direct naar inhoud van 4.2 Fysieke milieuwaarden
Plan: Schafterdijk 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.BPschafterdijk9-VA01

4.2 Fysieke milieuwaarden

4.2.1 Water

Waterbeleid

Waterbeheerplan "Krachtig Water" 2010-2015 Waterschap de Dommel
Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' is een strategisch document. Het waterschap geeft hierin aan wat de doelen zijn voor de periode 2010-2015. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. In het waterbeheerplan worden de volgende thema's behandeld:

  • Droge voeten: waterbergingsgebieden
  • Voldoende water: gewenste grond- en oppervlakteregime
  • Natuurlijk water: Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan
  • Schoon water: beheer afvalwater
  • Schone waterbodem
  • Mooi water: recreatie, landschap en cultuurhistorie

De ruimtelijk relevante aspecten uit het waterbeheerplan zijn opgenomen in het provinciale waterplan en in de Verordening Ruimte. Vanuit het waterschap wordt wel nadrukkelijker aandacht geschonken aan de rol van Water bij nieuwe ontwikkelingen. De trits vasthouden-bergen-afvoeren is hierbij leidend. Daarnaast is heeft het waterschap een handreiking 'hydrologisch neutraal ontwikkelen' opgesteld, die ingaat op de rol van water bij een toename van verstening.

Kadernota Stedelijk Water, april 2006
De Kadernota Stedelijk Water vormt voor het waterschap de koepel waaronder de komende twee jaar een groot aantal kennisprojecten, beleidsuitwerkingen maar ook maatregelen gericht op stedelijk waterbeheer zullen plaatsvinden.

Het is de ambitie om stedelijk water, zoveel als realistisch haalbaar is, integraal onderdeel uit te laten maken van een duurzaam en veerkrachtig watersysteem. Het is essentieel om de samenhang te bewaken in een grote aantal activiteiten die het waterschap de komende jaren op het gebied van stedelijk water samen met gemeenten gaan oppakken. Deze samenhang wordt nagestreefd door richting gemeenten duidelijk te zijn over de verschillende rollen die het waterschap heeft in het stedelijk water.

We nemen de volgende specifieke maatregelen in het stedelijk gebied:

  • Op maat verstrekken van subsidies aan gemeenten voor de volgende maatregelen:
    • 1. Afkoppelen van regenwater in bestaand bebouwd gebied
    • 2. De aanleg van afwateringsstructuur buiten projectlocaties
    • 3. In beeld brengen van actueel verhard oppervlak
  • Uitvoering van maatregelen in de keten zoals de aanpassing van rioolwaterzuiveringen, gemalen en de aanleg van transportleidingen.
  • Uitvoering van onderhoud aan waterlopen die voorheen door gemeenten werden onderhouden.

Het plangebied maakt geen deel uit van het stedelijk gebied, derhalve is dit beleidsstuk niet relevant voor onderhavige ontwikkeling.

Keur 2009
Uit de keurkaart blijkt dat de uitbreiding plaatsvindt binnen het attentiegebied. Dit betekent dat de Keur op het plangebied van toepassing is.

Attentiegebieden betreffen een zone van circa 500 m rond de natte natuurparel. Het is verboden zonder watervergunning water te lozen in of af te voeren naar oppervlaktewaterlichamen in keurbeschermingsgebieden en attentiegebieden. Dit onderdeel speelt een rol in de watertoets.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPschafterdijk9-VA01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPschafterdijk9-VA01_0005.png"

Handreiking Watertoets
De handreiking watertoets geeft aan op welke wijze de waterparagraaf dient te worden opgesteld. Daarnaast wordt aangegeven onder welke voorwaarden een bergingseis geldt/. Dit heeft betrekking op de toename aan verhard oppervlak bij ruimtelijke ontwikkelingen. In de waterparagraaf dient onderbouwd te worden met welk oppervlak het verhard oppervlak toeneemt en of er een noodzaak is voor aanvullende maatregelen zoals waterberging.

Voorliggende waterparagraaf is afgestemd op de handreiking watertoets.

Ontwikkelen met een duurzaam wateroogmerk
Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Er mogen geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied.

Concreet betekent dit dat:

  • de afvoer uit het gebied niet groter mag zijn dan in de referentiesituatie;
  • de omvang van grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt;
  • de grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties;
  • de (grond)waterstanden in het plangebied moeten aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied zelf;
  • het plangebied zo moet worden ingericht, dat de gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving, die van invloed zijn op de (grond)waterstanden, niet leiden tot knelpunten in het plangebied.

Met voorliggend plan worden de doelstellingen uit deze beleidsnotitie nagestreefd.

Provinciaal Waterplan
In het waterplan staat het provinciaal waterbeleid uitgewerkt onder andere voor wat betreft het grondwaterbeheer. Het Provinciaal Waterplan 'Waar water werkt en leeft' is op 22 december 2009 in werking getreden. Het plan is, net als de waterplannen van het Rijk en de waterschappen, geldig tot eind 2015.

Uit de structuurvisiekaart van het waterplan blijkt dat het plangebied deels is gelegen binnen de beschermingszone natte natuurparel. Het provinciale doel is: verbetering en herstel van het natuurlijk (grond- en oppervlakte-)watersysteem. De provincie heeft gezorgd voor een doorvertaling in het ruimtelijk beleid van gemeenten door middel van opname in de Verordening Ruimte Noord-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPschafterdijk9-VA01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPschafterdijk9-VA01_0007.png"

Verordening ruimte
De attentiegebieden/ beschermingszone rond de natte natuurparels zijn in de Verordening Ruimte benoemd als Attentiegebied EHS. Dit zijn zones rondom de hydrologisch kwetsbare EHS gebieden. In het gedeelte van het plangebied behorend tot het attentiegebied EHS wordt een dubbelbestemming 'Waarde - Attentiegebied EHS' opgenomen. Met deze dubbelbestemming wordt geregeld dat fysieke ingrepen geen negatief effect mogen hebben op de waterhuishouding.

Huidige situatie- Geohydrologisch onderzoek
CSO Adviesbureau heeft een waterpargaraaf opgesteld (zie: Bijlage 2 Waterparagraaf). Onderstaande informatie is hieruit overgenomen en waar nodig aangepast op de geactualiseerde plannen.

Geohydrologie en grondwater
De opbouw van de ondergrond in de omgeving van de onderzoekslocatie kan globaal als volgt worden geschematiseerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPschafterdijk9-VA01_0008.png"

Het eerste watervoerend pakket heeft een doorlaatvermogen (transmissiviteit) van 500 tot 2.500 m2/dag. De richting van de regionale grondwaterstroming in het eerste watervoerend pakket is overwegend in noordelijke tot noordwestelijke richting.

In de omgeving van de onderzoekslocatie worden geen grote hoeveelheden grondwater onttrokken welke van invloed zouden kunnen zijn op de stromingsrichting in het eerste watervoerend pakket.

De grondwaterstand wordt gekenmerkt door de volgende waarden:

  • de GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) bedraagt circa 0,4 – 1,0 m -mv;
  • de GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) bedraagt circa 1,2 – 1,8 m -mv.

Oppervlaktewater
Het plangebieden ligt tussen de stroomgebieden van De Dommel (circa 1,0 kilometer westelijk) en De Tongelreep (circa 1,1 kilometer oostelijk). Deze wateren worden gevoed door regenwater of door water dat ondergronds wordt aangevoerd. Het grondwaterniveau fluctueert sterk. De hoogste grondwaterstanden zullen naar verwachting overeen komen met de hoogste afvoeren van de twee rivieren.

In de directe omgeving is oppervlaktewater aanwezig. Ten noorden en oosten van het plangebied loopt een diepe watergang. Een minder diepe sloot ligt langs de westelijke plangrens. Op een afstand van circa 1,0 kilometer ten westen van de onderzoekslocatie stroomt de rivier De Dommel in noordelijke richting.

Waterkwantiteit
Er is op het grootste deel van het terrein sprake van infiltratie. Het plangebied is volledig onverhard. Hemelwater dat op het terrein terecht komt, infiltreert in de onderliggende bodem. Op het noordwestelijk terreindeel is soms sprake van kwel, ten westen van de Schafterdijk is sprake van (sterke) kwel. Er is geen sprake van maaiveld-kwel.

Op dit moment zijn er in de omgeving van het plangebied geen problemen bekend op het gebied van wateroverlast.

Als onderdeel van de waterparagraaf is een infiltratieonderzoek uitgevoerd om de doorlatendheid (k-waarde) van de bodem te palen zie: Bijlage 3 Infiltratieonderzoek. Hiermee kan een indruk van de infiltratiemogelijkheden van de bodem worden verkregen. De bodem bestaat tot de grondwaterspiegel uit matig fijn tot zeer fijn zand. De doorlatendheid van de ondergrond is geschat op 7,2 m/dag. In het veld is op basis van roestvorming in het bodemprofiel de GHG geschat op circa 0,65 m-mv. Het grondwater op de locatie is aangetroffen tussen 0,65 m-mv (noord) en 1,5 m-mv (zuid).

De infiltratiemogelijkheden in het plangebied zijn goed, gezien de doorlatendheid in het gebied (13 m/dag). Alle infiltratiemogelijkheden zijn toepasbaar zonder bodemverbetering. Bij de gebouwen is een infiltratieput of -krat een goede optie. Indien ter plaatse een leem laag aanwezig is, die de werking van de infiltratievoorziening kan verminderen, wordt aanbevolen deze te doorbreken.

Ontwikkelingen
De locatie bestaat uit geheel uit grasland, ten behoeve van recreatieve doeleinden. Op het terrein staan diverse landbouwobjecten en het grasland wordt gebruikt voor het spelen van boerengolf. Het terrein is geheel omgeven door hekwerk. Langs de noord- en oostzijde loopt een watergang. De hoogte van het maaiveld varieert van circa 27,6 tot 28,8 m + NAP (Normaal Amsterdams Peil).

In de toekomstige situatie wordt het plangebied heringericht ten behoeve van uitbreiding van zuidelijk gelegen camping De Dommelvallei. Op het terrein zullen staanplaatsen van tenten en caravans, chalets, een sanitairgebouw, rijbanen en hagen, bomen met struiken worden gerealiseerd.

De toekomstige wijzigingen in verhard oppervlak zijn in het hydrologisch onderzoek als volgt worden weergegeven:

• Chalets (21 stuks à 50 m2) circa 1.050 m2.

• Sanitair gebouw: circa 200 m2.

• Verhardingen c.q. paden circa 3.775 m2.

• Totaal extra verhard oppervlak: circa 5.000 m2.

Waterbergende maatregelen
Voor de chalets geldt dat aan de zijde van de Schafterdijk een wadi in de vorm van een zaksloot gerealiseerd kan worden, waarop hemelwater van deze bebouwing wordt afgevoerd. Het sanitairgebouw kan eveneens hierop worden aangesloten door middel van een pijpverbinding.

De toename van verhard oppervlak als gevolg van de aanbouw van chalets en het sanitairgebouw zal circa 1.250 m2 bedragen. Voor de beide voorzieningen is met behulp van de HNO toets (Hydrologisch neutraal Ontwikkelen) bepaald dat er een bergingscapaciteit moet worden gerealiseerd van 60 m3.

De berging dient plaats te vinden boven de GHG (circa 0,65 m -mv). Uitgaande van een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,3 m, bedraagt de benodigde oppervlakte circa 200 m².

De voorziening dient te worden voorzien van een begrensde noodoverlaatvoorziening om een teveel aan hemelwater in extreme situaties af te voeren. Deze overloopvoorziening kan bestaan uit een greppel, welke afwatert op de sloot langs de Schafterdijk. De greppel dient nabij de wegbermsloot te worden voorzien van een schotbalkje (op 0,3 m -mv).

Binnen het plangebied is voldoende ruimte aanwezig voor de realisatie van 200 m² waterberging. Een exacte locatie kan vooralsnog niet worden aangegeven.

De wegen c.q. paden zullen niet worden voorzien van straatkolken. Het hemelwater dat hierop valt zal, mede gezien de breedte van de paden, afstromen en naast de verharding in de bodem infiltreren. Dit zal geen wateroverlast tot gevolg hebben, gezien de hoge doorlatendheid van de onverzadigde zone.

In het algemeen gelden de volgende randvoorwaarden voor de ontwikkeling:

  • Vuil water en (schoon) hemelwater dienen te worden gescheiden. Afvalwater dient te worden aangesloten op de gemeentelijke riolering;
  • Conform de waterkwaliteitstrits (schoonhouden – scheiden – zuiveren) dienen de bronmaatregelen te worden onderzocht. Dit houdt voornamelijk in dat geen uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, koper, lood dienen te worden gebruikt en dat een verantwoord wegen groenbeheer zonder milieubelastende stoffen (bestrijdingsmiddelen) dient te worden uitgevoerd;
  • Voor het creëren van oppervlaktewater (net zoals voor lozing op oppervlaktewater, onttrekking van oppervlaktewater en aanleg van drainage) dient een ontheffing van de Keur / Verordening Waterhuishouding te worden aangevraagd bij het Waterschap.
4.2.2 Bodem

Er is een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd aan de Schafterdijk 9 te Borkel en Schaft (CSO Adviesbureau, Rapportnummer 08J121.R04, datum: 26 november 2009, definitieve versie). Aanleiding voor het uitvoeren van dit bodemonderzoek is de voorgenomen uitbreiding van naastgelegen camping “De Dommelvallei” en de hiervoor benodigde bestemmingswijziging.

Op basis van de resultaten van het voorafgaand aan het bodemonderzoek uitgevoerde vooronderzoek is een hypothese opgesteld met betrekking tot de verontreinigingssituatie, namelijk “onverdacht voor bodemverontreiniging”.

Peilbuis 03 is ter plaatse van de voormalige stortplaats (direct ten noorden van de onderzoekslocatie) gesitueerd, teneinde eventuele verspreiding van verontreiniging richting de onderzoekslocatie vast te stellen. Op basis van de analyseresultaten wordt geen invloed van de voormalige stortplaats op de bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie verwacht.

De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn onderstaand weergegeven:

  • zintuiglijk zijn aan de opgeboorde grond geen kenmerken waargenomen, welke kunnen duiden op de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging;
  • er is specifiek aandacht besteed aan asbest, er is zowel op het maaiveld als in de opgeboorde grond geen asbestverdacht materiaal waargenomen;
  • in de bovengrond overschrijdt het gehalte cadmium de achtergrondwaarde AW2000, de Maximale Waarde Wonen wordt voor de totale analysemonsters niet overschreden;
  • in de ondergrond overschrijdt géén van de geanalyseerde parameters de achtergrondwaarde AW2000, de Maximale Waarde Wonen wordt derhalve eveneens niet overschreden;
  • het grondwater overschrijden de concentraties barium, cadmium, chroom, kobalt, koper, lood, zink en/of (som) xylenen de streefwaarde;
  • het freatisch grondwater ter plaatse van peilbuis 20 is sterk verontreinigd met nikkel. Middels een aanvullend grondwateronderzoek, is gebleken dat minimaal 220 m3 bodemvolume grondwater sterk is verontreinigd met nikkel. De sterke grondwaterverontreiniging is enkel in noordelijke richting ingekaderd. Zowel in oostelijke, zuidelijke, westelijk richting als in verticale richting, is niet bekend tot waar de interventiewaardecontour zich uitstrekt;
  • op basis van interpolatie is een globale interventiewaardecontour opgesteld, waarmee de sterke grondwaterverontreiniging een oppervlakte heeft van circa 525 m2. Uitgaande van een dikte van het verontreiniging grondwater van minimaal 1,5 m, heeft de sterke grondwaterverontreiniging vermoedelijk een omvang van circa 800 m3 bodemvolume;
  • er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging, vermoedelijk ontstaan voor 1987. Gezien de grondwaterstromingsrichting, bestaat de kans dat de bron van de nikkelverontreiniging zich buiten de onderzoekslocatie bevindt, ter plaatse van de Schafterdijk.

De hypothese dat het terrein onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging, dient te worden verworpen, vanwege het licht verhoogde cadmiumgehalte in de bovengrond en de sterk verhoogde concentraties nikkel en licht verhoogde concentraties zware metalen en aromaten in het grondwater.

De nikkelverontreiniging in het grondwater vormt voor de gemeente geen belemmering om het terrein in te richten als camping. De mensen die op de camping verblijven, komen niet in aanraking met het grondwater. Verder is de verblijfstijd zo kort, dat mogelijk contact met de verontreiniging, als dit al zou optreden, geen gevolgen zal hebben. Dergelijk verhogingen van de gemeten waarden in het grondwater komen binnen de gemeente Valkenswaard veelvuldig voor en worden gerelateerd aan de cadmiumproblematiek in de Kempen. De gemeten waarden zijn geen belemmering voor het gebruik van de te ontwikkelen locatie voor recreatie doeleinden.

Direct ten noorden en aansluitend aan het nieuw te ontwikkelen gebied is een NAVOS locatie gelegen, Maastrichterweg (deel A), Valkenswaard. Uit het definitieve uitgevoerde onderzoek van 14-08-2007 voor deze locatie blijken er geen humane risico, s voort te komen uit deze NAVOS locatie.

4.2.3 Flora en fauna

Vogel- en of habitatrichtlijn
Om de Europese biodiversiteit te behouden en te herstellen wordt gestreefd naar de ontwikkeling van een groot Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, Natura 2000. Hiervoor zijn onder meer de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) opgesteld. Op basis van deze Europese richtlijnen is Nederland verplicht om beschermde habitats, soorten en hun leefgebieden in stand te houden of te herstellen. Daarvoor worden gebieden aangewezen waar deze soorten en habitats voorkomen.

Onderhavig plangebied is niet in een aangewezen dan wel aangemeld Vogel- of Habitatrichtlijngebieden gesitueerd. In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt geadviseerd een oriënterende habitattoets te laten verrichten naar de mogelijke effecten van de planontwikkeling op het nabijgelegen Natura 2000 gebied 136 Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux (zie hierna).

Flora- en Faunawet
Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn moeten tevens een groot aantal inheemse bedreigde dieren- en plantensoorten worden beschermd. Deze soortenbescherming is in Nederland geïmplementeerd in de Flora en Faunawet (april 2002). In Nederland komen zo'n 36.000 dieren- en plantensoorten voor. Ongeveer 500 soorten krijgen bescherming van de Flora- en Faunawet.

De Flora- en Faunawet is bedoeld om soorten te beschermen, niet individuele planten of dieren. Het gaat erom dat het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt.

In opdracht van Camping De Dommelvallei heeft CSO Adviesbureau in verband met de voorgenomen planontwikkeling een quick-scan Natuurwetgeving uitgevoerd (Quick-scan Natuurwetgeving, plangebied Camping De Dommelvallei aan de Schafterdijk 9 te Borkel en Schaft, projectcode CSO 08J121 d.d. 8 juni 2009).

Het doel van de Quick-scan is een inschatting te maken of de geplande ontwikkelingen strijdig zijn met de soortbescherming van de Flora- en Faunawet (2005) en de gebiedsbescherming van de Natuurbeschermingswet 1998.

Flora:
Binnen het plangebied zijn geen ontheffingsplichtige plantensoorten geregistreerd of aangetroffen. Het ligt ook niet in de lijn der verwachting dat deze aangetroffen zullen worden. Nader onderzoek naar het voorkomen van ontheffingsplichtige soorten wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

Fauna:
De zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3 soorten) die volgens het literatuuronderzoek en veldbezoek mogelijk van het plangebied gebruik maken zijn:

  • 1. grondgebonden zoogdieren: Das en Steenmarter;
  • 2. vleermuizen: Franjestaart, Gewone baardvleermuis, Watervleermuis, Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Gewone grootoorvleermuis, Grijze grootoorvleermuis, Rosse vleermuis en Ruige dwerg vleermuis;
  • 3. amfibieën en reptielen: Levendbarende hagedis;
  • 4. standvogels (zoals bijvoorbeeld: steenuil).

Ad. 1 Grondgebonden zoogdieren
Het in gebruik nemen van het plangebied zal de nodige verstoring geven. Met name 's avonds kan dit gebruik verstorend zijn voor foeragerende Marter en Das. Het is op voorhand niet uit te sluiten dat deze verstoring een negatief effect zal hebben op locale populatie Marter en Das. Nader onderzoek wordt aanbevolen.

Ad. 2 Vleermuizen
Het is mogelijk dat het plangebied gebruikt wordt door vleermuizen als vliegroute en foerageergebied. De aanwezige bomen op het terrein en direct langs plangebied zijn in potentie geschikt als verblijfplaats (winter-, zomer- en paarplaats) vanwege de voor veel vleermuizen relevante aanwezigheid van holten en dergelijke. Na de ontwikkeling zal het plangebied de functie als foerageergebied blijven vervullen, er vanuit gaande dat de bomen op het plangebied en langs de Schafterdijk gehandhaafd blijven. De open en onbeschutte inrichting van het huidige weiland zal plaats maken voor een kleinschaliger ingericht gebied met huurchalets, tenten, bomen en struiken. Dit biedt goede mogelijkheden als leefgebied voor vleermuissoorten zoals de Gewone dwergvleermuis. Er wordt derhalve geen conflict tussen de geplande ontwikkeling en de Flora- en Faunawet voor het plangebied ten aanzien van vleermuizen geconstateerd. Concluderend wordt dat de geplande ontwikkeling geen negatief effect zal hebben op de mogelijk aanwezige locale vleermuispopulaties. Wel dient qua (openbare) verlichting rekening te worden gehouden met de verstoring hiervan op vleermuizen.

Ad. 3 Amfibieën en reptielen
Het is mogelijk dat het plangebied, met name de ruigtes langs de randen, gebruikt wordt door de Levendbarende hagedis. Nader onderzoek wordt aanbevolen.

Ad. 4 Standvogels
Ongetwijfeld zullen met name langs de terreingrenzen van het plangebied vogels broeden (in bomen, struiken en in het veld). De eventueel te verwijderen bomen vergen controle op in gebruik zijnde schuil- en broedplaatsen. Het plangebied biedt mogelijkheden voor broed- en standvogels. Eventueel in gebruik zijnde broedlocaties van broedvogels zijn gedurende het broedseizoen beschermd (ontheffing is niet mogelijk).

Advies
Samenvattend wordt een nader onderzoek nodig geacht naar het gebruik van het plangebied door zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3 soorten) en wel naar;

  • Das en Steenmarter;
  • Levend barende hagedis;
  • Standvogels.

De te verwijderen bomen en struiken vergen controle op in gebruik zijnde schuil- en broedplaatsen van vogels en vleermuizen. Geadviseerd wordt om verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen (meestal tussen 15 maart en 15 juli) uit te laten voeren.

In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt geadviseerd een oriënterende habitattoets te laten verrichten naar de mogelijke effecten van de planontwikkeling op het nabijgelegen Natura 2000 gebied 136 Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Dit (stilte)gebied ligt 10 à 15 m ten noordwesten van het plangebied.

Nader onderzoek

In het kader van het hiervoor opgenomen advies heeft CSO de rapportage “Nader onderzoek Flora- en Faunawet plangebied Camping De Dommelvallei aan de Schafterdijk 9 te Borkel en Schaft” opgesteld (rapportnr. 09L235 d.d. 13 oktober 2009).

Geconcludeerd wordt dat gezien de verzamelde gegevens het niet waarschijnlijk is dat het plangebied van belang is voor strikter beschermde soorten (dat zijn ontheffingsplichtige soorten, d.w.z. tabel 2 en 3 soorten). Deze bevinding worden ondersteund door enkele interviews van direct aanwonenden. Gezien het intensieve (maai)beheer en het gebruik als golfbaan en de ligging in de directe nabijheid van de camping, worden deze natuurwaarden ook niet verwacht.

De te verwijderen bomen en struiken vergen controle op in gebruik zijnde schuil- en broedplaatsen. Geadviseerd wordt om verstorende werkzaamheden buiten het vogel broedseizoen (meestal tussen 15 maart en 15 juli) uit te laten voeren.

Naar verwachting zal de werking van de Flora- en Faunawet geen belemmering opleveren voor de uitvoering van de plannen.

Voortoets Natuurbeschermingswet

Doel van het onderzoek
Initiatiefnemer is op basis van de Europese en nationale wetgeving bij ruimtelijke projecten verplicht op de hoogte te zijn van beschermde natuurwaarden in het plangebied en de directe omgeving. Door het uitvoeren van een voortoets worden de directe en indirecte gevolgen van de planontwikkeling getoetst op de beschermde natuurwaarden in het nabijgelegen Natura 2000 gebied. Het gaat daarbij zowel om beschermde soorten als habitattypen.

Het doel van de voortoets is directe en indirecte effecten van uitvoering en inrichting te toetsen aan natuurwaarden van het nabij gelegen Natura 2000-gebied op basis van de externe werking van de Natuurbeschermingswet. De voortoets geeft uitsluitsel of er sprake is van mogelijke effecten.

Conclusies
Op basis van effectbeoordeling in hoofdstuk vier, zijn in onderstaande tabel de conclusies samengevat:


Effect  
Negatief effect habitattypen en doelsoorten Natura 2000-gebied   Gevolg (indirect effect)   Negatief effect  
Geluid, licht en trillingen tijdens de realisatiefase   Nee   n.v.t.   Nee  
Toename verstoring a.g.v. recreatiedruk   Nee, beperkte toename recreatiedruk   Mogelijke toename betreding kwetsbare vegetatie   Nee  

Conclusie voortoets
Er worden voor het Natura 2000-deelgebied De Plateaux geen significant negatieve effecten verwacht voor habitattypen en doelsoorten van de uitbreiding van camping De DommeIvallei. Mogelijke effecten voor soorten (m.n. broedvogels en zoogdieren) die beschermd zijn onder Flora & fauna-wet kunnen door aanpassing van werkzaamheden tijdens de realisatiefase en het geven van goede voorlichting worden beperkt.

Advies

Om effecten van de uitbreiding van het recreatieterrein zoveel mogelijk te beperken, wordt geadviseerd goede voorlichting te geven op het recreatiebedrijf over het aangrenzende Natura 2000-gebied, de betekenis van deze bescherming en kwetsbare vegetatie en soorten. Daarnaast moeten de toegangsregels die gelden bij betreding van het gebied duidelijk zijn.

Update ecologisch nader ecologisch onderzoek

De hierboven genoemde onderzoeken hebben in april 2013 een update ondergaan (rapport CSO, kenmerk 12J132.B00, gedateerd 24 april 2013).

Voor de update zijn actuele gegevens gebruikt van natuurwaarden in de directe omgeving (Brugven, Leenderheide en Malpieven) naast de gebruikelijke verspreidingsatlassen en websites. Er zijn daarbij geen nieuwe beschermde soorten aangetroffen in de directe omgeving van de onderzoekslocatie.
Ook het veldonderzoek heeft geen nieuw gebruik van de planlocatie aangetoond van strikter beschermde soorten (tabel 2 en 3). Er is derhalve géén aanleiding de conclusies van het oorspronkelijke rapport aan te passen.


Er is géén aanleiding een ontheffing voor de Flora- en faunawet aan te vragen aangezien géén strikter beschermde soorten in het geding kunnen zijn door de plannen.

De hierboven genoemde onderzoeken zijn als bijlage bij het digitale bestemmingsplan gevoegd.

4.2.4 Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van geluidsgevoelige objecten, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder, en een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. De uitbreiding van het plan komt in het noordoostelijk deel echter nabij een doorgaande weg, de Maastrichterweg, te liggen, en daarom is in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' gekeken naar de geluidsbelasting van de weg op het kampeerterrein.

Teneinde de geluidsbelasting op het kampeerterrein zoveel mogelijk te minimaliseren is een afscheiding voorzien tussen het kampeerterrein en de weg, in de vorm van een afschermende groenvoorziening en een geluidwal met een hoogte van 1,5 m.

In de onderstaande afbeelding zijn de 48 dB (de wettelijke voorkeursgrenswaarde) en 53 dB contouren van de Maastrichterweg weergegeven, waarbij is uitgegaan van de aanwezigheid van een geluidwal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPschafterdijk9-VA01_0009.png"

Uit de afbeelding blijkt dat er maar een beperkt aantal standplaatsen binnen de 48 dB contour van de Maastrichterweg komt te liggen en er dus sprake is van een goede ruimtelijke kwaliteit voor wat betreft het aspect wegverkeerslawaai.

Ook is de situatie beoordeeld van de tegenoverliggende woningen aan de Schafterdijk. Door de uitbreiding van de camping zal de verkeersgeneratie toenemen en daarom is de verkeersgeneratie onderzocht voor zowel de huidige als de toekomstige situatie. Aan de hand hiervan is met behulp van standaard rekenmethode I de 48 dB contour van de Schafterdijk bepaald. Uit de berekening (welke is opgenomen als bijlage bij de toelichting) blijkt dat in de toekomstige situatie de 48 dB contour op 10 m uit de wegas komt te liggen. De woningen aan de Schafterdijk liggen allen op meer dan 10 m uit de wegas, derhalve kan geconcludeerd worden dat er voor het aspect wegverkeerslawaai geen belemmeringen zijn.

Tot slot is de geluidssituatie van de woningen aan de Maastrichterweg beoordeeld. De gemeente Valkenswaard heeft de verkeersgegevens verstrekt van de Maastrichterweg voor het jaar 2020. Standaard wordt uitgegaan van een autonome groei van 1,5 % per jaar voor de jaren 2021 en 2022. Het planjaar is 2022. Ten gevolge van het plan is berekend dat er 200 nieuwe motorvoertuigen zullen rijden. Deze toename is toegevoegd in het jaar 2022. Verder is uitgegaan dat al het verkeer van en naar de camping via de Maastrichterweg (ter hoogte van manege Tops) zal rijden.

In de volgende tabel is de verkeersintensiteiten voor het jaar 2022 (zonder uitbreiding van plan) en 2022 (met uitbreiding van plan) weergegeven. Vervolgens is de geluidsbelasting ten gevolge van de weg op de begane grond en op de eerste verdieping berekend:

  2022
zonder uitbreiding  
2022
met uitbreiding  
Verkeersintensiteit   8927   9127  
Geluidsbelasting begane grond   60,4 dB   60,5 dB  
Geluidsbelasting 1e verdieping   61,2 dB   61,3 dB  

Uit de tabel blijkt dat ten gevolge van toename van het verkeer tussen plan zonder uitbreiding en met uitbreiding (jaar 2022) 0,1 dB bedraagt. De toename is voor het aspect wegverkeerslawaai een niet relevante toename (<1,5 dB).

4.2.5 Luchtkwaliteit

De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de 'Wet milieubeheer' goedgekeurd. Deze wet is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken,
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit,

De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde,
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3 % ten opzichte van de grenswaarde),
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.

NIBM-grens woningbouwlocatie, 3 % criterium:

  • <1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, met een gelijkmatige verkeersverdeling,
  • < 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling

Het plan "Camping De Dommelvallei" is de basis voor de herstructurering en beperkte uitbreiding van de dagrecreatieve en verblijfsfuncties. Na de uitbreiding van de camping zal het aantal standplaatsen en andere verblijven niet meer dan 300 bedragen. Deze zullen niet jaarrond door gasten worden bezet. De totale verkeersgeneratie van de camping is berekend aan de hand van de CROW-publicaties 256 en 272 en bedraagt 425 verkeersbewegingen gemiddeld per dag per jaar; dit is een toename van circa 200 motorvoertuigbewegingen per dag (de berekening is als bijlage opgenomen bij de toelichting). Indien dit wordt beschouwd ten opzichte van het NIBM-criterium, wordt ruim onder deze grens gebleven. Derhalve kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen voor het aspect luchtkwaliteit zijn.

4.2.6 Milieuhygiënische aspecten bedrijven

Onderstaande voorkeursafstanden komen uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering 2007" van de VNG. Uit de tabel blijkt dat aan de voorkeursafstanden voor wat betreft geur wordt voldaan. Wat betreft het schuttersgilde wordt niet voldaan aan de voorkeursafstand, maar op basis van een in 2008 uitgevoerd akoestisch onderzoek ten behoeve van de milieuvergunning blijkt dat bij representatief gebruik van de schietinrichting ter plaatse van de woning Schafterdijk 8 wordt voldaan aan de vergunningvoorschriften qua geluid. Aangezien de dichtstbijgelegen verblijfsobjecten op camping de Dommelvallei veel verder weg liggen, wordt hier zeker voldaan aan de gestelde geluidsnormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPschafterdijk9-VA01_0010.png"

Ter plaatse van de camping wordt dan ook geen geluidsoverlast verwacht van het gilde. Het nabijgelegen akkerbouwbedrijf aan de Maastrichterweg 200 bevindt zich binnen de voorkeursafstand van 30 m ten opzichte van de bestaande chalets. Echter de beoogde uitbreiding van de camping vindt plaats in noord-oostelijke richting, afwaarts van dit akkerbouwbedrijf. De locatie van de uitbreiding bevindt zich op meer dan 30 m afstand van de grens van de inrichting zodat deze akoestisch gezien geen belemmering zal ondervinden van het akkerbouwbedrijf.

Externe milieuzonering

In de VNG-brochure is opgenomen dat voor een kampeerterrein een hinderafstand van 50 m geldt (SBI 552, 553, categorie 3.1).

Het plan voorziet in een uitbreiding van het kampeerterrein aan de noordzijde van de bestaande camping. In dit nieuwe deel worden aan de (noord)westzijde chalets gerealiseerd, op een afstand van minimaal 25 m vanaf de woning aan de Schafterdijk 4. De chalets worden afgeschermd van de woning door middel van een houtsingel in gebiedseigen beplanting met een breedte van minimaal 5 m. Het gebied tussen 25 m en 50 m van deze woning is op de verbeelding aangeduid middels de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - chalets' en in de regels is opgenomen dat binnen dit aanduidingsvlak uitsluitend chalets zijn toegestaan.

Binnen dit gebied zijn dus geen hinderveroorzakende functies zoals een keuken, horeca en sanitaire voorzieningen toegestaan. In dit kader kan hier ter plaatse afgeweken worden van de categorie-indeling, zoals opgenomen in de VNG-brochure, 'Bedrijven en milieuzonering'.

Onderzoek industrielawaai

Door ECOPART B.V. is een akoestisch onderzoek ingesteld naar de optredende geluidsbelasting op de omgeving als gevolg van het in bedrijf hebben van een recreatie-inrichting aan de Schafterdijk 9 te Valkenswaard (nr. AN14641 versie 2.0, rapportdatum 22-04-2013).

De Feesterij Camping en arrangementen De Dommelvallei bestaat uit een camping en een café, restaurant en zaal. Het café, restaurant en zaal zullen ongewijzigd in bedrijf blijven.

Aanleiding voor de uitvoering van dit onderzoek is het voornemen van de initiatiefnemer om medewerking te verlenen aan een op te starten bestemmingsplanherziening waarbij de uitbreiding van een camping mogelijk wordt gemaakt.

Hiertoe zijn op basis van de representatieve bedrijfssituatie voor de gevels van de dichtstbijzijnde woningen van derden de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidsniveaus berekend. Tevens is de indirecte hinder, zijnde de geluidsbelasting als gevolg van het verkeer van en naar de inrichting, beschouwd.

Het toetsingskader voor de geluidsbelasting afkomstig van de recreatie-inrichting is in feite tweeledig. Allereerst dient voor het wijzigen van het bestemmingsplan te worden aangetoond dat er in de toekomstige situatie sprake is van een goede ruimtelijke inrichting van de directe omgeving. Hiervoor dient de geluidsbelasting in kaart te worden gebracht als gevolg van alle relevante bronnen binnen het gehele project, inclusief menselijk stemgeluid. Tevens dienen hiervoor alle relevante geluidsbronnen te worden meegenomen. Ook als deze volgens het Activiteitenbesluit zijn uitgesloten van toetsing. De uitkomsten dienen te worden getoetst op grond van de methodiek van de VNG-publicatie “bedrijven en milieuzonering”.

Indien blijkt dat er sprake is van de overschrijding van de in de VNG-publicatie gestelde grenswaarden, dan dient, om na te gaan in hoeverre er mogelijk hogere grenswaarden dienen te worden aangevraagd, tevens toetsing plaats te vinden aan het Activiteitenbesluit.

Beoordeling en conclusie

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus

Wanneer de gemiddelde geluidsniveaus worden getoetst aan het toetsingskader van respectievelijk 45, 40 en 35 dB(A) voor de dag-, avond- en nachtperiode, dan kan worden gesteld dat de gemiddelde geluidsniveuas op alle beoordelingspunten kan worden voldaan.

Maximale geluidsniveaus

Wanneer de maximale geluidsniveaus worden getoetst aan het toetsingskader van respectievelijk 65, 60 en 55 dB(A) voor de dag-, avond- en nachtperiode, dan kan worden gesteld dat tevens op alle beoordelingspunten kan worden voldaan.

Verkeer van en naar de inrichting

Uit de berekeningen blijkt dat het ten gevolge van de inrichting optredende geluidsniveau van verkeer van en naar de inrichting (indirecte hinder) voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) volgens de circulaire van het ministerie van VROM van 29 februari 1996.

Het akoestisch onderzoek is als bijlage bij het digitale bestemmingsplan gevoegd.

Geurhinder nader bekeken

In 2007 is een quick-scan uitgevoerd naar de geurhinder van veehouderijen op de omgeving. Hierin is gekeken naar de toen geldende, huidige, vergunde situatie en de toekomstige situatie (bij uitbreiding). Op basis van de quick-scan zijn, door de (potentiële) groeimogelijkheden van enkele omliggende veehouderijen aan de Peedijk, de Grensweg, de Abdijweg en het Wolfsven hoge achtergrondbelastingen in het deelgebied Schaft berekend. De geurbelastingen op de aanwezige woningen uit de quick-scan zijn in de gebiedsvisie zowel in de toenmalige huidige en toekomstige situatie gedetailleerd berekend. In de toekomstige situatie is de achtergrondbelasting in het gebied, ten opzichte van de aanwezige woningen op maximaal 13,0 geureenheden berekend hetgeen volgens de "Handreiking geurhinder en veehouderijen" van SenterNovem overeen komt met 15 % geurgehinderden, uitgaande van de ligging in een zogenaamd concentratiegebied dat in Valkenswaard het geval is. Dit percentage geurgehinderden komt volgens genoemde handreiking overeen met een redelijk woon- en leefklimaat.

Uit de nadere berekeningen in de quick-scan voor het gebied Schaft blijkt echter dat ter plaatse van het geurgevoelig object Schafterdijk 9 de cumulatieve geurbelasting in de toenmalig huidige situatie afgerond 3,5 geureenheden/m3 bedraagt. In de toekomstige situatie is de cumulatieve geurbelasting ter plaatse van de Schafterdijk 9 berekend op 8,5 geureenheden/m3. Volgens de bovengenoemde handreiking komt een dergelijke geurbelasting overeen met 11 % geurgehinderden hetgeen een "redelijk goed" woon- en leefklimaat bewerkstelligt.

Op basis van de quick-scan en aanvullende geurberekeningen in het gebied Schaft kan geconcludeerd worden dat de cumulatieve geurbelasting afkomstig van de omliggende veehouderijen in de bestaande maar ook in de toekomstige situatie geen aanleiding geeft tot een ongunstig woon- en leefklimaat ter plaatse van de planlocatie.

4.2.7 Externe veiligheid

De risiconormen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi). In dit besluit zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd.

Het Bevi verplicht het bevoegd gezag op basis van de Wet milieubeheer om veiligheidsafstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. In het besluit zijn gevoelige objecten gedefinieerd als kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het besluit gaat uit van categorale inrichtingen met een vaste afstand aan te houden voor de PR (plaatsgebonden risico) en het GR (groepsrisico). Verder de niet categorale inrichting waarbij per bedrijfslocatie beoordeeld moet worden of deze invloed heeft op het te beoordelen plangebied. Ook hierbij moet de PR en de GR getoetst worden. Er zijn in het plangebied geen kwetsbare objecten aanwezig zoals bejaardentehuizen of andere objecten waarin zich minder zelfredzame personen bevinden.

Plaatsgebonden risico (PR)
In het Bevi zijn normen opgenomen voor de kans dat één persoon buiten het inrichtingsterrein overlijdt als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (plaatsgebonden risico).

Groepsrisico (GR)
In het Bevi zijn normen opgenomen voor de kans dat meerdere personen buiten het inrichtingsterrein overlijden als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (groepsrisico). Voor het groepsrisico wordt een oriëntatiewaarde gegeven en geldt voor nieuwe situaties een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag.

Om de risico's ter plaatse van het plangebied te achterhalen is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Het plangebied is gelegen nabij een bestaande woonomgeving. Op onderstaande uitsnede van de risicokaart zijn geen risicovolle inrichtingen te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPschafterdijk9-VA01_0011.jpg"

Uitsnede risicokaart bron: provincie Noord-Brabant

Het zuidelijk van de planlocatie gelegen tankstation aan de Maastrichterweg 263 ligt op voldoende afstand van de planlocatie 480 m), waardoor de camping buiten het invloedsgebied is gelegen. De in het plangebied gelegen kwetsbare objecten zijn niet gelegen binnen een PR en of GR contour of het effectgebied van een inrichting genoemd in het Bevi.

Uit de inventarisatie blijkt, dat in en nabij het plangebied geen andere risicobronnen aanwezig zijn die uit oogpunt van externe veiligheid invloed kunnen hebben op het plangebied. De gemeente heeft daarom geconstateerd dat er geen noodzaak is om de Regionale brandweer als wettelijke adviseur een advies uit te laten brengen.

4.2.8 Kabels en leidingen

In en direct grenzend aan het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die in het kader van het bestemmingsplan een specifieke bescherming vereisen.