Plan: | Meerstad-Harksteder Broeklanden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.UP012Broeklanden-vg01 |
Meerstad is een woonkern in het oosten van de gemeente Groningen. Door de veelvuldige ontwikkelingen in Meerstad wordt ingespeeld op de regionale behoefte voor wonen, werken en recreëren. De omgeving van Meerstad kenmerkt zich door een recreatief, groen en waterrijk landschap.
Het ontstaan van Meerstad begon met de ontwikkeling van de eerste wijk, Meeroevers. Ook is een groot deel van het Woldmeer aangelegd met een vaarverbinding naar het Slochterdiep. De tweede wijk van Meerstad, Tersluis, is nagenoeg gereed. Momenteel zijn de wijken Sluis Oost en Achter Klein Harkstede volop in ontwikkeling. De wijk Sluis Oost is opgenomen in het uitwerkingsplan De Zeilen fase I en II (2019, 2021). De wijk Achter Klein Harkstede is opgenomen in het uitwerkingsplan Groenewei (2019). Bij verwijzing naar bovenstaande ontwikkeling wordt in de rest van deze toelichting de uitwerkingsplannen gebruikt.
Op 31 januari 2018 is het bestemmingsplan Meerstad-Midden West vastgesteld. Hierin zijn de ruimtelijke ontwikkelingen van Meeroevers, Tersluis, De Zeilen (Sluis Oost) en Groenewei (Achter Klein Harkstede) geactualiseerd. In het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) zijn ook enkele uit te werken woonbestemmingen opgenomen. Hiervan zijn onder andere uitwerkingsplannen Groenewei (2019), De Zeilen (2019) en De Zeilen fase 2 (2021) ondertussen vastgesteld.
Gemeente Groningen heeft de wens om ook het deelgebied Harksteder Broeklanden, als onderdeel van De Zeilen, te gaan ontwikkelen. Het gaat in het plangebied om de realisatie van 48 woningen verspreid over vier verschillende locaties. Hierbij wordt aansluiting gezocht met het naastgelegen woongebied (De Zeilen fase 2). Daarnaast is het de wens om een buslus met bijbehorende voorzieningen te realiseren.
In het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) heeft het plangebied de bestemming 'woongebied-uit te werken'. Deze bestemming geeft de mogelijkheid om nog keuzes te maken over dit gebied passend binnen het geldende bestemmingsplan. De bestemming 'woongebied-uit te werken' geeft ruimte voor wonen, natuur, water en verkeer. Maar ook voor maatschappelijke voorzieningen, recreatie, sport of horeca. Het maximaal totaal aantal woningen voor De Zeilen is 935. Op de andere voorwaarden die aan het uitwerkingsplan worden gesteld wordt in paragraaf 1.3 verder ingegaan.
Op basis van het geldende bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) is het op dit moment niet mogelijk om bij recht woningen en een buslus met voorzieningen te realiseren bij Harksteder Broeklanden. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een uitwerkingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.
In figuur 1.1 is te zien dat het plangebied is gelegen aan de noordoost rand van Meerstad. Het plangebied is kadastraal bekend als Meerstad, GNG01, sectie AE, nummers 927, 928 en deels nummers 883, 885, 891, 929 en 930. Het plangebied zal aan de westkant via de Vossenburglaan worden ontsloten.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (Bron: pdok.nl)
Het noordelijke deel van het plangebied ligt tegen het bosgebied Harksteder Broeklanden aan. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich water en agrarische percelen. Ten westen ligt het in ontwikkeling zijnde woongebied De Zeilen fase 2. Verder ten noorden van het plangebied bevindt zich een installatie voor delfstoffenwinning van de NAM. Kenmerkend voor de omgeving van Meerstad is het gebruik van groen, water en een ruimtelijke uitstraling.
Binnen het plangebied zal ruimte worden gegeven voor de realisatie van 48 woningen in combinatie met een buslus met bijbehorende voorzieningen. In figuur 1.2 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.2 Ligging plangebied met luchtfoto huidige situatie (Bron: pdok.nl)
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Meerstad-Midden West, dat is vastgesteld op 31 januari 2018 door de gemeente Groningen. In het bestemmingsplan Meerstad-Midden West heeft het plangebied de bestemming 'Woongebied-uit te werken'. Deze gronden zijn bestemd voor onder andere wonen, natuur, water, verkeer, horeca, detailhandel, recreatie, sport en maatschappelijke doeleinden. Het is de wens van de gemeente om op het plangebied woningen te realiseren, maar de bestemming zal moeten worden uitgewerkt in een uitwerkingsplan alvorens hier woningen kunnen worden gerealiseerd. In het geldende bestemmingsplan zijn de voorwaarden opgenomen voor het uitwerkingsplan, welke in paragraaf 1.3.1 aan de orde komen. Verder heeft het plangebied de gebiedsaanduiding 'Geluidszone-Industrie'. Binnen deze gebiedsaanduiding worden alleen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Hier zal in paragraaf 4.6 verder op in worden gegaan. Daarnaast heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waterstaat-Noodwaterberging'. De voor 'Waterstaat-Noodwaterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een zoekgebied voor het bergen van water in overlastsituaties. Hier wordt in paragraaf 4.7 op ingegaan. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse is weergegeven in figuur 1.3. Een uitsnede van het plangebied Harksteder Broeklanden is weergegeven in figuur 1.4.
Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 1.4 Uitsnede plangebied Harksteder Broeklanden (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De bestemming 'Woongebied-uit te werken' geeft Burgemeester en wethouders de mogelijkheid om een gebied met deze bestemming verder uit te werken. Hierbij is het van belang dat de uitwerkingsregels uit het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) in acht worden genomen: De uitwerkingsregels zijn:
Het aantal woningen in het deelgebied De Zeilen (2019) dat op dit moment gerealiseerd of in voorbereiding is bestaat uit 698 woningen. Door de voorgenomen ontwikkeling nabij de Harksteder Broeklanden van 48 woningen zal er onder het maximum van 935 worden gebleven. Hiermee wordt aan deze uitwerkingsregel voldaan.
In dit uitwerkingsplan wordt een buslus met bijbehorende voorzieningen aan de westkant van het plangebied mogelijk gemaakt. De bijbehorende voorzieningen bestaan uit een pauzeruimte voor de buschauffeur (25 m²), een kiosk (maximaal 75 m²), een Abri en een laadpaal met een trafohuisje. Door de kleinschaligheid van de voorzieningen wordt het maximale bruto vloeroppervlak van 30.000 m² niet overschreden.
Het plangebied bevindt zich niet nabij de Harkstederweg en/of de Hoofdweg. Bovenstaande uitwerkingsregel kan daarom buiten beschouwing worden gelaten. Daarentegen omschrijft hoofdstuk 2 de aanwezige ruimtelijke situatie en de manier waarop de voorgenomen ontwikkeling ruimtelijk wordt ingepast.
Bovenstaande regels worden één op één opgenomen in de regels van dit uitwerkingsplan. In tabel 1 zijn de voor dit uit te werken deelgebied de bindende marges voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen aangegeven.
De Zeilen/ Harksteder Broeklanden | Groenewei | Meeroevers | ||
Gebouwen | Goothoogte | 21 | 17,5 | 22,5 |
Gebouwen | Bouwhoogte | 26 | 22,5 | 22,5 |
Bouwwerken geen gebouwen zijnde | Bouwhoogte | 26 | 22,5 | 22,5 |
Antennemast | Bouwhoogte | 50 | 40 | 40 |
Tabel 1: bouwmaten in meters binnen 'Meerstad-Midden West' (2018)
De marges in deze tabel gelden voor het gehele deelgebied. Bureau Meerstad monitort bij het opstellen van elk ruimtelijk (deel)plan, de aantallen woningen en toetst deze aan het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018).
Water
Bovenstaande is beoordeeld en verder uitgewerkt in paragraaf 4.7 over het omgevingsaspect water. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij Waterschap Hunze en Aa's.
Verkeer
1. de westelijke ontsluiting tussen Hoofdweg/Borgweg en Beneluxweg is gerealiseerd dan wel dat vaststaat dat deze in gebruik zal zijn genomen op het moment dat meer dan 1500 woningen zullen zijn opgeleverd; of
2. er een aantoonbaar gelijkwaardig alternatief beschikbaar is,
Er wordt ook aan bovenstaande uitwerkingsregels over verkeer voldaan. Sinds het voorjaar van 2020 wordt er gewerkt aan de aanleg van de noordelijke ontsluitingsroute van en naar Meerstad. De noordelijke ontsluitingsroute wordt de nieuwe route voor auto, fiets en openbaar vervoer tussen de Vossenburglaan-Hoofdweg en P+R Meerstad. De nieuwe route lost de verkeersproblematiek bij de Borgbrug op, voegt een veilige fietsroute toe en zorgt voor veel minder verkeer in het woongebied van Achter Klein Harkstede. De aspecten rondom verkeersveiligheid en parkeren wordt verder besproken in paragraaf 4.2.
Geluid
Voor zowel het wegverkeerslawaai als het industrielawaai is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hiermee is aangetoond dat aan bovenstaande uitwerkingsregels over geluid wordt voldaan. In paragraaf 4.6 wordt hier verder op ingegaan.
Er is een MER-procedure doorlopen in het kader van het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018). Het planMER dat naar aanleiding van deze procedure is opgesteld, geldt als basis voor de beoordeling van de relevante omgevingsaspecten in hoofdstuk 4 van deze toelichting.
Deze toelichting is onderdeel van het uitwerkingsplan voor de woningbouwontwikkelingen nabij de Harksteder Broeklanden in Meerstad. De opbouw van deze toelichting is als volgt:
Meerstad-Midden bestaat na realisatie ervan uit de woongebieden Meeroevers, Groenewei, Tersluis en De Zeilen. Voor de woonbuurten Meeroevers en Tersluis zijn in het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) beeldkwaliteitplannen vastgesteld, waarmee de gewenste stedenbouwkundige structuur is uitgewerkt.
Voor Groenewei en De Zeilen bleef in het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) de ontwikkelingsstrategie en de daarin opgenomen visie uit het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) het uitgangspunt. Er zijn daarom voor de verschillende uitwerkingsplannen (Groenewei (2019), De Zeilen (2019) en De Zeilen fase 2 (2021)) aparte beeldkwaliteitsplannen opgesteld.
Voor het deelgebied Harksteder Broeklanden wordt ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld waarbij de hoofduitgangspunten vanuit het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) voor dit uitwerkingsplan het uitgangspunt zijn. Hoe dit vorm krijgt in de voorgenomen ontwikkeling wordt verder in paragraaf 2.2.3 behandeld.
In het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) heeft het plangebied de bestemming 'Woongebied-uit te werken'. Deze bestemming geeft de mogelijkheid om nog keuzes te maken over dit gebied passend binnen het geldende bestemmingsplan.
Het plangebied bestaat grotendeels uit agrarische percelen. Het noordelijke deel van het plangebied grenst aan het bosgebied Harksteder Broeklanden. Ook loopt er een weg door het plangebied. In figuur 2.1 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1 Ligging plangebied met luchtfoto huidige situatie (Bron: pdok.nl)
Een basisuitgangspunt voor Meerstad, is de realisatie van het Woldmeer. Het Woldmeer is de belangrijkste ruimtelijke drager en is daarom al deels gerealiseerd. Daarnaast is het Woldmeer van belang voor de recreatie en de waterbergende functie. In samenhang met het meer wordt ingezet op de realisatie van veel groen. Zo wordt een impuls gegeven aan de natuurontwikkeling aansluitend op Midden-Groningen (dat deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland) en draagt het positief bij aan het creëren van groene milieus in het belang van Stad en Ommeland.
Meerstad wordt in beginsel een woonwijk, waarin ten tijde van het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) binnen Meerstad werd uitgegaan van circa 6.500 woningen (bijgestelde doelstelling). Inmiddels is de Agenda voor de Toekomst vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Groningen waar uitgegaan wordt van circa 8.000 woningen.
In Meerstad-Midden West zullen in totaal 2.425 woningen worden gebouwd. Bij deze woningen is sprake van verschillende marktsegmenten, waarbij in het deelgebied Harksteder Broeklanden ruimte is voor vrijstaande woningen, royale vrije kavels, collectief en landelijk wonen.
Het voornemen is het plangebied te transformeren tot woningbouwlocatie. Dit is conform het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) waarin het plangebied met 'Woongebied-uit te werken' is bestemd. Het plan bestaat uit de bouw van 48 woningen in vier woonvormen. Daarnaast biedt een afwijkingsbevoegdheid in de regels van dit uitwerkingsplan de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van het totaal aantal te realiseren woningen.
Naast woningbouw wordt in dit uitwerkingsplan een buslus met bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij om een pauzeruimte voor de buschauffeur van ongeveer 25 m², een kiosk (75 m²), abri, laadpaal en trafohuisje. Voor wat betreft de kiosk gaat het om de uitgifte van dranken en snacks. Er zullen geen alcoholische dranken worden verkocht.
Er moet altijd aan de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) (1.3.1) worden voldaan.
Nu de planontwikkeling en realisatie van de buurten Meeroevers, Tersluis, De Zeilen fase 1 en 2 en Groenewei een eind op weg zijn, start Bureau Meerstad de voorbereidingen voor de eerstvolgende woonbuurt. In het deelgebied Harksteder Broeklanden zullen gefaseerd 48 woningen worden ontwikkeld voor een diversiteit aan doelgroepen.
Drie karakters: groen, dorps en water
Het principe van Meerstad is het aansluiten op- en verrijken van bestaande groene en blauwe kwaliteiten. De ruimtelijke opbouw laat consequent drie woonsferen zien. Op en rond het Woldmeer bepaalt de kwaliteit van het water deze sfeer. Daaromheen ligt een schil met dorpse kwaliteiten. Hier is het karakter meer intiem en compacter. Als buitenste schil wordt Meerstad omkaderd door een groene, landschappelijke lijst. De drie karakters bepalen de verschillende sferen van de buurten. Deze is niet overal in Meerstad gelijk. In de Harksteder Broeklanden zullen voornamelijk water en groen de woonsferen zijn.
Met het realiseren van het deelgebied Harksteder Broeklanden van Meerstad Midden West wordt een nieuwe oostelijke rand van het woongebied Meerstad gerealiseerd. Het uitwerkingsplan is verdeeld in vijf verschillende locaties. Deze locaties zijn in figuur 2.2 aangegeven.
Locatie 1 heeft als uitgangspunt het concept 'Collectief Wonen' en zal bestaan uit 22 woningen en zal aan een collectief worden uitgegeven. De bijzondere collectieve woonvorm maakt optimaal gebruik van het landschappelijke karakter van het gebied. Bij woningen met een kap is de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 7 meter en de maximale nokhoogte 13 meter.
Locatie 2 bestaat uit Eilandwoningen en sluit aan bij het concept van 'de eilanden' van het naastgelegen woongebied de Zeilen fase 2. Woningen met kap hebben hier een maximale goothoogte van 3.5 meter en maximale nokhoogte van 10 meter. De kavels grenzen aan de achterzijde aan het water. Van belang bij locatie 2 is dat er eenheid is in bouwhoogte, kleurgebruik en vorm.
De oostelijk gelegen eilanden, locatie 3, bieden ruimte voor royale kavels met veel groen en grotere woningen. In locatie 3 kunnen 6 royale eiland kavels uitgegeven worden in een groene omgeving, waarbij ruimte is voor een landschappelijk en waterrijk woonmilieu. De maximale goot- en nokhoogte zijn hierbij gelijk aan locatie 2. Verschillend met locatie 2 is het maximale bruto begane grondoppervlak van de totale bebouwing. Deze bedraagt 350 m².
In locatie 4 worden 6 vrijstaande woningen gerealiseerd. Dit deelgebied biedt ruimte aan bijzondere vrijstaande woningen die optimaal gebruik maken van het landschap. Bij deze woningen geldt met een kap de maximale goothoogte van het hoofdgebouw van 7 meter en de maximale nokhoogte van 13 meter.
Locatie 5 is de buslus met de bijbehorende voorzieningen. Er komt onder andere een pauzegebouw, laadpaal voor de bus en een kiosk. Locatie 5 zal een maximaal bebouwd oppervlak hebben van 100 m². Voor de hoogtes van de gebouwen in locatie 5 geldt een maximum van 10 meter.
Een impressie van de verschillende woonvormen per locatie is te vinden in het beeldkwaliteitsplan (bijlage 1).
Figuur 2.2 Woonvormen en locaties deelgebied Harksteder Broeklanden (Bron: Bureau Meerstad)
Net als bij de andere uitwerkingsplannen van Meerstad is bij het uitwerkingsplan voor Harksteder Broeklanden een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan geeft de eisen en voorwaarden voor de vier locaties met bijbehorende woonvorm uit dit plan. Daarnaast geeft het beeldkwaliteitsplan kaders voor de onbebouwde/collectieve ruimte aan.
De woonkwaliteit en de daaraan gekoppelde beeldkwaliteitsregels zijn gerelateerd aan het aanwezige landschap. Het royale landschap maakt het mogelijk om op bepaalde aspecten relatief veel vrijheid toe te staan: kap of geen kap, gevelindeling, geveltoevoegingen en detaillering. Extra aandacht wordt gevraagd voor de afwerking van de oevers. Oevers zijn groen en natuurlijk ingericht en de beschoeiing wordt in stand gehouden. Dit wordt beschreven in het beeldkwaliteitsplan. Hieronder zijn de uitgangspunten kort samengevat. Dezelfde uitgangspunten komen terug in de regels van dit uitwerkingsplan. Het volledige beeldkwaliteitsplan is te vinden in bijlage 1.
Collectief Wonen
Het collectief wonen gaat plaatsvinden in een zogenoemde 'boskamer' (locatie 1 uit figuur 2.2). Deze boskamer zal een aantal woningen bevatten. De boskamer dient zo groen mogelijk ingericht te worden. Het bebouwd oppervlak van de boskamer bedraagt maximaal 40%. De onbebouwde ruimte in de boskamer krijgt een bosrijk karakter. Inrichting van de boskamer vindt plaats in overleg met Bureau Meerstad. Een boskamer dient als eenheid te worden ervaren. De bebouwing binnen de boskamer is herkenbaar als één ensemble door afstemming in woningtypes, materialisering en vorm- en stijl kenmerken.
Landelijk wonen op het Eiland
Het Eiland (locatie 2 uit figuur 2.2) biedt ruimte aan kavels met vrijstaande woningen. De woningen op het eiland hebben een ruime opzet en de kavels profiteren optimaal van het Woldmeer als kwaliteitsdrager. Daarnaast worden de natuurlijke kwaliteiten van de Harksteder Broeklanden doorgezet. Elke woning heeft een heldere hoofdvorm die in de basis bestaat uit een rechthoekig volume die één bouwlaag met kap of max. twee bouwlagen hoog is. Door eenheid in kleurstelling zijn ruimere regels in materiaalgebruik mogelijk, bijvoorbeeld het gebruik van baksteen, hout en natuursteen.
Royaal Eilandwonen
De eilanden zijn ruim opgezet en hebben een groen en landelijk karakter. Om deze sfeer te versterken is de dichtheid van de bebouwing bij de zuidelijke locaties (locatie 3 uit figuur 2.2) lager dan in de rest van het deelgebied Harksteder Broeklanden. De uitgangspunten voor de royale eiland woningen zijn bijna gelijk aan het landelijk wonen op het eiland. Met als uitzondering dat het maximale bruto begane grondoppervlak van alle bebouwing (woning inclusief alle aan- en uitbouwen en bijgebouwen, carports) maximaal 350 m² bedraagt. En verhardingen worden zo veel mogelijk beperkt.
Vrijstaand wonen aan de Bosrand
Dit deelgebied (locatie 4 uit figuur 2.2) biedt ruimte aan bijzondere vrijstaande woningen die optimaal gebruik maken van het landschap. De woningen komen nabij de te realiseren buslus met bijbehorende voorzieningen. De woningen hebben een oppervlakte van maximaal 150m². Voor deze woningen geldt geen minimale afstand tot de erfgrens. Daarnaast hebben de woningen geen traditionele tuin. De woningen worden in de plaats daarvan voorzien van een in ontworpen, robuuste overgang tussen de woning en het landschap, bijvoorbeeld in de vorm van een veranda of een in het hoofdvolume geïntegreerde buitenruimte. Het ontwerp van de overgang dient de privacy te waarborgen, robuust zijn vorm gegeven en de relatie tussen woonbeleving en landschap te versterken.
Dit hoofdstuk beschrijft het voor het plangebied relevante ruimtelijk beleid. Daarbij wordt achtereenvolgens ingegaan op het rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Bij deze beleidsbeschrijving is aangesloten bij het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018).
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Groningen is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie infrastructuur en Ruimte uit 2012 (SVIR) is geheel opgegaan in de NOVI, behalve enkele onderdelen van bijlange 6, 'Essentiële onderdelen Nota Mobiliteit'.
Op basis van de SVIR wordt het volgende geconstateerd:
Het bestemmingsplan raakt daarmee vanuit de SVIR het volgende nationaal belang: 'het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen.' De reserveringszones rond de genoemde hoofdvaarweg en hoofdweg liggen echter niet binnen het plangebied en het functioneren van het hoofdwegen- en hoofdvaarwegensysteem wordt dan ook niet belemmerd door de ontwikkeling van Meerstad. Zodoende wordt geconstateerd dat het rijksbeleid uit de SVIR de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI. Door de ontwikkeling van Meerstad wordt invulling gegeven aan de derde opgave van de NOVI: steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt juridische regels voor de nationale belangen die worden genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) worden deze regels nader uitgewerkt.
Op basis van het Barro en de Rarro wordt geconstateerd dat het plangebied in een zone ter bescherming van radarstations Leeuwarden en Wier ligt. Voor deze radarstations moet rekening worden gehouden met een maximale bouwhoogte van 95 meter en 89 meter. In het plangebied is geen sprake van bebouwing die deze bouwhoogte haalt.
Conclusie
Het Barro en de Rarro staan de vaststelling van het uitwerkingsplan niet in de weg en geven hiervoor geen uitgangspunten.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik (artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening). Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Voor wonen geldt dat een ontwikkeling vanaf 12 woningen wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953).
De voorgenomen ontwikkeling ligt op de planlocatie Harksteder Broeklanden in Meerstad en bestaat uit het realiseren van 48 woningen en een buslus met bijbehorende voorzieningen. Voor de realisatie van de woningen is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Beoordeeld moet worden of er gemotiveerd kan worden dat de behoefte en ruimte voor de stedelijke ontwikkeling voldoende is afgewogen.
Voor een ontwikkeling anders dan wonen geldt in beginsel de ondergrens van een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m². Voor de voorzieningen bij de buslus wordt er onder deze grens gebleven. Een ladder onderbouwing is voor de realisatie van de buslus met voorzieningen daarom niet noodzakelijk. In de rest van deze paragraaf wordt daarom alleen in gegaan op de behoefte en locatie keuze voor de 48 woningen.
Behoefte
In het kader van de Ladder is voor de woningbouwontwikkelingen in regio Groningen- Assen een uitgebreid onderzoek uitgevoerd door KAW. (bijlage 2). De regionale woningbehoefte is zowel kwantitatief als kwalitatief beschreven. De komende tien jaar is in alle regiogemeenten een substantiële huishoudensgroei te verwachten. De totale groei tot 2030 komt uit op ruim 21.000 woningen. De tien jaar erna zal door oplopende sterfte ook het aanbod aan woningen oplopen, naar verwachting ca. 14.000 maar wellicht meer, gezien de rol als economische motor van de regio.
Bij de kwalitatieve behoefte is gekeken naar de gewenste woningtypen en woonmilieus. Er is volgens het KAW onderzoek vraag naar landelijke woonmilieus, in de buurt van de stad en in landschappelijk aantrekkelijke plattelandsgebieden. Het onderzoek laat zien dat veel huishoudens een sterke voorkeur hebben voor groene, rustige, veilige en overzichtelijke woonlocaties. Het grootste deel zoekt een woonmilieu met landelijke kenmerken op korte afstand van stedelijke voorzieningen, werkgelegenheid en openbaar vervoer. De vraag concentreert zich in gebieden dichtbij of met goede bereikbaarheid van stedelijke centra en die als landschappelijk aantrekkelijk beschouwd worden. Er is een duidelijke behoefte aan ‘excellent stads wonen’: dit kan ook ruim en landelijk van karakter zijn. In het KAW onderzoek wordt Meerstad genoemd als woongebied die bovenstaande kenmerken bezit.
De rol voor het opvangen van de woningbehoefte wordt hiermee voor de komende periode groter voor Meerstad. Meerstad heeft de ruimte om hierin te voorzien en biedt als alternatief voor centrum/stedelijk wonen het wonen 'aan de stad'. In Bijlage 2 is het KAW onderzoek voor de woningbehoefte in de regio Groningen- Assen opgenomen. In paragraaf 3.3.2 wordt er verder ingegaan op de resultaten van het onderzoek.
Locatie
Meerstad is al geruime tijd gereserveerd voor woningbouw. Het gebied is ook beleidsmatig als zodanig verankerd. Het plangebied is op basis van de Provinciale Verordening Groningen aangeduid als stedelijk gebied. Er wordt nu een nieuwe woonwijk gepland in aansluiting op bestaand stedelijk gebied. Het is immers niet mogelijk om woningbouw in de beoogde omvang binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren.
Conclusie
Door middel van de ladder voor duurzame verstedelijking is de zorgvuldige afweging voor de woningbouwontwikkeling in het deelgebied Harksteder Broeklanden gemotiveerd. De ontwikkeling past binnen de kaders van het rijksbeleid.
Op 6 juli 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Provincie Groningen 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Een belangrijk doel is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie is daarom al het provinciale beleid geformuleerd dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving. Het is geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':
1. Ruimte
2. Beschermen landschap en cultureel erfgoed
3. Waterveiligheid
4. Mobiliteit
5. Milieu
Voor het bestemmingsplan Meerstad-Midden West en het daarin liggende plangebied van onderhavig uitwerkingsplan zijn vooral de volgende onderdelen van de Omgevingsvisie van belang:
Met de ontwikkeling van Meerstad is rekening gehouden met de bestaande belevingswaarden en elementen. Dit komt onder meer terug in het behoud van de bestaande bebouwingslinten en het zo veel mogelijk behouden van de openheid. Daarnaast is in Meerstad rekening gehouden met voldoende waterbergingscapaciteit door onder andere de aanleg van het Woldmeer. Bij de concrete woningbouw moet gezorgd worden voor een veilige situatie in relatie tot gaswinning en bevingen. De Omgevingsvisie geeft verder geen concrete uitgangspunten voor dit uitwerkingsplan.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling van het deelgebied Harksteder Broeklanden past binnen de Omgevingsvisie van de provincie Groningen.
In de omgevingsverordening Provincie Groningen (2022) zijn juridische regels opgenomen om de provinciale belangen uit de Omgevingsvisie Provincie Groningen te waarborgen. De volgende afdelingen zijn van belang voor Meerstad-Midden West en het daarin liggende plangebied van dit uitwerkingsplan:
Afdeling 2.7 Bergingsgebieden, noodbergingsgebieden en zoekgebied noodberging
Vanwege de ligging in het 'zoekgebied noodberging' moet het bestemmingsplan Meerstad-Midden West voorzien in een bestemming en regels om de geschiktheid van deze gebieden voor de functie van noodberging te waarborgen. Deze regels bevatten een verbod om anders dan hoogwaterbestendig te bouwen en een verbod om anders dan hoogwaterbestendige infrastructuur aan te leggen. Dit verbod is opgenomen in de dubbelbestemming Waterstaat-Noodwaterberging. Ook in het plangebied is dit van toepassing en daarin wordt dan ook hoogwaterbestendig gebouwd;
Afdeling 2.20 Windturbines
Windturbines met een ashoogte van 15 meter of meer zijn niet toegestaan. Dergelijke windturbines worden met dit uitwerkingsplan ook niet mogelijk gemaakt.
Artikel 3.2 Regionale waterkeringen
Langs het Eemskanaal en het Slochterdiep is een 'regionale waterkering' aangeduid. Bij een waterkering hoort een beschermingszone. Deze zone is door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' opgenomen in het huidige bestemmingsplan Meerstad Midden (2018). De dubbelbestemming zorgt ervoor dat onderhoud mogelijk is aan de kering en er eventueel ruimte is voor dijkversterking of verbreding. Binnen deze zone zijn bouwwerken en bomen niet toegestaan zonder ontheffing. Omdat bomen en of bouwwerken de stabiliteit van de kering kunnen aantasten. De voorgenomen ontwikkelingen vallen niet binnen de zone van de waterkering. De dubbelbestemming heeft geen beperkende werking in het plangebied.
Conclusie
Bovengenoemde aspecten hebben geen directe doorwerking in de regeling van dit uitwerkingsplan.
De Regio Groningen-Assen is een samenwerkingsverband van twaalf gemeenten en twee provincies. Samen vormen zij de belangrijkste concentratie van bevolking en werkgelegenheid in Noord-Nederland. Het samenwerkingsverband heeft een globale visie opgesteld (vastgesteld in 2004) voor de gewenste ontwikkeling van de regio tot 2030. In 2013 is deze visie geactualiseerd met de publicatie "Veranderende context, blijvend perspectief, actualisatie regiovisie Groningen-Assen".
De Regio Groningen-Assen streeft naar een gezonde economische basis, een goede bereikbaarheid, een voldoende en gevarieerd woningaanbod en behoud van rust, ruimte en schone lucht. Daarvoor zijn in 2012 regionale woningbouwafspraken gemaakt. In dit verband worden de woningbouwplanningen in de regiogemeenten jaarlijks gemonitord en afgestemd.
In februari 2023 heeft er opnieuw een actualisatie plaatsgevonden van de regionale woningbouwafspraken. Door de nieuwe samenwerkingsafspraken is er ruimte voor de bouw van 28.500 nieuwe woningen. In de regio Groningen-Assen zijn dit 21.370 woningen.
De regio Groningen–Assen stemt al ruim 25 jaar de regionale woningbouw met elkaar af. Dit gebeurt gemeentegrens- en provincie grensoverschrijdend, omdat de regio zich kenmerkt door een sterk samenhangende woningmarkt. In de regio Groningen-Assen worden de komende jaren veel woningen gebouwd om aan de grote vraag te voldoen. Hiervoor is ook een impuls nodig voor de werkgelegenheid en bereikbaarheid. Dit doet de regio samen met het Rijk binnen de NOVEX-aanpak Regio Groningen-Assen.
In de komende tijd worden de plannen uitgewerkt met locaties en doelgroepen waarvoor gebouwd wordt. De Regio Groningen-Assen trekt hierbij gezamenlijk op met de gemeenten, provincies en het Rijk om waar mogelijk de bouwplannen te versnellen. De provincies ondersteunen gemeenten hierbij door partijen aan elkaar te verbinden, kennis te delen en te ondersteunen. De gemeentelijke woningbouwplanning is in lijn met deze afspraken.
De ontwikkeling van Meerstad is meegewogen in het beleid vanuit de Regiovisie. De planvorming van Meerstad en daarmee het plangebied van dit uitwerkingsplan past hier in.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Regiovisie van Groningen en Assen.
Eind 2019 is in opdracht van de regio Groningen-Assen door KAW een woningmarktonderzoek uitgevoerd onder 20.000 inwoners van de regio Groningen-Assen die recent verhuisd zijn. Centrale vraag uit het woningmarktonderzoek is of suburbanisatie een bewuste keuze is van mensen, of dat het een gevolg is van de overdruk op stedelijk gebied in met name de stad Groningen. In dit woningmarktonderzoek is gevraagd naar het oriëntatieproces van mensen, welke concessies ze deden en met welke motieven ze keuzes maakten. Op basis van deze motieven en concessies zijn de woonwensen in kaart gebracht en is gekeken in hoeverre de woningbouwplannen aansluiten bij deze woonwensen.
De belangrijkste conclusies uit het Woningmarktonderzoek 2020-2030 zijn:
Belangrijk is dat de woningprogrammering plaatsvindt op basis van de behoefte. Deze behoefte is op dit moment groot en hier moet op geanticipeerd worden. Deze behoefte is in paragraaf 3.1.3 reeds door onder andere dit woningmarktonderzoek aangetoond.
Conclusie
Er is geen strijdigheid met het voorgenomen plan en het woningbehoefte onderzoek van de regio Groningen en Assen.
In de omgevingsvisie ‘Levende Ruimte’ staan de keuzes die de gemeente Groningen heeft gemaakt om richting te geven aan hoe de gemeente er in de toekomst uitziet. De omgevingsvisie is een actualisatie van de structuurvisie 'The Next City' uit 2018.
Eén van de onderdelen van de omgevingsvisie is het aanpakken van de woningbouwopgave. Daarvoor zijn meerdere gebieden aangewezen om nieuwbouw te egaliseren. Meerstad is één van deze gebieden. Het voornemen is om de bestemming 'woongebied-uit te werken' van het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) in een uitwerkingsplan uit te werken.
Aan de hand van de regionale verstedelijkingsstrategie licht de gemeente haar ambities voor de ontwikkelgebieden in de gemeente toe. In de oostflank is Meerstad één van deze gebieden. In totaal worden hier circa 8.000 woningen gebouwd. De voorgenomen woningen zijn onderdeel van deze plannen.
Conclusie
Het plan past binnen de omgevingsvisie van de gemeente Groningen.
Gemeente Groningen staat voor een forse woningbouwopgave, zowel in aantallen als in kwaliteit en toekomstbestendigheid van de woningen en woonomgeving. In haar woonvisie zet de gemeente Groningen uiteen hoe zij tegen die opgave aankijkt, wat de ambities zijn en hoe de gemeente aan de slag gaat. De woonvisie gaat uit van vijf speerpunten:
Er is een grote vraag naar woningen binnen de gemeente Groningen. De gemeente verwacht in de perioden 2018-2023 en 2023-2028 een groei van respectievelijk 7.000 tot 6.800 huishouden en verwacht 240.000 tot 250.000 inwoners in 2028. Om te kunnen voorzien in die woonbehoefte moet er flink worden bijgebouwd in de gemeente. De gemeente werkt intensief samen met het Rijk om de gewenste aantallen te kunnen halen. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Woondeal die begin 2023 is ondertekend.
De Woondeal gaat over het versnellen van de woningbouw, over specifieke versnellingslocaties, over de beschikbaarheid van betaalbaar woningaanbod en over de aanpak van excessen die het gevolg zijn van de huidige krapte op de woningmarkt. Het is wenselijk om in 2030 21.370 woningen in de regio Groningen- Assen te realiseren. De regio Groningen–Assen heeft als NOVEX-gebied een bijzondere status. Binnen de NOVEX werken het Rijk, provincies en gemeenten samen aan het toevoegen van 21.000 woningen vanaf 2020 tot 2030 en nog eens 15.000 woningen 2030 tot en met 2040. Hiermee moet de leefbaarheid in de hele regio versterkt worden.
Conclusie
Er is een grote behoefte aan nieuwe woningen in de gemeente Groningen. Bovendien hebben de gronden in het huidige bestemmingsplan al een uit te werken woonbestemming. Het initiatief is in overeenstemming met de Woonvisie van de gemeente Groningen en de Woondeal van de regio Groningen-Assen.
Het gemeentelijk beleidskader voor het plangebied is verwoord in het bestemmingsplan Meerstad-Midden West. Op dit punt wordt dan ook volstaan met een verwijzing naar paragraaf 2.3 in de toelichting van dat bestemmingsplan.
Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 is het plangebied bestemd als 'Woongebied-Uit te werken'. Het betreft het gebied Harksteder Broeklanden, onderdeel van De Zeilen. Voor dit uit te werken deelgebied (De Zeilen) zijn enkele bindende marges voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen aangegeven. Zo geldt bijvoorbeeld een maximum aantal woningen van 935 en zijn maximale bouw- en goothoogtes aangegeven voor gebouwen. Het gezamenlijk bruto vloeroppervlak aan voorzieningen, anders dan wonen, is maximaal 30.000 m².
Bureau Meerstad monitort bij het opstellen van elk ruimtelijk (deel)plan, de aantallen woningen en toetst deze aan het bestemmingsplan Meerstad-Midden West.
Op 28 maart 2018 is de Welstandsnota 2018 vastgesteld. In 2020 en 2021 is de Welstandsnota van de gemeente Groningen geactualiseerd. In de Welstandsnota zijn de gebiedsgerichte welstandscriteria uit de beeldkwaliteitsplannen van Meerstad overgenomen. Een beeldkwaliteitsplan creëert een gewenste, toekomstige ruimtelijke context. Beeldkwaliteitsplannen worden doorgaans opgesteld voor nieuwbouwlocaties, daar waar de omgeving nog niet wordt bepaald door bestaande bebouwing. En waarvoor nog geen criteria voor het bouwen bestaat. De criteria van een beeldkwaliteitsplan zorgen voor het gewenste basisniveau van de toekomstige context.
Voor dit uitwerkingsplan is een afzonderlijk beeldkwaliteitsplan opgesteld. Deze zal gelijktijdig met dit uitwerkingsplan worden vastgesteld en daarmee onderdeel worden van de Welstandsnota. In hoofdstuk 2.2.3 wordt nader ingegaan op het beeldkwaliteitsplan, dat tevens als Bijlage 1 is opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt aandacht gegeven aan de milieu- en omgevingsaspecten en de ruimtelijk relevante wet- en regelgeving. Voor de uitwerking hiervan is aangesloten bij het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018). Waar nodig vindt voor het plangebied een nadere uitwerking plaats
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit MER) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van MER-verplichting geldt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een MER-procedure moet worden doorlopen (MER-plicht) en activiteiten waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een MER-procedure al dan niet nodig is (MER-beoordelingsplicht). In de bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven voor welk type activiteiten een plan-MER.-, project-MER- of MER-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen en in het kader van welk besluit deze verplichting geldt.
Het actualisatieplan voor Meerstad-Midden West (2018) was een ruimtelijk plan dat de volgende activiteiten uit bijlage D bij het Besluit milieueffectrapportage (opnieuw) mogelijk maakt:
Gelet hierop gold voor het actualisatieplan de verplichting zowel een plan-MER als een project-MER. te doorlopen. Deze beide procedures zijn gecombineerd in één MER-studie.
Sinds 7 juli 2017 zijn de drempelwaarden hiervoor niet meer bepalend voor een MER-plicht. Voor elk project dat in kolom 1 staat (in casu een stedelijk ontwikkelingsproject) en waarvoor een besluit noodzakelijk is uit kolom 4 moet het bevoegd gezag beoordelen of er een m.e.r gemaakt moet worden. Dit moet aan de hand van de criteria in bijlage III van de Europese mer richtlijn: kenmerken van het project, plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect. Dit is de zogeheten vormvrije MER-beoordeling. In het plangebied worden woningen mogelijk gemaakt en op basis daarvan is een vormvrije MER-beoordeling nodig. Er zal daarom als onderdeel van dit uitwerkingsplan een aanmeldnotitie vormvrije MER beoordeling worden toegevoegd.
Voor elk milieuaspect is een beschrijving van de referentiesituatie opgenomen en een effectbeschrijving voor het planvoornemen (bestemmingsplan Meerstad-Midden West 2018), maar ook een doorkijk naar de toekomstige situatie als de overige delen van Meerstad-Midden worden ontwikkeld en een doorkijk naar de eindsituatie Meerstad Totaal, waarin heel Meerstad is gerealiseerd. Uit het MER en de onderliggende onderzoeken blijkt dat de milieueffecten van het planvoornemen voornamelijk variëren van licht negatief en neutraal tot licht positief. Dit zijn ook te verwachten effecten van een groot woningbouw project in een nog relatief leeg gebied. De effecten van het verkeer zijn reeds goed gemitigeerd in het planvoornemen op grond van de eerder uitgevoerde MER-studies. Doordat deze maatregelen nu als vast onderdeel in de planvorming zijn opgenomen en het woningbouwprogramma lager uitvalt, vallen de milieueffecten ook minder negatief uit dan in eerdere MER-en. Er zijn geen ingrijpende mitigerende of compenserende maatregelen nodig.
Conclusie
De milieueffectrapportages als onderdeel van het bestemmingsplan Meerstad-Midden West 2018 staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
Op het gebied van verkeer en mobiliteit bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat een nieuwe functie mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid.
De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen uit 'Beleidsregel parkeernormen 2021'.
Bij grondgebonden woningen dienen minimaal twee parkeerplaatsen voor auto’s (garage telt niet mee) gerealiseerd te worden. Voor bezoekers dienen bij grondgebonden woningen 0,3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte te worden gerealiseerd. De totale parkeerbehoefte van het plangebied voor de woningen bedraagt 113 parkeerplaatsen. De bestemmingen die voor de woonpercelen en de openbare ruimte opgenomen zijn geven hiervoor voldoende mogelijkheden.
Het streven is om de impact van geparkeerde auto’s op het straatbeeld te minimaliseren. In locatie 1 (het Collectief Wonen) wordt parkeren daarom opgelost door middel van een collectief terrein. Bij locatie 2 (Landelijk wonen op het Eiland) en locatie 3 (royaal Eilandwonen) wordt parkeren op eigen terrein gerealiseerd. Bij locatie 4 (de vrijstaande woningen aan de Bosrand) wordt parkeren in de openbare ruimte voorzien, in de directe nabijheid van de woningen.
Zoals opschreven in het beeldkwaliteitsplan (bijlage 1) geldt dat het parkeren dusdanig wordt ingepast dat geparkeerde auto's minimale ruimtelijke impact hebben op de omgeving. Alternatieve parkeeroplossingen, gebouwd of op eigen terrein, zijn mogelijk, maar verstoren het bosrijke karakter zo minimaal als mogelijk. De geclusterde parkeerterreinen hebben een landschappelijk karakter door gebruik van bijvoorbeeld hoogteverschillen, natuurlijke beplanting, halfverharding en 'groene verharding' (bijvoorbeeld gras tegels).
Daarnaast zal er bij de buslus met bijbehorende voorzieningen ook parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen zal passen bij de grootte van deze openbare voorziening. Bij de verdere inrichting van de buslus en de bijbehorende voorzieningen wordt hier verder invulling aan gegeven. Bureau Meerstad zorgt dat de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
Door de ontwikkeling van woningbouw wordt met het planvoornemen verkeer gegenereerd. Deze verkeersgeneratie heeft effect op de doorstroming, verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid op het omliggende wegennet. Om de verkeersgeneratie van de voorgenomen ontwikkeling in deelgebied Harksteder Broeklanden te beoordelen zijn de resultaten van de Milieueffectrapportage (MER) van Meerstad-Midden West als uitgangspunt genomen.
In het MER zijn 6,4 autoritten per woning aangehouden. Voor het deelgebied Harksteder Broeklanden geldt daarom voor de 48 woningen een verkeersgeneratie van 307,2 mvt/etmaal. In de stikstofberekening wordt ook rekening gehouden met deze verkeersgeneratie. De inrichting van de buslus heeft geen toename van de verkeersgeneratie tot gevolg. Deze blijft gelijk aan de bestaande situatie, omdat er op dit moment al een bus op deze locatie keert. De herinrichting zal op het gebied van verkeer een oplossende werking hebben, en niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid. Er hoeft daarom niet verder getoetst te worden aan de verkeersaspecten.
In de verkeersanalyse en effectenbeoordeling komt duidelijk naar voren dat in het verleden al studies zijn uitgevoerd voor het verkeersaspect, zoals de eerder uitgevoerde milieueffecten rapportages. Op basis van deze studies zijn in de planscenario's reeds mitigerende maatregelen opgenomen bijhorend de verkeerstoename. Hierdoor worden veel verkeersaspecten in het MER neutraal beoordeeld.
Conclusie verkeer en parkeren
De ontsluiting van het plangebied zal niet leiden tot knelpunten. De verkeerstoename ten behoeve van de ontwikkeling is dermate klein dat het niet tot knelpunten zal leiden op het omliggende wegennet. Er is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de berekende parkeerbehoefte op basis van de parkeernormen en de gegevens. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Deze rangschikking is gekoppeld aan richtafstanden. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstand wordt bepaald door de grootste afstand van deze aspecten. In het geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing
Ten noordoosten van het plangebied bevindt zich een NAM-locatie. De geluidzone van de NAM-locatie overlapt het plangebied in de noordoosthoek. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op ingegaan.
In de omgeving van de voorgenomen woningen is voor het overige geen sprake van bestaande bedrijven en/of installaties die invloed hebben op het woongebied. Hinder op de woningen wordt dan ook niet verwacht. De buslus met bijbehorende voorzieningen wordt op een aanvaardbare afstand van de bestaande en de nieuwe woningen gerealiseerd. De verwachting is dat er geen overlast door de buslus wordt veroorzaakt.
Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebied
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. De afstand van Meerstad-Midden West tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Zuidlaardermeer) is 4 kilometer. Vanaf het plangebied is deze afstand ongeveer 5 kilometer. De afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied (Drentsche Aa) is ruim 10 kilometer. Uit het MER voor Meerstad-Midden West blijkt dat de ontwikkeling van de wijk voor deze gebieden geen negatieve effecten geeft. Gezien de aard en omvang van het plangebied, en dat de voorgenomen ontwikkeling binnen de uitwerkingsregels van de uit te werken woonbestemming past, geldt deze conclusie ook voor het deelgebied Harksteder Broeklanden.
Ondanks dat de voorgenomen locatie voor woningbouw buiten de grenzen van de Natura 2000- gebieden ligt, kan de ontwikkeling van de planlocatie leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet beoordeeld worden of het plan leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden. Het is daarom noodzakelijk om een AERIUS berekening uit voeren om te bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Wettelijk kader
Per 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking getreden. De Wsn en de Bsn regelen een vrijstelling voor de vergunningsplicht van artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Op 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) is in de zaak van Porthos een uitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak over deze partiële bouwvrijstelling. Uit deze uitspraak blijkt dat art. 2.9a van de Wnb en art. 2.5 Bnb in strijd is met art. 6 van de Habitatrichtlijn uit de Wet natuurbescherming.
Er wordt daarom teruggegaan naar de situatie vóór 1 juli 2021 waarbij ook de aanlegfase van bouwprojecten moet worden doorgerekend voor stikstofdepositie om significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden te kunnen uitsluiten.
AERIUS Calculator
De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat waarin wordt geconstateerd dat er als gevolg van de gewenste ontwikkeling geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden waarbij sprake is van een overschrijding van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. De aanleg- en exploitatiefase van de woningen en de voorzieningen met buslus zijn worstcase in dezelfde berekening meegenomen. Voor de realisatie van de buslus met voorzieningen is geen exploitatiefase opgenomen omdat alle bussen elektrisch rijden.
Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig. De stikstofberekening en de bijbehorende memo zijn opgenomen in bijlage 3.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Het plangebied ligt niet binnen het concreet begrensde NNN. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking heeft, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van enige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.
Soortenbescherming
Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Toetsing
De effecten van Meerstad op mogelijk aanwezige beschermde soorten is onderzocht in het planMER voor Meerstad-Midden West. Herinrichting van het gebied leidt tot het verlies van leefgebied van verschillende soorten amfibieën waaronder de zwaar beschermde heikikker. Hiervoor zijn veel maatregelen getroffen waaronder het inrichten van compensatiegebieden ten oosten van Meerstad, het inrichten van een natuurlijke groenzone in Meerstad en jaarlijkse monitoring van deze gebieden. Omdat het ecologische onderzoek uit het planMER gedateerd is moet deze geactualiseerd worden.
Ecologische quickscan
Ten behoeve van de soortenbescherming is een ecologische quickscan uitgevoerd welke is opgenomen in bijlage 4. In de ecologische quickscan is het bosgebied, ten noorden van het plangebied ook meegenomen. Maar door overleg met de Natuur en landschapstafel zal deze locatie niet worden ontwikkeld en wordt in dit uitwerkingsplan buiten beschouwing gelaten.
Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten van de ecologische quickscan is nader onderzoek geadviseerd om de aanwezigheid van de waterspitsmuis, poelkikker en heikikker in het plangebied te onderzoeken. Er is een grote kans dat deze soorten in het plangebied voorkomen. Voor deze soorten dient daarom nader onderzoek plaats te vinden en mogelijk een ontheffing te worden aangevraagd.
Daarnaast dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met algemene broedvogels om overtreding van verbodsbepalingen van de Wnb te voorkomen. Dit kan door te werken buiten het broedseizoen. Indien wel in het broedseizoen wordt gewerkt dient de vegetatie ter plaatse van de werkzaamheden en in een straal van ca. 25 meter te worden verwijderd, dan wel kort te worden gemaaid. Ook is er aanvullend onderzoek noodzakelijk als er werkzaamheden plaatsvinden in het broedseizoen. In dat kader dient dan ook het sperwernest ten noordoosten van het plangebied onderzocht te worden op bewoning. Indien het nest bewoond wordt, wordt afgeraden om in de directe omgeving (< 100 meter) werkzaamheden op te starten. Indien werkzaamheden 's nachts in de zomerperiode plaatsvinden, dient tijdens de werkzaamheden voorkomen te worden dat de aangrenzende bossingel aan de noordzijde beschenen wordt met kunstlicht. Dit kan invloed hebben op foeragerende vleermuizen of op een vliegroute.
Indien de graslanden in voorjaar en zomer niet worden gemaaid, dient ook nader onderzoek naar het voorkomen en gebruik van het gebied door de haas plaats te vinden. Voor andere beschermde soorten dan hierboven beschreven heeft het plangebied geen betekenis of zijn negatieve effecten van de voorgenomen ingreep uitgesloten.
Nader onderzoek
Naar aanleiding van de resultaten van de uitgevoerde quickscan is een nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de heikikker, poelkikker, haas, vleermuizen, marterachtigen en waterspitsmuis. Het volledige rapport is opgenomen als bijlage 4. De rapporten die betrekking hebben op die delen van het plangebied, die in de oorspronkelijke quickscan per abuis niet zijn meegenomen, worden in de volgende versie van het plan toegevoegd. In onderstaande tabel is aangegeven welke verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming (kunnen) worden overtreden als gevolg van het voornemen en waarvoor ontheffing dient te worden aangevraagd. Voor de volledigheid zijn tevens de overige soort(groep)en waarvoor maatregelen nodig zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen, opgenomen. Voor de te nemen maatregelen om overtreding te voorkomen wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van het nader onderzoek in bijlage 4.
Tabel 4.1 Overzicht overtredingen beschermde soorten
Conclusie
De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten voor het onderdeel gebiedsbescherrming. Uit het nader onderzoek naar beschermde soorten is gebleken waarvoor een ontheffing voor de Wet natuurbescherming nodig is of dat er mitigerende maatregelen getroffen moeten worden. Hier zal in de uitvoering rekening mee worden gehouden en benodigde ontheffingen worden aangevraagd.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Toetsing
Om eventuele belemmeringen in te schatten is de Bodeminformatiekaart van de provincie en gemeente Groningen geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied voorheen in gebruik was als landbouwgrond. Op de Bodemkwaliteitskaart Meerstad-Midden West (2018) is te zien dat er geen verdachte locaties voorkomen in het plangebied. Daarnaast heeft het plangebied op dit moment al een uit te werken woonbestemming. In het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (2018) is beoordeeld dat de bodemkwaliteit toereikend is voor de functie wonen.
Bij het indienen van een omgevingsvergunningaanvraag voor bouwactiviteiten, overlegt de initiatiefnemer het betreffende bodemonderzoek aan bevoegd gezag, de gemeente. De gemeente voert vanuit haar wettelijke taak een bodemtoets uit waarbij gebruik gemaakt wordt van het bodeminformatiesysteem (BIS). Uit deze toets komt naar voren of er voldoende informatie beschikbaar is om te kunnen veronderstellen dat de aanwezige kwaliteit van de bodem voldoet aan de gestelde normen voor de plannen. Indien daar aanleiding toe is, wordt informatie over de te nemen stappen gegeven, bijvoorbeeld wanneer nader onderzoek gewenst is.
Conclusie
Er zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw. Gelet op de voorgenomen ontwikkeling en de informatie uit de Bodemkwaliteitskaart is er vanuit het aspect bodem geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied.
Bij de realisatie van nieuwe woningen moet aangetoond worden dat deze (geluidgevoelige objecten) geen geluidhinder ondervinden vanuit omliggende bronnen. Voor het bestemmingsplan Meerstad-Midden West is het aspect geluid uitgebreid onderzocht (Spreen, Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan en MER Meerstad-Midden West rapportnr. 20161070 d.d. 24 februari 2017). Daarbij zijn diverse verkeersscenario's doorgerekend. Deze verkeersscenario's zijn afkomstig uit het verkeersonderzoek van Goudappel Coffeng d.d. 11 november 2016.
Voor het uitwerkingsgebied Harksteder Broeklanden is op 6 februari 2023 aanvullend onderzoek gedaan naar wegverkeerslawaai, zie bijlage 5. In het akoestisch onderzoek is onderzocht welke invloed het wegverkeer op de nieuwe wegen heeft op de geluidskwaliteit in het plangebied en of er een acceptabel woon- en leefklimaat zal heersen. In het akoestisch onderzoek zijn in het noorden van het plangebied ook woningen opgenomen (locatie 1). Dit noordelijke deel van het plangebied uit het akoestisch onderzoek is geen onderdeel van dit uitwerkingsplan. Dit heeft geen invloed op de resultaten van het onderzoek.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat bij uitvoering van het stedenbouwkundig ontwerp de geluidsbelasting vanwege het verkeer op het Slochterdiep aan de voorkeurswaarde voldoet. Er is geen hogere grenswaarde geluid nodig om de bouw van de woningen mogelijk te maken.
De interne 30 km wegen zijn uitgezonderd van de normen van de Wet geluidhinder. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is ook hier onderzoek naar gedaan. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat bij uitvoering van het stedenbouwkundig ontwerp de geluidsbelasting langs het 30 km/uur onder voorkeurswaarde van 48 dB blijft.
Conclusie
Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting in Lden incl. 5 dB aftrek
vanwege:
• Het Slochterdiep maximaal 47 dB is.
• De interne 30 km wegen maximaal 42 dB is'
Bij uitvoering van het stedenbouwkundig ontwerp voldoet de geluidsbelasting aan de
voorkeurswaarde. Er is geen hogere grenswaarde geluid nodig om de bouw van de woningen mogelijk te maken. Het wegverkeerslawaai zorgt niet voor belemmering van de voorgenomen ontwikkeling bij Harksteder Broeklanden.
Het plangebied van de Harksteder Broeklanden komt deels binnen de geluidszone van de NAM-locatie Eemskanaal te liggen. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Meerstad-Midden in 2007 is een hogere grenswaarde van 55 dB(A) vastgesteld om woningbouw van Meerstad binnen de geluidszone mogelijk te maken. Voorwaarde daarbij was dat er niet meer dan 147 nieuw te bouwen woningen binnen de geluidszone worden gebouwd. Nagegaan is of het standpunt uit 2007 eventueel herzien zou moeten worden (Bijlage 6).
Het geluidsperspectief is sinds 2007 voor deze locatie aanmerkelijk beter geworden. De gaswinning zal binnen enkele jaren worden afgebouwd waardoor de geluidsbelasting van de locatie minder wordt en op termijn nul is. Tot die tijd blijft de geluidszone intact zodat er wel mee rekening gehouden moet worden bij vaststelling van nieuwe woningbouwplannen.
Gezien de eerdere onderzoeken is het niet nodig om opnieuw uitgebreide technische studies uit te voeren naar eventuele geluidsmaatregelen. Het is ook niet doelmatig om voor de resterende periode nog afschermende maatregelen te treffen.
De geluidsbelasting van de gaswinningslocatie is niet continue maar afhankelijk van de gasproductie en dat kan per seizoen verschillen. De nachtperiode is bepalend voor de etmaalwaarde. De werkelijke optredende geluidsbelasting is vaak minder dan de zonegrens suggereert. Daarnaast wordt er aan de voorwaarde om niet meer dan 147 woningen te bouwen binnen de geluidszone.
Bij de bouw van nieuwe woningen kan rekening worden gehouden met een verhoogde geluidsbelasting door het treffen van isolatiemaatregelen. Mochten zich de komende tijd nog perioden voordoen met een verhoogde geluidsbelasting wordt hierdoor de hinder in huis beperkt.
Conclusie
Het is daarom niet nodig om het standpunt uit 2007 te herzien en buiten de 50 dB(A) te blijven. De geluidzone van de NAM-locatie zorgt niet voor belemmering van de voorgenomen ontwikkeling bij de Harksteder Broeklanden.
Water is steeds meer een bepalend aspect in de ruimtelijke ordening. Daarbij zijn de waterkwaliteit en -kwantiteit van belang. In het kader van het aspect water zijn voor het bestemmingsplan Meerstad-Midden West het grondwater, het oppervlaktewater en de waterkwaliteit beoordeeld. In het daarbij opgenomen MER is beschreven welke (extra) maatregelen zijn genomen om te borgen dat de realisatie van Meerstad-Midden West geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding van de omliggende gebieden. Aan het Woldmeer is de bestemming Water-3 toegekend. Ook binnen de woon- en groenbestemmingen is 'water' overal als (mede)gebruik mogelijk gemaakt.
Woldmeer als noodberging
Het Woldmeer en zijn omgeving (onder andere de woongebieden en waterkeringen) worden zodanig ingericht dat het meer ingezet kan worden voor noodberging. Hierbij kan ten opzichte van het streefpeil van 2,30- m. NAP een extra schijf water van 0,50 m in het meer geborgen worden. De al gerealiseerde gebieden zijn reeds op basis van dit uitgangspunt uitgevoerd.
Het Woldmeer kan in de toekomst ingezet worden voor noodwaterberging. Elk jaar is er 1/100ste kans dat het meer hiervoor ingezet zal worden. Het bestemmingsplan staat daarom het realiseren van voorzieningen voor noodwaterberging toe. In lijn met het vigerende bestemmingsplan Meerstad-Midden (2007) is het binnen de planperiode alleen niet toegestaan het Woldmeer nu al voor noodwaterberging in te zetten. Het bergingsverbod is opgenomen als vertaling van de uitkomst van de waterkwaliteitsrapportages en -besprekingen in het kader van het MER. Hieruit komt naar voren dat het voltooide watersysteem een aantal jaren nodig heeft om zich zodanig te stabiliseren dat het zichzelf binnen acceptabele tijd kan herstellen van verstoring van de waterkwaliteit. In deze periode kan inlaat van grote hoeveelheden gebiedsvreemd water met een mindere waterkwaliteit, een mogelijke maatregel bij regionale wateroverlast, een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit in het watersysteem. Na een bepaalde periode kan het watersysteem zich daar sneller van herstellen. De inzichten hierover zijn nog niet anders.
Hierbij speelt ook een rol dat het voorliggende uitwerkingsplan slecht over een relatief beperkt gedeelte van het Woldmeer gaat en dat voltooiing van het gehele meer binnen de planperiode niet voorzien wordt. Het realiseren van het Woldmeer is nog volop in uitvoering. Door het College van Groningen is besloten dat er een ontwikkel- en uitvoeringsplan voor Meerstad Midden Oost opgesteld moet worden. Onderdeel hiervan is het bepalen van de contouren van het oostelijke deel van het Woldmeer, gelegen buiten dit uitwerkingsplan. Mede op basis hiervan en op basis van de monitoringsresultaten zal een nieuw onderzoek uitgevoerd worden naar de te verwachten waterkwaliteit van het Woldmeer, waarbij de waterberging betrokken zal worden.
Overigens zal bij dreigende watersnood in het kader van het Crisismanagement de Veiligheidsregio Groningen, waarin het waterschap vertegenwoordigd is, besluiten over de mogelijke inzet van het Woldmeer als noodwaterbergingsgebied en daarbij de betrokken belangen afwegen.
Het watersysteem in Harksteder Broeklanden wordt duurzaam en robuust en zorgt o.a. voor voldoende drooglegging voor de beoogde bestemmingen binnen het plangebied. Bij voorkeur wordt afgewaterd via bodempassage in de berm naar open water. Anders vindt afwatering plaats via een infiltratievoorziening met bodempassage naar een IT riool en als dat niet mogelijk is via een molgoot met kolken naar een IT riool of open water. Hemelwater van daken en wegen wordt waar mogelijk via genoemde systemen rechtstreeks op het open water geloosd. In de binnenstraten worden middels molgoten aan beide kanten van de weg afgewaterd naar een IT riool dat afwatert op het open water van het meer of watergang door de wijk. Om het water bij extreme situaties af te kunnen voeren worden waar wadi's toegepast worden z.g.n. “slok-op putten' geplaatst (overloopkolken) die er voor zorgen dat bij extreme regenval het water in de verlaagde berm niet te hoog komt te staan.
Vuilwater wordt per kavel opgevangen en afgevoerd via een DWA-riool, aangelegd onder vrij verval. Het vrij verval riool wordt aangesloten op een centrale verzamel pomp put. Een uitzondering geldt voor de (maximaal 6 kavels) in het deelgebied royaal eilandwonen in het oostelijk deel van het plan. Hiervoor wordt een apart persriool een druk riool systeem, welke op een centrale pomp put wordt aangesloten, aangelegd, omdat voor een vrij verval-riool hier de onderlinge afstanden tussen woningen te groot is.
Op één centrale locatie in het woongebied wordt het vuilwater verzameld en gepompt richting de hoofdtransportleiding voor vuilwater, namelijk de persleiding van het Waterschap Noorderzijlvest tussen Groningen en Garmerwolde. Het aansluitpunt bevindt in het park achter Klein Harkstede. Hierop worden conform het basisrioleringsplan voor Meerstad Midden-West alle woningen van de huidige woongebieden in Meerstad Midden West aangesloten. In dit basisrioleringsplan is rekening gehouden met de bouw van maximaal 75 woningen in het woongebied Harksteder Broeklanden.
Een belangrijke verplichting voor alle ruimtelijke plannen en projecten is de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Hunze en Aa's.
In het kader van het wettelijk vooroverleg is er overleg met Waterschap Hunze en Aa's geweest. De uitkomst van dit overleg is dat de voorgestelde ontwikkeling voldoet aan het waterstructuurplan voor Meerstad
Onderstaand zijn belangrijke uitgangspunten voor water uitgewerkt.
Toename verharding
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van oppervlakte water. Ook is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan mogelijk. Voor de woningbouwontwikkeling en de buslus met bijbehorende voorzieningen bij de Harksteder Broeklanden moet nog uitgewerkt worden wat voor maatregelen er worden genomen om de versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding te compenseren. Het is in ieder geval het voornemen om waterpartijen aan te leggen in het plangebied, om zo eilanden te creëren waarop woningen gerealiseerd kunnen worden. Het Woldmeer zal worden uitgebreid. In de omgeving van het plangebied is voldoende ruimte om deze watercompensatie te realiseren.
Bergingsgebied
Bergingsgebieden vallen onder de werking van de Waterschapsverordening en moeten in bestemmingsplannen bestemd worden als bergingsgebied. Het waterschap dient direct te worden betrokken bij iedere vorm van bestemmingswijziging, functieverandering of enige andere vorm van gebiedsontwikkeling binnen deze gebieden.
Oppervlaktewater
Er zullen fysieke wijzigingen aan het watersysteem plaatsvinden in de vorm van het aanleggen van nieuw oppervlakte water. Om het watersysteem blijvend goed te laten functioneren, moeten aanpassingen voldoen aan bepaalde eisen en randvoorwaarden. Wijzigen aan het watersysteem moeten dan ook altijd gemeld worden aan en indien nodig een watervergunning aangevraagd worden bij het waterschap conform de Waterschapsverordening van het waterschap.
Conclusie
Er kan worden voorzien in de nodige compensatie voor de toename aan verharding door het toevoegen van oppervlaktewater door de uitbreiding van het Woldmeer en de aanleg van plasdrasgebied, daarnaast voldoet het plan met de wijze van hemel- en afvalwaterverwerking aan de trits schoonhouden-scheiden-zuiveren. Conclusie is dat de voorgestelde ontwikkeling past binnen de uiteindelijke waterstructuur van de ontwikkelvariant van de waterstructuurvisie voor Meerstad, zoals uitgewerkt in de Waterleidraad Meerstad (2011) en daarmee akkoord is. Bij de verdere uitwerking van de plannen blijft het Waterschap betrokken.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toetsing
Het plan maakt de realisatie van 48 woningen, een buslus en bijbehorende voorzieningen (100 m²) mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk. Tevens worden de woningen niet aangemerkt als gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Toetsing
De gemeente Groningen beschikt over een cultuurhistorische waardenkaart (CWK) waarop ook archeologische waarden zijn opgenomen. De geldende CWK is verouderd maar de nieuwe CWK is nog niet openbaar. Vanuit de gemeente Groningen is aangegeven dat de nieuwe CWK voor het plangebied Harksteder Broeklanden niet afwijkt van de oude CWK.
Uit de waardenkaart blijkt dat in het plangebied eerder archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden (Archeologisch onderzoek boringen Meerstad Fase II-Booronderzoek). Dit onderzoek is uitgevoerd ter voorbereiding van de aanleg van de nieuwbouwwijk Meerstad. Er zijn vindplaatsen aangetroffen. Het gaat om vuursteenvindplaatsen en aardewerkvindplaatsen welke laatste mogelijk locaties van boerderijen of veenterpjes representeren. Door de relatief grote boorafstanden en kleine boordiameter is het echter moeilijk om kleine vindplaatsen af te bakenen. Er is daarom besloten dat verder vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
Daarnaast is er door de gemeente Groningen een themakaart archeologie voor Meerstad opgesteld. Hieruit blijkt ook dat er geen aanvullend archeologisch onderzoek nodig is in het plangebied.
Nader onderzoek of een specifieke bescherming middels een archeologische dubbelbestemming is daarmee niet noodzakelijk.
Conclusie
Gelet op de voorgenomen ontwikkeling en het resultaat van het archeologisch onderzoek kan worden aangenomen dat er op het gebied van archeologie geen belemmering is voor dit bestemmingsplan.
Het Rijk heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in artikel 3.1.6 lid 5 sub a vastgelegd dat gemeenten bij ruimtelijke plannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden.
Toetsing
In Meerstad is vooral de landschappelijke structuur bepalend voor de cultuurhistorische waarden. Door de realisatie van Meerstad is erkend dat de landschappelijke structuur gaat veranderen en wordt een nieuwe landschappelijke structuur gerealiseerd. Deze geeft het landschap een nieuwe waarde. In dit plan wordt de belangrijkste landschapsstructuur dan ook planologisch vastgelegd, onder meer via de bestemming Groen.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er geen nader onderzoek benodigd is en er geen sprake is van onaanvaardbare negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden van de omgeving rondom het plangebied.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgesteld in:
Het vervoeren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld via het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Toetsing
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie gedaan van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde.
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
Conclusie
In de omgeving van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Het plan is in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Het uitwerkingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om ruimtelijke plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe plannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het uitwerkingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit uitwerkingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het uitwerkingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het uitwerkingsplan is een uitwerking van het bestemmingsplan Meerstad-Midden West (het moederplan). De bestemming 'Woongebied - Uit te werken' die in artikel 28 van het moederplan is opgenomen is uitgewerkt in dit uitwerkingsplan. De juridische opzet van dit plan vertoont veel gelijkenis met en sluit aan op de eerdere uitwerkingsplannen van Meerstad, waaronder De Zeilen fase 2.
In het voorliggende uitwerkingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Groningen. De bestemming 'Woongebied - Uit te werken' uit het moederplan gaat uit van de hoofdfunctie wonen, maar geeft ook de mogelijkheid voor het bestemmen van allerlei andere functies binnen het plangebied. Het plangebied heeft in dit uitwerkingsplan de volgende bestemmingen gekregen:
Gemengd - 3
De bestemming 'Gemengd - 3' is toegevoegd om de infrastructurele voorzieningen ter hoogte van de buslus en bijbehorende voorzieningen mogelijk te maken. Het gaat hierbij om zowel wegen, een laadpaal en abri's, als een pauzegebouw voor de buschauffeer(s) en een kiosk. Daarnaast zijn bouwwerken als informatieborden, en overige ondergeschikte functies toegestaan.
Water - 3
De delen van het plangebied waar water gerealiseerd wordt hebben de bestemming 'Water - 3'. De bestemming 'Water - 3' ligt op het Woldmeer. Aan deze bestemming wordt toegevoegd waterberging en recreatievaart. Het water rondom de eilanden is bevaarbaar voor recreatievaart. Binnen de bestemming 'Water - 3' mogen in beginsel geen steigers worden gebouwd, behalve binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-steiger'. Hier is één steiger per woning toegestaan.
Woongebied - 8
De bestemming 'Woongebied - 8' ziet op het deel van het plangebied waar het 'landelijk wonen op het eiland' mogelijk wordt gemaakt. Voor de regels is aansluiting gezocht op het naastgelegen uitwerkingsplan 'De Zeilen fase 2', waar deze bestemming ook is toegepast voor een vergelijkbare stedenbouwkundige opzet. Met deze bestemming kunnen woningen, tuinen en erven, woonstraten, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen en ondergeschikte groen- en watervoorzieningen worden gerealiseerd. Het gaat om vrijstaande woningen met een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 en 10 meter.
Woongebied - 9
De bestemming 'Woongebied - 9' ziet op het deel van het plangebied waar het 'royale eiland wonen' mogelijk worden gemaakt. Omdat deze regeling afwijkt ten opzichte van de bestemming 'Woongebied - 8' is ervoor gekozen in de naamgeving van de bestemming door te nummeren. Met deze bestemming kunnen woningen, tuinen en erven, woonstraten, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen en ondergeschikte groen- en watervoorzieningen worden gerealiseerd. Het gaat om vrijstaande woningen met een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 en 10 meter.
Woongebied - 10
De bestemming 'Woongebied - 10' ziet op het deel van het plangebied waar 'vrijstaand wonen' mogelijk wordt gemaakt. Het gaat hierbij om de vrijstaande woningen aan de bosrand. Ook hier is ervoor gekozen om in de naamgeving van de bestemming door te nummeren in verband met onderlinge afwijkingen in de regeling. Met deze bestemming kunnen woningen, tuinen en erven, woonstraten, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen en ondergeschikte groen- en watervoorzieningen worden gerealiseerd. Het gaat om vrijstaande woningen met een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 7 en 13 meter.
Woongebied - Groen
Naast de algemene woonbestemming kent dit uitwerkingsplan ook een bijzondere woonbestemming (voor de boskamer binnen het collectief wonen). De bedoeling is dat binnen deze bestemming groen een belangrijke rol krijgt. Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen. Dit bouwvlak mag voor maximaal 40% worden bebouwd om de groene uitstraling te borgen. De maximum goot- en bouwhoogte van de woningen bedraagt respectievelijk 7 en 13 meter.
Waterstaat - Noodwaterberging (dubbelbestemming)
Met deze dubbelbestemming wordt het zoekgebied voor de functie noodwaterbergingsgebied planologisch vastgelegd. Hiermee wordt geregeld dat de gronden tevens zijn bestemd voor een zoekgebied voor de berging van water in overlastsituaties.
Het bouwen op basis van de bestemming is beperkt tot hoogwaterbestendige gebouwen. Ook de infrastructuur dient hoogwaterbestendig te worden aangelegd.
Het uitwerkingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken.
Inspraak
Er is een eerste inspraak ronde geweest met de Natuur en Landschapstafel. In overleg met deze organisatie is besloten om het gebied ten noorden van de Kleisloot niet mee te nemen in de voorgenomen woningbouwontwikkeling. Het noordelijke bosgebied valt daarom buiten het plangebied van dit uitwerkingsplan.
Tijdens de voorjaarsmarkt voor bewoners van het plangebied Meerstad van 13 april jl. zijn de plannen voor de woningbouw in Harksteder Broeklanden getoond en konden bezoekers vragen stellen en feedback geven.
Vooroverleg
Het ontwerpuitwerkingsplan is ter beoordeling worden voorgelegd aan de Provincie Groningen, het Waterschap Hunze en Aa's, de Omgevingsdienst, de veiligheidsregio's en de NAM. Tijdens deze periode hebben de overlegpartners de mogelijkheid om een overlegreactie in te dienen. Daarnaast zijn ook andere organisaties betrokken bij het vooroverleg, waaronder Dorpsbelangen Meerstad, Natuur- & Milieufederatie, Staatsbosbeheer en Stichting Hoop voor Hoog Hammen.
Tijdens deze periode zijn meerdere overlegreacties ingediend en er is met onder andere Stichting Hoop voor Hoog Hammen overleg geweest. Deze zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording in het inspraakverslag dat is opgenomen als bijlage 7. Naar aanleiding hiervan is de waterparagraaf aangepast.
Ontwerp-uitwerkingsplan
De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerp-uitwerkingsplan. Het ontwerp-uitwerkingsplan heeft van 21 december 2023 tot en met 31 januari 2024 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn twee zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de zienswijzennota die is opgenomen als bijlage 8.
Vaststelling
Het uitwerkingsplan is vervolgens op 9 juli 2024 gewijzigd vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het uitwerkingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze waarop gemeentelijke kosten op het plan worden verhaald (grondexploitatie).
Het uitwerkingsplan Harksteder Broeklanden maakt deel uit van de grondexploitatie Meerstad. De benodigde gronden zijn in eigendom van de gemeentelijke exploitatiemaatschappij (GEM) Meerstad. De gemeente Groningen is eigenaar van 100% van de aandelen van de GEM Meerstad CV. De grondexploitatie is sluitend. Daarmee is voor de gemeente Groningen de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond. De realisatie van het deelgebied Harksteder Broeklanden maakt deel uit van deze exploitatie.
In de Wet ruimtelijke ordening is de exploitatieregeling opgenomen. Hierbij is aangegeven dat een gemeente de plankosten bij de realisatie bouwplannen kan verhalen op derden. De exploitatieregeling is bij de realisatie van dit uitwerkingsplan van toepassing, omdat sprake is van de bouw van nieuwe woningen (bouwplan volgens het Besluit ruimtelijke ordening). Van de noodzaak van kostenverhaal is echter geen sprake. De door de gemeente gemaakte kosten worden gedekt via de uitgifte van de gronden.