Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Laren-West
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0417.L017BPLarenWest-2101

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:   
  1. bedrijven die zijn opgenomen in de in bijlage 1 van deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten en daarin zijn aangeduid als categorie 1 of 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  2. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning (bw)';
  3. nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening (nv)';
  4. een waterleidingbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-waterleidingbedijf (sb-w)';
  5. aan de bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte, met dien verstande dat zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  6. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument [sba-rmo]' aangegeven bouwwerken;

    met de daarbij behorende:
  7. verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

 
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden;
  3. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ mag niet worden overschreden;
  4. de bij een bedrijfswoning behorende oppervlakte aan bijgebouwen mag ten hoogste 50 m² bedragen, waarbij de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen ten hoogste 3 meter respectievelijk 6 meter mag bedragen.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen indien gebouwd achter de voorgevelrooilijn en 1 meter indien gebouwd voor de voorgevelrooilijn;
  2. de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 8 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.

5.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de milieusituatie;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. de aanwezige natuurwaarden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.4.1 Afwijking voor bouwen buiten bouwvlak

 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 onder a. en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 50% van het achtererfgebied bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  2. de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 4 meter bedraagt;
  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de milieusituatie;
    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
    6. de aanwezige natuurwaarden.

5.4.2 Afwijking bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 onder c. voor het oprichten van een vrijstaande antennemast met een bouwhoogte van ten hoogste 15 meter.