direct naar inhoud van Regels
Plan: Meerstad-Harksteder Broeklanden
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.UP012Broeklanden-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het uitwerkingsplan Meerstad-Harksteder Broeklanden met identificatienummer NL.IMRO.0014.UP012Broeklanden-vg01 van de gemeente Groningen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken kan worden uitgeoefend, mits:
1. het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, en
2. de woonfunctie in overwegende mate intact blijft, en
3. waarbij het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtergevel:

de gevel aan de achterzijde van een gebouw.

1.8 additionele voorzieningen:

gebouwde en ongebouwde voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie, hieronder onder mede begrepen ontsluitingsstructuren.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingsoppervlakte:

de maximale oppervlakte die mag worden bebouwd van een bouwperceel;

1.11 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 bestaand bouwwerk:

bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezig zijn en bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd of kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.

1.13 bestaand gebruik:

gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik. Daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; en dat behoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kapverdieping en dakopbouw ten behoeve van technische voorzieningen.

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw voor zover dit bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.27 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.28 evenement:

voor publiek toegankelijke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten.

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gebruiksoppervlakte woonfunctie:

de oorspronkelijke vloeroppervlakte binnen de bouwmuren bepaald volgens NEN 2580 met dien verstande dat daarbij aangebouwde bergingen, garages en andere niet voor bewoning geschikte ruimtes niet worden meegeteld.

1.31 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 hoogwaterbestendig:

het bestand zijn tegen de gevolgen van het onder water zetten van het gebied, zodat bij feitelijk gebruik van de waterberging mogelijke schade aan gebouwen en wegen beperkt blijft. Onder hoogwaterbestendig bouwen valt ook het treffen van andere dan bouwkundige voorzieningen aan gebouwen om waterschade te voorkomen of te beperken tot een aanvaardbare omvang.

1.33 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur.

1.34 kap:

een door ten minste één hellend dakvlak omsloten dak dat meer dan 50% van de bovenste vloerlaag van de onderliggende verdieping omvat.

1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.36 ligplaats:

een plaats in het water, die door een woonschip, een bedrijfs-, recreatie- of beroepsvaartuig voor een langere periode wordt ingenomen ten behoeve van een gebruik ter plaatse of waar het vaartuig (gewoonlijk) wordt gestald gedurende de periode dat het niet wordt gebruikt voor deelname aan het vaarverkeer.

1.37 logies met ontbijt:

het verstrekken van gelegenheid tot overnachting met ontbijt als toeristisch-recreatieve voorziening in een woning en ondergeschikt aan de woonfunctie.

1.38 maatvoeringsgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak.

1.39 maatvoeringsvlak:

een op de verbeelding geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn.

1.40 meergeneratiewoning:

een geschakelde, zelfstandige wooneenheid met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een beperking en hun familie waarbij de familie mantelzorg verleent.

1.41 NEN:

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm.

1.42 noodwaterberging:

de incidentele, tijdelijke opvang van al dan niet gebiedsvreemd water in het plangebied door verhoging van het meerpeil met ten hoogste 50 centimeter teneinde wateroverlast of overstroming in het plangebied of elders te voorkomen.

1.43 nutsvoorziening:

duurzame energievoorziening, waaronder een laadpaal ten behoeve van elektrische voertuigen en voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.44 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.45 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt.

1.46 patiowoning:

een woonhuis waarbij de bepalende buitenruimte aan ten minste 3 zijden is ingesloten door de bouwmassa van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken, de aangrenzende gebouwen en/of muren.

1.47 peil:

      • a. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke niet bij het verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
      • b. indien in of op het water wordt gebouwd: het wateroppervlak;
      • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.48 perceelgrens:

de bouwperceelgrens.

1.49 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.50 reclameobject:

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uitingen.

1.51 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.52 rijwoning:

een woonhuis met ten minste drie naast elkaar gelegen woningen.

1.53 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.54 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersborden, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verkeersgeleiders, parkeermeters, informatie- en reclameborden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, afvalbakken, rijwielstandaards, kunstobjecten, gedenktekens en hiermee naar aard en omvang vergelijkbare bouwwerken.

1.55 twee-aaneen gebouwde woning

woonhuizen met twee naast elkaar gelegen woningen, niet of alleen door middel van aan- of uitbouwen of bijgebouwen met andere woonhuizen verbonden.

1.56 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.57 verbeelding:

de verbeelding van het uitwerkingsplan Meerstad-Harksteder Broeklanden, met het identificatienummer NL.IMRO.0014.UP012Broeklanden-vg01.

1.58 voorerf:

gedeelte van het erf voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.

1.59 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan de weg of openbaar toegankelijk gebied grenst, de als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel of gevels.

1.60 vrijstaand:

niet-aaneengebouwd.

1.61 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.62 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.63 zelfstandige woning:

de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik die in functioneel opzicht zelfstandig is.

1.64 zijgevel:

de gevel aan de zijkant van een gebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmurenmaten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 1 meter buiten beschouwing blijven;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de hoogte van een bouwlaag:

de hoogte tussen de bovenkanten van boven elkaar gelegen vloeren, of tussen bovenkant vloer en vlakke afdekking, welke hoogte niet meer mag bedragen dan in de bouwregels is bepaald;

2.9 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

de afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 1 meter buiten beschouwing blijven;

2.10 vaststelling afmetingen:

Voor zover op de verbeelding niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:

a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en

b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 3

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. infrastructurele voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het (openbaar) vervoer, waaronder een pauzegebouw voor (bus)chauffeurs;
  • b. detailhandel, met uitzondering van volumineuze detailhandel;
  • c. wegen, fiets- en voetpaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde doeleinden.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bebouwingsoppervlakte bedraagt maximaal 100 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt maximaal 8 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 m.

Artikel 4 Water - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden en waterberging (noodwaterberging hieronder niet begrepen);
  • c. oeverstroken en eilandjes, bermen en groenvoorzieningen;
  • d. medegebruik ten behoeve van natuur;
  • e. recreatief medegebruik, waaronder fiets- en voetpaden en recreatievaart;
  • f. ligplaatsen voor recreatievaartuigen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van toekomstige noodwaterberging;
  • h. steigers bij woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - steiger';

met daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder (ontsluitingswegen over) bruggen, dammen en/of duikers.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde doeleinden.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van steigers bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - steiger' mogen alleen steigers worden gebouwd, met een breedte van maximaal 1,5 m en met dien verstande dat de steiger aan het einde mag worden gesplitst in de vorm van een T-splitsing (= 2x 90 graden), dan wel in een soortgelijke splitsing, maar onder andere hoeken die liggen tussen de 70 en 110 graden;
  • c. het aantal steigers per woning bedraagt maximaal één;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. er mogen geen drijvende terrassen worden gebouwd.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor varende schepen met een verblijfsfunctie en bedrijfsschepen;
  • b. het gebruik van gronden voor drijvende terrassen;
  • c. het gebruik van water voor noodwaterberging, in die zin dat het oprichten, aanbrengen en instandhouden van voorzieningen ten behoeve van toekomstig gebruik als noodwaterberging is toegestaan, maar het daadwerkelijk gebruik als noodwaterberging niet;
  • d. het gebruik van gronden voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 5 Woongebied - 8

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 8' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf aanwezig dienen te zijn;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde doeleinden;
  • b. het maximum bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt maximaal 30%.
5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen worden vrijstaand gebouwd;
  • b. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat indien een hoofdgebouw wordt afgedekt met een plat dak de maximum bouwhoogte 7 meter bedraagt;
  • c. de maximum bebouwingsoppervlakte bedraagt maximaal 200 m2 per bouwperceel;
  • d. de minimale afstand van de voorgevel tot de perceelgrens bedraagt 5 meter;
  • e. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de afstand van de zijgevel tot de waterlijn minimaal 4 meter bedraagt;
  • f. de minimale afstand van de achtergevel tot de waterlijn bedraagt 6 meter.
5.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 100 m2;
  • b. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden per bouwperceel de in de tabel vermelde maten:
Type gebouw of bouwwerk   Maximum goothoogte (m)   Maximum bouwhoogte (m)   Minimale afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan  
Aan-, uit- en bijgebouwen met een kap   3,5   6   5  
Aan-, uit- en bijgebouwen met een plat dak   n.v.t.   3,5   5  
Overkappingen   n.v.t.   3,5   0  

  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.3 sub b is de bouwhoogte binnen 3 meter van de perceelgrens maximaal 3 meter, met dien verstande dat deze vanaf de perceelgrens mag worden verhoogd in een rechte lijn naar maximaal 6 meter op een afstand van minimaal 3 meter uit de perceelgrens.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt maximaal 8 meter;
  • b. voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.1 sub b voor het vergroten van het maximum bebouwingspercentage met maximaal 10%;
  • b. artikel 5.2.2 sub b voor het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen;
  • c. artikel 5.2.2 sub c voor de bouw van hoofdgebouwen tot ten hoogste 300 m2, mits het bebouwingspercentage genoemd in artikel 5.2.1 sub b niet wordt overschreden;
  • d. artikel 5.2.2 sub d voor het bouwen van de voorgevel van woningen op een kortere afstand tot de perceelgrens als dit noodzakelijk is om de gebruiksmogelijkheden van het bouwperceel te vergroten, met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;
  • e. artikel 5.2.2 sub b en/of artikel 5.2.3 sub b voor het verhogen van de gevel van platte daken met maximaal 1 meter ten behoeve van een borstwering bij een dakterras;
  • f. artikel 5.2.3 sub a voor de bouw van aan- en uitbouwen of bijgebouwen tot maximaal 150 m2, mits het bebouwingspercentage genoemd in artikel 5.2.1 sub b niet wordt overschreden en de oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • g. artikel 5.2.3 sub b voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minder dan 5 meter achter de voorgevel met het oog op een goede ruimtelijke inpassing van een aan- of uitbouw of bijgebouw op het bouwperceel en/of de gebruiksmogelijkheden van het bouwperceel;
  • h. artikel 5.2.3 sub b voor de bouw van veranda's en erkers voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. een veranda of erker maximaal 3 meter uit de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt, met dien verstande dat deze hoger mag zijn indien de overkapping respectievelijk het dak deel uitmaken van de kap van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte van de balustrade van een veranda maximaal 1,5 meter bedraagt, eventueel vermeerderd met de tot de veranda behorende vloerhoogte.
5.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in artikel 5.4.1, is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van artikel 5.1 is toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.5 sub c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep tot een maximum van 70 m2;
  • b. artikel 5.5 sub d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m2 en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken.

Artikel 6 Woongebied - 9

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 9' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ten minste twee opstelplaatsen voor auto's, niet zijnde garages, op eigen erf aanwezig dienen te zijn;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde doeleinden;
  • b. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 30%, waarbij de maximum bebouwingsoppervlakte per bouwperceel 350 m2 bedraagt.
6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen worden vrijstaand gebouwd;
  • b. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de maximum bebouwingsoppervlakte bedraagt maximaal 200 m2 per bouwperceel;
  • d. het aantal hoofdgebouwen bedraagt maximaal zes;
  • e. de minimale afstand van de voorgevel tot de perceelgrens bedraagt 5 meter;
  • f. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de afstand van de zijgevel tot de waterlijn minimaal 4 meter bedraagt;
  • g. de minimale afstand van de achtergevel tot de waterlijn bedraagt 6 meter.
6.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 150 m2;
  • b. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden per bouwperceel de in de tabel vermelde maten:
Type gebouw of bouwwerk   Maximum goothoogte (m)   Maximum bouwhoogte (m)  
Aan-, uit- en bijgebouwen met een kap   3,5   6  
Aan-, uit- en bijgebouwen met een plat dak   n.v.t.   3,5  
Overkappingen   n.v.t.   3,5  

  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.3 sub b is de bouwhoogte binnen 3 meter van de perceelgrens maximaal 3 meter, met dien verstande dat deze vanaf de perceelgrens mag worden verhoogd in een rechte lijn naar maximaal 6 meter op een afstand van minimaal 3 meter uit de perceelgrens.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter;
  • b. voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5 meter.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.2 sub b voor het vergroten van de goothoogte van hoofdgebouwen;
  • b. artikel 6.2.2 sub d voor het vergroten van het maximum aantal hoofdgebouwen met maximaal één hoofdgebouw;
  • c. artikel 6.2.2 sub e voor het bouwen van de voorgevel van woningen op een kortere afstand tot de perceelgrens als dit noodzakelijk is om de gebruiksmogelijkheden van het bouwperceel te vergroten, met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;
  • d. artikel 6.2.2 sub b en/of artikel 6.2.3 sub b voor het verhogen van de gevel van platte daken met maximaal 1 meter ten behoeve van een borstwering bij een dakterras;
  • e. artikel 6.2.3 sub a voor de bouw van aan- en uitbouwen of bijgebouwen tot maximaal 200 m2, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • f. artikel 6.2.3 sub b voor de bouw van veranda's en erkers voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. een veranda of erker maximaal 3 meter uit de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt, met dien verstande dat deze hoger mag zijn indien de overkapping respectievelijk het dak deel uitmaken van de kap van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte van de balustrade van een veranda maximaal 1,5 meter bedraagt, eventueel vermeerderd met de tot de veranda behorende vloerhoogte.
6.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in artikel 6.4.1, is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van artikel 6.1 is toegestaan.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.5 sub c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep tot een maximum van 70 m2;
  • b. artikel 6.5 sub d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m2 en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken.

Artikel 7 Woongebied - 10

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 10' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde doeleinden.
  • b. de maximum bebouwingsoppervlakte per bouwperceel bedraagt maximaal 150 m2.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen een 'bouwvlak';
  • b. hoofdgebouwen worden vrijstaand gebouwd;
  • c. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat:
    • 1. indien een hoofdgebouw wordt afgedekt met een plat dak de maximum bouwhoogte 7 meter bedraagt;
    • 2. een extra etage is toegestaan in het geval dat een hoofdgebouw wordt afgedekt met een plat dak, mits de extra etage ten hoogte 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en de bouwhoogte maximaal 10,5 meter bedraagt;
  • d. het aantal hoofdgebouwen bedraagt maximaal zes.
7.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 100 m2;
  • b. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden per bouwperceel de in de tabel vermelde maten:
Type gebouw of bouwwerk   Maximum goothoogte (m)   Maximum bouwhoogte (m)   Minimale afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan  
Aan-, uit- en bijgebouwen met een kap   3,5   6   5  
Aan-, uit- en bijgebouwen met een plat dak   n.v.t.   3,5   5  
Overkappingen   n.v.t.   3,5   0  

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten is maximaal 8 meter;
  • b. voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5 meter.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.2.1 sub b voor het vergroten van de maximum bebouwingsoppervlakte met maximaal 50 m2;
  • b. artikel 7.2.2 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak;
  • c. artikel 7.2.2 sub c voor het vergroten van de goot- en bouwhoogte tot respectievelijk 10 meter en 16 meter;
  • d. artikel 7.2.2 sub c en/of artikel 7.2.3 sub b voor het verhogen van de gevel van platte daken met maximaal 1 meter ten behoeve van een borstwering bij een dakterras;
  • e. artikel 7.2.2 sub d voor het vergroten van het maximum aantal hoofdgebouwen met maximaal één hoofdgebouw;
  • f. artikel 7.2.3 sub a voor de bouw van aan- en uitbouwen of bijgebouwen tot maximaal 150 m2, mits de bebouwingsoppervlakte genoemd in artikel 7.2.1 sub b niet wordt overschreden en de oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • g. artikel 7.2.3 sub b voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minder dan 5 meter achter de voorgevel met het oog op een goede ruimtelijke inpassing van een aan- of uitbouw of bijgebouw op het bouwperceel en/of de gebruiksmogelijkheden van het bouwperceel;
  • h. artikel 7.2.3 sub b voor de bouw van veranda's en erkers voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. een veranda of erker maximaal 3 meter uit de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt, met dien verstande dat deze hoger mag zijn indien de overkapping respectievelijk het dak deel uitmaken van de kap van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte van de balustrade van een veranda maximaal 1,5 meter bedraagt, eventueel vermeerderd met de tot de veranda behorende vloerhoogte.
  • i. in afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.3 sub b is de bouwhoogte binnen 3 meter van de perceelgrens maximaal 3 meter, met dien verstande dat deze vanaf de perceelgrens mag worden verhoogd in een rechte lijn naar maximaal 6 meter op een afstand van minimaal 3 meter uit de perceelgrens.
7.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in artikel 7.4.1, is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van artikel 7.1 is toegestaan.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 7.5 sub c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep tot een maximum van 70 m2;
  • b. artikel 7.5 sub d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m2 en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken.

Artikel 8 Woongebied - Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • b. wegen, fiets- en voetpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. additionele voorzieningen, waaronder speelvoorzieningen en bruggen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. er zijn uitsluitend hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde doeleinden;
  • b. het maximum bebouwingspercentage per bouwvlak bedraagt maximaal 40%.
8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen een 'bouwvlak';
  • b. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat:
    • 1. indien een hoofdgebouw wordt afgedekt met een plat dak de maximum bouwhoogte 7 meter bedraagt;
    • 2. een extra etage is toegestaan in het geval dat een hoofdgebouw wordt afgedekt met een plat dak, mits de extra etage ten hoogte 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt en de bouwhoogte maximaal 10,5 meter bedraagt;
  • c. het aantal hoofdgebouwen bedraagt maximaal 22.
8.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkapingen gelden de volgende regels:

  • a. de maximum oppervlakte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 100 m2;
  • b. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden per hoofdgebouw de in de tabel vermelde maten:
Type gebouw of bouwwerk   Maximum goothoogte (m)   Maximum bouwhoogte (m)   Minimale afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw of het verlengde daarvan  
Aan-, uit- en bijgebouwen met een kap   3,5   6   5  
Aan-, uit- en bijgebouwen met een plat dak   n.v.t.   3,5   5  
Overkappingen   n.v.t.   3,5   0  

  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.3 sub b is de bouwhoogte binnen 3 meter van de perceelgrens maximaal 3 meter, met dien verstande dat deze vanaf de perceelgrens mag worden verhoogd in een rechte lijn naar maximaal 6 meter op een afstand van minimaal 3 meter uit de perceelgrens.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten bedraagt maximaal 8 meter;
  • b. voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.2.1 sub b en/of artikel 8.2.2 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak en het verhogen van het bebouwingspercentage in het geval dat de uit te geven kavels niet binnen de in de verbeelding aangegeven bouwvlakken blijven. In dat geval gelden voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken de in het schema vermelde maten en percentages:
Woningtype   Maximum bebouwingspercentage (%)   Maximum oppervlakte hoofdgebouw inclusief bijbehorende bouwwerken (m2) ***   Minimale afstand van voorgevels van hoofdgebouwen tot de perceelgrens (m)*   Minimale afstand van overige gevels tot de perceelgrens (m)**  
Vrijstaand   30   200   5   2  
Twee-aaneen   45   150   5   2  
Rijwoning   55   100   3   2  
Patiowoning   75   175   3   2  

* in afwijking hiervan geldt voor hoekwoningen dat deze afstand uitsluitend van toepassing is op de naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens evenwijdig aan de voorgevel

* in afwijking hiervan kan het bouwen van de voorgevel van twee-aaneen gebouwde of vrijstaande woningen op een kortere afstand uit de perceelgrens worden toegestaan als dit noodzakelijk is om de gebruiksmogelijkheden van het bouwperceel te vergroten, met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens minimaal 3 m bedraagt

* in afwijking hiervan kan het bouwen van de voorgevel van rijenwoningen of patiowoningen op een kortere afstand uit of op de perceelgrens worden toegestaan als dit noodzakelijk is om de gebruiksmogelijkheden van het bouwperceel te vergroten

** met dien verstande dat tot op de perceelgrens mag worden gebouwd op de zijdelingse perceelgrenzen waar woonhuizen aaneen gebouwd zijn of waar woonhuizen door middel van aan- en uitbouwen of bijgebouwen met andere woonhuizen zijn verbonden

** in afwijking hiervan kan het bouwen op een kortere afstand uit de perceelgrens worden toegestaan als dit noodzakelijk is om de gebruiksmogelijkheden van het bouwperceel te vergroten

*** in afwijking hiervan kunnen hoofdgebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 300 m² worden gebouwd, mits het bebouwingspercentage niet wordt overschreden;

  • b. artikel 8.2.2 sub b voor het vergroten van de goot- of bouwhoogte tot respectievelijk 10 meter en 16 meter;
  • c. artikel 8.2.2 sub b en/of artikel 8.2.3 sub b voor het verhogen van de gevel van platte daken met maximaal 1 meter ten behoeve van een borstwering bij een dakterras;
  • d. artikel 8.2.2 sub c voor het vergroten van het maximum aantal hoofdgebouwen met maximaal twee hoofdgebouwen;
  • e. artikel 8.2.3 sub a voor de bouw van aan- en uitbouwen of bijgebouwen tot maximaal 150 m2, mits het bebouwingspercentage genoemd in artikel 8.2.1 sub b niet wordt overschreden en de oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • f. artikel 8.2.3 sub b en sub c voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minder dan 5 meter achter de voorgevel met het oog op een goede ruimtelijke inpassing van een aan- of uitbouw of bijgebouw op het bouwperceel en/of de gebruiksmogelijkheden van het bouwperceel;
  • g. artikel 8.2.3 sub b voor de bouw van veranda's en erkers voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. een veranda of erker maximaal 3 meter uit de gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt, met dien verstande dat deze hoger mag zijn indien de overkapping respectievelijk het dak deel uitmaken van de kap van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte van de balustrade van een veranda maximaal 1,5 meter bedraagt, eventueel vermeerderd met de tot de veranda behorende vloerhoogte.
8.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in artikel 8.4.1, is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor reclamedoeleinden (waaronder mede begrepen reclamemasten), met uitzondering van een bord met een oppervlakte van ten hoogste 0,75 m² op de gevel van een gebouw, ten behoeve van een op dat perceel gevestigd gebruik;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van artikel 8.1 is toegestaan.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.5 sub c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep tot een maximum van 70 m2;
  • b. artikel 8.5 sub d voor het gebruik van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m2 en voor zover voorkomend op de lijst in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken.

Artikel 9 Waterstaat - Noodwaterberging

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Noodwaterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een zoekgebied voor het bergen van water in overlastsituaties.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald dat gebouwen hoogwaterbestendig dienen te worden gebouwd.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het aanleggen van infrastructuur geldt in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald dat deze hoogwaterbestendig dienen te worden aangelegd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Woningsplitsing
11.1.1 Splitsingsverbod

Het is verboden een woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.

11.1.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 11.1.1 voor het veranderen en/of vergroten van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen, mits:
    • 1. de gebruiksoppervlakte woonfunctie van de bestaande woning groter is dan of gelijk is aan 140 m2, en
    • 2. de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat niet kleiner is dan 50 m2;
  • b. artikel 11.1.1 voor het splitsen van een zelfstandige woning ten behoeve van een meergeneratiewoning.
11.1.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in artikel 11.1.2 sub a is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het woon- en leefmilieu;
  • b. de parkeersituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.2 Parkeren
11.2.1 Vergunningverlening

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of verbouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende functie in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

11.2.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.1:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
11.2.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in artikel 11.2.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het woon- en leefmilieu;
  • b. de parkeersituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.2.4 Beleidsregels

Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

11.3 Ruimte tussen bouwwerken
  • 1. De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:
    a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
    b. niet toegankelijk zijn.
  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, sub a mogen de hoogte en breedte kleiner zijn, mits er voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met het normale onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een automaten- en/of amusementshal;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor standplaatsen voor woonwagens;
  • e. het gebruik van een bestaande woning als meer dan één zelfstandige woning, met uitzondering van het gebruik voor een meergeneratiewoning.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voor zover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:

  • a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages en/of van de bij recht in de regels en/of op de plankaart gegeven maten en afmetingen tot maximaal 1 meter;
  • b. de maten en eigenschappen van gebouwen en bouwwerken:
    • 1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits:
      • de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
      • de voor gebouwen toegestane oppervlakte met niet meer dan 15% wordt overschreden;
    • 2. ten behoeve van een welstandstechnisch beter verantwoord gebouw of gebouwenensemble, indien:
      • zonder de afwijking niet of moeilijk aan redelijke eisen van welstand zou kunnen worden voldaan;
      • de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
      • de voor gebouwen toegestane oppervlakte met maximaal 15% wordt overschreden;
  • c. voor overschrijding van de bouw- en/of maatvoeringsgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  • d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden;
  • e. een minimale afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen tot het voorerf ten behoeve van het bouwen dichterbij of op het voorerf;
  • f. een voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van de zijdelingse en achterste perceelgrens ten behoeve van het bouwen tot op de perceelgrens, mits:
    • 1. zich op het perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen of de strijdigheid voortkomt uit een afwijkende vorm van het bouwperceel;
    • 2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • g. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
  • h. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
  • i. voor het oprichten van containers voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, Wet milieubeheer, met een maximale inhoud van 200m3, met dien verstande dat voor ondergrondse containers geen maatvoeringsbeperkingen gelden;
  • j. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  • k. het realiseren van visstoepen, te-water-laatplaatsen voor vaartuigen, waterinnamepunten ten behoeve van brandweer en landbouw en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • l. voor het bouwen van een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een dak van een bouwwerk;
  • m. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen tot een maximale hoogte van 6 meter, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  • n. voor het innemen van een standplaats voor straathandel;
  • o. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  • p. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil, met dien verstande dat voor reclame-uitingen een maximale hoogte van 6 meter geldt;
  • q. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil;
  • r. het houden van terugkerende evenementen, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. een evenement mag per keer niet langer duren dan 2 weken;
    • 2. op een locatie mogen ten hoogste 6 evenementen per kalenderjaar plaatsvinden, met een gezamenlijke duur van niet meer dan 30 dagen;
    • 3. de opbouw en de afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van niet meer dan 30 dagen;
    • 4. het evenement mag niet tot gevolg hebben dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor gebruik conform de geldende bestemming.
13.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van artikel 13.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het uitwerkingsplan Meerstad-Harksteder Broeklanden.