Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Laren-West
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0417.L017BPLarenWest-2101

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang [ond]' tevens voor een onderdoorgang;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast [am]' tevens voor een antennemast;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'brug (br)' tevens voor een brug in de vorm van een ecoduct;
  5. behoud en herstel van onverharde wegen met de daaraan ontleende landschappelijke waarden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard (sv-o)';
  6. voet- en fietspaden;
  7. in- en uitritten;
  8. bermen en bermsloten;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. water, waterbeheer en waterberging;
  11. recreatief gebruik;

    met de daarbij behorende voorzieningen zoals:
  12. ondergrondse afvalinzamelvoorzieningen, kunstwerken (waaronder duikers, bruggen en faunapassages).

8.2 Bouwregels

8.2.1 Gebouwen

 
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag ten hoogste 8 meter bedragen;
  2. de hoogte van het in artikel 8 lid 1 sub d bedoelde ecoduct bedraagt maximaal 10 meter, gemeten vanaf het maaiveld;
  3. de breedte van het in artikel 8 lid 1 sub d bedoelde ecoduct bedraagt maximaal 40 meter;
  4. de hoogte van lantaarnpalen en bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag ten hoogste 8 meter bedragen, met dien verstande dat deze hoogte ter plaatse van de aanduiding 'brug (br)' ten hoogste 10 mag bedragen; 
  5. de bouwhoogte van antennemasten mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'brug (br)' de hoogte van straatmeubilair en geluidwerende voorzieningen maximaal 10 meter mag bedragen.
 

8.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de milieusituatie;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. de aanwezige natuurwaarden.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1 voor het toestaan van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:
  1. aangetoond wordt dat er op eigen terrein en directe omgeving onvoldoende ruimte aanwezig is om in de parkeerbehoefte te voorzien;
  2. aangetoond wordt dat geen onevenredige aantasting van groen en ecologische waarden plaatsvindt;
  3. rekening gehouden wordt met de waterhuishouding;
  4. de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
  5. de parkeervoorziening  moet grenzen aan de bestemming 'Verkeer' en/of 'Verkeer-Verblijfsgebied'.