Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Laren-West
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0417.L017BPLarenWest-2101

Artikel 21 Waarde-Archeologie hoge verwachting

21.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Waarde-Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

 
Op de voor ‘Waarde-Archeologie’ aangewezen gronden dient archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden indien een bodemingreep dieper dan 0,40 meter beneden maaiveld plaatsvindt en een oppervlakte groter dan 250 m² omvat. Als uit het archeologische vooronderzoek blijkt dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden veilig zijn gesteld, mag het planvoornemen in het kader van archeologie uitgevoerd worden.

21.2.1 Omgevingsvergunning-activiteit bouwen

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning-activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a. Wabo, die betrekking heeft op de voor ‘Waarde-Archeologie hoge verwachting’ aangewezen gronden, legt een KNA-conform archeologisch onderzoeksrapport voor waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  2. Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar haar oordeel uit het KNA-conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld onder a. genoegzaam blijkt dat: 
    1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van de in de omgevingsvergunning-activiteit bouwen verbonden voorwaarden.

21.2.2 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

 
In de situatie als bedoeld in artikel 21 lid 2.1 onder b. kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning-activiteit bouwen verbinden: 
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  4. indien sub c. van toepassing is, wordt in de voorwaarden bij de omgevingsvergunning-activiteit bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdnes de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

21.2.3 Uitzonderingen

 
Het bepaalde in artikel 21 lid 2.2 en artikel 21 lid 2.3 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op: 
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 200 m²;
  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

 
Het is verboden op of in de voor ‘Waarde-Archeologie hoge verwachting’ aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werkzaamheden uit te voeren of uit te laten voeren:  
  1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0,3 meter;
  2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  3. verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  4. aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  5. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  7. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.

21.3.2 Uitzonderingen

 
Het verbod als bedoeld in artikel 21 lid 3.1 is niet van toepassing indien de werkzaamheden of werken: 
  1. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop het bepaalde in artikel 21 lid 2 van toepassing is;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;
  3. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning, of:
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

21.3.3 Onderzoeksplicht

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 21 lid 3.1 die betrekking heeft op de voor ‘Waarde-Archeologie hoge verwachting’ aangewezen gronden, legt een KNA-conform archeologisch onderzoeksrapport voor waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  2. Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar haar oordeel uit het KNA-conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld onder a. genoegzaam blijkt dat:
    1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van de in de omgevingsverguning-activiteit bouwen verbonden voorwaarden.

21.3.4 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

 
In de situatie als bedoeld in artikel 21 lid 3.3 onder b. kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  4. indien sub c. van toepassing is, wordt in de voorwaarden bij de omgevingsvergunning-activiteit bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdnes de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde-Archeologie hoge verwachting’ aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.