit is een groeiende stad waardevol. Vanuit vier doelstellingen wordt daarom gewerkt aan:

  • I. Slim waterbeheer;
  • II. Een aantrekkelijke waterstad;
  • III. Levend water: biodiversiteit versterken in en langs het water, waterkwaliteit verbeteren ten behoeve van mens en dier;
  • IV. Een stad zonder afval(water).

Bij de uitvoering richt de gemeente zich op:

  • 1. wat we nu al doen: waterschap en gemeente spannen zich in voor het goed functioneren van alle waterketens middels het beheer en onderhoud van de blauwe infrastructuur (riolen, zuiveringsinstallaties, sloten en gemalen).
  • 2. wat we anders gaan doen: de wereld verandert snel en dat vraagt om nieuwe oplossingen:
    • a. Almeerders en hun water: activiteiten organiseren samen met inwoners, ondernemers en organisaties, betere dienstverlening, meer en gerichter contact over actuele onderwerpen en het sluiten van 'blue deals';
    • b. richtlijnen voor beheer en ontwikkeling: activiteiten om waterbeheer op orde te brengen en water optimaal te integreren in gebiedsontwikkelingen (water is een aantrekkelijk element en de leefomgeving verbetert door de aanwezigheid van water):
    • c. innovatietrajecten: samen met kennispartners werken aan drie toekomstopgaven: een toekomstbestendige blauwe infrastructuur (riool in een slappe bodem), het innoveren met nieuwe meren (monitoren gebruik) en het verwaarden van de waterkringlopen (vinden van afzetmarkten en experimenteren met nieuwe technologieën).

Voor het plangebied betekent dit dat er tijdens de ontwikkeling van Almere Poort voortdurend overleg is met het Waterschap over het watersysteem in Poort.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Waterplan, Stad van het zuiverste water 2017-2022.


Ecologisch Masterplan (2005)

In het Ecologisch Masterplan is het beleid opgenomen gericht op de natuur in Almere. In het Masterplan zijn de volgende uitgangspunten benoemd.

  • a. De aan water en moeras gebonden natuur wordt in oppervlak vergroot en in kwaliteit versterkt.
  • b. De kwaliteit van het bestaande blauw en groen wordt beter afgestemd op de ontwikkelingen van de stad en de wensen van haar bewoners. Voor toekomstige uitbreidingsgebieden wordt de blauwgroene ontwikkeling tijdig en gelijkwaardig aan nieuwe rode ontwikkelingen gekoppeld.
  • c. Het groen-blauwe casco wordt aangevuld met de drie ontbrekende schakels (ecologische slagaders).
  • d. De brongebieden voor de natuur in de stad worden kwalitatief versterkt en planologisch veilig gesteld. Een brongebied is een gebied van waaruit soorten naast gelegen gebieden bevolken; bijv. de Lepelaarplassen zijn brongebied van vele rietvogels voor de grachten en parken van de stad).
  • e. Op het niveau van de stadsdelen wordt een raamwerk aan leefgebieden gerealiseerd.
  • f. Door in te zetten op het omvormen van regulier beheer naar gedifferentieerd beheer wordt de natuurkwaliteit van het openbaar groen vergroot.
  • g. Initiatieven van bewoners om mee te doen aan het beheer van de directe woonomgeving, worden gefaciliteerd en gestimuleerd.
  • h. De betrokkenheid van alle leeftijdsgroepen bij de natuur van Almere wordt bevorderd.


Het beleid van het Ecologisch Masterplan wordt op integrale wijze benaderd, d.w.z. met oog voor landschappelijke, recreatieve en ruimtelijke ontwikkelingen. Het masterplan betreft de 2e fase in het beleidsproces om te komen tot een sectorale visie op de natuur van Almere. Met het plan zijn de uitgangspunten door de raad vastgesteld die vervolgens richtinggevend zouden worden voor het op te stellen kaderplan. De uitvoering van deze derde fase heeft niet plaatsgevonden.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Ecologisch Masterplan.

Beleidsplan wandelen en hardlopen 2003-2010 "stap voor stap door Almere" (2003)

Het beleidsplan 'wandelen en hardlopen 2003-2010'is vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juni 2003. Hierin staat aangegeven dat op de eerste plaats de wandelinfrastructuur dient te worden uitgebreid. Daarbij gaat het om het aanleggen van paden in gebieden waar ze ontbreken en in nieuw te ontwikkelen gebieden. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het verhogen van de kwaliteit van de paden. Door de groei van de stad neemt de druk op bestaande voorzieningen toe. Om de toegankelijkheid en de begaanbaarheid van de paden jaarrond te garanderen, is het van belang veel gebruikte graspaden te voorzien van (half)verharding. Tot slot is het wenselijk om gebruikersgroepen te scheiden. Op dit moment maken wandelaars op veel plaatsen gebruik van fietspaden. Dat komt noch de verkeersveiligheid, noch de belevingswaarde voor de recreant ten goede. Het aanleggen van specifieke voetpaden naast fietspaden moet nader uitgewerkt worden.

Verder is geconstateerd dat verschillende gebruikersgroepen uiteenlopende eisen stellen aan de belevings- en gebruikswaarde van routes en voorzieningen. Er wordt naar gestreefd meer variatie aan te brengen in de gebieden, zodat alle gebruikersgroepen bediend kunnen worden. Er moeten mogelijkheden gecreërd worden voor liefhebbers van struinnatuur en voor fysiek beperkte wandelaars. Het aantal hardlooproutes kan uitgebreid worden in Buiten en Haven. Naast het realiseren van routes wordt in het plan aandacht besteed aan voorzieningen die hiermee samenhangen. Voorbeelden hiervan zijn horecagelegenheden en uitspanningen, rustpunten, informatievoorzieningen op parkeerplaatsen in buitengebieden etc.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleidsplan.

3.5 Veiligheid

Veiligheid gebouwde omgeving (checklist veiligheid in ruimtelijke planvormingsproces, 2003)

In de Kader Integraal Veiligheidsbeleid 2002-2005 worden alle facetten van sociale, fysieke en externe veiligheid onderscheiden. Eén van de thema's is de gebouwde omgeving en veiligheid. In de kadernota is gesteld dat de start van veiligheid begint bij de ontwikkeling van de stad, waarbij aangegeven is dat het noodzakelijk is het aspect van veiligheid in de fase van planontwikkeling structureel aan de orde te laten komen. Hoewel veiligheid in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere (structuurplan, ontwikkelingsplan, bestemmingsplan, verkavelingsplan, inrichtingsplan) altijd al een aandachtspunt is geweest (direct of indirect), ontbrak een duidelijke checklist die alle aspecten van veiligheid (gericht op de omgeving) omvatte. Een veiligheidschecklist voorkomt dat in het ruimtelijk planvormingsproces bepaalde veiligheidsaspecten over het hoofd worden gezien en maakt eenduidige behandeling van het aspect veiligheid mogelijk.

De checklist omvat voor de aspecten sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid een overzicht van aandachtspunten waarmee in het ruimtelijk planvormingsproces van Almere rekening gehouden moet worden. Bij de aandachtspunten wordt aangegeven op welke planfase het veiligheidspunt van toepassing is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt in structuurplan, ontwikkelingsplan/bestemmingsplan, en verkavelingsplan/inrichtingsplan. De op ontwikkelingsplannen en bestemmingsplannen gerichte veiligheidspunten zijn ook van toepassing op afwijkingen van bestemmingsplannen en kunnen tevens gehanteerd worden voor herontwikkelingsplannen. De input voor de checklist is geleverd door de verschillende gemeentelijke diensten en Politie Flevoland.

De veiligheidspunten zijn van toepassing op het openbare en semi-openbaar gebied. Veiligheidspunten die betrekking hebben op het ontwerp van gebouwen vallen buiten de kaders van deze veiligheidschecklist (hiervoor geldt het Bouwbesluit).

Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden met de veiligheidsaandachtspunten voor woonlocaties, recreatiegebieden, evenementen, verkeersveiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het kader voor veiligheid gebouwde omgeving.

3.6 Sociale structuur, onderwijs en cultuur

Toekomstvisie vrije tijd “De (vrije) tijd van je leven!" (2008)

De Toekomstvisie Vrije tijd Almere geeft richting aan de ontwikkeling van een integraal vrijetijdsbeleid tot 2020, met doorkijkjes naar 2030. De twee elkaar versterkende hoofddoelen van de voorliggende visie zijn:

  • 1. het creëren van een hechte, leefbare samenleving;
  • 2. het versterken van de identiteit van de stad.

De gekozen koers laat zich vertalen in drie speerpunten:

  • 1. Het huis uit, de wijk in;
  • 2. Verbinden en versterken;
  • 3. Volwaardige stad in de regio.

Om een hechte samenleving te bereiken, dient zonder aarzelen te worden gekozen voor het niveau van de wijk en woonomgeving. Het bevorderen van contact en ontmoeting zal in Almere de belangrijkste opgave zijn. Het verfraaien, verbeteren en verlevendigen van die omgeving is daarvoor een middel. Als het gaat om de identiteit van de stad zijn de sleutelwoorden 'versterken' en 'verbinden'. Dit houdt in het aantrekkelijker maken van bestaande voorzieningen, stadsparken en natuurgebieden en het realiseren van een netwerk voor wandelen, fietsen, skeeleren en varen. Daarnaast is op enkele punten een versterking van de stedelijke infrastructuur gewenst. Daarbij kunnen de kwaliteiten die de stad heeft verder worden uitgebouwd en benut. Vanuit een aantal thema's wordt een bovenregionale profilering voorgesteld die Almere op de kaart kan zetten.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Toekomstvisie vrije tijd

Cultuurnota 2009-2012 (2008)

Deze cultuurnota vloeit voort uit een integrale toekomstvisie op vrije tijd. De Visie Vrije Tijd (2008) geeft richting aan de ontwikkelingen in vrijetijdsbeleid tot 2020 en biedt een breder kader voor de langere termijn.

De Cultuurnota gaat uit van het versterken van cultuur in de stad op drie niveau's: de eigen woonomgeving, het niveau van de stad en het (boven)regionale niveau.

Eigen woonomgeving: Het is wenselijk dat zoveel mogelijk Almeerders dichtbij huis aan culturele activiteiten kunnen deelnemen. Dit betekent dat er op wijkniveau – waar mogelijk gekoppeld aan (brede) scholen – laagdrempelige activiteiten moeten zijn die aansluiten bij de interesses en wensen van de bewoners ter plekke. Afhankelijk van de locatie en de bevolkingssamenstelling kan het voorzieningenpakket per wijk overigens variëren.

Stedelijk niveau: Naast het laagdrempelige aanbod op wijkniveau zal de stedelijke culturele infrastructuur verder versterkt worden. Het gaat hier in de eerste plaats om versterking van de bestaande stedelijke instellingen op bestuurlijk gebied, maar ook op het vlak van marketing en publieksbereik. In de tweede plaats gaat het over de uitbreiding van de culturele infrastructuur om zo een complete stad te worden.

(Boven)regionaal niveau: Bij de volwaardige stad die Almere wil worden, hoort een duidelijke identiteit. Een identiteit die aansluit bij de sterke kanten en wervend is naar huidige – maar vooral ook toekomstige – bewoners en bezoekers. De nabijheid van Amsterdam is een sterk punt dat benut kan worden, maar Almere kan niet zonder eigen iconen. Die iconen creëer je echter niet bewust, maar die ontstaan in de loop der tijd. Almere heeft als nieuwe stad de kans anders en innovatief te zijn. Dit betekent dat het vrijetijdsaanbod voor iedereen duidelijk maakt: dáárvoor moet je in Almere zijn. Dat betekent in de eerste plaats dat we meer instellingen van landelijke bekendheid in de stad willen hebben, die publiek van buiten Almere trekken.

Bovenstaande visie leidt tot de volgende hoofddoelstelling van het Almeerse cultuurbeleid 2009-2012: het realiseren van een zo volledig mogelijk cultuuraanbod dat past bij de omvang van de stad. Met dit aanbod dragen wij bij aan de hechte, leefbare samenleving en versterken we de identiteit van de stad.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Cultuurnota.

Cultuurbrief 2013-2016, Modern - zelfbewust - toegankelijk (2012)

In de Cultuurbrief schetsen burgemeester en wethouders de gewenste ontwikkelrichtingen van het
culturele klimaat in Almere, om de komende periode verder te bouwen aan een stad met een levendig en
inspirerend cultureel leven. Het cultuurbeleid moet aansluiten op wat Almere is. Modern, zelfbewust,
toegankelijk.

Er wordt gewerkt langs vier programmalijnen:

  • Nationale voorzieningen koppelen aan Almeerse kwaliteiten
  • Versterking van het cultureel middenveld
  • Ik creëer cultuur in Almere
  • Cultuureducatie en talentontwikkeling

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Cultuurbrief 2013-2016

Visie Cultuur 2.0 (2012)

Dit document geeft een visie op cultuur in Almere in 2030. De ontwikkeling van de culturele
infrastructuur vindt plaats langs vier programmalijnen:

  • 1. nationale voorzieningen koppelen aan Almeerse kwaliteiten;
  • 2. versterking van het cultureel middenveld;
  • 3. ik maak mijn eigen cultuur in Almere;
  • 4. cultuureducatie en talentontwikkeling.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met deze visie.

Sportnota 2013-2016 (2013)

Deze nota geeft de speerpunten en doelstellingen voor het sportbeleid voor 2013-2016 weer. "Almere: sportieve stad!" is de hoofddoelstelling of missie van het Almeerse sportbeleid voor 2013-2016. Via zeven speerpunten en bijbehorende doelstellingen streeft Almere er naar om de hoofddoelstelling te realiseren. Deze speerpunten zijn:

  • 1. Laagdrempelige sportmogelijkheden dichtbij huis; iedereen kan dichtbij huis in een veilige en plezierige omgeving sporten.
  • 2. Integrale samenwerking sport en andere terreinen; een aantoonbare groeiende sport- en beweegdeelname in alle gebieden van Almere en onder alle bevolkingsgroepen van Almere.
  • 3. Kwalitatief hoogwaardige sportaccommodaties; er is een voldoende en goed aanbod van sportaccommodaties dat voldoet aan de behoefte en omvang van de Almeerse bevolking.
  • 4. Vitale sportverenigingen; versterking van de sportverenigingen in Almere zodat iedereen in Almere de mogelijkheid heeft om bij een vitale sportvereniging te sporten.
  • 5. Talent; iedereen de mogelijkheid bieden om het maximale uit zichzelf te halen.
  • 6. Topsportaccommodaties; optimaal benutten van het Topsportcentrum Almere en de overige Almeerse topsportaccommodaties en kansrijke uitbreidingen van het aanbod faciliteren.
  • 7. (Top)sportevenementen; in Almere worden bij de stad passende aansprekende top- en breedtesportevenementen gehouden.

Het bestemmingsplan biedt met name diverse mogelijkheden tot het (recreatief) beoefenen van water-en strandgerelateerde sportactiviteiten (o.a. zeilen. kitesurfen, hardlopen, wandelen en fietsen).

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Sportnota 2013-2016.

Archeologienota (2016)

Almere voert een actief beleid inzake de archeologische monumentenzorg, gericht op:

  • het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente;
  • het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen;
  • het kenbaar en herkenbaar maken van de bijzondere geschiedenis van Almere aan het publiek.

De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Nota Archeologische Monumentenzorg 2016. Op 7 april 2016 heeft de raad dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening 2016 en de toelichting daarop. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van het door de raad vastgestelde beleid gelijktijdig vastgesteld. Het beleid is een uitwerking van de Monumentenwet 1988.

Het beleid richt zich op het behoud van een representatief deel van behoudenswaardige vindplaatsen (scheepsresten en steentijdvindplaatsen). De vergunningsplichtige gebieden, behoudenswaardige vindplaatsen (waaronder wettelijk beschermde rijksmonumenten) en gebieden die zijn vrijgesteld van archeologische verplichtingen zijn op de ABA aangegeven. Om te zorgen dat het noodzakelijke onderzoek daadwerkelijk plaatsvindt worden daartoe aangewezen gebieden beschermd via het bestemmingsplan.
De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan twee voorwaarden is voldaan:

  • 1. de voorgenomen bouw- en aanlegactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrijstelling;
  • 2. de betreffende gronden zijn niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of woningen.

De inzet van beschikbare middelen van de gemeente voor monumentenzorg richt zich op gebieden waarin zich representatief te achten prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit doorgaans de hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen en oeverwallen die voorkomen binnen de Oude Getijdenafzettingen. Voor ingrepen of wijzigingen die niet in aanmerking komen voor een vrijstelling is een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan al dan niet tijdelijk of onder voorwaarden worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden als de werkzaamheden de archeologische waarden aantasten of risico´s daarop kunnen opleveren.

Bij onderzoek kunnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen worden vastgesteld. De omgang met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen is geregeld in de Archeologieverordening 2016 en behelst behoud in situ, door middel van inpassing, inrichting, monitoring en beheer.

Voor de inpassing van behoudenswaardige vindplaatsen geldt dat op het terrein geen andere inrichting is toegestaan dan die het behoud, beheer, onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Voor deze terreinen geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel kleinschalige ingrepen kunnen worden toegestaan, zolang deze ingrepen recht doen aan de archeologische betekenis van het terrein en de archeologische waarden niet schaden.

Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond.

Voor het plangebied betekent dit dat er een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 6' is opgenomen.

Archeologieverordening (2016)

In de gemeentelijke Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een vergunningsplicht dan wel een vrijstelling hiervan geldt. Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen op basis van onderzoek behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Daar buiten liggen gebieden waarbinnen archeologische vindplaatsen worden verwacht maar nog niet zijn vastgesteld.

In de Archeologieverordening 2016 wordt onderscheid gemaakt tussen 'Waarde-Archeologie 1' t/m 'Waarde-Archeologie 6'. Deze waarden zijn gekoppeld aan gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen deze gebieden wordt gewerkt met een vergunningsplicht met vrijstellingen. De vergunning kan al dan niet tijdelijk of onder voorwaarden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project of de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen Steentijdvindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit te behouden in situ.

afbeelding "i_NL.IMRO.0034.BP4L03-on01_0042.png"

In de Archeologieverordening 2016 is dwingend opgenomen dat de gebieden op de Archeologische Beleidskaart Almere integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen, met een met de verordening overeenkomende bescherming.

In de regels voor bestemmingsplan Poort Buitendijks is dit uitgewerkt in de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 6" voor de terreinen waar behoudenswaardige archeologische resten kunnen worden aangetroffen.

3.7 Overig gemeentelijk beleid

Nota 'Evenementen in Almere' (2015)

Almere is een evenementenstad: jaarlijks worden diverse evenementen georganiseerd, van buurtbarbecues, straatfeesten tot grootschalige evenementen. De nota is opgesteld om evenementen goed en veilig te kunnen organiseren, rekening houdend met de belangen van omwonenden en economische, sociale en promotionele belangen. De nota geeft het beleidskader over wat op welke locatie georganiseerd mag worden onder welke voorwaarden. Er is een lijst van 18 locaties opgenomen waar met enige regelmaat evenementen plaatsvinden. Deze lijst is niet uitputtend; op andere locaties zijn ook evenementen mogelijk die per geval worden beoordeeld. In het betreffende bestemmingsplan is bepaald of evenementen op een bepaalde locatie planologisch zijn toegestaan. Aspecten die bij de beoordeling van het al dan niet toestaan van evenementen een bepalende rol spelen zijn orde en veiligheid waaronder verkeersveiligheid, geluid, afval en verontreiniging en volksgezondheid. Ten aanzien van geluid is gekozen voor een systematiek van spreiding, normering en handhaving van geluiddragende evenementen. Geluiddragende evenementen zijn nadelig voor het woon- en leefklimaat maar zijn aanvaardbaar indien het incidentele activiteiten zijn, onderscheid wordt gemaakt tussen dag-, avond- en nachtperiode en maatregelen worden genomen om binnen gestelde marges de overlast zoveel mogelijk te beperken. Onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen evenementen die een zware belasting vormen voor het woon- en leefklimaat en overige evenementen met geluid.

Het Almeerderstrand is aangewezen als evenementenlocatie waar jaarlijks ook grootschalige (geluiddragende) evenementen worden gehouden.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het evenementenbeleid.


Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen (2003)

Op grond van deze verordening is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren. De raad heeft het maximum aantal toe te laten speelautomatenhallen per deel van de gemeente vastgesteld en deze aangegeven op de bij de verordening behorende kaarten.

Voor het plangebied betekent dit dat er geen speelautomatenhallen zijn toegestaan.


Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

 

Bijlage 5 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Inleiding

In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand en explosiegevaar).

De hier gebruikte lijst deelt de bedrijven in in zes gewone categorieën (waarbij twee categorieën nog zijn onderverdeeld in subcategorieën) en drie A categorieën. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 6 op zeer zware industrie. De drie A categorieën (categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A) bevatten de inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

Gebruikte bronnen

Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2007. In deze lijst worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest gebruikelijke worden beschouwd.

De lijst is ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met behulp van andere bronnen en praktijkervaringen verder verfijnd (o.a. differentiatie naar grootte). De Staat van Bedrijfsactivieteiten wijkt dus op een aantal punten af van de lijst van bedrijfstypen van de VNG.

In deze Staat van Bedrijfsactiviteiten is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, net als in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993.

Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven

In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes categorieën. Met het oog op de praktische toepassing zijn in deze Staat van Bedrijfsactiviteiten de categorieën 3 en 4 nader onderverdeeld in elk twee subcategorieën.

De richtafstanden en het aspect verkeersaantrekkende werking zijn vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid:

categorie 1: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.

categorie 2: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies.

categorie 3: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd- en/of verzamelwegen:

subcategorie 3.1: toelaatbaar aan de rand van woonwijken, echter in het algemeen gescheiden door een weg of een groenstrook;

subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige functie (afstandsindicatie 100 meter).

categorie 4: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn:

subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 meter;

subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 meter.

categorieën 5 en 6: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald (richtafstanden van bedrijven uit categorie 5: 500 -1.000 meter, categorie 6: 1.500 meter).

Met name bij bedrijven uit categorie 3.1 is er van uitgegaan dat bij de inrichting van het terrein (wijze van ontsluiting, situering van bebouwing) voldoende rekening wordt gehouden met mogelijke hinder in de directe omgeving. Dit kan in voorkomende gevallen worden afgedwongen door middel van de in de voorschriften opgenomen bevoegdheid om nadere eisen te stellen aan onder meer de situering van de bebouwing.

De bedrijven uit categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A komen voor wat betreft de mate van hinder en gewenste afstand overeen met de categorieën 4.1/4.2, 5 en 6 maar zijn alleen toelaatbaar als op het betreffende terrein een geluidszone ex artikel 41 en verder respectievelijk 53 en verder van de Wet geluidhinder wordt vastgesteld.

Bij de bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid is (behalve voor categorie 2) uitgegaan van zonering ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor andere omgevingstypen zoals incidentele woonbebouwing, woonbebouwing in een stedelijke omgeving, andere gevoelige functies of stiltebehoevende gebieden met natuurwaarden kunnen, indien de situatie daartoe aanleiding geeft, de richtafstanden worden aangepast. Dit zal per geval beoordeeld moeten worden.

Opzet van de Staat

In de Staat zijn twee verschillende soorten categorie-indelingen toegepast (zie ook de inhoudsopgave):

  • indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I);
  • indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II).

In beginsel zijn beide indelingen van toepassing.

De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.

Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Dit betreft in de eerste plaats de afbakening van de A-categorieën. Daarnaast worden veel voorkomende kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld om te voorkomen dat dergelijke relatief weinig hinderlijke bedrijven zich alleen op grootschalige bedrijventerreinen kunnen vestigen. Dit oppervlak betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden, ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet.

De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd aan de indeling volgens hoofdstuk I gekoppeld en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en om bedrijfsactiviteiten die in de indeling volgens hoofdstuk I de aanduiding * hebben gekregen. De laatstgenoemde aanduiding is gebruikt bij bedrijfstypen waar vaak kleinere, weinig hinderlijke bedrijven voorkomen die op deze wijze rechtstreeks in een lagere categorie kunnen worden ingeschaald. Bij deze activiteiten is het aspect geluid bepalend en daarom geeft het elektromotorisch vermogen een betere maat voor de hinderlijkheid dan bijvoorbeeld het bedrijfsoppervlak.

Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In het bedrijvenartikel van de regels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een ontheffing een categorie lager kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3); bij de categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van categorie 4 naar maximaal 3.1). Om een ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich te richten op de in de staat aangegeven maatgevende milieuaspecten.

Voor de bedrijven uit de A categorieën is alleen maar een ontheffing mogelijk voor de indeling in een lagere A categorie.

Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de staat aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via bovengenoemde ontheffingsmogelijkheid een categorie lager in te delen.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een ontheffing worden verleend.

Ten slotte is het denkbaar dat in de planperiode het algemene beeld van de in de Staat genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten zich als gevolg van bepaalde technologische ontwikkelingen in positieve zin wijzigt. Om hierop adequaat te kunnen reageren, zijn burgemeester en wethouders in dergelijke situaties bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen.