Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Laren-West
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0417.L017BPLarenWest-2101

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. sportvoorzieningen, met bijbehorende bouwwerken zoals vergader- en instructieruimten en kantines;
  2. ondergeschikte horeca ten detailhandel en dienste van deze bestemming;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast [am]' tevens voor een antennemast;
  4. gravelopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport-gravelopslag (ss-go);
  5. groenvoorzieningen;
  6. fiets en / of voetpaden;
  7. evenementen, welke voldoen aan het gemeentelijk Evenementenbeleid;

    met de daarbij behorende:
  8. speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  9. abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;
  10. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen, verhardingen en watergangen.

14.2 Bouwregels

14.2.1 Gebouwen

 
Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen niet worden overschreden;
  3. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', mag niet worden overschreden;
  4. per bouwperceel is ten hoogste één dienstwoning toegestaan, met een inhoud van ten minste 150 m³ en ten hoogste 500 m³;
  5. de bij een dienstwoning behorende oppervlakte aan bijgebouwen mag ten hoogste 50 m² bedragen, waarbij de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen ten hoogste 3 meter respectievelijk 6 meter mag bedragen.
  6. kantines mogen per bouwperceel gezamenlijk ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte beslaan.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  2. de hoogte van hekwerken rond tennisbanen mag ten hoogste 4 meter bedragen;
  3. de hoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  4. de hoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 8 meter bedragen;
  5. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag ten hoogte 15 meter bedragen;
  6. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.

14.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de milieusituatie;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. de aanwezige natuurwaarden.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.4.1 Afwijking buiten bouwvlak

 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14 lid 2.1 onder a. en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits: 
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 50% van het achtererfgebied bedraagt, met een maximum van 50 m²;
  2. de bouwhoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 4 meter bedraagt;
  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de milieusituatie;
    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    6. de aanwezige natuurwaarden.
  

14.4.2 Afwijking bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14 lid 2.2:
  1. voor het oprichten van hekwerken rond sportvelden tot een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  2. voor het oprichten van een vrijstaande antennemast met een bouwhoogte van ten hoogste 15 meter.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.5.1 Verbod

 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: 
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
  2. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem met meer dan 0,3 meter, waaronder begrepen het ophogen met bagger of grondspecie;
  3. het beplanten met houtige gewassen zoals bomen en struiken;
  4. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.

14.5.2 Uitzondering op verbod

 
Het verbod als bedoeld in artikel 14 lid 5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond, het herstel van de aanwezige waarde dan wel noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden;
  3. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

14.5.3 Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

 
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 14 lid 5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
  2. een schriftelijk advies is ingewonnen van een landschapsarchitect.