direct naar inhoud van Artikel 5 Gemengd - Agrarisch en Bedrijf
Plan: Schinkelpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0358.BPSchinkelpolder-VA02

Artikel 5 Gemengd - Agrarisch en Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving


De voor Gemengd (GD-AB) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van tuinbouwbedrijven, al dan niet onder glas;
  • b. het uitoefenen van agrarisch aanverwante bedrijven in de milieucategorie 1 tot en met 2 als aangegeven in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 van deze planregels;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-ob)", uitsluitend een opslagbedrijf in de vorm van boten- en/of caravanstalling;
  • d. bedrijven ter plaatse van de functieaanduiding "(ss-ma 1)", uitsluitend in de vorm van een manegebedrijf in de categorie 1;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-cb)" uitsluitend het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 1 tot en met 3.2 gericht op:
    • 1. het uitoefenen van constructiewerkzaamheden;
    • 2. tevens het uitoefenen van een bouw- en aannemingsbedrijf, machinebouw, proces-automatisering, installatietechniek, import/export/handelsactiviteiten, opslag en/of magazijn en bijbehorende kantoorruimtes;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-ght)" uitsluitend de bestaande groothandel in tuinhout;
  • g. ter plaatse van de functieaanduiding "(ga)" uitsluitend het bestaande garagebedrijf;
  • h. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-tbd)" uitsluitend het bestaande transportbedrijf. Ter plaatse van een relatieteken is binnen de aanduidingen in gezamenlijkheid slechts één transportbedrijf toegestaan;
  • i. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-gvb)" uitsluitend het bestaande grondverzetbedrijf;
  • j. ter plaatse van de functieaanduiding "(bw)" en "(sw-bw2)", een bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken respectievelijk een tweede bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven;
  • k. ter plaatse van de functieaanduiding "(ab)", het bestaande agrarische bedrijf;
  • l. gebouwen en andere bouwwerken die voor de bedrijfsuitoefening nodig zijn;
  • m. de bedrijfsterreinen en opslag ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
  • n. de daarbij behorende voorzieningen zoals verkeerswegen voor de ontsluiting van de bedrijfspercelen, andere verhardingen ten behoeve van het bedrijf, groenvoorzieningen, waterlopen, waterbergingen en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 5.1 van dit artikel mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. kassen;
  • b. andere bedrijfsgebouwen, waaronder opslagruimten, bedrijfsgebonden kantoorruimten, laboratoria, onderzoeksruimten en presentatieruimten;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedoeld voor de energie(terug)levering, waaronder begrepen de behuizing van CO2-opslagtanks, warmte(koude)opslagtanks, wkk-installaties en transformatoren;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedoeld voor de waterberging, waaronder begrepen watersilo's en waterbassins;
  • e. bestaande bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken;
  • f. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-z)" "(sba-z)" is geen bebouwing toegestaan;
  • g. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde,


met dien verstande dat er op basis van wet- en regelgeving voldoende afstand van een milieuhinderlijke bron tot een gevoelige functie aangehouden moet worden.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van kassen is 11 meter;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen bedraagt 7 respectievelijk 11 meter, tenzij ter plaatse een andere goot- en/of bouwhoogte is opgenomen;
  • c. ieder bouwperceel mag voor maximaal 70% worden bebouwd, mits kan worden voorzien in afdoende waterberging en parkeergelegenheid op eigen perceel;
  • d. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter;
  • e. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter en tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 meter;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "(ss-ma 1)" zijn uitsluitend gebouwen ten dienste van een manegebedrijf in de categorie 1 toegestaan met een maximum bebouwingspercentage van 40% bij bouwpercelen tot 1.000 m2 en 25% bij bouwpercelen vanaf 1.000 m2 en groter;
  • g. het bepaalde onder a. tot en met f. van dit artikellid is niet van toepassing op bestaande bebouwing.
5.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen geldt dat ter plaatse van de aanduidingen "(bw)" en "(sw-bw2)" de bestaande bedrijfswoning is toegestaan met bijbehorende bouwwerken respectievelijk de tweede bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van een waterbassin bedraagt 5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van een warmte(koude)opslagtank, CO2-opslagtank, watersilo of koeltoren is 11 meter;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige hekwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • d. de bouwhoogte van verlichtingsarmatuur en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • e. op de gronden met de aanduiding "(ss-ma 1)" mag de bouwhoogte van verlichtingsarmatuur en lichtmasten niet meer bedragen dan 6 meter en de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 9 meter;
  • f. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen 3 meter;
  • g. het bepaalde onder a. tot en met f. van dit artikellid is niet van toepassing op de bestaande bouwwerken.

5.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, en de landschappelijke inrichting;
  • f. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 sub a en b en 5.2.4 sub b en een bouwhoogte van maximaal 12 meter toestaan indien aangetoond kan worden dat dit in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Tuinbouw

Binnen het kader van de bestemmingsomschrijving onder 5.1 sub a van dit artikel is onder het uitoefenen van tuinbouwbedrijven het volgende specifieke gebruik toegestaan:

  • een tuinbouwbedrijf met open teelt;
  • een glastuinbouwbedrijf;
  • een handelskwekerij.
5.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  • b. publieksaantrekkende activiteiten, zoals het houden van evenementen;
  • c. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. detailhandel;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • f. seksinrichtingen;
  • g. parkeren, behoudens ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
  • h. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale tuinbouwbedrijfsvoering;
  • i. wonen, behoudens in een woning als bedoeld in 5.2.3 van deze planregels;
  • j. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • k. een aan huisgebonden beroep of -bedrijf.
5.5.3 Voorwaardelijke bepaling

In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken danwel het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan 500 m2 extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 15% van het totaal aan toename van verharding te worden gecompenseerd met open water dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels


Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 van deze planregels ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1 maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 5.1, maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;


Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Uitbreiding bedrijfsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming "Gemengd" zodanig te wijzigen dat een manegebedrijf in de categorie 1 is toegestaan danwel een opslagbedrijf in de vorm van boten- en/of caravanstalling, met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde in 5.2, 5.3 en 5.5 van dit artikel van toepassing blijft;
  • b. aangetoond wordt dat de uitoefening van de toegestane bedrijfsvoering in redelijkheid niet langer doelmatig is op de locatie vanwege marktontwikkelingen, vernieuwde inzichten of in verband met economische uitvoerbaarheidsaspecten;
  • c. aangetoond wordt dat de manege of het opslagbedrijf ruimtelijk en milieutechnisch past binnen de locatie;
  • d. aangetoond wordt dat de manege of het opslagbedrijf geen nadelige effecten heeft op de waterhuishouding;
  • e. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • g. daardoor de omgevingskwaliteit van de omliggende woningen niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.7.2 Beëindiging andere bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen "(ss-ma 1)", "(sb-ob)", "(sb-cb)", "(sb-ght)", "(ga)", "(sb-tbd)", "(ab)" en "(sb-gvb)" te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet. Daarbij zijn burgemeester en wethouders tevens bevoegd eventueel ter plaatse aanwezige maatvoeringsaanduidingen te verwijderen.

5.7.3 Beëindiging "sb-cb"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding "(sb-cb)" te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende twee jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet. Daarbij zijn burgemeester en wethouders tevens bevoegd eventueel ter plaatse aanwezige maatvoeringsaanduidingen te verwijderen.

5.7.4 Omzetten bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming "Gemengd" ter plaatse van een aanduiding "(bw)" of "(sw-bw2)" te wijzigen in de bestemming Wonen als beschreven in artikel 11, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat de woning milieutechnisch past binnen de locatie;
  • b. daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
  • c. ook anderszins geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.7.5 Tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding "(sw-bw2)" te verwijderen indien de bewoning ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de bewoning op korte termijn wordt voortgezet.