direct naar inhoud van Artikel 26 Sport - Gebruiksgerichte paardenhouderij
Plan: Buitengebied Asenray
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000128-VG01

Artikel 26 Sport - Gebruiksgerichte paardenhouderij

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Gebruiksgerichte paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gebruiksgerichte paardenhouderij
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' ten hoogste 1 (bedrijfs)woning met bijbehorende bijgebouwen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' het op de verbeelding weergegeven aantal recreatiewoningen met een oppervlak van ten hoogste 100 m2.

Met daarbij behorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde of bewerkte (agrarische) producten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met een oppervlak van ten hoogste 100 m2;
  • j. extensief recreatief medegebruik.
26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

26.2.1 Gebouwen
  • a. op de als Sport - Gebruiksgerichte paardenhouderij bestemde gronden mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwen ten dienste van de onder 26.1 genoemde functies worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogtste 10 meter;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • d. nieuwbouw van een bedrijfswoning is niet toegestaand, behoudens herbouw ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' met inachtneming van de bouwregels;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt het aantal bedrijfswoningen ten hoogste 1;
  • f. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 10 meter;
  • g. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • h. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 800m3.
26.2.2 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het totale grondoppervlak van de bijgebouwen bedraagt per bouwvlak ten hoogste 100 m2
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5,50 meter.
26.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels;

  • a. de bouw van silo's is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte van silo's bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' ten hoogste 15 meter;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' ten hoogste 2 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' ten hoogste 5 meter;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1,00 meter;
  • f. de diameter van een, niet overdekte, stapmolen bedraagt ten hoogste 12 meter.
26.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking / -verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
  • d. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak voor buitenopslag;
  • e. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • g. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • h. het gebruik bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • i. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning;
  • j. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden.
26.4 Afwijken van de gebruiksregels
26.4.1 Recreatiewoningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 26.3 om ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' recreatiewoningen te realiseren, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er ten hoogste 5 recreatiewoningen per bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  • b. de recreatiewoningen gerealiseerd worden binnen bestaande bebouwing;
  • c. per recreatiewoning het oppervlak per recreatiewoning ten hoogste 100 m2 bedraagt;
  • d. er per recreatiewoning ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd wordt;
  • e. permantente bewoning van een recreatiewoning niet is toegestaan;
  • f. er geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke en natuurwaarden;
  • g. het gebruik niet mag leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • h. het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast mag worden.
26.4.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 26.3 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of (gedeelte van) het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling (bijvoorbeeld een doktersverklaring) waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt, met uitzondering van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie);
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven
  • c. de afhankelijke woonruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd mag worden;
  • d. eer moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • e. bij de behandeling van een aanvraag tevens wordt getoetst aan stedenbouwkundige en andere ruimtelijke aspecten;
  • f. voor het bouwen van bouwwerken ten behoeven van het afhankelijk wonen de regels uit artikel 26.2van toepassing zijn maar dat het vloeroppervlak dat voor de afhankelijke woonruimte gebruikt wordt ten hoogste 70 m2 mag bedragen;
  • g. de afhankelijke woonruimte mag niet worden gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • h. er mag geen tweede woning ontstaan;
  • i. per bouwperceel kan op enig moment slechts één ontheffing van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • j. de ontheffing is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen.
26.4.3 Huisvesting tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 26.3 voor het huisvesten van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat een dergelijke huisvesting noodzakelijk is vanuit het oogpunt van de tijdelijke arbeidsbehoefte in het betreffende bedrijf;
  • b. tijdelijke huisvesting uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' in bestaande bebouwing of tijdelijke woonunits plaatsvindt;
  • c. de tijdelijke huisvesting enkel werknemers betreft die werkzaam zijn binnen het bedrijf dat ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waar zij gehuisvest zijn, gevestigd is;
  • d. het aantal te realiseren woonunits bedraagt ten hoogste 10;
  • e. huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan in kampeermiddelen met een niet - permanent karakter (zoals tenten, caravens of vouwwagens);
  • f. het aantal te huisvesten tijdelijke werknemers ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt ten hoogste 20;
  • g. de goothoogte van woonunits die gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • h. de bouwhoogte van woonunits die gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt ten hoogste 5 meter;
  • i. de totale vloeroppervlakte die voor de huisvesting van tijdelijke werknemers in gebruik is bedraagt ten hoogste 120 m2;
  • j. aangetoond is dat omliggende (agrarische) bedrijven door de tijdelijke huisvesting niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • k. er dient te zijn voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • l. het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast mag worden;
  • m. de ontheffing is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan tijdelijke werknemers komt te vervallen.
26.4.4 Verlenen van zorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 26.3 voor het het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen, excursies en bezichtigingen van (sier)tuinen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat de activiteiten ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. de activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en binnen de bestaande bouwmassa worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan waarbij voor het bouwen van bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde de regels uit artikel 26.2 van toepassing zijn;
  • c. aangetoond is dat omliggende (agrarische) bedrijven door de tijdelijke huisvesting niet in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • d. aangetoond is dat er op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is;
  • e. er dient te zijn voorzien in een goede landschappelijke inpassing
  • f. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast wordt;
  • g. aangetoond is dat de dagrecreatieve activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
26.5.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van een bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond is dat de vormverandering noodzakelijk is vanuit een efficiënte bedrijfsvoering;
  • b. een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn, hiertoe dient een beplantingsplan te worden overlegd;
  • c. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • e. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) of ter uitwerking daarvan vastgesteld beleid.
26.5.2 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van een bouwvlak van een bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de totale omvang van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1,5 hectare;
  • b. aangetoond is dat de uitbreiding van de gebruiksgerichte paardenhouderij noodzakelijk is in verband met de continuiteit van het bedrijf;
  • c. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig aan worden getast door uitbreiding van het bouwvlak;
  • d. een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn, hiertoe dient een beplantingsplan te worden overlegd;
  • e. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • f. aangetoond is dat de wijziging niet leidt tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsvoering van de omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) of ter uitwerking daarvan vastgesteld beleid.
26.5.3 Wijziging naar agrarisch

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de functie agrarisch ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar de bestemming 'agrarisch met waarden - agrarische functie met landschapswaarden' of 'Agrarisch met waarden - agrarische functie met natuur- en landschapswaarden', met dien verstande dat:

  • a. aangetoond is welke waarden ter plekke aanwezig zijn op basis waarvan bepaald wordt welke van de twee agrarische bestemmingen wordt toegekend;
  • b. de grootte van het bouwvlak ten hoogste 1,5 hectare bedraagt;
  • c. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke en natuurwaarden;
  • d. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • f. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast wordt;
  • g. de regel van het Artikel 3 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaardendanwel Artikel 4 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaardenwordt van overeenkomstige toepassing verklaard.
26.5.4 Wijziging naar recreatieve bestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de functie agrarisch ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar de bestemming 'recreatieve doeleinden', met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalige vormen van recreatieve bedrijvigheid betreft, zoals:
  • dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een kinderboerderij of museum alsmede hiermee qua aard en omvang overeenkomstige voorzieningen;
  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een pension, vakantieappartementen en een groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij / kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
  • b. de bedrijfsuitoefening op het betreffende bouwvlak in zijn geheel komt te vervallen;
  • c. hergebruik is uitsluitend toegestaand binnen de bestaande gebouwencontour; in geval van nieuwbouw dient tenminste 50% van het bestaande bebouwde oppverlak en inhoud van de opstallen te worden gesloopt, waarbij een totaal bebouwd oppervlak van maximaal 750 m2 aanwezig mag blijven;
  • d. per recreatiewoning het oppervlak ten hoogste 100 m2 bedraagt;
  • e. er per recreatiewoning ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd wordt;
  • f. aangetoond is dat er wordt aan de normen voor wat betreft aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Parkeernormen;
  • g. permantente bewoning van een recreatiewoning niet is toegestaan;
  • h. er ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' geen nieuwe woning mag worden opgericht;
  • i. horeca is niet toegestaan, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de hoofdfunctie;
  • j. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke en natuurwaarden;
  • k. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • l. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • m. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig aangetast wordt;
26.5.5 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' naar de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de functie 'sport - gebruiksgerichte paardenhouderij in zijn geheel dient te komen vervallen;
  • b. hergebruik plaats dient te vinden in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht mag worden en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt moet worden van de mogelijkheden uit artikel 26.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • e. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen voor wat betreft aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Parkeernormen;
  • f. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • h. er geen nieuwe woning mag worden gerealiseerd;
  • i. aangetoond is dat voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • j. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • k. de regel van Artikel 30 Wonen wordt van overeenkomstige toepassing verklaard.
26.5.6 Vrijkomende Agrarische Bedrijfsbebouwing (VAB)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve een wijziging van gebruik van vrijkomende (voormalige agrarische) bedrijfsgebouwen in de functie 'wonen' en het realiseren van een nieuwe woning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsfunctie in zijn geheel dient te komen vervallen;
  • b. hergebruik plaats dient te vinden in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht mag worden en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt moet worden van de mogelijkheden uit artikel 26.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. de inhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gealiseerde en bestaande woningen bedraagt ten minste 350 m3;
  • e. de inhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gealiseerde en bestaande woningen bedraagt ten hoogste 800 m3;
  • f. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. voldaan dient te worden aan de normen voor wat betreft aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Parkeernormen;
  • h. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • j. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • k. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
26.5.7 Wijzigen van Bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van gebruik van vrijkomende bedrijfsgebouwen in de functie 'wonen', met dien verstande dat:

  • a. de agrarische functie in zijn geheel dient te komen vervallen;
  • b. hergebruik plaats dient te vinden in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht mag worden en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt moet worden van de mogelijkheden uit artikel 26.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. de inhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gealiseerde en bestaande woningen bedraagt ten minste 350 m3;
  • e. de inhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gealiseerde en bestaande woningen bedraagt ten hoogste 800 m3;
  • f. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. voldaan dient te worden aan de normen voor wat betreft aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 3 Parkeernormen;
  • h. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. aangetoond is dat voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • j. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;