Plan: | Bestemmingsplan De Hunze / Van Starkenborgh |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0014.BP473DeHunzeVanSta-oh01 |
Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.
Bestemmingsregels
Artikel 4 Bedrijventerrein
Het gehele bedrijventerrein Het Witte Lam is onder de bestemming Bedrijventerrein gebracht. Conform het vorige bestemmingsplan zijn hier bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Daarnaast vloeit uit het nieuwe beleid voort (zie paragraaf 2.4.2) dat binnen de bestemming kantoorachtige bedrijven en perifere detailhandel gerealiseerd kunnen worden. Deze laatste functie kan alleen na het verkrijgen van een ontheffing worden toegestaan. Zelfstandige kantoren mogen maximaal een brutovloeroppervlak van 500 m2 hebben. Ook hiervoor geldt dat er een ontheffing is opgenomen om deze maat op te rekken tot 800 m2. De in het vorige bestemmingsplan opgenomen oppervlakte is hiermee gerespecteerd.
Op het terrein geldt over het algemeen een bouwhoogte van 10 meter. Op de zichtlocatie langs de Noordzeeweg, waar inmiddels enkele hogere gebouwen zijn gerealiseerd, is een maximale bouwhoogte van 15 meter van toepassing. In de zuidoostelijke strook langs de Groningerweg geldt, conform het vorige plan een bouwhoogte van 5 meter. Dit is om het relatief nieuwe bedrijventerrein qua bouwhoogte beter aan te laten sluiten bij de oorspronkelijke bebouwing aan de Groningerweg.
Op een deel van het terrein zijn, door middel van een ontheffingsbevoegdheid, bedrijfswoningen toegestaan. Ook dit is conform het vorige bestemmingsplan. Het gebied waarop de aanduiding 'bedrijfswoning' ligt is ingegeven door de geluidhinder van de Noordzeeweg en de Beneluxweg.
Artikel 5 Detailhandel
De bestemming Detailhandel ligt op het noordelijkste deel van het plangebied, op de locatie van bouwmarkt Hornbach en bijbehorende terreinen. Binnen deze bestemming kunnen meerdere vormen van perifere detailhandel voorkomen, zoals ook elders op bedrijventerreinen in de gemeente. Rond het gebouw is een ruim bouwvlak gelegd, zodat eventuele aanpassingen binnen het bestemmingsplan tot stand kunnen komen. Ook het parkeerterrein is binnen de bestemming geregeld. Hier mogen geen gebouwen worden opgericht.
Artikel 6 Dienstverlening
De bestemming Dienstverlening rust op een tweetal dienstverlenende en/of maatschappelijke bedrijven en voorzieningen in het gebied direct ten zuiden van de Tuinlandlocatie, aan de Granpré Moliëreweg. Hiermee is de feitelijke situatie vastgelegd. In het gebied dat nu nog als parkeerterrein ten behoeve van het voormalige Tuinland is ingericht, kunnen op termijn meerdere dienstverlenende en maatschappelijke functies komen (zie onder de beschrijving van Verkeer en paragraaf 2.7).
Artikel 7 Groen
De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied, zoals in paragraaf 2.6.1 beschreven. Met name de Hunzezone heeft belangrijke ruimtelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden. Omdat in de bestemming Groen niet gebouwd mag worden, wordt voorkomen dat de zone wordt aangetast. De bestemming is tevens op een deel van de Hunzezone gelegd dat in eigendom is van de aanwonenden. De bewoners mogen dit deel wel als tuin gebruiken maar er mogen geen bijgebouwen in opgericht worden. Met deze regeling wordt uitdrukking gegeven aan het behouden van de natuurlijke, landschappelijke en historische waarden van de zone. Eenzelfde regeling geldt voor de in gebruik gegeven stroken groen aan de voorkant van de woningen aan de Bazelstraat. Dit groen heeft een ruimtelijke waarde. Het vormt vanaf de Ulgersmaweg en de Beijumerweg de aanblik van de wijk.
De groenstrook langs de Ulgersmaweg is in eigendom van de gezamenlijke huiseigenaren. Ook dit groen heeft betekenis voor de wijze waarop de woningen een front vormen richting het Van Starkenborghkanaal en de Ulgersmaweg. Het is ongewenst dat deze strook wordt verstoord door bijgebouwen.
Binnen de bestemming Groen vallen tevens twee tuinen die horen bij twee woonschepen in het Boterdiep (de nummers 1072 en 1074). Deze twee tuinen zijn in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen omdat zij foutief waren ingetekend in het bestemmingsplan Openbaar Vaarwater. Het bestemmingsplan De Hunze/Van Starkenborch overruled het bestemmingsplan Openbaar Vaarwater op dit punt. Ter plaatse van de twee woonschepen zijn bouwvlakken ingetekend waarbinnen 1 berging per ligplaats (hoogte maximaal 3 meter, oppervlakte maximaal 15% van het bouwvlak met een maximum van 12m2 en een minimum van 7,5 m2) gerealiseerd kan worden. Verder is met een aanduiding ligplaats het gebruik van de groene oever als tuin planologisch mogelijk gemaakt. Gebouwde erf- en terreinafscheidingen zijn niet toegestaan. De regeling komt één op één overeen met de regeling uit het bestemmingsplan Openbaar Vaarwater.
Artikel 8 Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk rust op het Wessel Gansfortcollege aan het Heerdenpad, het kinderdagverblijf en het buurtcentrum Hunzeborgh aan de Beijumerweg. Het bouwvlak is vrij ruim rond de school getrokken zodat er zonder aanpassing van het bestemmingsplan beperkte verbouwingen zouden kunnen plaatsvinden.
Het kinderdagverblijf en het de Hunzeborgh krijgen geen uitbreidingsmogelijkheden. Dit vanwege het feit dat het gebouw momenteel goed harmonieert met de groene Hunzezone waar het in staat.
Artikel 9 Sport
De tennisbanen en bijbehorende kantine en kleedruimte van tennisvereniging Van Starkenborgh zijn onder de bestemming Sport geregeld. Voor het gebouw is geen bouwvlak opgenomen. Wel is in de bouwregels opgenomen dat het hele terrein voor maximaal 5% mag worden bebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
Artikel 10 Verkeer
De bestemming Verkeer omvat de hoofdverkeersstructuur in het plangebied en de woonstraten. Ook het parkeerterrein van het voormalige Tuinland is in deze bestemming opgenomen. Dit terrein is echter van een wijzigingsbevoegdheid voorzien waarmee er groenvoorzieningen en/of lichte vormen van (dienstverlenende) bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd kunnen worden. Hieraan zijn echter de nodige voowaarden gesteld. Zo is vanwege de aanwizigheid van de hoogspanningsleiding de vestiging van scholen en kinderopvang uitgesloten (zie ook paragraaf 3.4). Daarnaast is het mogelijk om garageboxen ten behoeve van de woonfunctie op dit terrein te realiseren. De voorwaarden die hierbij gelden zijn in bijlage 3 van de regels opgenomen.
Op het grootste nutsgebouw aan de Bakemastraat is de aanduiding 'nutsvoorziening' gelegd. Het kleinere gebouwtje behoeft geen specifieke regeling.
Artikel 11 Water
De bestemming Water ligt op de hoofdwaterstructuur van het plangebied, zoals beschreven in paragraaf 2.6.2. Ook het gemaal en het bijbehorend terrein vallen binnen deze bestemming. Dit deel is echter ook van een dubbelbestemming 'Water - Waterstaatkundige functie' voorzien, waarmee het kunnen functioneren van het gemaal Stad en Lande is geregeld.
Artikel 12 en 13 Wonen-1 en Wonen-2
Het bestemmingsplan kent twee woonbestemmingen Wonen-1 en Wonen-2. De bestemmingen zijn nagenoeg gelijk en verschillen op basis van de in het gebied voorkomende woningtypen: woningen met een dak(helling) of plat afgedekte woningen. Voor de eerstgenoemde dakvorm is in Wonen-1 opgenomen dat de dakhelling tussen de 30 en 60 graden moet liggen. Ook als een woning wordt verhoogd moet de verhoogde woning weer zijn voorzien van een kap. Als het straat- en bebouwingsbeeld het toelaat kan een uitzondering op de eis van een verplichte kap worden gemaakt. Hiervoor is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen.
In Wonen-2 is geen verplichte dakhelling opgenomen. Voor de woningen die van deze bestemming zijn voorzien geldt een maximale bouwhoogte. De woningen met een kap zijn wel toegestaan binnen deze bestemming, maar moeten qua bouwhoogte binnen de op de plankaart aangegeven hoogte blijven.
In de bestemmingsomschrijving van Wonen-2 is voor de woningen langs de Ulgersmaweg de aanduiding 'onderdoorgang' opgenomen. Deze aanduiding is specifiek van toepassing op de transparante verbindingen tussen de etages.
De Tuinlandlocatie heeft in het bestemmingsplan een globaal bouwvlak gekregen. Reden hiervoor is de behoefte aan enige flexibiliteit bij de uitvoering van het plan. Het door de raad vastgestelde stedenbouwkundig plan is echter wel rechtstreeks vertaald in deze globale bestemming. Zo is het maximum aantal op te richten woningen (84) opgenomen op de plankaart en is de bouwhoogte op 11 meter vastgelegd. Zoals in het stedenbouwkundig plan aangegeven, bedraagt het bebouwingspercentage 40%. Hiermee is gegarandeerd dat er een juiste balans tussen bebouwing en openbare, groene ruimte zal zijn.
(Bouw)regels voor beide bestemmingen
In beide bestemmingen is een aantal 'specifieke bouwaanduidingen' opgenomen. Deze zijn genummerd van 1 tot en met 6. Met de eerste zijn de opbouwen op de garages die hier en daar voorkomen in met name De Hunze geregeld. Aan beide bestemmingen zijn ontheffingsbevoegdheden toegevoegd om dergelijke uitbreidingsruimte voor woningen ook elders te bieden. Per geval zal beoordeeld worden of een opbouw op een aangebouwd bijgebouw passend is.
Specifieke bouwaanduiding 2, 3, 5 en 6 zijn van toepassing op de (aangebouwde) bijgebouwen die voor de voorgevel zijn opgericht. Standaard is dit niet toegestaan. Daar waar de uitzondering geldt is in het betreffende bestemmingsvlak de aanduiding opgenomen, gekoppeld aan een maximale oppervlakte en bouwhoogte.
Specifieke bouwaanduiding 4 geldt voor de rijwoningen Berlageweg 11 tot en met 50. Het hier ontstane bebouwingsbeeld moet behouden blijven. Hiervoor is geregeld dat de bovenste bouwlaag terugliggend moet zijn, met uitzondering van een aantal hoekwoningen.
Verder kan in het algemeen worden gezegd dat de regels van de beide woonbestemmingen zijn gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke karakteristiek, maar het is niet de intentie het gebied geheel op 'slot' te zetten. Zo worden bij de bestaande woningen aan de achterzijde royale uitbreidingsmogelijkheden geboden.
Regeling voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor de bouwmogelijkheden is het van belang op welk gedeelte van het erf gebouwd wordt. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn (bij recht) uitsluitend toegestaan op het achtererf.
voorerf, zijerf en achtererf
Aangebouwde bijgebouwen en aan- en uitbouwen zijn (bij recht) toegestaan, mits zij:
aangebouwde bijgebouwen en aan- en uitbouwen
Vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter. Indien de zij- of achtererfgrens grenst aan het openbaar gebied moeten aan- en uitbouwen en bijgebouwen minimaal 1 meter uit deze zij- en/of achtererfgrens worden geplaatst.
ligging aan het openbaar gebied
Voor alle bebouwing op het achtererf tezamen, dus inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat het achtererf voor maximaal 50% mag worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2.
Dubbelbestemmingen
Voor een aantal te beschermen functies en waarden zijn dubbelbestemmingen toegevoegd. Deze bestemmingen hebben betrekking op een gasleiding en een hoogspanningsleiding die door het gebied lopen. Door middel van de dubbelbestemming wordt het functioneren van de leidingen gewaarborgd. In een zone langs de leidingen mag niet worden gebouwd.
Voor een terrein in de omgeving van de De Klerkstraat is een dubbelbestemming voor de mogelijk nog aanwezige archeologische waarden opgenomen (zie paragraaf 3.1). Bij bodemingrepen boven een in de bestemming bepaalde oppervlakte moet archeologisch vooronderzoek plaatsvinden.
Het gemaal Stad en Lande en de bijbehorende gronden en watergangen zijn eveneens van een dubbelbestemming voorzien (zie de beschrijving onder de bestemming Water).
Algemene regels
Artikel 18
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt in een bouwvergunningstoets en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.
Artikel 19
In dit artikel wordt geregeld dat de aanvullende stedenbouwkundige bepalingen uit de Groninger Bouwverordening niet van toepassing zijn. Hetgeen het bestemmingsplan regelt gaat vóór datgene wat op dit gebied door de Bouwverordening wordt geregeld. Daarop is echter op een vijftal punten, die in dit artikel zijn genoemd, een uitzondering gemaakt. Het belangrijkste hierbij is onderdeel d., waarmee de Nota Parkeernormen van de gemeente Groningen voor dit bestemmingsplan van toepassing wordt verklaard.
Artikel 20
Dit artikel bevat enkele ontheffingsbepalingen, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 21
In dit artikel wordt de overtreding van het in een aantal bestemmingsbepalingen neergelegde verbod om zonder aanlegvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren aangeduid als een strafbaar feit. Dit is nodig, omdat artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten ten aanzien van een overtreding van artikel 3.3. van de Wet ruimtelijke ordening een expliciete strafbaarstelling in het bestemmingsplan eist.
Artikel 22
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Artikel 23
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.
Algemeen gebruiksverbod
Dit bestemmingsplan bevat geen algemeen gebruiksverbod. Artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening voorziet hierin thans. Deze gebruiksbepaling heeft rechtstreekse werking.
Het volledige artikel luidt:
Artikel 7.10
Het derde lid stelt de overtreding van het algemene gebruiksverbod strafbaar. Ook deze strafbepaling hoeft dus niet meer in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Volgens artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten zijn overtredingen van regels, gesteld bij of krachtens artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, economisch delicten. Overtredingen van regels, gesteld bij of krachtens artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening, zijn in dit artikel eveneens aangemerkt als economische delicten, echter 'voor zover aangeduid als strafbare feiten'. Met het oog daarop voorziet, zoals hierboven al werd opgemerkt, artikel 21 in strafbaarstelling van het in het bestemmingsplan opgenomen verbod om zonder aanlegvergunning bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.
Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden. Het algemeen gebruiksverbod zelf is opgenomen in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening (zie hierboven onder algemeen gebruiksverbod).
Wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht
Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigings- en uitwerkingsplannen. De procedure hiervoor is nu voorgeschreven in artikel 3.9 a van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan.
De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aan- en/of uitbouwen (inclusief aangebouwde bijgebouwen).
In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.
Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aan- of uitbouwen (inclusief aangebouwde bijgebouwen) is geen ontheffing nodig.
Ter toelichting: Een uitbouw behoort functioneel tot het hoofdgebouw. Gebruikelijk is dat een aanbouw op grond van de jurisprudentie functioneel tot het hoofdgebouw kàn behoren, afhankelijk van de vraag of het gaat om een aangebouwd bijgebouw of niet. Het voorliggend bestemmingsplan is op het punt van de functionele regeling duidelijk door de definitie in artikel 1. Hier is in de definitie van bijgebouw de functionele ondergeschiktheid van aanbouwen in de vorm van aangebouwde bijgebouwen, losgelaten, maar voor een vrijstaand bijgebouw geldt die functionele ondergeschiktheid nadrukkelijk nog wel.
Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a. de aard van het gebruik
b. de omvang van het gebruik
c. de intensiteit van het gebruik
Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.
Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.
Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).
Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.
Ontheffing voor aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijgebouw
Voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is een ontheffing nodig. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 12.6 en 13.6.
Ontheffing voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten een ontheffing te verlenen (zie lid 12.6, voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken (bijlage 2).
Definitie begrip tuincentrum
Tot het hoofdassortiment behoort zowel 'levend' als 'dood materiaal' voor de inrichting en onderhoud van particuliere tuinen. Hieronder vallen niet alleen bloeiende en niet-bloeiende planten, bollen en zaden, maar bijvoorbeeld ook tuinmest, teelaarde, tuingereedschap, materialen voor het bestraten van tuinen, schuttingen, tuinhuisjes, kasjes, serres en materialen voor het maken van vijvers- en fonteinen (folie, pompen, e.d.). Kamerplanten, snijplanten, bloempotten en vazen zijn hieraan sterk verwant en behoren traditioneel tot het aanbod van tuincentra, vandaar dat ze ook tot het hoofdassortiment worden gerekend.
Tot het nevenassortiment behoren artikelen die aan een tuincentrum kunnen worden gerelateerd en die in samenhang met het hoofdassortiment worden aangeboden. Hiertoe wordt o.a. dibevo (dierbenodigdheden en -voeders) gerekend. Hoewel veel tuincentra dit assortiment vaak al heel lang voeren, heeft het geen directe relatie met tuininrichting of -onderhoud en valt het volgens vaste jurisprudentie ook niet onder het begrip tuincentrum, tenzij een bestemmingsplan uitdrukkelijk detailhandel in dibevo toelaat. Annex hiermee is ook de verkoop van huis- en hobbydieren toegestaan. Omdat deze niet onder dibevo vallen, zijn deze apart benoemd. Verder behoort tot het nevenassortiment o.a. tuinmeubilair. Hierbij moet aan tuinstoelen, -banken en -tafels worden gedacht, meubilair dat voor de inrichting van de tuin is bedoeld. Ook een tuin- of buitenkachel, een vuurkorf, tuinverlichting, tuinbeelden of tuindecoratie kunnen we hiertoe rekenen (camping- of vrijetijdsmeubelen daarentegen weer niet, evenmin als binneninterieur). Tuinkleding- en schoeisel maakt eveneens deel uit van het nevenassortiment. Hiermee wordt bedoeld werkkleding of schoeisel, die worden gedragen bij het plegen van tuinonderhoud (overalls, laarzen, klompen, e.d.). Modieuze, sport- of vrijetijdskleding zijn hiervan uitgesloten.
Verder is ook de verkoop van sfeerartikelen toegestaan, mits deze artikelen bestemd zijn voor gebruik buiten. Niet tuingerelateerde sfeerartikelen vallen buiten het (neven)assortiment. Hiertoe worden bijvoorbeeld kaarsen en kerstversiering (voor gebruik binnenshuis) gerekend. Deze mogen wel als ondergeschikt assortiment worden gevoerd (10 procentsregeling; zie hierna).
Regeling tuincentrum volgens de bestemmingsomschrijving
De assortimentsbeperkingen, die liggen besloten in de definitie van het begrip tuincentrum, laten onverlet, dat volgens de bestemmingsomschrijving binnen iedere perifere detailhandelsvestiging ook non-volumineuze en branche-vreemde goederen mogen worden verkocht, mits de omvang van dat aanbod niet meer bedraagt dant 10% van de verkoopvloeroppervlakte van een dergelijke vestiging tot een maximum van 500 m2. Dit assortiment mag uitsluitend als onzelfstandig onderdeel van een perifeer detailhandelsbedrijf, dat ter plaatse is gevestigd, worden aangeboden. Met het gebruik van de term 'onzelfstandig onderdeel' wordt tot uitdrukking gebracht dat de verkoop van niet-volumineus, niet aan de branche gerelateerd assortiment slechts is toegestaan voor zover en zolang ter plaatse één van de toegelaten vormen van perifere detailhandel wordt uitgeoefend. De verkoop van dat assortiment moet een onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van een PDV-vestiging en vanuit dezelfde detailhandelsruimte plaatsvinden. Een shop-in-the-shop is niet toegestaan.