Boven 't Y    

Vastgesteld op 14 februari 2018

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Het bestemmingsplan 'Boven 't Y' geeft concrete invulling aan het ruimtelijk beleid voor dit gedeelte van Amsterdam Noord. Het geeft aan op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden. Het bestemmingsplan heeft betrekking op winkelcentrum Boven 't Y, gelegen aan het Buikslotermeerplein en het Olof Palmeplein. In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat een bestemmingsplan elke 10 jaar geactualiseerd moet worden. Deze wettelijke verplichting is dan ook de aanleiding voor deze actualisatie van het bestemmingsplan. Het vigerende bestemmingsplan is vastgesteld in april 2007, dus om die reden toe aan actualisatie. Het vigerende bestemmingsplan uit 2007 is geen digitaal bestemmingsplan, dus een verlengingsbesluit is op basis van artikel 3.1. lid 3 Wro niet mogelijk. Aangezien het bestemmingsplan diverse ontwikkelingen mogelijk maakt is het opstellen van een beheersverordening niet aan de orde.

Voor het plangebied is in 2007 het bestemmingsplan Vernieuwing Boven 't Y vastgesteld met diverse ontwikkelingsmogelijkheden. Deze zijn deels gerealiseerd. Deze actualisatie betreft een consoliderend bestemmingsplan waarbij de geldende planologische rechten uit de vigerende bestemmingsplannen worden overgenomen. Er worden geen grote wijzigingen in het volume en het programma beoogd.

In het najaar van 2016 is het studiecontract met PKG voor een integrale ontwikkeling van het winkelcentrum beëindigd. Dat houdt in dat de herontwikkeling van het winkelgebied voor onbepaalde tijd is uitgesteld. De gemeente Amsterdam is in gesprek met de vastgoedeigenaren, winkeliers en bewoners over de planontwikkeling van het Buikslotermeerplein. Dit proces loopt en kan niet worden meegenomen in deze (wettelijke) actualisatie van het bestemmingsplan. Om die reden vormt het vigerende bestemmingsplan Vernieuwing Boven 't Y uit 2007 het uitgangspunt voor de actualisatie. Als na vaststelling toekomstige ontwikkelingen of plannen niet passen binnen het bestemmingsplan zal daarvoor op een later tijdstip een separate planologische procedure moeten worden doorlopen.

1.2 Bevoegdheden     

Het plangebied is gelegen in stadsdeel Noord. Op 12 juni 2013 heeft de gemeenteraad besloten tot intrekking van de Verordening op de stadsdelen en tot vaststelling van de Verordening op de bestuurscommissies 2013. Deze verordening is op 19 maart 2014 (op onderdelen gewijzigd) in werking getreden. Directe aanleiding voor de wijziging vormt de wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen (Wet afschaffing deelgemeenten).

De nieuwe verordening voorziet in een andere inrichting van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam. Er is een herverdeling gekomen van taken en bevoegdheden van de stadsdelen (welke bovendien zijn overgaan in bestuurscommissies). Concreet betekent dit onder andere dat de bevoegdheid voor het vaststellen van bestemmingsplannen in alle gevallen bij de gemeenteraad van Amsterdam komt te liggen.

Bij besluit van de gemeenteraad (13 juli 2016) is het plangebied aangewezen tot grootstedelijk project. Bij dit besluit is besloten dat de bevoegdheden op grond van de Wet ruimtelijke ordening bij de Centrale Stad blijven.

1.3 Crisis- en herstelwet     

De Crisis- en herstelwet beoogt een versnelling in de ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke projecten te bewerkstelligen, teneinde bij te dragen aan de bestrijding van de economische crisis.

Hiertoe zijn tijdelijke wijzigingen in de ruimtelijke procedures (bijvoorbeeld het bestemmingsplan) van toepassing verklaard op verschillende soorten projecten. Zo zijn bijvoorbeeld de behandelingstermijnen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verkort. De projecten waarvoor dit geldt zijn opgenomen in bijlage I en II van de Crisis- en herstelwet.

Uit bijlage II blijkt dat de Crisis- en Herstelwet van toepassing is voor projecten die voorzien in de bouw van meer dan 11 woningen. Dit bestemmingsplan voorziet daarin zodat de Crisis- en herstelwet dan ook van toepassing is.

1.4 Leeswijzer     

Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.

De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 19 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven.

Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plankader. Er wordt onder andere ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, beschrijving van het plangebied als ook de beschrijving van de bestaande functies. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid afkomstig van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het ruimtelijk kader, het te realiseren programma en de stedenbouwkundige kaders. In de hoofdstukken 5 tot en met 17 worden diverse omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 18 wordt uitgelegd op welke wijze dit is vertaald in juridische zin. In hoofdstuk 19 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en tot slot behandelt hoofdstuk 19.2 de maatschappelijke uitvoerbaarheid (het overleg ex artikel 3.1.1 Bro). Tot slot zijn de relevante rapporten als bijlage bij de toelichting en de regels gevoegd.

Hoofdstuk 2 Plankader     

2.1 Ligging en begrenzing     

Het plangebied van het bestemmingsplan 'Boven 't Y' betreft het winkelcentrum Boven 't Y in Amsterdam Noord. Op de onderstaande luchtfoto is dit weergegeven.

verplicht

Afbeelding: winkelcentrum Boven 't Y op de luchtfoto

Het plangebied van het bestemmingsplan 'Boven 't Y' volgt grotendeels de plangrenzen van het vigerende bestemmingsplan "Vernieuwing Boven 't Y" (2007). Het plangebied wordt begrensd door de IJdoornlaan in het noordoosten, de T.H. Weeversweg in het zuidoosten en het Buikslotermeerplein in het zuidwesten. In het noordwesten loopt de plangrens door het midden van de watergang bij het Stadsdeelkantoor. De begrenzing van het plangebied is aangegeven op de onderstaande afbeelding.

verplicht

Afbeelding: plangrens bestemmingsplan Boven 't Y. 

2.2 Doelstelling     

Gelet op de huidige wet- en regelgeving is het noodzakelijk een bestemmingsplan in procedure te brengen dat voorziet in een goede eigentijdse planologische en juridische regeling voor het gebied. Dit bestemmingsplan beoogt hierin te voorzien.

Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is het overnemen van de bestaande planologische rechten van het vigerende bestemmingsplan (2007). Als uitzondering hierop is de nieuwe bioscoop naast het stadsdeelkantoor bestemd in overeenstemming met de (aanvraag) omgevingsvergunning. Daarnaast is het Olaf Palmeplein bestemd conform het voorheen vigerende bestemmingsplan Buikslotermeer, vanwege de uitspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan uit 2007, waar de bestemming "Wonen-3" ter plaatse van het Olaf Palmeplein is vernietigd.

2.3 Geldend planologisch kader     

Bestemmingsplan "Vernieuwing Boven 't Y"

Ter plaatse vigeert het bestemmingsplan "Vernieuwing Boven 't Y". Het bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 4 april 2007 (besluitnummer 61/132B). Tegen het vastgestelde bestemmingsplan is beroep aangetekend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 november 2008 uitspraak gedaan (zaaknummer 200707835/1) waarbij alsnog goedkeuring onthouden is aan de gronden met de bestemming "Wonen-3". Voor deze gronden blijft het daarvoor geldende bestemmingsplan van kracht Met de uitspraak van de Raad van State is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.

verplicht

Afbeelding: plankaart bestemmingsplan Vernieuwing Boven 't Y (2007)

In het bestemmingsplan Vernieuwing Boven 't Y is ruimtelijk en programmatisch een uitbreiding van het bestaande winkelcentrum mogelijk gemaakt met als doel dit centrum uit te laten groeien tot stadsdeelcentrum van de 21e eeuw en meer variatie aan te brengen in het winkelaanbod, passend bij een 'binnenstedelijk' winkelcentrum met een regionale functie. Daarnaast biedt het plan ruimte voor wonen, kantoren, recreatie, cultuur en ontspanning (bioscoop).

Het bestaande winkelcentrum Boven 't Y is conform de bestaande bebouwingscontouren vastgelegd. De hoogte van de gebouwen is conform de bestaande situatie vastgelegd. Voor de te ontwikkelen delen is de bouwhoogte vastgelegd die is bepaald in het Stedenbouwkundig Plan (2003).

In de beschrijving in hoofdlijnen is voor de te ontwikkelen delen een maximum programma winkels, horeca en andere voorzieningen vastgelegd per bestemming. Op basis van het vigerende bestemmingsplan is in het bestaande winkelcentrum een breed palet aan stedelijke functies mogelijk binnen het winkelcentrum zoals detailhandel, consumentverzorgende dienstverlening, kantoren, maatschappelijke dienstverlening, horeca en (gebouwde) parkeervoorzieningen.

Bestemmingsplan Buikslotermeer

Het bestemmingsplan Buikslotermeer is vastgesteld op 25 maart 1998 en goedgekeurd op 17 november 1998. Het plan is op 12 februari 1999 onherroepelijk geworden. Het bestemmingsplan Buikslotermeer is nog van kracht voor delen van het Olaf Palmeplein, aangezien de Raad van State de bestemming "Wonen-3" van het bestemmingsplan "Vernieuwing Boven 't Y" heeft vernietigd.

Het Olaf Palmeplein is conform het bestemmingsplan Buikslotermeer bestemd als "Verkeersareaal". De bestaande parkeervoorzieningen zijn op grond van dat bestemmingsplan toegestaan.

verplicht

Afbeelding: uitsnede plankaart bestemmingsplan Buikslotermeer (1998)

Bestemmingsplan Stationsgebied CAN 2012

Voor de locatie van de bioscoop is het bestemmingsplan "Stationsgebied CAN" van kracht. De bioscoop is daarbij bestemd als "Gemengd-1" waarbij het betreffende gedeelte van het bestemmingsvlak is voorzien van de functie-aanduiding "bioscoop". Voor de bioscoop geldt een maximum van 2500 stoelen en 12 zalen. Detailhandel, anders dan kiosken, is ter plaatse van de functieaanduiding 'bioscoop' niet toegestaan. De maximale bouwhoogte bedraagt 24 meter.

verplicht

Afbeelding: screenshot van www.ruimtelijkeplannen.nl voor de bioscoop.

2.4 Beschrijving van het plangebied     

2.4.1 Inleiding     

Boven 't Y is een van de deelgebieden van de gebiedsontwikkeling Centrum Amsterdam Noord (CAN) rondom het nieuwe eindstation Noord van de Noord/Zuidlijn. In Centrum Amsterdam Noord wordt in het deelgebied Noorderkwartier woningbouw beoogd. De woningbouw in Elzenhagen Noord is nagenoeg voltooid, voor Elzenhagen Zuid is in 2017 het stedenbouwkundig plan met een programma van wonen een voorzieningen ter inzage gelegd. Het Stationsgebied ligt rondom het nieuwe beginstation van de Noord/Zuidlijn en het regionale busstation. In dit gebied worden (naast stationsvoorzieningen) woningen en voorzieningen, zoals het ROC gerealiseerd. In het deelgebied Boven 't Y wordt het bestaande winkelcentrum in fasen uitgebreid en vernieuwd tot een winkel-, woon en uitgaansgebied.

verplicht

Afbeelding: Stand van zaken ontwikkeling CAN gebied 2016

2.4.2 Algemeen     

Het winkelcentrum Boven 't Y kent vooral ruimtelijke relaties met het gebied ten oosten van de Nieuwe Leeuwarderweg. Ten aanzien van het gebied ten westen van de Nieuwe Leeuwarderweg vormt het dijklichaam waarop deze weg gelegen is een fysieke barrière. Het winkelcentrum ligt hierdoor enigszins geïsoleerd van het gebied ten westen van de Nieuwe Leeuwarderweg. Het winkelgebied zelf is momenteel langgerekt en aaneengesloten. Hoewel er winkels en voorzieningen aan de buitenzijde zijn gelegen, is het centrum erg naar binnen gericht: bezoekersstromen concentreren zich aan de binnenzijde van het centrum, waardoor de circuitvorming (het lopen van een rondje) beperkt is.

verplicht

Afbeelding: impressie winkelcentrum Boven 't Y

De buitenzijde van het winkelgebied vormt een aaneengesloten geheel, maar wordt wel regelmatig onderbroken door entrees tot het winkelgebied of toegangen tot expeditiehoven. Veel van de entrees zijn niet duidelijk vormgegeven en/of leiden in onduidelijke richtingen. De expeditiehoven zijn daarnaast van een matige kwaliteit.

Aan de westzijde van het plangebied ligt het Waddenwegviaduct. Dit viaduct verbindt de Waddenweg met de IJdoornlaan. Het Waddenwegviaduct fungeert momenteel als een belangrijke halteplek voor bussen.

verplicht

Afbeelding: de Waddenweg

Aan weerszijden van het winkelcentrum bevinden zich twee pleinen, het plein nabij de Waddenweg en het Olof Palmeplein. Beide hebben een matige verblijfskwaliteit en worden gebruikt als parkeerplaats. Het eerste plein is tevens de locatie van de markt.

verplicht

Afbeelding: het parkeerterrein tussen de Waddenweg en het stadsdeelkantoor

Ook zijn verspreid door het centrum kleine pleintjes en andere rustpunten (met bankjes en speeltoestellen) aanwezig.

2.4.3 Geschiedenis van het plangebied     

Voorgeschiedenis

In het centrum van de naoorlogse nieuwe wijken in Amsterdam-Noord (Banne Buiksloot, Buikslotermeer en Nieuwendam Noord) werd centraal gelegen op het Buikslotermeerplein een groot winkelcentrum geprojecteerd; het huidige Boven 't Y. Het winkelcentrum moest niet alleen het hart vormen van de wijk Buikslotermeer, maar van heel Amsterdam-Noord en het kreeg zelfs een regionale functie toebedeeld. Naast de winkels voor de dagelijkse levensbehoeften, was er nadrukkelijk ruimte voor warenhuizen. Het winkelcentrum was één van de vier regionale winkelcentra, die als een krans om het grootste “winkelcentrum” – de Amsterdamse binnenstad – kwam te liggen. In 1967 was de start van de bouw van het winkelcentrum Boven 't Y, de opening van de eerste fase vond plaats in september 1970. De winkels en gebouwen kregen een plek aan (gelijkvloerse) voetgangersstraten en kleine, intieme pleinen.

Begin jaren negentig - op dat moment telde het winkelcentrum meer dan honderd winkels en 7 warenhuizen – werd besloten tot een opknapbeurt. Bij de renovatie is een deel van de promenades overdekt (“restyling”), en nieuwbouw zoals horecacomplex De Branding en appartementencomplex Het Warder Schip toegevoegd om het plein verlevendigen.

Voor het Buikslotermeerplein en omgeving zijn al geruime tijd plannen in ontwikkeling. In 2004 is voor het Centrumgebied Amsterdam Noord (CAN) een projectbesluit vastgesteld door de stadsdeelraad Noord en bekrachtigd door de gemeenteraad. Onderdeel van dit besluit is een uitbreiding van het winkelcentrum Boven 't Y met circa 3400 woningen (verdeeld over Elzenhagen, het stationsgebied en het Buikslotermeerplein) en grootstedelijke voorzieningen (bioscoop en mega-/sportdome). Voor het CAN-gebied is een Milieueffectrapport opgesteld. Op 21 juli 2005 heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage (Cmer) een positief toetsingsadvies over het SMB/MER CAN gegeven.

Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan 'Vernieuwing Boven 't Y' is door de gemeenteraad van Amsterdam op 4 april 2007 vastgesteld. In dit plan is ruimtelijk en programmatisch een uitbreiding van het bestaande winkelcentrum mogelijk met als doel dit centrum uit te laten groeien tot stadsdeelcentrum van de 21e eeuw en meer variatie aan te brengen in het winkelaanbod, passend bij een 'binnenstedelijk' winkelcentrum met een regionale functie. Daarnaast biedt het plan ruimte voor wonen, kantoren, recreatie, cultuur en ontspanning (bioscoop).

Ontwikkeling tot 2014

De beoogde uitbreiding van het winkelcentrum zou door ING worden ontwikkeld. Uiteindelijk is hiervan in 2008 een deel gerealiseerd op de locatie van het voormalige stadsdeelkantoor, bestaande uit detailhandel (waaronder de Mediamarkt), enkele tientallen woningen en een bovengrondse parkeergarage ('de Opgang'). De grote uitbreiding die aan de westzijde is voorzien, tussen het bestaande winkelcentrum en het nieuwe stadsdeelkantoor, is door diverse oorzaken niet van de grond gekomen. Aansluitend zijn in overleg met Syntrus-Achmea, Prowinko en Kroonenberg alternatieve ontwikkelingsmogelijkheden onderzocht, doch ook deze hebben niet tot realisatie geleid. Uitzondering is de bioscoop, waarvoor de eerste aanzet al is gegeven door ING. In 2017 is hiervoor de omgevingsvergunning verleend aan Euroscoop.

2.4.4 Stand van zaken 2017     

Integrale herontwikkeling

In het najaar van 2016 is het studiecontract met PKG voor een integrale ontwikkeling van het winkelcentrum beëindigd. Dat houdt in dat de herontwikkeling van het winkelgebied voor onbepaalde tijd is uitgesteld. De gemeente Amsterdam is in gesprek met de vastgoedeigenaren, winkeliers en bewoners over de planontwikkeling van het Buikslotermeerplein. Dit proces loopt en kan niet worden meegenomen in deze (wettelijke) actualisatie van het bestemmingsplan. Om die reden vormt het vigerende bestemmingsplan Vernieuwing Boven 't Y uit 2007 het uitgangspunt voor de actualisatie. Als na vaststelling toekomstige ontwikkelingen of plannen niet passen binnen het bestemmingsplan zal daarvoor op een later tijdstip een separate planologische procedure moeten worden doorlopen.

Tijdelijke maatregelen

Door de stagnatie in de ontwikkeling wordt het gehele gebied gekenmerkt door achterstallig onderhoud en bouwkundige problemen. Het winkelcentrum is mede door de crisis, maar ook door nieuwe centra in de Banne, het Waterlandplein, het Mosveld en Zaanstad verouderd en niet meer onderscheidend. Alle gronden in het gebied zijn volledig in eigendom bij gemeente Amsterdam of uitgegeven in erfpacht. Het eigendom in het winkelcentrum is versnipperd (ca. 60 eigenaren). De openbare ruimte in het winkelcentrum is in erfpacht uitgegeven en wordt beheerd door de vereniging van eigenaren.

Sinds 2015 worden er vanuit het stadsdeel en de projectorganisatie tijdelijke maatregelen uitgevoerd om de leefbaarheid en uitstraling te verbeteren. Zo is er extra onderhoud door het stadsdeel in de openbare ruimte gedaan in overleg met de winkeliersvereniging. Tevens zijn er tijdens een ideeënfestival en in diverse 'diner pensants' met 20 partners ideeën opgehaald om tijdelijke invulling te geven aan het gebied tussen de toekomstige metrohalte en het winkelcentrum met een activiteitenprogramma en verbetering van de openbare ruimte. Bottum up is met inmiddels 30 partners invulling gegeven aan een voorstel dat nu wordt uitgerold in kleine stapjes in het gebied. Voordeel is dat in de periode van vele bouwactiviteiten er ook aandacht is om het met elkaar leefbaar te houden en dat vergroot het maatschappelijk draagvlak voor het gebied en is een steuntje in de rug voor Winkelcentrum Boven 't Y.

Bioscoop

In 2017 heeft Euroscoop de aanvraag omgevingsvergunning verkregen voor de bouw van een bioscoop met 2.500 zitplaatsen in de noordwesthoek van het plangebied. De bouw staat gepland voor begin 2018.

Voormalig V&D pand

Voor de voormalige V&D heeft de nieuwe eigenaar. Er is in 2017 een omgevingsvergunning verleend voor een inpandige verbouwing waarbij ondermeer een supermarkt en een sportschool worden gerealiseerd. Aangrenzend aan het plangebied opent in 2018 het eindstation van de Noord-Zuidlijn en bijbehorend busstation, waarmee de haltes op het Waddenwegviaduct vervallen. Daarnaast wordt aan de andere zijde van de Nieuwe Leeuwarderweg de Elzenhagensingel aangelegd. Aansluitend zal het Waddenwegviaduct en de aangrenzende bowling worden gesloopt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader     

3.1 Rijksbeleid     

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)     

Op 14 juni 2011 heeft het kabinet het ontwerp van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aan de Tweede Kamer gestuurd met daarbij een ontwerp Algemene maatregel van bestuur (Amvb) Ruimte (het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: Barro). De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden.

In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam. Op 1 oktober 2012 is het Barro gewijzigd en treden delen van het Barro in werking die al waren vastgesteld, maar die voor hun inwerkingtreding wachtten op deze wetswijziging. Met deze aanpassingen in de regelgeving is de wettelijke borging van het beleid in de SVIR nagenoeg voltooid. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, electriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Het plangebied Boven't Y betreft een binnenstedelijke locatie waarbij de in het Barro aangegeven Rijksbelangen niet in het geding zijn.

3.2 Erfgoedwet     

Naar aanleiding van de Modernisering van de Monumentenwet (sinds 1 juli 2016 de "Erfgoedwet") en de wijziging van arikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij het maken van bestemmingsplannen een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Voor het plangebied Boven 't Y is een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd, zie Hoofdstuk 10.

3.3 Provinciaal beleid     

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040     

Op 21 juni 2010 heeft provinciale staten de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. Op 3 november 2010 is de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 in werking getreden. In de Structuurvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en aangegeven hoe zij deze visie denkt te realiseren.

Uitgangspunt is dat Noord-Holland aantrekkelijk moet blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De provincie kiest daarbij voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen en houdt het landelijk gebied open en dichtbij. Verder worden de waterkeringen versterkt en calamiteitenbergingen aangelegd om wateroverlast te voorkomen. Door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord- Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken.

Eén van de doelstellingen is het duurzaam en efficiënt gebruiken van de beschikbare ruimte. Uitgangspunt voor het winkelcentrum is het waar mogelijk verdichten van binnenstedelijke ruimte zodat de beschikbare binnenstedelijke ruimte zo optimaal mogelijk wordt benut. Dit past binnen de hoofddoelstellingen van het Rijksbeleid.

3.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland     

Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar gemeenten toe, heeft de provincie de beschikking gekregen over de zogenaamde provinciale verordening. De Verordening bevat algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Wel zal hierin duidelijk het provinciaal belang naar voren moeten komen. Het uitgangspunt daarbij is dat de bevoegdheden ter doorwerking van het ruimtelijk beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet en het provinciale beleid daarbij zoveel mogelijk eenduidig wordt geregeld.

Tegelijkertijd met de structuurvisie is de Provinciale Ruimtelijke Verordening in werking getreden (november 2010) en daarna meermalen herzien of geactualiseerd. Voor dit bestemmingsplan is de verordening van belang zoals deze in werking is getreden per 1 maart 2017.

Bestaand Stedelijk Gebied (BSG)

Het hele plangebied van het onderhavige bestemmingsplan ligt in het 'Bestaand Stedelijk Gebied' (BSG) zoals benoemd in de verordening. De herontwikkeling tot een gemengd stedelijk gebied past binnen de kaders van de provinciale ruimtelijke verordening.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Een bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. De voor dit bestemmingsplan relevante afspraken zijn paragraaf 3.3 toegelicht. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Bedrijventerreinen en kantoorlocaties

In de verordening zijn beperkende regels gesteld ten aanzien van nieuwe bedrijventerreinen en kantoorlocaties binnen het 'Bestaand Stedelijk Gebied' (BSG). Een bestemmingsplan binnen bestaand stedelijk gebied kan voorzien in een nieuw bedrijventerrein en kantoorlocatie of een uitbreiding van een bestaand terrein voor zover deze in overeenstemming zijn met de geldende provinciale planningsopgave. Onder een bedrijventerrein of een kantoorlocatie wordt verstaan: een terrein van minimaal 1 ha bruto dat vanwege zijn bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik ten behoeve van bedrijven, kantoorgebouwen en openbare gebouwen. Er is in geval van Boven 't Y geen sprake van een nieuw bedrijventerrein of kantoorlocatie, noch van een uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein of kantoorlocatie. Toetsing aan de geldende provinciale planningsopgave is niet aan de orde. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Grootschalige en perifere detailhandel

In de verordening zijn beperkende regels gesteld ten aanzien van grootschalige en perifere detailhandel op bedrijventerreinen en kantoorlocaties binnen het 'Bestaand Stedelijk Gebied' (BSG). Het bestemmingsplan staat geen realisatie van nieuwe grootschalige en perifere detailhandel toe, zodat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Detailhandel

Een bestemmingsplan buiten een kantoorlocatie kan voorzien in nieuwe detailhandel, of omzetting van volumineuze naar niet-volumineuze detailhandel, met een totaal winkelvloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 mits dit aantoonbaar niet leidt tot ernstige verstoring of duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur en de regionale adviescommissie hierover een advies heeft uitgebracht. De nieuwe detailhandel moet in overeenstemming zijn met het detailhandelsprogramma dat is opgenomen in de regionale detailhandelsvisie, voor zover het bestemmingsplan vanaf 1 januari 2016 ter inzage is gelegd. Winkelcentrum Boven 't Y is conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening onderdeel van het "bestaand bebouwd gebied" en in het regionale detailhandelsbeleid al aangeduid als "bestaand winkelcentrum", zie paragraaf 3.4.2.1. Op basis van het geldende bestemmingsplan was reeds een uitbreiding met 30.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak, omgerekend 33.000 m2 bruto vloeroppervlakte detailhandel toegestaan. In het voorliggende bestemmingsplan is uitgegaan van een zelfde metrage. Dit past binnen de kaders van de provinciale ruimtelijke verordening.

3.4 Regionaal beleid     

3.4.1 Metropoolregio Amsterdam     

De Metropoolregio Amsterdam is het informele samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noordvleugel van de Randstad. Belangrijk kenmerk van de metropoolsamenwerking vormt het feit dat dit gebeurt op vrijwillige basis. De democratische legitimatie van besluiten vindt plaats in de Staten en Raden van de aangesloten gemeenten en provincies. Het versterken van de concurrentiepositie, nationaal en internationaal, vormt de rode draad binnen de metropoolsamenwerking. Om in de Europese top mee te kunnen blijven spelen, is de gezamenlijke ambitie gericht op het creëren van een hoogwaardig, veilig en duurzaam leef- en woonmilieu voor bedrijven, bewoners en bezoekers, nu en straks. Door in te zetten op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden die omringd worden door recreatief groen moet het vestigingsklimaat aantrekkelijk blijven. Rond de beleidsvelden verkeer en vervoer, economie, verstedelijking, landschap en duurzaamheid zijn drie regionale bestuurlijke overlegorganen geformeerd. De samenwerking in metropoolverband levert de regio bovendien structureel meer kracht en zeggenschap op richting het Rijk.

Plabeka

Het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) is in 2005 opgericht. In dit regionale samenwerkingsverband stemmen de provincies Noord-Holland en Flevoland samen met de Stadsregio en de gemeenten vraag en aanbod van bedrijfslocaties zo goed mogelijk op elkaar af. Er vindt regionale afstemming plaats over de kwantiteit en kwaliteit van werklocaties. Het doel van Plabeka luidt als volgt: Het creëren van voldoende ruimte en kwaliteit van werklocaties (kantoren, bedrijventerreinen, zeehaventerreinen) voor een evenwichtige economische ontwikkeling om daarmee een bijdrage te leveren aan de versterking van de (internationale) concurrentiepositie van de Metropoolregio en het verbeteren van het regionale vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven.

Uitvoeringsstrategie 2010-2040

Het regionale werklocatiebeleid is vastgelegd in de Uitvoeringstrategie Plabeka 2010-2040 'Snoeien om te kunnen bloeien'. Dit document is door de betrokken bestuurders uit de Metropoolregio Amsterdam (MRA) op 23 juni 2011 vastgesteld. Ondanks de ingrepen, zoals afgesproken in de eerste Uitvoeringsstrategie 2007-2030, bleek uit de monitor dat er op de kantorenmarkt in de MRA nog steeds geen evenwichtige balans tussen vraag en aanbod gerealiseerd was. De leegstand bleef onverminderd hoog en de vraag naar kantoorruimte bleef achter bij de prognoses. Ook de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen bleek lager dan voorzien. Hierdoor is besloten de Uitvoeringsstrategie de actualiseren.

Overschotten aan de aanbodzijde leidden in 2007 reeds tot het schrappen en faseren van 3,5 miljoen m² aan niet op de vraag afgestemde kantoorplannen. Door transformatie vond onttrekking van 0,5 miljoen m² kantoorgebouwen van de kantorenmarkt plaats. Deze ingrepen op de kantorenmarkt waren echter niet genoeg om het tij te keren. In de Uitvoeringsstrategie 2010-2040 zijn opnieuw afspraken gemaakt om in het planaanbod van kantoren en bedrijventerreinen te schrappen en worden verouderde bedrijventerreinen geherstructureerd en bestaande kantoren herontwikkeld tot duurzame kantoorconcepten of voor andere functies. Het resultaat van deze Uitvoeringsstrategie is dat in de MRA in totaal voor 1,9 miljoen m² planaanbod kantoren en 514 hectare planaanbod bedrijventerreinen worden geschrapt of uitgefaseerd tot na 2040. Zie in dat verband paragraaf 3.5.4.

3.4.2 Stadsregio Amsterdam     

De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van zestien gemeenten. De stadsregio werkt onder meer aan verbetering van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling en heeft in dat kader een aantal beleidsnota's opgesteld.

3.4.2.1 Regionaal detailhandelsbeleid Stadsregio Amsterdam 2016 – 2020     

De regioraad van de Stadsregio Amsterdam heeft op 15 maart 2016 het Regionaal detailhandelsbeleid Stadsregio Amsterdam 2016 – 2020 vastgesteld. De vernieuwing is een actualisatie van het eerdere beleid uit 2011 en is op 1 april 2016 in werking getreden. Er wordt opgeroepen tot meer regionale afstemming van de winkelstructuur, zodat de fijnmazigheid van die structuur behouden blijft en iedereen op aanvaardbare afstand zijn boodschappen kan blijven doen. Centrale doelstelling in het regionale detailhandelsbeleid is het vasthouden aan het op aanvaardbare afstand hebben van winkels in dagelijkse artikelen (levensmiddelen en persoonlijke verzorging). Daarnaast staat behoud en versterking van kansrijke winkelgebieden centraal. Het Buikslotermeerplein (Boven 't Y) is onderdeel van de bestaande winkelstructuur, één en ander conform de kaart in het regionale detailhandelsbeleid. Het toevoegen van winkels en winkelondersteunende stedelijke functies in en direct aangrenzend aan het bestaande winkelcentrum Boven 't Y past binnen de kaders van het regionale beleid.

3.4.2.2 Regionale woonvisie     

De Regionale Woonvisie (december 2004) is het beleidskader op het gebied van volkshuisvesting voor de zestien gemeenten in de Stadsregio Amsterdam voor de komende tien jaar. Het geeft richting aan de programmering en prioriteiten op het gebied van wonen. Centraal staat in de Woonvisie de opgave tot het bouwen van voldoende woningen en dus het op gang brengen van de nieuwbouw en de herstructurering. Dit plan beoogt mede uitvoer te geven aan de woningbouwopdracht van Amsterdam.

3.5 Gemeentelijk beleid     

3.5.1 Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam'     

In de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam' (17 februari 2011) is het ruimtelijk beleid van de gemeente verwoord. De centrale ambitie van de Structuurvisie is dat Amsterdam zich verder ontwikkelt als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool. Intensivering van het grondgebruik in de stad biedt aan tal van mensen woon- en werkruimte. Het betekent extra draagvlak voor voorzieningen, extra investeringen in de openbare ruimte en in recreatief gebruik van water en groen en efficiënter omgaan met energie en vervoer, zodat buiten de stad minder landschap hoeft te worden aangetast.

Intensivering van het grondgebruik in de stad biedt tal van mensen woon- en werkruimte. Het betekent extra draagvlak voor voorzieningen, extra investeringen in de openbare ruimte en waterberging en er hoeft minder landschap te worden aangetast. Het betekent ook: de woningvoorraad laten groeien met 70.000 woningen tot 2040 en bijbehorende voorzieningen realiseren.

verplicht

Voor Winkelcentrum Boven 't Y wordt in overeenstemming met de Structuurvisie gewerkt aan een kwaliteitsimpuls van het winkelcentrum. Een onderdeel daarvan is het toevoegen van woningen en stedelijke voorzieningen. Het bestemmingsplan voorziet (net als het voorgaande bestemmingsplan) in een verdere verdichting op een deel van de beschikbare onbebouwde ruimte in en rond het winkelcentrum waar woningen en stedelijke voorzieningen worden gerealiseerd. Dit past binnen de beleidskaders van de Structuurvisie.

3.5.2 Koers 2025     

Op 14 september 2016 is de "Koers 2025" vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. De gemeente wil de druk op de woningmarkt verlichten en maakt daarom tot 2025 de bouw mogelijk van 50.000 woningen binnen de stadsgrenzen. De huidige voorraad aan woningbouwplannen is onvoldoende om hierin te voorzien. Nieuwe woningen worden gerealiseerd in nieuwbouwprojecten, maar ook door transformatie van leegstaand en leegkomend vastgoed. De plannen bieden ook ruimte aan voorzieningen en bedrijven. Op welke plekken dit kan gebeuren staat in Koers 2025, een integrale en stadsbrede inventarisatie van woningbouwlocaties.

De realisatie van woningen in het CAN gebied binnen de grenzen van dit bestemmingsplan is in de Koers 2025 aangeduid als "lopend project". Het realiseren van maximaal 600 woningen in het plangebied past binnen de gemeentelijke beleidskaders om op binnenstedelijke gebieden woningen toe te voegen.

3.5.3 Nota Locatiebeleid Amsterdam     

Het locatiebeleid is in 2008 vastgesteld als aanvullend toetsingskader op het structuurplan 'Kiezen voor stedelijkheid (2003)'. Bij de vaststelling van de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam' komt het structuurplan uit 2003 te vervallen. De daarbij behorende aanvullende toetsingskaders zijn, al dan niet na (gedeeltelijke) herziening en actualisering, in de Structuurvisie geïntegreerd. Eén daarvan betreft de nota 'Locatiebeleid Amsterdam' (2008).

In het locatiebeleid staat de toepassing van het principe 'de juiste functie op de juiste plek' centraal. Daarnaast legt het locatiebeleid parkeernormen voor kantoren en bedrijven vast. Het autogebruik wordt, ten gunste van een betere doorstroming voor het zakelijke en noodzakelijke verkeer, teruggedrongen. Tevens wordt het gebruik van het openbaar vervoer gestimuleerd. Het doel van de juiste functie op de juiste plek is het optimaal benutten van de schaarse ruimte en het garanderen van een goede bereikbaarheid. Hierdoor wordt het niet-noodzakelijke autoverkeer beperkt.

Met functie worden hier functies in de brede zin bedoeld, bijvoorbeeld kantoren, bedrijven, voorzieningen, winkels, hotels, onderwijsinstellingen, leisure. Met de juiste plek wordt bedoeld de locatie die geschikt is volgens de Structuurvisie 2040 en overige relevante beleidsnota's. De parkeernorm voor bedrijven en kantoren worden in bestemmingsplannen voor A- en B-locaties vertaald in de 'regels'. In voorliggende bestemmingsplan is dit gedaan door in de planregels aan te geven dat de parkeernormen uit het gemeentelijk beleid aangehouden moeten worden. Zie in dat kader Hoofdstuk 6.

3.5.4 Kantorenstrategie Amsterdam     

Kantorenstrategie 2011

De kantorenstrategie Amsterdam (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 juli 2011) geeft richting aan de rol van de gemeente op de kantorenmarkt om de leegstand terug te brengen tot een acceptabel niveau en de toenemende verversing en de geringe uitbreiding van de kantorenvoorraad vorm te geven. De gemeente wil hiermee bijdragen aan het herstellen van het evenwicht op de kantorenmarkt op termijn. De kantorenstrategie richt zich niet alleen op de planvoorraad, maar vooral ook op de bestaande voorraad. Op stedelijk en projectniveau worden maatregelen en kaders benoemd die bijdragen aan:

  • het stimuleren en faciliteren van herontwikkeling om de kwaliteit van de bruikbare kantorenvoorraad op peil te houden,
  • het stimuleren en faciliteren van transformatie en sloop van in onbruik geraakte kantoren om de omvang van de bestaande kantorenvoorraad te verkleinen en
  • de reductie en temporisering van de planvoorraad voor nieuwbouw in overeenstemming met de lagere toekomstige ruimtebehoefte.

Per saldo zal hierdoor de totale kantorenvoorraad in omvang af dienen te nemen en er weer zicht komen op een 'normaal' leegstandspercentage. Het doel is een continue toekomstbestendige kantorenvoorraad die voldoende ruimte biedt aan de uiteenlopende vraag van huidige en potentiële kantoorondernemingen. In deze kantorenstrategie worden verschillende maatregelen beschreven om het evenwicht tussen vraag en aanbod voor de kantorenmarkt te herstellen en de overmaat aan leegstand op te lossen.

Voor het CAN gebied, waar winkelcentrum Boven 't Y onderdeel van is, is uitgegaan van een planreductie van 52.000 m2 zodat van de oorspronkelijke planvoorraad (62.000 m2) nog 10.000 m2 bvo kantoren resteert. De te schrappen kantoormeters worden geëffectueerd in het aangrenzende stationsgebied. Het vigerende bestemmingsplan voor het winkelcentrum staat een uitbreiding met 4.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte, omgerekend 4.450 m2 BVO nieuwe (toe te voegen) kantoren toe, dit aantal vierkante meters blijft ook in dit bestemmingsplan behouden. Voor de bestemmingen waar nieuwe bebouwing wordt toegestaan is een maximum in de planregels bepaald.

Kantorenstrategie 2017

Op 29 november 2017 heeft de gemeenteraad ingestemd met de kantorenstrategie 2017, getiteld "Het juiste kantoor op de juiste plek". Deze Kantorenstrategie is een actualisering van de Kantorenstrategie 2011. Een actualisering is nodig omdat de dynamiek sinds 2015 een andere is dan die in 2011. Voor het CAN gebied, waar winkelcentrum Boven 't Y onderdeel van is, is net als in de Kantorenstrategie uit 2011 uitgegaan van een planreductie van 52.000 m2 zodat van de oorspronkelijke planvoorraad (62.000 m2) nog 10.000 m2 bvo kantoren resteert. Het nieuwe beleid leidt dus niet tot een andere conclusie dan in de bovenstaande tekst is getrokken.

3.5.5 Detailhandelsbeleid     

Amsterdam Winkelstad: Een kwaliteit aan winkelgebieden 2011-2015

Op 23 mei 2012 heeft de gemeenteraad van Amsterdam de ruimtelijke detailhandelsbeleidsnota "Amsterdam Winkelstad: Een kwaliteit aan winkelgebieden 2011-2015" vastgesteld. Inmiddels wordt door de gemeente gewerkt aan nieuw detailhandelsbeleid.

De eerste hoofddoelstelling is het koesteren en verder versterken van het gevarieerde winkelmilieu van Amsterdam. Winkelinitiatieven worden bij voorkeur gefaciliteerd in of aansluitend op de bestaande winkelgebieden zoals winkelcentrum Boven 't Y. Hierdoor wordt de aantrekkingskracht op (nieuwe) bewoners en zakelijke en toeristische bezoekers vergroot. Tweede hoofddoelstelling is het versterken en borgen van de fijnmazige structuur van winkelgebieden met aanbod in dagelijkse artikelen. Zo blijven deze winkelgebieden op aanvaardbare afstand toegankelijk voor bewoners.

Het nieuwe detailhandelsbeleid maakt onderdeel uit van de Structuurvisie Amsterdam 2040 Economische Sterk en Duurzaam (17 februari 2011) en het Amsterdams Ondernemers Programma 2015-2018 (AOP). De laatste is op 17 december 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het relatief goed gaat met de Amsterdamse detailhandel. De leegstand is gering in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Wel was er in 2014 sprake van een lichte groei van de leegstand. Een andere indicatie van de toestand van de Amsterdamse winkelgebieden is de ontwikkeling van de huurprijzen. In 2014 was in de meeste winkelgebieden sprake van een stabilisatie van de huurprijzen; in een aantal gevallen van een daling of stijging. De toenemende leegstand en de dalende huurprijzen in sommige winkelgebieden zijn niet alarmerend, maar het is verstandig om de vinger aan de pols te houden. Het lijkt erop dat de economische crisis op zijn eind loopt, dat is goed nieuws voor de detailhandel. Anderzijds neemt het internetwinkelen toe en dit zou in de toekomst kunnen leiden tot grotere leegstand.

Concept detailhandelsbeleid 2018-2022

Amsterdam gaat de komende jaren flink groeien, transformeren en verdichten. In Koers 2025: Ruimte voor de stad zijn locaties voor woningbouw in kaart gebracht. Actueel beleid voor detailhandel is nodig voor het maken of updaten van bestemmingsplannen. Amsterdam wil een aantrekkelijke stad zijn voor zowel bewoners als bezoekers en heeft twee hoofddoelstellingen voor de detailhandel.

  1. Doel 1: boodschappen dichtbij voor bewoners. Met dit beleid wil Amsterdam in de eerste plaats dat bewoners op redelijke afstand van de woning (750 meter loopafstand) dagelijkse boodschappen kunnen doen.
  2. Doel 2: meerdere aantrekkelijke winkelgebieden, ook buiten de binnenstad. Amsterdam heeft als ambitie om meerdere aantrekkelijke winkelgebieden te hebben, ook buiten de binnenstad. Het betreft hier het echte 'winkelen' voor producten die je niet elke dag koopt.

Amsterdam is in het beleid onderverdeeld in drie zones: de kernzone, centrumzone en stadszone. Ze verschillen in het al aanwezige winkelaanbod, de stedenbouwkundige structuur en het verzorgingsgebied. Boven 't Y ligt in de stadszone. De stadszone is een gebied met veel gezichten: hier doemen de grootste problemen op met leegstand en verloedering. Tegelijkertijd staat het dynamische gebied aan een vooravond van grootse ontwikkelingen met nieuwe woongebieden en verbeterde verbindingen. Het is zaak zowel voor de problemen als kansen ogen te hebben Voor het aanbod van dagelijkse boodschappen kiezen we ervoor de structuur van kansrijke wijkcentra, de wat grotere winkelgebieden, te versterken.

De stadsdeelcentra Osdorpplein, Boven 't Y en Amsterdamse Poort moeten toekomstbestendiger worden gemaakt. De gemeente blijft met pandeigenaren, ondernemers en andere betrokkenen in gesprek om deze stadsdeelcentra zichtbaar een nieuw elan te geven. De vernieuwing van Winkelcentrum Boven 't Y past in dit kader.

3.5.6 Hotelbeleid     

De gemeenteraad van Amsterdam heeft op 13 juli 2016 de "herziening van het Amsterdamse deel van de Regionale hotelstrategie 2016-2022: van hotelbeleid naar overnachtingsbeleid" vastgesteld (gemeenteblad afdeling 1, nr. 868).

Amsterdam gaat van een hotelbeleid naar een overnachtingsbeleid. Vraag en aanbod van alle overnachtingsvormen in de Amsterdamse regio worden hierbij als één geheel gezien, waarbij er zeer

beperkt ruimte blijft voor nieuwe hotelinitiatieven, ook in het centrum. Voor de overige overnachtingsvormen wordt het aanbod verder gereguleerd. Vanwege het verband tussen de verschillende overnachtingsvormen blijft Amsterdam zeer beperkt ruimte bieden aan hotelontwikkeling. De toetsing wordt nog strenger. Medewerking wordt alleen gegeven als hotelinitiatieven écht iets toevoegen aan de markt en aan de omgeving. Concepten worden getoetst op kwaliteit, innovatief karakter, duurzaamheid en verbinding met de buurt. Daartoe wordt de hotelladder verscherpt en objectiever gemaakt. De gemeente zet in op concepten die op innovatieve manier nieuwe verbindingen maken, die innovaties doorvoeren in doelgroepen of in ontwerp of programma. Daarnaast zet de gemeente in op hotelontwikkelingen die een bijzondere bijdrage leveren aan het vestigingsklimaat van (internationale) bedrijven, zoals appartementenhotels.

De in 2014 geïntroduceerde hotelladder wordt gebruikt om bij de omgevingsvergunningsaanvraag het bevoegd bestuur te adviseren over de aansluiting van de plannen bij de regionale hotelstrategie. Er worden onderdelen aan de hotelladder toegevoegd die de sturing op kwaliteit zullen verbeteren en de beoordeling strenger maken. Hierbij zal het “nee, tenzij” principe gaan gelden. Initiatieven worden, net als de afgelopen twee jaar, door het adviesteam hotelontwikkeling beoordeeld. Toevoegingen aan de hotelladder zijn:

  1. Voorafgaand aan de behandeling van de aanvraag dient de buurt al betrokken te worden bij de

    plannen bijvoorbeeld door de organisatie van een buurtbijeenkomst. Het verslag en de mening

    van de buurt wordt meegewogen in de advisering.
  2. Een duurzaamheidstest. Er wordt een scoringstabel geïntroduceerd waarbinnen minimale

    waarden gehaald moeten worden voordat medewerking wordt toegezegd.
  3. Een beoordeling op sociaal ondernemerschap. In hoeverre dragen de plannen bij aan gemeentelijke ambities op het gebied van arbeidsmarkt, zorg, huisvesting kwetsbare groepen, kunst en cultuur.

Het gevolg van het hanteren van de nieuwe hotelladder is beleid dat recht doet aan de verschillen

tussen buurten. In de ene buurt is geen enkele ruimte meer voor een nieuw hotel, in de andere wel:

daar geldt het ‘tenzij” als aan alle voorwaarden is voldaan. Elke bestuurscommissie heeft voor de

inwerkingtreding van het nieuwe overnachtingsbeleid (1 januari 2017) nog de mogelijkheid

uitzonderingsgebieden te definiëren. In deze gebieden is voor onbepaalde tijd geen nieuwe

hotelontwikkeling mogelijk.

Voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan wordt niet uitgegaan van de realisatie van hotels. Dit past in het beleid van de gemeente om verdere hotelontwikkeling in principe niet toe te staan.

3.5.7 Horecabeleidsplan     

Het horecabeleidsplan stadsdeel Amsterdam Noord 2007-2015 "voor elk wat wils" is in 2007 vastgesteld. Het Centrum Amsterdam Noord, waar winkelcentrum Boven 't Y onderdeel van is, is in het beleid aangeduid als "horecaontwikkelingsgebied-plus". Dit is een gebied waarin winkelondersteunende horeca mogelijk is in het winkelgebied en meerdere avond- en nachtzaken mogelijk zijn aan de rand van het gebied (het leisurecentrum). Door de mogelijkheid van meerdere avond- of nachtzaken valt het gebied daarom onder de categorie horecaconcentratiegebied (vergelijkbaar met Overhoeks). Er is uitbreiding mogelijk van specifieke winkelondersteunende horecabedrijven parallel aan de verdere ontwikkeling van het winkelaanbod. In het beleid zal aandacht worden besteed aan de mogelijke hinder van avond- of nachthoreca op andere functies (o.a. wonen).

In het bestemmingsplan wordt uitgegaan van een toename van de hoeveelheid horeca in het winkelcentrum en de kavel waar de bioscoop wordt gerealiseerd. Dit past binnen de beschreven kaders van het stadsdeelbeleid.

3.5.8 Erfgoedbeleid     

Voor Amsterdam komt de wettelijke eis om de cultuurhistorische en archeologische waarden in het planproces van bestemmingsplannen te verankeren aan bod in de beleidsnota's "Ruimte voor geschiedenis" (vastgesteld 13 april 2005), "Spiegel van de stad, visie op het erfgoed van Amsterdam" (vastgesteld op 14 november 2011) en in "Erfgoed voor de stad, agenda voor het erfgoed in een groeiend Amsterdam" (vastgesteld op 5 juli 2016).

Voor het gebied "Boven 't Y" is een cultuurhistorische verkenning en een archeologisch bureau onderzoek uitgevoerd. Zie in dat kader Hoofdstuk 10.

3.5.9 De Bewegende Stad     

Met de Beweeglogica, onderdeel van het programma ‘Bewegende Stad’, kan de stad zo ingericht worden dat Amsterdammers meer gaan bewegen. De Beweeglogica geeft ‘stadsmakers’ van binnen en buiten de gemeente meer houvast om bewegen op te nemen in een ontwerp of bij de herinrichting van buurten, parken, straten en pleinen. Zowel in bestaande buurten als bij nieuwbouw. Voorbeelden hiervan zijn autoluwe buurten, bredere stoepen om te spelen, meer open zwemwater, voorzieningen voor outdoor sporters, alternatieve fietsroutes en gebouwen waarin trappen beter zichtbaar zijn. Met de herinrichting van de openbare ruimte in het Winkelcentrum wordt met deze beleidsdoelstellingen rekening gehouden.

3.5.10 Stad in Balans     

De gemeente kan en wil de groei van de stad niet tegenhouden. Maar de drukte kan wel in goede banen worden geleid. De bewoners weer op de eerste plaats zetten. Het college zet daarom in op diverse maatregelen op verschillende terreinen. Daarvan plukken we niet altijd direct de vruchten, maar de verwachting is dat de maatregelen tezamen een positieve invloed hebben op de leefbaarheid in de buurt en in de hele stad. Stad in Balans laat zien op welke manieren de stad werkt aan het grip houden op de groei. Vier lijnen staan centraal:

  1. meer kwaliteit en diversiteit van het winkel- en voorzieningenaanbod;
  2. verminderen van overlast en stellen van grenzen;
  3. spreiden van bezoekers over de stad en regio;
  4. creëren van meer ruimte op straat in drukke gebieden.

De revitalisering van het winkelcentrum draagt bij aan het verbeteren van het functioneren en de kwaliteit van het winkelcentrum.

Hoofdstuk 4 Het ruimtelijk kader     

4.1 Ruimtelijke ontwikkeling op hoofdlijnen     

De gebiedsontwikkeling van Boven 't Y in het CAN-gebied loopt al geruime tijd. Als ruimtelijk kader voor het plangebied zijn verschillende plannen en uitwerkingen opgesteld. Deze liggen ten grondslag aan het vigerende bestemmingsplan en deze actualisatie.

Op 19 mei 2004 heeft de Stadsdeelraad Noord het Projectbesluit CAN (waarvan het hieronder genoemde Stedenbouwkundig Plan onderdeel is) vastgesteld. Op 22 september 2004 heeft de gemeenteraad van Amsterdam dit besluit - enigszins aangepast - bekrachtigd. Het Projectbesluit, waarin de algemene ruimtelijke uitgangspunten voor het projectgebied zijn opgenomen, wordt uitgewerkt in zogenoemde Investeringsbesluiten.

Het Stedenbouwkundig Plan "Centrum Amsterdam Noord; Kloppend hart van Noord" (ook wel masterplan genoemd) voor het totale CAN-gebied is voor de verschillende deelgebieden en projecten uitgewerkt in meer gedetailleerde Stedenbouwkundige Uitwerkingsplannen (onderdeel van de Investeringsbesluiten). De ambitie van het Stedenbouwkundig Plan is kort samengevat: het creëren van een nieuw hoogwaardig, duurzaam en leefbaar centrum met meer variatie in winkels, voorzieningen en woonmilieus. Het plan speelt in op de komst van de Noord/Zuidlijn en bouwt daarbij sterk voort op wat eigen is in Amsterdam-Noord, als schakel tussen de stad en Waterland.

verplicht

Afbeelding: Uitsnede stedenbouwkundig plan CAN

Op 14 februari 2007 heeft de Gemeenteraad van Amsterdam het Investeringsbesluit Vernieuwing Boven ´t Y, fase 2 vastgesteld. Met dit investeringsbesluit is ook het stedenbouwkundige uitwerkingsplan vastgesteld. Dit is de nadere uitwerking van het bovengenoemde Stedenbouwkundig Plan (masterplan) op basis waarvan in april 2007 het vigerende bestemmingsplan Vernieuwing Boven 't Y is vastgesteld.

4.2 Stedenbouwkundige aspecten     

4.2.1 Huidige situatie     

Het winkelcentrum Boven 't Y kent vooral ruimtelijke relaties met het gebied ten oosten van de Nieuwe Leeuwarderweg. Ten aanzien van het gebied ten westen van de Nieuwe Leeuwarderweg vormt het dijklichaam waarop deze weg gelegen is een fysieke barrière. Het winkelcentrum ligt hierdoor enigszins geïsoleerd van het gebied ten westen van de Nieuwe Leeuwarderweg.

Het winkelgebied zelf is momenteel langgerekt en aaneengesloten. Hoewel er winkels en voorzieningen aan de buitenzijde zijn gelegen, is het centrum erg naar binnen gericht: bezoekersstromen concentreren zich aan de binnenzijde van het centrum, waardoor de circuitvorming (het lopen van een rondje) beperkt is. De buitenzijde van het winkelgebied vormt een redelijk aaneengesloten geheel en wordt regelmatig onderbroken door entrees tot het winkelgebied of toegangen tot expeditiehoven. Veel van de entrees zijn niet duidelijk vormgegeven en/of leiden in onduidelijke richtingen. De expeditiehoven zijn daarnaast van een matige kwaliteit.

Aan de westzijde van het plangebied ligt het Waddenwegviaduct. Dit viaduct verbindt de Waddenweg met de IJdoornlaan. Het Waddenwegviaduct fungeert momenteel als een belangrijke halteplek voor bussen. Aan weerszijden van het winkelcentrum bevinden zich twee pleinen, het plein nabij de Waddenweg en het Olof Palmeplein. Beide hebben een matige verblijfskwaliteit en worden gebruikt als parkeerplaats. Het eerste plein is tevens de locatie van de markt.

4.2.2 Nieuwe situatie     

Het plangebied maakt onderdeel uit van de centrumzone van Centrum Amsterdam Noord (CAN). Het CAN vormt een stedelijk gebied in Amsterdam Noord, welke de verbinding vormt tussen de oostkant en de westkant van de Nieuwe Leeuwarderweg. Na de opening van de Noord/Zuidlijn en het aangrenzende busstation in 2018 in het naastgelegen deelgebied Stationsgebied wordt de halteplek voor bussen verplaatst en zal het Waddenwegviaduct worden gesloopt. Dit viaduct is in het bestemmingsplan Vernieuwing Boven 't Y reeds wegbestemd, maar deze is, mede door vertraging bij de aanleg station Noord (Noord/Zuidlijn en busstation), nog steeds in functie. Aan de andere zijde van de Nieuwe Leeuwarderweg staat rond 2018 ingebruikname van de Elzenhagensingel gepland. Daarnaast wordt een nieuwe brug voor langzaam verkeer (voetganger én fiets) beoogd over het Noordhollandsch Kanaal die zorgt voor een betere verbinding van het centrumgebied met de Banne.

Boven 't Y wordt in een aantal fases herontwikkeld rondom het bestaande winkelcentrum. Op de onderstaande afbeelding is de fasering Vernieuwing Boven 't Y weergegeven. Fase 1 De Opgang is inmiddels gerealiseerd, de ontwikkeling van Fase 2 is de afgelopen jaren niet van de grond gekomen, maar start in 2017 met de realisatie van de bioscoop. Fase 3 (bebouwing van het parkeerterrein aan het Olaf Palmeplein) is geen onderdeel van dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is de bestaande functie (parkeerterrein) uitgangspunt.

verplicht

Afbeelding Fasering ontwikkelingen Boven 't Y

Fase 1 De Opgang

De nieuwbouw De Opgang, gelegen aan de zuidelijke rand van het huidige winkelcentrum tegenover het Plan van Gool, is in 2008 gerealiseerd en bestaat uit twee bouwlagen voor grootschalige commerciële functies met daarboven een parkeergarage. Aan de zijde van het Buikslotermeerplein zijn boven de eerste bouwlaag, vier lagen met woningen met een stedelijk karakter gerealiseerd. Dit complex vormde de eerste fase van de Vernieuwing Boven 't Y en vormt een impuls voor de oostzijde van het bestaande winkelcentrum.

verplicht

Afbeelding: De Opgang

Fase 2 Vernieuwing Boven 't Y

Fase 2 Vernieuwing Boven 't Y ligt tussen het winkelcentrum Boven 't Y en het Stadsdeelkantoor. De hoofdstructuur van deze fase wordt gevormd door twee parallel aan elkaar, van oost naar west, lopende straten en drie pleinen. Binnen de hoofdstructuur bevinden zich verschillende bouwblokken waarbinnen diverse functies mogelijk zijn. De bouwblokken verschillen in schaal en uitstraling.

verplicht

Afbeelding: Vernieuwing Boven 't Y, fase 2, ingetekend in SP 2004

In het blok langs de IJdoornlaan is de bioscoop van 2500 zitplaatsen gesitueerd. Hiervoor is in 2017 een omgevingsvergunning verleend. Aangrenzend aan de bioscoop kan bebouwing worden gerealiseerd met een meer grootschalig karakter, waarmee aangesloten wordt op het hogere wegniveau van de IJdoornlaan en de andere reeds aanwezige grote gebouwen langs de IJdoornlaan.

In de blokken tussen de noordelijke winkelstraat en de hoofdwinkelstraat en tussen de hoofdwinkelstraat en het Buikslotermeerplein overheerst een kleinere schaal. Dit geldt in het bijzonder langs het Buikslotermeerplein, waarbij de bouwmassa aansluit op het tegenoverliggende Plan van Gool. De zuidelijke straat vormt de hoofdwinkelstraat en sluit aan op de hoofdpassage van winkelcentrum Boven 't Y. De bebouwing in deze straat is kleiner van schaal en de gevels zijn relatief smal. De noordelijke straat is ook een winkelstraat, maar is breder zodat een fietsverbinding mogelijk is en is evenals de gevels en de bebouwing groter van schaal. Tussen beide straten in blijft het bestaande complex Het Warderschip voortbestaan. De woningen in het blok worden geïntegreerd in de nieuwe bebouwing, hetzelfde geldt voor de bestaande kantoorruimte op de tweede bouwlaag en de ondergrondse parkeergarage. De eerste bouwlaag van Het Warderschip zal echter een andere functie krijgen.

Aan de Westzijde en tussen de bouwblokken ontstaan drie pleinen. Het (uitgaans)plein langs het water bij het Stadsdeelkantoor, is door de aangrenzende culturele- en vrijetijdsvoorzieningen (o.a. de bioscoop), ook in de avonduren levendig. Het (winkel)plein dat de noordelijke winkelstraat verbindt met de zuidelijke volmaakt daarmee de winkelrouting. Het plein en de daaraan gelegen functies hebben vooral een dagfunctie. Het (zuidelijke) plein grenzend aan het Buikslotermeerplein is de entree van het winkelcentrum voor personen die vanaf het zuiden het gebied naderen.

De realisatie van de bioscoop leidt tot een aanpassing in de situering van de bestemmings- en bouwvlakken rondom de bioscoop. Het bestemmingsvlak voor de bioscoop in bestemmingsplan Vernieuwing Boven 't Y bleek qua omvang niet toereikend te zijn, vanwege beperkingen in het stapelen van bioscoopzalen. In het aangrenzende bestemmingsplan Stationsgebied CAN 2012 is het vlak waarbinnen een bioscoop is toegestaan vervolgens verruimd, via een overbouwing van het naastgelegen fietspad en watergang, omdat verruiming aan de andere zijde werd verhinderd door contractuele verplichtingen met derden. Deze verplichtingen zijn inmiddels vervallen en in het Stationsgebied CAN 2012 wordt het bouwvlak ingevuld met andere functies. Hierdoor was het wenselijk om de bioscoop toch geheel binnen het plangebied Boven 't Y te realiseren. Door de rooilijn aan de voorzijde enige meters te verruimen kan het benodigde oppervlak toch worden gecreëerd. Dit valt samen met een beperkte verschuiving van de bestaande langzaam verkeersroute ten noorden van het winkelcentrum.

De bioscoop krijgt vanwege het vertonen van films een gesloten karakter, met hoofdzakelijk dichte gevels. Alleen aan de voorzijde is de begane grond volledig in glas uitgevoerd. Dit benadrukt de ligging van de hoofdentree. Tegelijkertijd ontstaat een verbinding tussen de entree 'binnen' met de pleinruimte 'buiten'.

verplicht

verplicht

Afbeelding: impressie bioscoop

Bouwhoogtes

De bouwhoogtes lopen binnen het plangebied sterk uiteen (zie verbeelding). Aan de noordrand (IJdoornlaan, bouwhoogte 24 meter) en zuidrand (Buikslotermeerplein, bouwhoogte 18 meter met een stedenbouwkundig accent van 30 meter) van het plangebied zijn de bouwhoogtes over het algemeen hoger dan binnenin het plangebied (tot maximaal 18 meter). Hiermee kan goed aangesloten worden op reeds bestaande bebouwing in de directe omgeving van het plangebied. De binnenste gedeeltes van de bouwblokken kennen daarnaast een lagere hoogte dan de randen van de bouwblokken. Deze binnenste delen kunnen dienst doen als tweede maaiveld met bijvoorbeeld (dak)tuinen en terrassen.

Binnen het plangebied zijn reeds enkele hoogteaccenten aanwezig. De bestaande woonflat Het Warderschip ten oosten van het huidige Waddenwegviaduct en de woonflat De Branding worden geïntegreerd in het plan. Daarnaast zijn rondom het winkelplein en in het noordelijk blok (langs de IJdoornlaan) enkele nieuwe hoogteaccenten mogelijk.

4.3 Programma     

4.3.1 Huidige situatie     

Detailhandel, horeca en voorzieningen

Het winkelcentrum Boven 't Y is het stadsdeelcentrum van Amsterdam-Noord en is gebouwd in 1967. Het winkelcentrum is voor het laatst gerenoveerd in 1996 waarbij onder meer de openbare ruimte is heringericht en een uitbreiding van het winkelcentrum heeft plaatsgevonden. Vervolgens is in 2008 de uitbreiding De Opgang gerealiseerd. Het stadsdeelcentrum heeft een regionale functie met aanbod van landelijke ketenwinkels in de niet-dagelijkse sector, maar ook de dagelijkse sector is aanwezig met o.a. 3 supermarkten. De nadruk in het winkelcentrum ligt op kleinschalige winkels. De afgelopen jaren kampt het winkelcentrum met toenemende leegstand. De leefbaarheid van het Buikslotermeerplein komt hierdoor onder druk te staan. Anderzijds is de nieuwe eigenaar van de voormalige V&D in 2017 gestart met de verbouw en uitbreiding van het pand ten behoeve van detailhandel en een sportschool.

Het winkelcentrum is goed bereikbaarheid via weg en openbaar vervoer en beschikt over ruime parkeergelegenheid. Naast detailhandel, bevindt zich in het centrum tevens een divers aanbod van horecagelegenheden. Het betreft grotendeels winkelondersteunende horeca (bijv. lunchrooms en broodjeszaken), welke verspreid door het centrum aanwezig is. Deels heeft de aanwezige horeca een avond- en nachtfunctie. Het plangebied is echter niet te typeren als een specifiek uitgaanscentrum. Het dienstenpakket in het plangebied beslaat onder meer consumentverzorgende dienstverlening (schoenenreparatie, kappers) en zakelijke dienstverlening zoals bankfilialen, een makelaar, reisbureaus en uitzendbureaus.

Kantoren en bedrijvigheid

Kantoor- en bedrijfsruimte zijn slechts in beperkte mate aanwezig in het plangebied. Dit gebruik concentreert zich voornamelijk rondom het oostelijk gelegen plein in de bestemming Gemengd-9.

verplicht

Afbeelding: het winkelcentrum

Wonen

Binnen het plangebied speelt wonen een ondergeschikte rol. Woningen komen er uitsluitend voor in de vorm van gestapelde bouw. Rondom het Olof Palmeplein zijn vooral portiekwoningen aanwezig. Hier heeft geen menging met winkels op gebouwniveau plaatsgevonden. De woningen op de begane grond hebben tuinen. Nabij het Olof Palmeplein is tevens een woontoren, de Branding, aanwezig. Op het plein ten oosten van het Waddenwegviaduct staat het appartementencomplex Het Warderschip met in de eerste en tweede bouwlaag horeca en kantoorruimte.

verplicht

Afbeelding: appartementengebouw 't Warderschip

4.3.2 Nieuwe situatie     

Er wordt een kwaliteitsimpuls beoogd van het huidige winkelcentrum, waarbij het bestaande winkelcentrum en de uitbreiding functioneren als een samenhangend geheel. Op basis van het stedenbouwkundig plan en vigerende bestemmingsplan kan het huidige winkelcentrum worden uitgebreid naar een multifunctioneel stedelijk gebied dat aansluit op de infrastructuurknoop in het Stationsgebied. Het winkelcentrum zal een mix herbergen van detailhandel, dienstverlening, voorzieningen, horeca en wonen. Ook de markt past in dit beeld en zal blijven voortbestaan.

Voor het gebied tussen het bestaande winkelcentrum en het stadsdeelkantoor wordt conform het vigerende bestemmingsplan Vernieuwing Boven 't Y uitgegaan van een uitbreiding van het winkelcentrum.

verplicht Afbeelding: Bouwblokken en bestemmingen

In de gemengde bestemmingen (oranje gemarkeerd op bovenstaande afbeelding) wordt detailhandel, consumentverzorgende – en zakelijke dienstverlening, horeca I, III en IV, kantoren en wonen mogelijk gemaakt. In de bestemming Cultuur en ontspanning (roze gemarkeerd) is een invulling met vrijetijdsvoorzieningen, maatschappelijke – en consumentverzorgende dienstverlening, horeca III en horeca IV mogelijk. In de strook aan de zuidzijde (geel gemarkeerd) is wonen mogelijk en in de plint consumentverzorgende-, zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening, ateliers en kantoor. Om een gemengde invulling en uitwisseling van functies te waarborgen is opgenomen dat de eerste bouwlaag minimaal 3,6 meter moet zijn.

Detailhandel

In het bestaande winkelcentrum blijft het huidige toegestane gebruik van detailhandel, dienstverlening, horeca en kantoren gehandhaafd in de planregeling. Toevoeging (door middel van een binnenplanse afwijking) van een derde bouwlaag op bebouwing met twee bouwlagen blijft mogelijk. De bestaande situatie wat betreft etalage-uitbouwen blijft gehandhaafd. Op de verbeelding is met de nadere aanduiding "specifieke vorm van gemengd -1" aangegeven waar het toegestaan is een etalage-uitbouw te realiseren. De regeling is bedoeld om ondernemers de mogelijkheid te bieden hun etalage te vernieuwen, maar ook om te voorkomen dat het voetgangersgebied steeds verder vol raakt.

In de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd – 6 en Gemengd – 7 worden diverse functies mogelijk gemaakt, waaronder een uitbreiding met maximaal 33.000 m2 bvo detailhandel, waarvan al een deel is gerealiseerd in De Opgang. Voor de detailhandel wordt een mix beoogd in het grootschalige segment (ongeveer 2/3e deel) en een gedeelte in het kleinschalige segment (ongeveer 1/3e deel). De detailhandel is daarbij zowel in de eerste als tweede bouwlaag toegestaan en per bestemming gemaximeerd zodat deze verspreid over het plangebied wordt gerealiseerd. Omdat het wenselijk is dat de toename van detailhandel gespreid plaatsvindt, is extra metrage in de verschillende bestemmingen toegestaan als in de andere bestemmingen een bepaald minimum oppervlakte detailhandel is gerealiseerd. Hierdoor wordt een evenwichtige verdeling van detailhandel over de bestemmingsvlakken gegarandeerd.

Horeca

Ten aanzien van horeca wordt binnen de gemeente Amsterdam onderscheid gemaakt in de volgende categorieën:

  • horeca I: Fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken functies).
  • horeca II: Nachtzaak (dancing, discotheek, sociëteit, zaalaccommodatie, nachtcafé en naar de aard daarmee te vergelijken functies).
  • horeca III: Café (café, bar en naar de aard daarmee te vergelijken functies).
  • horeca IV: Restaurant (restaurant, koffie-, en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken functies).
  • horeca V: hotel (waaronder begrepen hotel, motel, jeugdherberg en naar de aard daarmee te vergelijken functies).
  • horeca VI: extended stay

Binnen het plangebied wordt in het bijzonder horeca categorieën I, III en IV als passend gezien. Dit zijn horecacategorieën die zich goed verhouden tot en ondersteunend kunnen zijn aan de commerciële functies in het plangebied. De bestemmingen "Gemengd" en "Cultuur en ontspanning" bieden ruimte voor deze horecacategorieën. Dit betekent dat de horeca categorieën I, III en IV in een groot deel van het plangebied mogelijk zijn, met uitzondering op die gebieden waar vooral detailhandel geconcentreerd is.

Om een evenwichtig straatbeeld te verkrijgen (dus zowel horeca als winkels en dienstverlening) zijn voor de nog te realiseren bestemmingen Gemengd in de regels beperkingen gesteld aan het oppervlak dat ingevuld mag worden met horeca. Er mag totaal maximaal 3.400 m2 horeca worden gerealiseerd. Ook is een maximale vestigingsgrootte van 375 m2 opgenomen. In afwijking daarvan zijn binnen het maximale metrage drie vestigingen van 750 m2 toegestaan.

Het wordt wenselijk geacht om de horeca in de nieuwbouw te concentreren rond de nieuwe pleinen en aan de randen van de uitbreidingen. Om die reden wordt geen horeca mogelijk gemaakt in delen van de bestemmingen Gemengd - 2 en Gemengd - 7. De huidige horeca in en aangrenzend aan het complex van Het Warderschip en aangrenzend aan het Waddenwegviaduct bevindt zich op bovengenoemde locaties en past daarom niet in het beschreven streefbeeld. Horeca categorie II zal om de mogelijke (geluids)overlast op de direct omwonenden te beperken uitsluitend worden toegestaan binnen de bestemming Gemengd - 4 (alleen zalenverhuur) en Cultuur en ontspanning.

Dienstverlening en kantoren

Net als in de huidige situatie zal in de toekomst ook verspreid over het plangebied in de meeste bestemmingsvlakken de ruimte bestaan voor consument/publieksgerichte en maatschappelijke dienstverlening en kleinschalige bedrijvigheid. Deze vormen van dienstverlening en bedrijvigheid worden voornamelijk op de eerste bouwlaag beoogd. In het plangebied wordt conform het vigerende bestemmingsplan (2007) een ontwikkeling van maximaal 4.450 m2 bvo aan kantoren mogelijk gemaakt, waarvan 1.000 m2 bestaande kantoorruimte in het gebouw 't Warderschip en 3.300 m2 nieuwe kantoorruimte. Het handhaven van het kantorenprogramma in het nu voorliggende bestemmingsplan past binnen de beleidskaders van de gemeente Amsterdam en de regio. Zie Hoofdstuk 3 Beleidskader.

Wonen

Bij de vernieuwing van het plangebied zullen de bestaande woningen rond het Olof Palmeplein, in De Branding en in Het Warderschip gehandhaafd blijven en deels geïntegreerd worden in de nieuwe bebouwingsstructuur. Met het oog op de levendigheid en sociale veiligheid van het centrum, in het bijzonder in de avonduren, wordt een groot deel van het programma verspreid over het plangebied boven de detailhandel, horeca en dienstverlening gesitueerd. Een klein deel (ca. 40 woningen) is reeds in de 1e fase Vernieuwing Boven 't Y, ontwikkeld. In het plan wordt de realisatie van maximaal 600 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Dit maximum is tevens uitgangspunt in het vigerende bestemmingsplan, maar deze worden in de planherziening elders gesitueerd (o.a. omdat de in dat plan beoogde woonbestemming op het Olof Palmeplein niet wordt overgenomen). Hiermee wordt beoogd om binnen het reeds toegestane bouwvolume ook woningen met een kleinere oppervlakte mogelijk te maken.

Binnen de bestemmingen is de woonfunctie alleen vanaf de tweede bouwlaag toegestaan, waarbij gedacht kan worden aan appartementen, maisonnettes of dekwoningen. Het plan biedt ruimte voor realisatie van een stadstuin op een parkeerdek of een gezamenlijke binnentuin. Op deze manier wordt het winkelbeeld op het maaiveld niet verstoord en wordt eventuele (geluids)overlast van de verschillende commerciële functies beperkt. Verspreid over de bouwblokken worden meerdere hoogteaccenten gerealiseerd met woningen.

Cultuur en ontspanning

Vrijetijdsvoorzieningen zoals de bioscoop worden geconcentreerd aan de westzijde van het plangebied in de bestemming Cultuur en Ontspanning. Daar zal de eventuele overlast voor omwonenden beperkt blijven en OV-ontsluiting zijn aan die zijde van het plangebied op korte afstand bereikbaar. Voor de bioscoop is in dit bestemmingsplan conform de in 2017 verleende aanvraag omgevingsvergunning en het vigerende bestemmingsplan uitgegaan van een bioscoop met maximaal 2.500 stoelen. In de plint van de bioscoop is een invulling met horeca en vrijetijdsfuncties mogelijk. Naast de bioscoop is in de overige blokken een invulling met 4.450 m2 bvo vrijetijdsvoorzieningen, 4.450 m2 culturele voorzieningen, horeca en maatschappelijke dienstverlening mogelijk.

Parkeren

Door realisatie van de ontwikkeling zal het parkeren dat nu plaatsvindt op het maaiveld elders gesitueerd moeten worden in ondergrondse- en gebouwde parkeervoorzieningen. Door aan meerdere zijden van het plangebied ingangen te realiseren kunnen bezoekers via de gebieds- en wijkontsluitingswegen de garages in rijden. De verkeersdruk in en om het winkelgebied blijft hierdoor beperkt. In paragraaf 6.4 wordt hier verder op ingegaan.

Hoofdstuk 5 M.e.r. / (mer-beoordeling)splicht     

5.1 MER beoordelingsplicht     

In het Besluit milieueffectrapportage wordt onderscheid gemaakt in MER-beoordelingsplichtige activiteiten en MER-plichtige activiteiten. Voor projecten waar op grond van het Besluit niet direct een MER-beoordelingsplicht of MER-plicht geldt, moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De diepgang van de vormvrije m.e.r.-beoordeling hangt af van:

  • de aard van de voorgenomen activiteit;
  • de (gevoeligheid van de) omgeving waarin de activiteit is gesitueerd;
  • de maatschappelijke aandacht voor de activiteit;
  • mate van beschikbaarheid van informatie, bijvoorbeeld over de gevoeligheid van gebieden.

5.2 Vormvrije MER beoordeling     

In het kader van het vigerende bestemmingsplan "Vernieuwing Boven 't Y" (2007) is een Milieueffectrapportage (MER) opgesteld en is de bijbehorende procedure doorlopen. Aanleiding voor de MER was de herontwikkeling van het Centrumgebied Amsterdam Noord, waar het vigerende bestemmingsplan (2007) het juridisch planologisch kader was voor een deel van de herontwikkeling.

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een actualiseringsbestemmingsplan; het reeds vigerende juridisch-planologische kader wordt geactualiseerd aangezien het bestemmingsplan de 10-jaars termijn nadert. Het voorliggende bestemmingsplan Boven 't Y legt de huidige situatie vast en maakt in een deel van het plangebied nieuwe ontwikkelingen mogelijk, zoals al voorzien in het voorheen vigerende bestemmingsplan "Vernieuwing Boven 't Y" . Er is geen sprake van toevoeging van extra programma ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

Op grond van het Besluit Mer, Bijlage D, categorie D.11.2 is het project niet MER-beoordelingsplichtig. Daarvan is pas sprake in geval van aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. Wel dient op basis van artikel 2 lid 5 onder b van het Besluit een zogenoemde 'voortoets' te worden uitgevoerd. In deze voortoets moet worden bezien of de activiteit belangrijke gevolgen voor het milieu kan hebben. Daarbij moet worden gekeken naar de omvang van het project, cumulatie met andere projecten, opnamevermogen van het natuurlijke milieu in samenhang met aangewezen natura 2000-gebieden. De omvang en ligging van het plangebied, de reeds aanwezige bebouwing en infrastructuur en de al uitgevoerde onderzoeken maken dat de conclusie kan worden getrokken dat geen MER-beoordeling behoeft te worden uitgevoerd. Op grond van toetsing aan de selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de Europese M.e.r.-richtlijn kan uitgesloten worden dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Er bestaat derhalve geen plicht of aanleiding voor het volgen van een m.e.r.(beoordelings)procedure.

Hoofdstuk 6 Verkeer en parkeren     

6.1 Autoverkeer     

6.1.1 Huidige situatie     

Binnen en direct grenzend aan het plangebied zijn de volgende wegcategorieën aanwezig:

  1. Wijkontsluitingswegen: betreft de Waddenweg, T.H. Weeversweg en Buikslotermeerplein. Deze hebben een verzamel- en verdeelfunctie tussen de gebiedsontsluitingswegen (zoals de buiten het plangebied gelegen Nieuwe Leeuwarderweg en IJdoornlaan) en de erftoegangswegen in de verblijfsgebieden. De wijkontsluitingswegen kennen een snelheidsregime van 50 km/uur.
  2. Erftoegangswegen: het onderliggende net van wegen die bedoeld zijn voor het toegankelijk maken van woningen, winkels en overige voorzieningen. De verkeerssoorten zijn hier gemengd. Vaak geldt een maximale snelheid van 30 km/u.

6.1.2 Nieuwe situatie     

Netwerkopbouw

In het CAN gebied als geheel is vanwege de ontwikkelingen in de diverse deelgebieden een nieuwe verkeersstructuur ontworpen. Daarbij worden aangepassingen gedaan aan de Botonde (aansluiting op de Nieuwe Leeuwarderweg), aanleg Elzenhagensingel en Stationsgebied CAN.

Ook in de nieuwe situatie blijft het gebied bereikbaar vanaf de A10 via de Nieuwe Leeuwarderweg (S116). Voor omliggende wijken zijn de IJdoornlaan (S115/S117) en de Nieuwe Leeuwarderweg (S116) de centrale gebiedsontsluitingswegen. Net als in de huidige situatie vormen de Waddenweg, Weeversweg en het Buikslotermeerplein (weg aan de zuidzijde van het winkelcentrum) de onderliggende ontsluitingswegen. Het Buikslotermeerplein zelf vormt het domein voor de voetganger en fietser en biedt daarnaast ruimte voor maaiveldparkeren en gebouwd parkeren.

Met de vernieuwing van de verkeersstructuur in het CAN gebied zal het Waddenwegviaduct verdwijnen. De sloop van het viaduct is reeds onderdeel van het vigerende bestemmingsplan en staat gepland voor 2019. Door de ongunstige ligging vormt het viaduct een belemmering voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden in het centrumgebied. Tevens draagt handhaving van het lage viaduct niet bij aan de sociale veiligheid. Het wegnemen van het viaduct als schakel in het wegennet is mogelijk doordat vervangende, toekomstgerichte verbindingen aangeboden worden zoals de realisatie van de Elzenhagensingel. De vervangende verbindingen sluiten aan op de centrumontwikkeling van het CAN gebied en de komst van de Noord/ Zuidlijn. Het Stadsdeelkantoor zal in de toekomst voor het autoverkeer alleen bereikbaar zijn vanaf de westzijde (stationsgebied) en niet meer vanaf de Waddenweg / IJdoornlaan aan de oostzijde.

verplicht

Afbeelding: verkeersstructuur CAN gebied (Bron: SP CAN 2004)

verplicht

Afbeelding: ontsluiting auto en fiets van het winkelcentrum Boven 't Y.

Verkeersafwikkeling

Verkeersonderzoek 2006

Verkeersonderzoek dat in juni 2006 gedaan is voor het hele Centrum Amsterdam Noord heeft uitgewezen dat met de ontwikkeling van het plangebied en de toevoeging van programma de verkeersintensiteit naar verwachting zal toenemen. Uit onderzoek is gebleken dat de infrastructuur zoals is voorgesteld in het CAN voldoet bij de ruimtelijke ontwikkelingen zoals die nu zijn voorgesteld. Een goede doorstroming van verkeer wordt in de toekomst gegarandeerd, doordat:

  1. verkeersaantrekkende voorzieningen zoals de bioscoop, op een goede centrale locatie langs het wegennet liggen;
  2. aan meerdere zijden van het plangebied directe ingangen tot parkeergarages aanwezig zijn;
  3. de wegen die het plangebied omringen nog niet hun maximale capaciteit bereikt hebben.

Dit wordt in de hand gewerkt door ontwikkelingen die buiten het plangebied spelen, zoals het aanbrengen van een nieuwe op- en afrit van de Nieuwe Leeuwarderweg. Hierdoor zal doorgaand verkeer uit het gebied ten zuiden van het plangebied niet langer via het plangebied hoeven te rijden om de Nieuwe Leeuwarderweg en A10 te bereiken, maar een meer directe route buiten het plangebied om vinden. Op deze wijze wordt de IJdoornlaan ontlast en ontstaat meer verkeersruimte voor het verkeer ten behoeve van de functies en voorzieningen in het plangebied en is het centrumgebied vanaf de Nieuwe Leeuwarderweg zowel vanuit het zuiden als het noorden goed ontsloten.

Verkeersonderzoek 2017

Aangezien het uitgevoerde verkeersonderzoek 10 jaar oud is, is in het kader van het voorliggende bestemmingsplan een geactualiseerd verkeersonderzoek uitgevoerd (gemeente Amsterdam, Verkeer en Openbare Ruimte, 7 maart 2017). Er is geen sprake van een uitbreiding van het programma in het plangebied ten opzichte van 2006, noch van een andere voorgestelde verkeersontsluiting.

In het onderzoek is aangegeven dat de realisatie van de beoogde ontwikkelingen op het Buikslotermeerplein tot circa 8000 extra verplaatsingen van en naar het plangebied leidt. Dit is een toename van circa 18% ten opzichte van de situatie zonder deze ontwikkelingen. Ongeveer 2.500 van deze extra ritten vinden met de auto plaats. Relatief is dit minder dan in de huidige situatie: het aandeel auto in de modal split neemt bij realisatie van de ontwikkelingen licht af, maar blijft met ruim 50% voor Amsterdamse begrippen erg hoog.

Op de IJdoornlaan ten noordwesten van het Buikslotermeerplein en op de aansluiting IJdoornlaan

– Nieuwe Leeuwarderweg is er sprake van een intensiteitstoename in de bestemmingsplanvariant. Deze wordt niet alleen door een toename van de totale hoeveelheid verkeer van en naar het Buikslotermeerplein veroorzaakt, maar ook door een herroutering van verkeer als gevolg van een

betere ontsluiting van een deel van het parkeerareaal via de IJdoornlaan.

De verkeersafwikkeling kent in de huidige situatie 2016 al op enkele locaties beperkte doorstromingsproblemen. Dit zijn in de avondspits de afrit van de Nieuwe Leeuwarderweg vanuit het noorden naar de IJdoornlaan en het kruispunt Nieuwe Leeuwarderweg – zuidelijke aansluiting A10 net buiten het studiegebied. In de referentie 2027 ontstaat er ook op de Nieuwe Leeuwarderweg vanuit het zuiden een beperkt doorstromingsprobleem voor de afrit Nieuwe Purmerweg in de avondspits. Naar de kwaliteit van de verkeersafwikkeling op de botonde alhier in de ochtendspits wordt op basis van het resultaat van het verkeersmodel nader onderzoek aanbevolen.

Deze verschillen tussen 2027 en 2016 zijn allemaal gevolgen van autonome ontwikkelingen en van

ontwikkelingen in de omgeving van het Buikslotermeerplein. De ontwikkelingen op het Buikslotermeerplein trekken extra verkeer aan. In combinatie met de herroutering als gevolg van de ontsluitingswijziging van het parkeren leidt dit tot een toename van de verkeersbelasting op met name de IJdoornlaan. Deze toename heeft echter geen nieuwe doorstromingsknelpunten tot gevolg. Alleen op de toerit van de Nieuwe Leeuwarderweg vanaf de IJdoornlaan richting het noorden ontstaat een verhoogde I/C-verhouding, maar het aanliggende kruispunt geeft geen doorstromingsknelpunt.

Opgemerkt moet worden dat alle conclusies over de kwaliteit van de verkeersafwikkeling op kruispunten gebaseerd zijn op een ruwe indicatie hiervan zoals door het verkeersmodel berekend. Een verkeersmodel is een versimpeling van de werkelijkheid: zo wordt onder andere het effect van

prioriteit voor het openbaar vervoer op de verkeersafwikkeling op kruispuntniveau gemodelleerd. Voor een gedetailleerd inzicht is een aparte kruispuntcapaciteitsberekening nodig.

Bevoorrading, expeditie

In het bestaande winkelcentrum zijn expeditiehoven opgenomen. Deze worden gebruikt ten behoeve van laden en lossen en parkeren van werknemers.

In het ontwikkelingsgebied kan de expeditie voor de winkels in de zuidelijke blokken plaatsvinden via een inpandige expeditiestraat voor vrachtwagens achter de winkel. Deze straat kan worden ontsloten via het Buikslotermeerplein. Het expeditieverkeer voor de blokken langs het winkelplein kan gebruik maken van de noordelijke winkelstraat. Voor de winkels aan de noordelijke winkelstraat kan de expeditie plaatsvinden aan de zijde van de IJdoornlaan, op het niveau van het maaiveld van de polder.

6.2 Openbaar vervoer     

In 2018 gaat de Noord/Zuidlijn rijden en worden het metrostation Noord en het naastgelegen nieuwe busstation geopend. De busverbindingen rondom het plangebied blijven in stand, maar routes worden aangepast en bushaltes verplaatst. De bushaltes op het (te slopen) Waddenwegviaduct zullen vervallen.

6.3 Langzaam verkeer     

Verkeersstromen van langzaam verkeer worden zoveel mogelijk gescheiden van snelverkeer, wat de verkeersveiligheid verbetert. De binnenzijde van het plangebied wordt ingericht als voetgangersgebied. Auto's en fietsers zijn hier in principe niet toegestaan. Uitzondering hierop vormt de noordelijke winkelstraat waar ook ruimte is gereserveerd voor een fietspad. Dit fietspad sluit aan op het bestaande fietsnetwerk in Amsterdam Noord en past binnen het beoogde Hoofdnet Fiets. De bereikbaarheid van het winkelcentrum wordt hiermee vanuit de wijde omgeving gegarandeerd. Tijdens gezette tijden rijdt over dit fietspad ook expeditieverkeer van de blokken rondom het Winkelplein. De veiligheid van de voetganger staat daarbij echter altijd centraal.

6.4 Parkeren     

Binnen het plangebied worden zowel ondergrondse als inpandige parkeergarages beoogd. De verschillende bestemmingen binnen het plangebied bieden hiervoor de ruimte. Vanwege het dichtstedelijke milieu wordt parkeren op het maaiveld alleen langs de randen van het plangebied en (onder voorwaarden) op de binnenhoven van het bestaande winkelcentrum toegestaan.

Door Movares is een parkeerbalans opgesteld (rapportage d.d. 6 april 2017), zie Bijlage 3. De parkeerbalans moet inzicht geven in de vraag naar en aanbod van parkeerplaatsen voor een tweetal scenario's: de huidige situatie + bioscoop (scenario 1) en voor het maximum programma (scenario 2). Voor beide scenario’s is een doorrekening gemaakt op basis van de binnen Amsterdam gehanteerde parkeernormensystematiek zoals vastgelegd in de ‘Conceptversie Nota Parkeernormen Auto’. Daarbij is ook rekening gehouden met dubbelgebruik op basis van aanwezigheidspercentages. In juni 2017 is de Nota Parkeernormen Auto vastgesteld, uit vergelijking blijkt dat de uitgangspunten uit de parkeerbalans passen binnen dit beleid. Na het opstellen van de balans zijn de aanwezige parkeerplaatsen nogmaals geinventariseerd. Het blijkt dat er in de bestaande situatie meer parkeerplaatsen aanwezig zijn dan in het onderzoek vanuit werd gegaan. Hieronder is voor de bestaande situatie uitgegaan van de actuele gegevens.

Voor scenario 1 (huidige situatie met bioscoop) is een maximale parkeervraag van 2.317 parkeerplaatsen berekend voor het maatgevende moment (zaterdagmiddag). Voor scenario 2 (maximale programma) is een parkeervraag berekend van 3.694 parkeerplaatsen voor het maatgevende moment (zaterdagmiddag).

Met de Coöperatieve vereniging van eigenaren van het winkelcentrum zijn ten tijde van het opstellen van het vigerende bestemmingsplan (2007) afspraken gemaakt over parkeren. In de afspraken zijn onder andere parkeernormen opgenomen. Op basis van deze normen en aanwezigheidspercentages is eveneens een parkeerbalans opgesteld. In de regels van dit bestemmingsplan wordt de recent vastgestelde Nota Parkeernormen Auto als uitgangspunt gehanteerd voor het bepalen van de parkeerbehoefte bij aanvragen omgevingsvergunning.

6.4.1 Parkeren huidige situatie     

In de huidige situatie zijn er in totaal 3.373 parkeerplaatsen in het gebied, verdeeld over meerdere parkeergarages, parkeerterreinen en parkeerplaatsen op de binnenhoven. Op de onderstaande afbeelding is de plek van de parkeergarages weergegeven, in de tabel er onder is aangegeven hoeveel parkeerplaatsen elke parkeervoorziening telt.

verplicht

verplicht

6.4.2 Parkeren nieuwe situatie     

In de nieuwe situatie zal er onder het westelijk deel van het plangebied een grote parkeergarage worden gerealiseerd. De parkeerplaatsen van P1 (257 plekken) en P6 (725 plekken) komen daarmee te vervallen. In de nieuwe situatie kunnen er in totaal maximaal 4.447 parkeerplaatsen in het gebied worden gerealiseerd. Ten opzichte van de situatie in 2017 betekent dit een toename van maximaal 1.074 parkeerplaatsen. Bij de uitwerking van de bouwplannen wordt aan de hand van de parkeernormen en aanwezigheidspercentages berekend hoeveel plekken daadwerkelijk gerealiseerd moeten worden, zodat er geen overschot aan parkeerplaatsen ontstaat. Hierbij zal rekening worden gehouden met parkeerplaatsen die algemeen beschikbaar zijn en parkeerplaatsen die slechts toegankelijk zijn voor bijvoorbeeld bewoners of werknemers in het gebied. Op de onderstaande afbeelding is de plek van de parkeergarages weergegeven, in de tabel er onder is aangegeven hoeveel parkeerplaatsen elke parkeervoorziening telt.

verplicht

verplicht

Door aan meerdere zijden van het plangebied ingangen te realiseren kunnen bezoekers snel en gemakkelijk van de gebieds- en wijkontsluitingswegen de garages in rijden. De verkeersdruk in en om het winkelgebied blijft hierdoor beperkt. In 2e Fase Vernieuwing Boven 't Y betreft het een ondergrondse garage (loopt onder het gehele deelplan door) en een inpandige parkeergarage in het noordelijke blok. De ondergrondse parkeergarage heeft ingangen aan de IJdoornlaan en het Buikslotermeerplein. De inpandige garage kan met de auto alleen bereikt worden vanaf de IJdoornlaan. Gebruikers van de parkeergarage kunnen op verschillende plekken het winkelgebied betreden. Ook in de reeds gerealiseerde 1e fase Vernieuwing Boven 't Y bevindt zich een inpandige garage (De Opgang). De toegang voor deze garage met de auto is gelegen aan het Buikslotermeerplein. De garage sluit in principe alleen via de aan de noordzijde van het blok gelegen (bestaande) voetgangersverbinding aan op het winkelgebied.

In de bovengenoemde parkeergarages wordt uitgegaan van dubbelgebruik: overdag parkeren er bezoekers van het winkelcentrum en 's avonds parkeren er bezoekers van de bioscoop en het cultuurcluster.

6.4.3 Vertaling in het bestemmingsplan     

De destijds beoogde gebouwde parkeervoorziening op het Olaf Palmeplein is niet opgenomen in deze actualisatie, daar is het bestaande parkeerterrein uitgangspunt. Binnen de bestemmingen Cultuur en ontspanning en Verkeer - 4 is ondergronds parkeren toegestaan. In de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 7 en Wonen - 2 zijn bovengrondse en ondergrondse parkeervoorzieningen toegestaan. Bij ondergrondse parkeergarages zal met een geohydrologisch onderzoek moeten worden aangetoond dat de parkeergarage niet leidt tot onevenredige verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie (grondwaterstanden en -stromingen).

In de regels van dit bestemmingsplan wordt de recent vastgestelde Nota Parkeernormen Auto als uitgangspunt gehanteerd voor het bepalen van de parkeerbehoefte bij aanvragen omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 7 Geluid     

7.1 Algemeen     

Een van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Op grond van de Wet geluidhinder gelden zones rond geluidbronnen met een grote geluiduitstraling, zoals (spoor)wegen en industrieterreinen. De belangrijkste bestaande geluidzones bevinden zich langs bestaande wegen en spoorwegen, rond grote bestaande industrieterreinen en rondom bestaande luchtvaartterreinen.

7.2 Beleid en regelgeving     

7.2.1 Algemeen     

In de Wet geluidhinder is aangegeven dat een akoestisch onderzoek moet worden verricht bij het voorbereiden van de vaststelling en/of herziening van een bestemmingsplan voor zover die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in de Wet geluidhinder. Wanneer een nieuw (of gewijzigd) bestemmingsplan het mogelijk maakt geluidsgevoelige bebouwing in de geluidszone van een industrieterrein of (spoor)weg te realiseren, is een akoestisch onderzoek noodzakelijk naar de geluidsbelasting van een industrieterrein of spoor(weg) op geluidsgevoelige bebouwing.

Indien de hoogste toelaatbare geluidsbelasting wordt overschreden, kan op grond van de Wet geluidhinder een hogere waarde (ontheffing op de geluidsbelasting) worden verleend door het bevoegd gezag. Voorwaarde is dat het toepassen van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zijn, of overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard een rol spelen. Het toepassen van maatregelen dient in volgorde van prioriteit gericht te zijn op bronmaatregelen (geluiddempers, aanpassing wielen/spoor, aanpassing wegverharding en/of aangepaste rijsnelheden) en overdrachtsmaatregelen (geluidsschermen/geluidswallen).

Wanneer sprake is van meerdere relevante geluidsbronnen, kan slechts een besluit hogere waarde worden vastgesteld voor zover de gecumuleerde geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidbelasting. Verder dient, in het geval van ontheffing op de geluidsbelasting, de binnenwaarde worden gewaarborgd door het eventueel toepassen van gevelmaatregelen.

7.2.2 Wegverkeer     

Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder bevinden zich van rechtswege langs alle wegen geluidzones waarbinnen de geluidbelasting vanwege de weg aan het gestelde in de Wet dient te worden getoetst. Dit geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt.

Het bestemmingsplan maakt net als het vigerende bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk (woningen). In het kader van het vigerende bestemmingsplan "Vernieuwing Boven 't Y" (2007) is akoestisch onderzoek uitgevoerd en zijn grenshogere waarden vastgesteld. Aangezien het uitgevoerde onderzoek 10 jaar oud is, is in het kader van het voorliggende bestemmingsplan een geactualiseerd akoestisch onderzoek uitgevoerd. Er is geen sprake van een uitbreiding van het programma in het plangebied ten opzichte van 2006, noch van een andere voorgestelde verkeersontsluiting.

7.2.3 Vaststelling hogere grenswaarden Wet geluidhinder, Amsterdams beleid     

Op 12 juli 2016 is het "Amsterdams geluidbeleid 2016, hogere waarde Wet geluidhinder" door de gemeenteraad vastgesteld en is het beleid uit 2007 ingetrokken. Het doel van het geluidbeleid is het borgen van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij het bouwen van woningen (inclusief plaatsen voor woonwagens/woonschepen) en andere geluidge voelige functies op geluidbelaste locaties.

Uitgangspunt van het Amsterdams geluidbeleid is dat iedere woning een stille zijde heeft. Dit uitgangspunt geldt alleen voor een woonfunctie, niet voor andere functies. Een stille of geluidluwe zijde (de termen zijn synoniem) is een (deel van een) gevel waar de geluidbelasting gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde of lager. De voorkeursgrenswaarde is de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming. Wanneer de stille zijde tevens beschikt over een buitenruimte heeft ook deze buitenruimte bij voorkeur een aanvaardbaar geluidniveau. Aan de stille zijde worden bij voorkeur de slaapkamers gesitueerd zodat met open raam of deur geslapen kan worden.

In het beleid is aangegeven dat voor bepaalde gevallen gemotiveerd kan worden afgeweken van de eis van een stille zijde. Dit is als er overwegende bezwaren zijn van stedenbouwkundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard (criteria opgenomen in artikel 110g Wgh). Daarnaast kan in geval van transformatie van bestaande bebouwing of de realisatie van woningen voor een specifieke doelgroep (zoals jongeren) gemotiveerd worden afgeweken van de stille zijde eis.

7.3 Resultaten onderzoeken     

7.3.1 Inleiding     

Door DPA Cauberg Huygen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Boven ’t IJ akoestisch onderzoek geluidhinder 02251-17308-07 d.d. 28 juni 2017). De locatie ligt binnen de geluidzones van de volgende wegen: Buikslotermeerplein, IJdoornlaan, Waddenweg, Nieuwe Leeuwarderweg, Th. Weversweg, Nieuwe Purmerweg, J.H. van Heekweg, J. Drijverweg, H. Cleyndertweg, Elzenhagensingel. Daarnaast ligt het plangebied binnen de geluidzone van metrolijn 52 (Noord-Zuidlijn). Ten behoeve van het geluidonderzoek is gebruik gemaakt van de Wet geluidhinder, zoals deze geldt per 14 april 2016. De geluidbelastingen zijn berekend conform de Standaard Rekenmethode II uit bijlage III en bijlage IV van het ‘Reken- en meetvoorschrift geluid 2012’. De berekende geluidbelastingen zijn getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder:

  • stedelijke wegen: voorkeursgrenswaarde 48 dB, maximale ontheffingswaarde 63 dB;
  • metrolijn: voorkeursgrenswaarde 48 dB, maximale ontheffingswaarde 63 dB.

7.3.2 Resultaten onderzoek     

In het akoestisch onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken:

  1. De geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Buikslotermeerplein bedraagt maximaal 59 dB Lden. Aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt niet voldaan. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
  2. De geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de IJdoornlaan bedraagt maximaal 62 dB Lden. Aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt niet voldaan. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
  3. De geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Nieuwe Leeuwarderweg bedraagt maximaal 51 dB Lden ten opzichte van de woonlocaties. Aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt niet voldaan. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
  4. De geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Waddenweg bedraagt maximaal 52 dB Lden. Aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt niet voldaan. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
  5. De geluidbelasting ten gevolge van metroverkeer lijn 52 bedraagt ten hoogste 55 dB Lden ten opzichte van de woonlocaties. Aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt niet voldaan. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
  6. De geluidbelasting ten gevolge van Th. Weversweg, Nieuwe Purmerweg, J.H. van Heekweg, J. Drijverweg, H. Cleyndertweg en Elzenhagensingel is lager dan dB 48 Lden. Aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden wordt voldaan.
  7. De gecumuleerde geluidbelasting wegverkeerslawaai (LVL,cum) bedraagt maximaal 62 dB. Er wordt voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid.
  8. Op basis van de berekende geluidbelasting is er geen noodzaak tot het realiseren van dove gevels.

De conclusie van het onderzoek is dat de voorkeurswaarden ten aanzien van het wegverkeer zullen worden overschreden, maar de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden. Wanneer geluidsbeperkende maatregelen niet of in onvoldoende mate gerealiseerd kunnen worden, biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid hogere geluidswaarden vast te stellen.

In de bestemmingen Gemengd 1, Gemengd-2, Gemengd-3, Gemengd-5, Gemengd-7 en Wonen-2 wordt de realisatie van woningen mogelijk gemaakt. In de bestemming Cultuur en Ontspanning is maatschappelijke dienstverlening mogelijk. Op basis van de resultaten van het akoestisch onderzoek zullen geluidsgevoelige maatschappelijke bestemmingen worden uitgesloten in het bouwvlak Cultuur en Ontspanning aangrenzend aan de IJdoornlaan waar de bioscoop is beoogd. Voor de overige bestemmingen Cultuur en Ontspanning is het verlenen van hogere grenswaarden noodzakelijk voor geluidgevoelige maatschappelijke bestemmingen.

7.3.3 Amsterdams geluidbeleid     

In het Amsterdams geluidbeleid is vastgesteld wanneer van de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere waarden gebruik wordt gemaakt. Het doel van het Amsterdams geluidbeleid is het borgen van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de bouw van woningen (en andere geluidgevoelige gebouwen) op geluidbelaste locaties. Van belang voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het rustig kunnen slapen met geopend raam in het slaapvertrek. Volgens Amsterdams geluidbeleid wordt een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd als de woning wordt voorzien van een ‘stille zijde’. Aan de ‘stille zijde’ worden bij voorkeur de slaapkamers gesitueerd zodat met open raam geslapen kan worden. Van dit principe kan gemotiveerd worden afgeweken.

De voorwaarde voor het verlenen van hogere waarden is dat woningen in principe een stille zijde hebben. Dit is een gevel waarop de geluidbelastingen niet de voorkeursgrenswaarden overschrijden. Een geluidluwe zijde kan door het toepassen van een verglaasde serre of buitenruimte of door toepassing van een vliesgevel worden gecreëerd. Een vliesgevel is een gebouwgebonden geluidwerend scherm dat is aangebracht vóór (de thermische schil van) een gebouw. De afstand tussen de vliesgevel en de woninggevel dient ten minste 0,5 meter te bedragen. Een vliesgevel wordt aangemerkt als een geluidwerende maatregel in het overdrachtsgebied (tussen bron en ontvanger). Ook met deze voorziening wordt de geluidbelasting op de gevel teruggebracht tot bij voorkeur de voorkeursgrenswaarde. Ook bij vliesgevels dienen in of rondom de vliesgevel openingen te worden opgenomen met een zodanige oppervlakte dat, conform het gemeentelijk geluidbeleid, de tussenliggende ruimte buitenluchtkwaliteit heeft. De daarvoor benodigde bouwkundige ventilatievoorzieningen in de vliesgevel zijn permanent geopend en dus niet afsluitbaar.

In het akoestisch onderzoek is onderzocht of bij de verschillende blokken een geluidluwe zijde kan worden gerealiseerd. Op de onderstaande afbeelding zijn de geluidluwe zijdes weergegeven

verplicht

7.3.4 Overwegingen     

Het beleid van de gemeente Amsterdam is gericht op het realiseren van woningen met een optimaal (leef)klimaat. Uitgangspunt is dat de voorkeursgrenswaarde voor geluid niet wordt overschreden. Indien maatregelen gericht op het terugbrengen van de verwachten geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn, danwel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard, kan van genoemd uitgangspunt worden afgeweken en kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Uit het onderzoek dat is neergelegd blijkt dat in het plangebied voor de woonfunctie de voorkeursgrenswaarden worden overschreden.

Vanwege de wegen Buikslotermeerplein, IJdoornlaan, Waddenweg en de Nieuwe Leeuwarderweg inclusief metrolijn 52 wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Bronmaatregelen in de vorm van minder verkeer of lagere rijsnelheid zijn met betrekking tot de wegverkeerscirculatie zeer ingrijpend en ten opzichte van dit plan niet realistisch. Maatregelen in de vorm van geluidschermen langs de wegen Buikslotermeerplein, IJdoornlaan, Waddenweg zijn niet denkbaar. Langs de Nieuwe Leeuwarderweg inclusief de metrolijn zijn al geluidschermen geplaatst, met deze schermen is al rekening gehouden. Maatregelen ter reductie van het geluid ten gevolge van bovengenoemde geluidbronnen zijn in relatie tot het onderhavige project vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of financiële aard, niet realiseerbaar.

Binnen het Amsterdams beleid geldt als voorwaarde voor het verlenen van een hogere waarden het in principe aanwezig zijn van een geluidsluwe zijde voor iedere woning. Gevels met een geluidbelasting van 48 dB of lager kunnen direct als geluidsluwe zijden worden aangewezen.

Door de structuur van de bebouwing binnen het bestemmingsplan is bij het grootste deel van de gebouwen direct sprake van een geluidluwe zijde. Woningen dienen zoveel als mogelijk direct aan een geluidsluwe zijde gelegen te zijn. Voor woningen, die niet over een geluidsluwe zijde beschikken zijn gebouwmaatregelen mogelijk, zoals balkons en loggia’s die zo nodig verglaasd zijn. Met deze maatregelen wordt bereikt dat de gevel aan een dergelijk balkon of loggia als geluidsluwe zijde kan worden aangemerkt. In het bestemmingsplan is in de planregels bepaald dat elke nieuwe woning moet worden voorzien van een geluidluwe zijde. Omdat het gemeentelijk geluidbeleid de mogelijkheid biedt om hier in bepaalde gevallen van af te wijken (waaronder bij doelgroepwoningen en in geval van transformatie) is een afwijkingsbepaling in de planregels opgenomen.

Aanvullend wordt opgemerkt dat in de huidige situatie in het aangrenzende Stationsgebied CAN (het gebied tussen Nieuwe Leeuwarderweg en plangebied) is momenteel alleen het stadsdeelkantoor aanwezig. Op dit moment wordt gebouwd aan het busstation van de Noord-Zuidlijn en zijn nog enkele andere projecten in ontwikkeling met bouwhoogten tot max. 35 en 75 meter. Deze zijn in het akoestisch onderzoek niet meegenomen, maar hebben naar verwachting in de toekomst een afschermende werking.

7.3.5 Advies TAVGA     

Het akoestisch onderzoek en het bestemmingsplan zijn ter advisering voorgelegd aan het Technisch Ambtelijk Vooroverleg Geluidhinder Amsterdam (TAVGA) op 8 juni 2017. Naar aanleiding van de behandeling is de tekst van het akoestisch onderzoek op enkele punten aangepast. Het TAVGA heeft positief geadviseerd.

Hoofdstuk 8 Luchtkwaliteit     

8.1 Algemeen     

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kunnen belemmeringen bestaan om een project te realiseren op een locatie waar de luchtkwaliteit slecht is. Ook een verslechtering van de luchtkwaliteit op bestaande locaties kan bezwaarlijk zijn.

8.2 Beleid en regelgeving     

8.2.1 Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit)     

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Ingevolge de wet is een specifiek op luchtkwaliteit betrekking hebbende titel 5.2 in de Wet milieubeheer (hierna: Wm) opgenomen. Ingevolge artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer moet in het kader van het vaststellen van ondermeer een bestemmingsplan worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. De wet voorziet onder meer het rijksprogramma het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), het begrip "in betekenende mate" (ibm) en gebiedssaldering.

8.2.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)     

Ingevolge (artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder d, van) de Wet milieubeheer kan een bestemmingsplan worden vastgesteld hetzij indien een uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12, eerste lid, of artikel 5.13, eerste lid, vastgesteld programma. Het NSL is 1 augustus 2009 in werking getreden. Nu het NSL van kracht is, hoeven de hierin opgenomen IBM-projecten niet meer aan de grenswaarden te worden getoetst. In plaats daarvan vindt de zogenaamde “programma-toetsing” plaats. Daarbij gaat het erom of een project is genoemd of beschreven, dan wel past binnen of niet in strijd is met het NSL.

Het gebied Centrum Amsterdam Noord (CAN) waar het voorliggende bestemmingsplan onderdeel van is, is opgenomen in het NSL 2009 (pagina 80).

verplicht

Het programma waar in dit bestemmingsplan van uit wordt gegaan past binnen de kaders die zijn opgenomen in het NSL.

8.2.3 Besluit gevoelige bestemmingen     

Het Besluit gevoelige bestemmingen is in januari 2009 in werking getreden. Met deze Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) wordt beoogd de realisering van scholen en andere gevoelige bestemmingen in de nabijheid van drukke (snel)wegen tegen te gaan als op de locatie in kwestie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de Europese normen voor luchtkwaliteit.Tot de gevoelige bestemmingen behoren: scholen (voor onderwijs aan minderjarigen), kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleegtehuizen. Achtergrond hiervan is dat de AMvB is gericht op functies die specifiek bedoeld zijn voor groepen mensen die extra gevoelig zijn voor verontreinigende stoffen, zijnde kinderen, ouderen en zieken.

Als een bestuursorgaan voornemens is een besluit te nemen over een gevoelige bestemming op een locatie binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen (snelwegen en autowegen in beheer bij het rijk) of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen (autowegen en overige wegen in beheer bij de provincie), dan moet het bestuursorgaan onderzoeken of op die locatie sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden.

In geval van het winkelcentrum "Boven 't Y" worden gevoelige functies in de vorm van maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. De afstand tot de meest nabij gelegen Rijksweg bedraagt 600 meter. Hetzelfde geldt voor de meest nabij gelegen provinciale weg (N247). Aan de bepalingen uit het Besluit gevoelige bestemmingen kan worden voldaan.

8.2.4 Richtlijn gevoelige bestemmingen Amsterdam     

Deze richtlijn, op 5 januari 2010 vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders, is een uitwerking van een amendement dat de gemeenteraad op 1 maart 2006 heeft aangenomen bij de behandeling van het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam. Het amendement houdt in dat “geen voorzieningen voor gevoelige groepen in nabijheid van plekken waar veel verkeer is” wordt vervangen door: “in het ruimtelijk ordeningsbeleid er meer rekening gehouden wordt dat voorzieningen voor gevoelige groepen niet in de directe nabijheid van grote verkeersaders worden geplaatst, of dat het beschermen van de volksgezondheid vormt een belangrijk uitgangspunt van het Nederlandse en Amsterdamse luchtkwaliteitsbeleid. De gemeente wil ook in relatie tot ruimtelijke planvorming in de omgeving van het eigen wegennet zorgvuldig met deze groepen omgaan er maatregelen worden getroffen om de gevoelige groepen beter te beschermen dan nu doorgaans het geval is” (Amendement C - Gemeenteblad afd. 1, nr. 148).

Uitgangspunten zijn dat:

  1. binnen de zone van 300 meter gemeten van de rand van een snelweg en 50 meter gemeten van de rand van een provinciale weg, geen gevoelige bestemmingen worden geprojecteerd;
  2. bij stedelijke wegen met meer dan 10.000 mvt per etmaal binnen een afstand van 50 meter gemeten van de rand van de weg geen gevoelige bestemmingen in de eerste lijnsbebouwing worden geprojecteerd.

Voor de omschrijving van een gevoelige bestemming wordt aangesloten bij het (landelijke) Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit, namelijk: gebouwen geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarige, kinderopvang, verzorgingstehuis, verpleegtehuis of bejaardentehuis.

In geval van het winkelcentrum "Boven 't Y" worden gevoelige functies in de vorm van maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. De afstand tot de meest nabij gelegen Rijksweg bedraagt 600 meter. Hetzelfde geldt voor de meest nabij gelegen provinciale weg (N247). De afstand tot de meest nabij gelegen stedelijke weg (Nieuwe Leeuwarderweg) bedraagt circa 140 meter. Aan de gemeentelijke richtlijn kan worden voldaan.

Hoofdstuk 9 Bodem     

9.1 Algemeen     

Bij het toekennen van (gevoelige) bestemmingen aan gronden is het van belang om te weten wat de kwaliteit van de bodem is. In het kader van goede ruimtelijke ordening moet voorkomen worden dat gevoelige bestemmingen op verontreinigde gronden worden gerealiseerd. Ook op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Bouwverordening is het verboden te bouwen op verontreinigde grond. Daarom moet voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan onderzoek worden gedaan naar de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij een geconstateerde verontreiniging moet in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan tevens in kaart worden gebracht welke saneringsmaatregelen nodig zijn om het beoogde gebruik van de gronden te kunnen realiseren.

Bij eventuele toekomstige uitbreidingen of herontwikkelingen zal bij de aanvraag omgevingsvergunning een bodemonderzoek moeten worden overlegd, waaruit blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde doel. De Bouwverordening waarborgt de uitvoering van dat bodemonderzoek op dat moment.

9.2 Bodemkwaliteitkaart     

De gemeenteraad heeft op 4 april 2012 de Nota Bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart van Amsterdam vastgesteld. Het Besluit bodemkwaliteit geeft gemeenten de vrijheid eigen normen op te stellen voor toepassen van grond binnen de eigen gemeente, het zogenaamde gebiedsspecifieke beleid. Dat is met genoemde nota voor Amsterdam ingevuld. Deze eigen normen (de lokale maximale waarden) waarborgen het stand-still principe binnen Amsterdam, het uitgangspunt waarbij de kwaliteit van de bodem binnen de gemeentegrenzen niet verslechtert.

Bij de keuze van de lokale normen is rekening gehouden met het daadwerkelijk gebruik van de bodem, de gemiddelde gehalten in een gebied en mogelijke blootstelling aan verontreiniging. Voor elke stof is de gekozen lokale maximale waarde afhankelijk van de bodemfunctie. Hoe gevoeliger de functie, hoe strenger de norm. Wat schoon is moet schoon blijven. In het gebiedsspecifieke kader kan een op de functie gerichte norm beschermen waar dat nodig is, maar ook verruimen waar dat verantwoord is. Omdat er ruimte blijft om bij stedelijke vernieuwing gemotiveerd de afweging te maken tussen gezondheidsrisico’s en maatschappelijke belangen is lokaal maatwerk mogelijk. Amsterdam maakt op deze manier optimaal gebruik van de beleidsvrijheid vanuit de wettelijke kaders. De Amsterdamse maximale waarden gelden niet voor de naoorlogse wijken van Amsterdam en het havengebied Westpoort. De grond in dit gebied (bijna 50% van Amsterdam) is schoon en geschikt om overal zonder onderzoek te hergebruiken.

Uit het oogpunt van efficiency en eenduidigheid in onderhoud en beheer is één bodemkwaliteitskaart opgesteld voor heel Amsterdam (bestaande uit meerdere deelkaarten). De kaart vormt de technisch inhoudelijke onderbouwing voor het nieuwe Amsterdamse bodembeleid. Conform de Bodemkwaliteitskaart behoort de grond onder het winkelcentrum tot "Zone 1". De grond is geschikt voor de beoogde functies (waaronder wonen).

verplicht

Hoofdstuk 10 Cultuurhistorie en archeologie     

10.1 Algemeen     

Het archeologisch erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn. Ook landschappelijke of infrastructurele elementen kunnen een archeologische waarde hebben. Deze materiële overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving waarvan het behoud of de ontsluiting op maat gesneden maatregelen vergt. Het archeologisch bodemarchief levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van onze stad en maakt de beleving van het verleden bovendien tastbaar.

Vanwege het ruimtelijke karakter van het bodemarchief vertoont het archeologisch beleid raakvlakken met dat van de ruimtelijke ordening. Door de invoering van de nieuwe Monumentenwet 1988 in september 2007 is archeologische zorg formeel geïntegreerd in de ruimtelijke ordening. Een essentieel uitgangspunt van de nieuwe wet is dat het erfgoed in de bodem beter wordt beschermd. Dit betekent dat bij ruimtelijke planontwikkeling vroegtijdig rekening wordt gehouden met archeologisch erfgoed. Als behoud in de bodem geen optie is, dan is, voorafgaand aan de bodemverstoring, onderzoek nodig om archeologische overblijfselen te documenteren en de informatie en vondsten te behouden. In de dichtbebouwde stedelijke omgeving is in de praktijk doorgaans sprake van deze laatste optie.

10.2 Beleid en regelgeving     

Gelet op de Wet op Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) is het verplicht voor alle (op)nieuw vast te stellen bestemmingsplannen om het archeologisch belang een volwaardige plaats toe te kennen. De wet vraagt de gemeenten om in de voorbereidingsfase van ruimtelijke plannen inventariserend archeologisch onderzoek te laten uitvoeren.

10.3 Resultaten onderzoeken     

Archeologie (ondergrondse cultuurhistorische waarden)

Bureau Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor bestemmingsplan Buikslotermeerplein, stadsdeel Noord. Het bestemmingsplangebied omvat het Buikslotermeerplein tot aan de Loenermark, IJdoornlaan en

Th. Weeversweg. Dit onderzoek is bedoeld om een beeld te krijgen van de ondergrondse cultuurhistorische waarden die in dit gebied aanwezig kunnen zijn. Een dergelijk bureauonderzoek

past binnen de verplichting van gemeenten om conform de Monumentenwet beleid te ontwikkelen ten aanzien van het behoud cq documentatie van die overblijfselen bij bouw- en aanlegwerkzaamheden.

Het bureauonderzoek (zie Bijlage 1 Archeologisch bureau onderzoek) gaat uit van een beknopt overzicht van de historisch-topografische ontwikkeling van het plangebied. Het historisch overzicht wordt aangevuld met archeologische informatie afkomstig van vindplaatsen in de omgeving van het plangebied. De historische en archeologische informatie over de ruimtelijke topografische ontwikkelingen is omgezet naar een beeld van archeologische verwachtingen.

Op de archeologische verwachtingskaart zijn twee zones onderscheiden. Aan de hand hiervan is een archeologische beleidskaart opgesteld, waarin de beleidsregels en maatregelen voor de vereiste archeologische monumentenzorg zijn vastgelegd. De beleidskaart telt één zone. Voor deze zone is gespecificeerd dat bij bouwplanontwikkeling geen archeologisch vervolgonderzoek nodig is.

Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook in geval geen archeologisch vervolgonderzoek is vereist en toch bodemvondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen dit aan Monumenten en Archeologie gemeld wordt zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen kunnen worden tot documentatie en berging van de vondsten.

Cultuurhistorie (bovengrondse cultuurhistorische waarden)

Door Monumenten en Archeologie van de gemeente is een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd. Daarin is een historisch stedenbouwkundige analyse opgenomen en is beschreven welke bebouwing, elementen en structuren cultuurhistorisch van betekenis zijn. Voor de uitgebreide historische beschrijving wordt verwezen naar de cultuurhistorische verkenning, zie Bijlage 4 Cultuurhistorische verkenning.

Bovengrondse cultuurhistorisch betekenisvolle elementen en structuren

In de Cultuurhistorische verkenning zijn de volgende betekenisvolle elementen en structuren beschreven. Winkelcentrum Boven ’t Y is een typisch product uit de jaren ‘60, waarin het fenomeen winkelcentrum zijn opmars maakte. Bij renovatie begin jaren negentig is het plein op onderdelen veranderd, waarbij veel van de oorspronkelijke kwaliteiten verloren zijn gegaan. Niettemin zijn er nog elementen die een beeld geven van de oorspronkelijke bedoeling:

  • de aantakking met de omliggende omgeving
  • de oorspronkelijke opzet van de gebouwen
  • de verkeersvrije voetgangersstraten
  • de drooglopen, al zijn deze overdekt door de glazen luifels uit de jaren negentig
  • de nog overgebleven (grind-)betonnen zitelementen
  • de plastiek op het binnenplein en bij de oostentree
  • het verhoogde parkeerdek
  • de trappartij die het plein verbinden met de verhoogde de Th. Weeversweg, en de bushokjes

Hoewel het tot het tijdsbeeld behoort, was het Buikslotermeerplein niet tot de top van de winkelcentra gerekend worden. Bij de toekomstige herontwikkeling kan er evengoed voor gekozen worden om terug te grijpen naar het oorspronkelijk concept van de architect Fledderus. Met de heldere belijning, het kleurgebruik en materiaal als grindbeton, hout en glas. Ook groenelementen, terrasjes en kunst kunnen bijdragen aan een sfeervol winkelcentrum, zoals Fledderus dat voor ogen had. De overige bebouwing is van recente datum, daarnaar zijn nog geen stadsbrede inventarisatie en selectieprojecten gedaan.

In de conclusie van het cultuurhistorisch onderzoek is aangegeven dat bij de “restyling” in de jaren negentig de heldere en eenduidige opzet van het oorspronkelijke ontwerp is aangetast. Ook is in het cultuurhistorisch onderzoek aangegeven dat bij de toekomstige herontwikkeling er voor gekozen kan worden om terug te grijpen naar het oorspronkelijk concept van de architect Fledderus. Met de heldere belijning, het kleurgebruik en materiaal als grindbeton, hout en glas. Ook groenelementen, terrasjes en kunst kunnen bijdragen aan een sfeervol winkelcentrum, zoals Fledderus dat voor ogen had.

10.4 Conclusie     

10.4.1 Archeologie     

Uit het archeologisch bureauonderzoek is gebleken dat er geen archeologische resten te verwachten zijn. Het gehele plangebied is vrijgesteld van nader archeologisch onderzoek. Wel geldt op basis van de Monumentenwet een meldingsplicht indien tijdens werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen.

10.4.2 Cultuurhistorie     

Vanwege het overwegend conserverende karakter van het bestemmingsplan ten aanzien van de bestaande bebouwing heeft het geen invloed op de cultuurhistorische betekenisvolle elementen en structuren, met uitzondering op het verhoogde parkeerdek en de trappartij die het plein verbinden met de verhoogde Th. Weeversweg, en de bushokjes. Laatstgenoemde onderdelen zullen verdwijnen ten gevolge van de nieuwbouwplannen op het huidige parkeerterrein.

Hoofdstuk 11 Duurzaamheid     

11.1 Algemeen     

Het aspect duurzaamheid speelt de laatste jaren steeds meer een rol bij gebiedsontwikkelingen. Dit begint al bij het formuleren van het kader en de ambities voor een plangebied. Een bestemmingsplan kan ten aanzien van het aspect duurzaamheid alleen datgene regelen wat een direct verband houdt met de bestemming die aan de gronden wordt toegekend. De planregels moeten rechtstreeks betrekking hebben op het ruimtebeslag van de gronden zelf of effect hebben op het ruimtegebruik van nabijgelegen gronden.

11.2 Beleid en regelgeving     

11.2.1 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie     

De Provincie Noord-Holland wil zoveel mogelijk bijdragen aan de afname van de oorzaken van klimaatverandering. Daarom wil de Provincie het energieverbruik in samenwerking met gemeenten in het stedelijk gebied, op bedrijventerreinen en in de glastuinbouw zoveel mogelijk beperken en de resterende vraag met duurzame energie invullen. De toepassing van duurzame energie in de gebouwde omgeving moet worden vergroot. Artikel 33 ("Energie en duurzaam bouwen") van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (die op 1 november 2010 in werking is getreden) bepaalt dat bestemmingsplannen voor woningbouw, renovatie (herstructurering), bedrijventerreinen en kantoorlocaties en glastuinbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, WKO en aardwarmte, zonne-energie, biomassa. Verder dient nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking aan eisen van duurzaam bouwen te voldoen.

11.2.2 Gemeente Amsterdam     

Duurzaamheid staat hoog op de Amsterdamse agenda. Burgers, bedrijven en overheden zijn zich steeds meer bewust van hun gedrag en hun verantwoordelijkheid voor hun omgeving. Dat zorgt er bijvoorbeeld voor dat steeds meer bedrijven inspelen op de steeds grotere vraag naar duurzame producten waardoor zij daarmee hun imago zien verbeteren.

Duurzaamheid gaat voor een groot deel over de vraag welke ambities bouwende en beherende partijen hebben. Ambities en het daadwerkelijk committeren aan de ambities zijn niet altijd een op een gelijk. Duurzaamheid gaat dan ook over maatwerk. Elk project zal zijn eigen 'kleur' krijgen waarbij het zwaartepunt bij elk van hen anders zal liggen. De gemeente verwacht als sturingsinstrument het meeste effect door ontwikkelende partijen te stimuleren om op vrijwillige basis (maar niet vrijblijvend) ambities te formuleren om CO² neutraal te gaan ontwikkelen en een energievisie op te stellen. Het gemeentelijk beleid ten aanzien van duurzaam bouwen zal in de bouwenveloppen worden voorgeschreven. Voorbeelden zijn het toepassen van duurzame materialen (o.a. FSC-hout), maar ook het niet toepassen van uitloogbare metalen op plaatsen die in aanraking met hemel- of oppervlaktewater kunnen komen. In samenwerking met de marktpartijen is onderzoek verricht naar de mogelijkheden van het toepassen van duurzame energiesystemen.

11.3 Specifiek plan/project     

Duurzaamheidoverwegingen hebben gedurende het gehele planvormingtraject van Centrum Amsterdam Noord een rol gespeeld. Zij zijn verweven in andere milieuaspecten zoals de keuze van intensief ruimtegebruik, gebruik van het openbaar vervoer, langzaam verkeer, duurzaamheid van het watersysteem etc. Bij de planuitwerking zal duurzaamheid een belangrijke overweging zijn, bijvoorbeeld bij keuzen ten aanzien van materiaalgebruik, afvalketens en energiegebruik.

In de Basiskwaliteit Woningbouw Amsterdam zijn de eisen met betrekking tot duurzaam bouwen in Amsterdam vastgelegd. Voorbeelden zijn het toepassen van duurzame materialen (o.a. FSC-hout), maar ook het niet toepassen van uitloogbare metalen op plaatsen die in aanraking met hemel- of oppervlaktewater kunnen komen.

Hoofdstuk 12 Externe veiligheid     

12.1 Algemeen     

Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's voor de omgeving voor het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen); het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen), het gebruik van luchthavens en het gebruik van windmolens. Bij externe veiligheid risico's wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Deze begrippen vullen elkaar aan; met het PR wordt de aan te houden afstand geëvalueerd tussen de risicovolle activiteit en kwetsbare functies, terwijl met het GR wordt beoordeeld of er een groot aantal slachtoffers kan vallen als gevolg van een ongeval. Voor het PR worden risiconormen gesteld in de vorm van grens- en richtwaarden waaraan getoetst moet worden bij vaststelling van bestemmingsplannen.

Voor het GR geldt geen norm; het bevoegd gezag moet afwegen of de gevolgen van een ongeval al dan niet aanvaardbaar zijn. Er is wel een oriëntatiewaarde vastgesteld die in het algemeen als acceptabel niveau geldt. Het bevoegd gezag dient het groepsrisico te verantwoorden, waarbij in ieder geval de mogelijkheden voor hulpverlening en rampbestrijding betrokken worden. De regionale brandweer dient in gelegenheid te worden gesteld om over deze aspecten advies uit te brengen.

Mogelijke risicobronnen zijn inrichtingen gericht op gebruik, opslag en productie van gevaarlijke stoffen, vervoer van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen), luchthavens en windmolens.

12.2 Beleid en regelgeving     

12.2.1 Beleid externe veiligheid     

Het doel van het beleid is: het beheersen, maar ook minimaliseren voor aanwezigen in de omgeving van risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen en risico's rond luchthavens en het voorkomen van nieuwe knelpuntsituaties. De mogelijkheden voor het beperken van risico's bestaat uit twee soorten beleid: brongericht of omgevingsgericht. Brongericht beleid is gericht op maatregelen bij de bron en het verminderen van de kans van optreden en het effect van een incident. Omgevingsgericht beleid is gericht op terughoudendheid van het bouwen van kwetsbare bestemmingen in de omgeving van risicovolle activiteiten en transportassen van gevaarlijke stoffen. Om effectief omgevingsbeleid te kunnen voeren is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de locaties waar risicovolle objecten zijn en risicovolle activiteiten plaatsvinden. Daartoe heeft de provincie een risicokaart opgesteld. De risicokaart geeft inzicht in de risico's in woon- en werkomgevingen. Op de kaart staan meerdere typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Deze gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en de Rijksoverheid.

12.2.2 Risicovolle inrichtingen     

Voor risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Voorbeelden van deze risicovolle bedrijven zijn LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en chemische fabrieken. Het Bevi is opgesteld om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. De normstelling van het Bevi richt zich zowel op vergunningverlening als ruimtelijke ordening. In nieuwe situaties geldt voor het PR een grenswaarde van 10-6 voor kwetsbare objecten en een richtwaarde van 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat binnen de PR 10-6 contour van een Bevi-inrichting geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden opgericht. Indien binnen de contour beperkt kwetsbare objecten worden opgericht moet het bevoegd gezag motiveren waarom dat wenselijk en aanvaardbaar is. Indien het bestemmingsplan de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object in het invloedsgebied toelaat, dient tevens het groepsrisico te worden verantwoord.

In en rond het plangebied van het winkelcentrum Boven 't Y zijn geen inrichtingen gevestigd die vallen onder de werking van het BEVI. Onderzoek externe veiligheid is voor dit aspect niet nodig.

12.2.3 Transportroutes gevaarlijke stoffen     

Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes in werking getreden. Conform het besluit moet bij de realisatie van gevoelige bestemmingen binnen een zone van 200 meter langs een transportroute onderzoek worden gedaan naar de hoogte van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Alleen de Nieuwe Leeuwarderweg ligt binnen de 200 meter zone. De snelweg A10 ligt op ongeveer 800 meter afstand en is voor deze ontwikkeling niet relevant.

12.2.4 Buisleidingen     

Voor buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. In en rond het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan Boven 't Y liggen geen buisleidingen die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Onderzoek externe veiligheid is voor dit aspect niet nodig.

12.3 Resultaten onderzoeken     

Door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd, zie Bijlage 7 Onderzoek externe veiligheid. Daarin is ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Leeuwarderweg het volgende geconcludeerd:

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is nergens hoger dan de grenswaarde van 10-6 per jaar (Regeling Basisnet). Zodoende wordt voor de transportroute over de weg voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.

Groepsrisico

Het groepsrisico overstijgt de oriëntatiewaarde niet door de geplande ontwikkeling. Tevens stijgt de oriëntatiewaarde niet met meer dan 10%. Daarmee hoeft er geen uitgebreide verantwoording plaats te vinden van het groepsrisico en de verandering daarvan.

Uitvoeringsbeleid Externe Veiligheid Amsterdam

Dit beleid schrijft voor dat binnen de 100% letaliteitsafstand (80 meter) van een weg waar LPG transport over plaatsvindt geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen gerealiseerd mogen worden. De geplande ontwikkeling bevind zich op grotere afstand van de transportroute voor LPG.

Tevens stelt het Uitvoeringsbeleid dat geen toename van een bestaande overschrijding van de oriëntatiewaarde toegestaan is en dat een stijging van meer dan 10% van het groepsrisico verantwoord dient te worden. Ook van deze twee situaties is geen sprake voor deze ruimtelijke ontwikkeling.

Hoofdstuk 13 Hoogbouwaspecten     

13.1 Beleid en regelgeving     

13.1.1 Hoogbouw, Beleid en Instrument     

De nota Hoogbouw, Beleid en Instrument uit 2005 is naar aanleiding van de vaststelling van de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam' in 2011 geactualiseerd als aanvullend toetsingskader. Het belangrijkste doel van het Amsterdamse hoogbouwbeleid is een zorgvuldige inpassing van hoogbouwinitiatieven in de bestaande structuren van de stad. Daarbij is de landschappelijke inpassing een aspect wat, zodra er sprake is van een zekere impact op het stadslandschap, een stedelijke afweging behoeft. In de Nota wordt aangegeven voor welke hoogbouwplannen dit geldt.

De hoogbouweffectrapportage (HER) is een rapportage waarin alle relevante effecten van hoogbouw, zoals windhinder en schaduwwerking, toetsing aan hindernisbeperkingen als straalpaden en beperkingen rond Schiphol worden onderzocht, maar die vooral is bedoeld om de effecten van een plan op het stedelijk landschap in beeld te brengen. Het uitvoeren van een HER wordt in het beleid aanbevolen en is in bepaalde gevallen verplicht. Dat doet zich voor in situaties waarin terughoudendheid met hoogbouw wordt beoogd; in deze situaties wil het college van B&W mee kunnen beoordelen wat de effecten zijn van hoogbouw. Een rapportage over landschappelijke effecten is onder meer verplicht gesteld bij hoogbouwinitiatieven vanaf 22,5 meter of hoger in het UNESCO-gebied (gebied binnen Singelgracht), hoogbouwinitiatieven vanaf 30 meter in de 2 km-zone rondom het UNESCO-gebied, in 'gebieden van bijzondere waarden', of in de randen van de groene scheggen. Voor overige gebieden geldt de ondergrens van 60 meter, met uitzondering van een aantal in de Structuurvisie aangegeven hoogbouwstimuleringsgebieden (zones langs infrastructuur bundel) waarvoor deze verplichting niet geldt. In geval van winkelcentrum Boven 't Y wordt nieuwe bebouwing toegestaan tot een hoogte van maximaal 18 tot 25 meter, waarbij alleen op de hoek van het Buikslotermeerplein / Waddenweg een hoogte-accent tot 30 meter wordt toegestaan. Op basis van de bepalingen van de Structuurvisie is hiervoor geen Hoogbouweffectrapportage nodig.

13.2 Resultaten onderzoek     

Windhinder

Door bureau Peutz is in 2006 een windhinderonderzoek uitgevoerd. In het onderzoek is aan de hand van een windtunnel vastgesteld of er sprake is van een acceptabel windklimaat als gevolg van de nieuwbouw op het Buikslotermeerplein. In het onderzoek is vastgesteld dat er over het algemeen een matig tot goed windklimaat wordt verwacht. Op de plekken in het winkelcentrum waar een matig windklimaat wordt verwacht zijn in het onderzoek bouwkundige maatregelen voorgesteld, zoals het plaatsen van een scherm naast een terras of het onder een overkapping situeren van de entree van een gebouw. Deze bouwkundige maatregelen zijn uitvoerbaar en op basis van dit bestemmingsplan toegestaan. Zie voor een uitgebreide beschrijving Bijlage 5 Windhinderonderzoek.

verplicht

Bezonning

Door bureau Peutz is een bezonningsstudie uitgevoerd. Doel van het onderzoek was inzicht te verkrijgen in de schaduwwerking van de geplande nieuwbouw op de omliggende bestaande bebouwing alsmede de mogelijke bezonning van de eigen bebouwing en het centrale plein vast te stellen.

In de bezonningsstudie is vastgesteld dat de schaduwwerking van de geplande nieuwbouw op de bestaande bebouwing ten noorden van de geplande nieuwbouw beperkt is. Alleen in het voor- en najaar zal in de namiddag sprake zijn van schaduwwerking op de gevels van de huidige bebouwing. Schaduwwerking van de geplande bebouwing op het bestaande winkelcentrum en ter plaatse van de overige nieuwbouw in het stationsgebied is beperkt.

Geconcludeerd is dat de onderhavig geplande bebouwing slechts beperkte invloed heeft op de bezonning van de omliggende bebouwing. Uit de studie blijkt verder onder meer dat op de gevels van woningen, ter plaatse van het centrale plein en in de winkelstraten binnen het eigen bouwplan in redelijke mate bezonning mogelijk is. Voor het geven van een meer specifieke beoordeling van de bezonning van een bouwdeel of toetsing van de resultaten aan de “lichte TNO-norm” wordt verwezen naar het onderzoek, zie Bijlage 6 Bezonningsstudie.

Hoofdstuk 14 Luchthavenindelingsbesluit     

Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is een Algemene Maatregel van Bestuur, die gebaseerd is op de Wet luchtvaart. In de Wet luchtvaart is bepaald dat onder andere bij de vaststelling van een bestemmingsplan het LIB in acht moet worden genomen. In het LIB is o.a. een beperkingengebied vastgesteld waar in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol met het oog op de veiligheid en de geluidbelasting beperkingen noodzakelijk zijn ten aanzien van de bestemming of het gebruik van de grond. Het beperkingengebied is aangegeven op kaartmateriaal dat onderdeel uitmaakt van het LIB. Het LIB bevat regels over:

  1. de bestemming en het gebruik van grond in verband met het externe-veiligheidsrisico vanwege het luchthavenluchtverkeer;
  2. de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer;
  3. de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer;
  4. een bestemming die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt in het beperkingengebied zoals bepaald in het LIB. Voor het plangebied gelden uitsluitend beperkingen ten aanzien van de bouwhoogte. Op grond van het LIB geldt een maximale toetshoogte van 78-81 meter (radar) en een maximale toetshoogte van 146 meter. Op de onderstaande afbeelding is de toetshoogte (radar) weergegeven.

verplicht

De maximale bouwhoogte die het bestemmingsplan mogelijk maakt (52 meter voor het bestaande woongebouw aan het Buikslotermeerplein 393-529) ligt ruim onder de maatgevende toetshoogte van de radar. Aan de bepalingen van het LIB kan derhalve worden voldaan.

Hoofdstuk 15 Regionale behoefte     

15.1 Algemeen     

Per 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) op enkele onderdelen gewijzigd. Ondermeer is artikel 3.1.6. gewijzigd.

Artikel 3.1.6. lid 2 luidt sinds 1 juli als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien".

15.2 Toepassing bij dit bestemmingsplan     

Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van het overnemen van de planologische rechten van het vigerende bestemmingsplan uit 2007. In dat bestemmingsplan was een herontwikkeling van het winkelcentrum en de bouw van fase 2 (het gebied tussen het bestaande winkelcentrum en het stadsdeelkantoor) al planologisch mogelijk gemaakt.

Vaste jurisprudentie is dat bij het opnieuw vaststellen van de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden steeds weer alle betrokken belangen moeten worden afgewogen, waarbij wordt bezien in hoeverre het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Conform jurisprudentie (uitspraak Raad van State, 6 augustus 2014, 201206568/1/R1) er geen toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 lid 2 Bro) plaats te vinden als er wordt uitgegaan van het overnemen van planologische rechten van het vigerende bestemmingsplan, indien dat bestemmingsplan is vastgesteld voor inwerkingtreding van artikel 3.1.6 lid 2 Bro (1 oktober 2012). Bij het voorliggende bestemmingsplan is dit aan de orde, nu het vigerende bestemmingsplan is vastgesteld in 2007, dus voor 1 oktober 2012.

Dit laat onverlet dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening binnen de planperiode van in beginsel tien jaar zich wel een behoefte aan de voorziene ontwikkelingen moet voordoen en dat er ook anderszins geen belemmeringen zijn die zich tegen de realisering van die ontwikkelingen binnen de planperiode verzetten (de “gewone” uitvoerbaarheidstoets).

Het bestemmingsplan gaat uit van de herontwikkeling van het winkelcentrum waarbij winkelvloeroppervlakte, ruimten voor winkelondersteunende voorzieningen zoals horeca en consumentverzorgende dienstverlening, culturele voorzieningen en woningen worden toegevoegd. De behoefte aan lokale winkelondersteunende functies zoals consumentverzorgende dienstverlening (zoals een kapper of bankfiliaal) en maatschappelijke dienstverlening (zoals een gezondheidscentrum) volgt uit de ligging van het winkelcentrum in een grootstedelijk gebied. Voor functies met zowel een lokale als regionale functie is in de onderstaande tekst ingegaan.

Detailhandel

Conform het Regionale Detailhandelsbeleid (2016) en het gemeentelijk detailhandelsbeleid (2011) staat behoud en versterking van bestaande winkelgebieden centraal. Het Buikslotermeerplein (Boven 't Y) is een bestaand winkelgebied. In het kader van het Regionale Detailhandelsbeleid is een marktonderzoek gedaan (Randstad Koopstromenonderzoek 2011 (I&O, november 2011, http://www.kso2011.nl/)

Uit het onderzoek blijkt dat er over de gehele Metropoolregio Amsterdam (MRA) ongeveer een evenwicht is tussen de marktruimte tot 2020 en de harde detail-handelsplannen. Onder "harde plannen" worden zowel detailhandelsontwikkelingen in uitvoering als (nog niet benutte) planologische ruimte in bestemmingsplannen verstaan. Het toevoegen van maximaal 30.000 m2 detailhandel is op basis van het vigerende bestemmingsplan (2007) reeds toegestaan en is daarmee onderdeel van de harde planvoorraad. Het behouden van deze planvoorraad past binnen de beleidskaders van het regionale detailhandelsbeleid. De regionale behoefte is daarmee aangetoond.

Ook in het concept-detailhandelsbeleid 2018-2022 van de gemeente Amsterdam is aangegeven dat voor de stadsdeelcentra Osdorpplein (Nieuw-West), Boven 't Y (Noord) en Amsterdamse Poort (Zuidoost) er ruimte is voor kwalitatieve vernieuwing en een betere functiemix om toekomstbestendig te blijven.'

Wonen

Uitgangspunt is het toevoegen van maximaal 600 woningen. Dit past binnen het gemeentelijk beleidskader "Koers 2025" (vastgesteld op 14 september 2016) waarin is aangegeven dat de gemeente streeft naar een woningbouwproductie van 50.000 woningen in de periode tot 2025 om de krapte op de woningmarkt te verminderen. De regionale behoefte van de woningen is daarmee aangetoond.

Kantoren

Conform de gemeentelijke kantorenstrategie (2011) is het gebied Centrum Amsterdam Noord (CAN) een "beperkt groeigebied" waar circa 52.000 m2 uit de planvoorraad zou moeten worden geschrapt. Dit aantal meters is geschrapt in het aangrenzende stationsgebied CAN. Het programma kantoren dat in het vigerende bestemmingsplan voor Boven 't Y was voorzien (4.000 m2) kan daarmee behouden blijven.

Hoofdstuk 16 Natuur en Landschap     

16.1 Algemeen     

Daar waar bestemmingsplannen en inpassingsplannen ruimtelijke ontwikkelingen en projecten mogelijk maken, moet rekening worden gehouden met (beschermde) natuurwaarden in de omgeving. Het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik mag er namelijk niet toe leiden dat hierdoor te beschermen waarden van een bepaald gebied of bepaalde planten- en diersoorten worden aangetast. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor natuurgebieden waarvoor op grond van nationale of internationale regelgeving of nationaal beleid een speciaal beschermingsregime geldt. Dit noemen we gebiedsbescherming. Deze gebieden hoeven overigens niet in het plangebied zelf te liggen. Activiteiten in een plangebied kunnen namelijk negatieve gevolgen op een gebied (ver) daarbuiten hebben. Dit heet externe werking. Daarnaast kunnen individuele dier-en plantensoorten bescherming genieten ongeacht waar zij voorkomen(soortenbescherming). Zowel met gebieds- als soortenbescherming moet, mede met het oog op de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan, rekening worden gehouden bij de vaststelling ervan.

16.2 Resultaten onderzoeken     

In de huidige situatie is het gebied volledig bebouwd en verhard en in gebruik als sterk stedelijk gebied met diverse stedelijke voorzieningen. Het gebied ligt ingeklemd tussen woonwijken en op ruime afstand van natuurgebieden. Op voorhand worden om die reden geen hoge natuurwaarden verwacht.

16.3 Hoofdgroenstructuur     

In de Structuurvisie Amsterdam 2040 is de hoofdgroenstructuur van Amsterdam vastgelegd. Het plangebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, ligt volledig buiten de hoofdgroenstructuur. In de huidige situatie is het gebied volledig bebouwd en verhard en in gebruik als sterk stedelijk gebied met diverse stedelijke voorzieningen.

Hoofdstuk 17 Water     

17.1 Algemeen     

Op grond van artikel 3.1.6 lid b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is de zogenaamde waterparagraaf.

Deze waterparagraaf moet inzicht geven in de wijze waarop het waterbeleid is vertaald naar de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan. Daarbij wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop bij het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Daarbij wordt aandacht besteed aan de volgende onderdelen:

  1. ruimtelijk relevant waterbeleid;
  2. de taken van de waterbeherende instantie;
  3. het overleg met de waterbeherende instantie;
  4. het huidige watersysteem;
  5. het toekomstige watersysteem.

De waterparagraaf geeft ook een weergave van de watertoets. Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets heeft betrekking op alle waterhuishoudkundige aspecten, zoals veiligheid, wateroverlast, riolering, watervoorziening, volksgezondheid, bodemdaling, grondwaterkwaliteit, verdroging en natte natuur.

17.2 Beleid en regelgeving     

Nationaal Waterplan 2016-2021

Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement
  • Nederlanders leven waterbewust.

Gelijktijdig met de vaststelling van het definitieve Nationaal Waterplan 2016-2021 is ook het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 vastgesteld. Het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren beschrijft hoe grote rivieren en kanalen, het IJsselmeergebied, de Zuidwestelijke Delta, de Noordzee en de Waddenzee beheerd moeten worden. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer. In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn geen wateren waar nationale belangen een rol spelen.

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden, waarmee een achttal wetten is samengevoegd tot één wet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet richt zich op de zorg voor waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterfuncties (zoals de drinkwatervoorziening). De wet biedt de basis voor het stellen van normen ten aanzien van deze onderwerpen.

Verder bevat de wet regelingen voor het beheer van water. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Met als resultaat één vergunning; de watervergunning. Watervergunningen kunnen betrekking hebben op bouw- of aanlegwerkzaamheden bij water en dijken; lozen en onttrekken van water; varen, aanmeren en evenementen en plannen ten behoeve van natuur en recreatie en uitbreidingsplannen. Voor de activiteiten die onder de algemene regels vallen, kan worden volstaan met een meldingsplicht in plaats van een vergunningenprocedure.

Watervisie 2021 en Uitvoeringsprogramma

Op 16 november 2015 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Watervisie 2021 vastgesteld. De Watervisie biedt een doorkijk voor het regionale waterbeleid tot 2040 en geeft aan waar in de periode 2016-2021 de prioriteiten liggen voor waterveiligheid en schoon en voldoende water. De Watervisie 2021 is op 23 december 2015 in werking getreden en vervangt het Waterplan 2010-2015. Voor de Watervisie is een Uitvoeringsprogramma 2016-2021 opgesteld, waarin staat wat de provincie concreet gaat doen. Het Uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd.

Waterprogramma 2016-2021

In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2016-2010 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water. De komende jaren is de opgave om het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort en schoon water. Dat gebeurt vooral preventief door de uitvoering van programma's en dagelijks beheer, maar ook door het onderhouden van een goede crisisorganisatie.

Keur HHNK

In 2016 heeft het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) een nieuwe Keur vastgesteld. In de Keur staan de regels die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Samen met de Waterwet, nationale en Europese wetgeving en beleidsregels van HHNK vormt dit de basis voor de watervergunning.

Watervisie Amsterdam 2040

Op 14 september 2016 heeft de gemeenteraad van Amsterdam de Watervisie Amsterdam 2040 vastgesteld. De visie geeft een ruimtelijk-economisch perspectief op het gebruik van water en oevers in Amsterdam op de lange termijn (2040) met een aantal speerpunten voor de korte termijn (2018). De Watervisie Amsterdam 2040 is een structuurvisie-uitwerking. Dat betekent dat de Watervisie na vaststelling door de gemeenteraad als een onderdeel van de Structuurvisie Amsterdam 2040 (een strategisch beleidsdocument voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad) wordt beschouwd. De visie is daarmee zowel een beleidsvisie als een planologisch-juridisch toetsinstrument. Ze wordt als planologisch-juridisch toetsingsdocument ingezet bij ruimtelijke plannen en initiatieven om watergerelateerde ontwikkelingen in balans met elkaar en integraal te laten plaatsvinden.

Met de Watervisie willen we bewoners, ondernemers, bedrijven, verenigingen en bezoekers tevens stimuleren en inspireren om -in lijn met de Watervisie- nieuwe initiatieven te ontplooien en te realiseren. Voor nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen de gebruikelijke (planologisch-juridische) procedures te worden gevolgd. De Watervisie is planologisch-juridisch alleen bindend voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam.

Gemeentelijk rioleringsplan Amsterdam 2016-2021

De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken. Deze zogenaamde zorgplichten betreffen: de inzameling en transport van stedelijk afvalwater, de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater en het nemen van grondwatermaatregelen.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan Amsterdam 2016 - 2021 staat hoe deze drie zorgplichten de komende periode door de gemeente Amsterdam worden ingevuld. Doel van het plan is om aan het bevoegd gezag te verantwoorden op welke wijze de gemeente Amsterdam deze watertaken uitvoert, en in hoeverre zij afdoende middelen heeft om dit in de toekomst te blijven doen. Hiermee voldoet de gemeente aan de planverplichting zoals die in de Wet milieubeheer (artikel 4.22) is opgenomen1. Het plan is tot stand gekomen in samenwerking met de waterschappen Hollands Noorderkwartier, Rijnland, Amstel, Gooi en Vecht en Rijkswaterstaat.

17.3 Watertoets     

Ten behoeve van het MER 2005 is onderzoek verricht naar de gevolgen van dit plan voor de waterkwaliteit en -kwantiteit in het plangebied. Voorts is op 7 januari 2005 het "Natstructuurplan Buikslotermeer" (301872, rev. 04; Grontmij), waar het plangebied deel van uitmaakt, opgeleverd. Dit plan is in 2015 geactualiseerd in de Herijking Natstructuurplan Buikslotermeer.

Herijking Natstructuurplan 2015

Gezamenlijk met het hoogheemraadschap is voor de Buikslotermeerpolder, waarvan het plangebied deel uitmaakt, het natstructuurplan opgesteld, waarin de consequenties van de ontwikkelingen in het gehele project Centrum Amsterdam Noord (CAN) inzichtelijk zijn gemaakt. In het plan worden de hoofdwaterstructuur en de benodigde hoeveelheid oppervlaktewater vastgesteld. In principe dient het te dempen water te worden gecompenseerd en moet voor elke m2 te verharden oppervlak extra oppervlaktewater worden gerealiseerd.

Het huidige watersysteem in de polder functioneert slecht en kenmerkt zich door een matige beheersbaarheid, grondwateroverlast en een matige tot slechte waterkwaliteit. Door de ontwikkelingen in het gebied zal het verder verharden en dient de waterhuishouding te worden aangepast. Deze aanpassing biedt kansen om de waterhuishouding in de gehele polder te verbeteren. In het Natstructuurplan zijn de consequenties van de waterstructuur en de hoeveelheid oppervlaktewater uit het stedenbouwkundige plan voor het hele CAN-gebied doorgerekend en getoetst. De ingrepen uit het plan zijn waar nodig geoptimaliseerd en er zijn varianten geformuleerd, die in het Natstructuurplan zijn beschreven. Ook zijn er ambities benoemd, die hoewel niet vanuit regelgeving verplicht, een extra impuls geven aan de waterkwaliteit. Een daarvan, het helofytenveld langs de A10 is inmiddels in samenwerking met de gemeente, het hoogheemraadschap en de provincie (subsidie) gerealiseerd.

Op basis van het Natstructuurplan zijn verdere afspraken gemaakt die worden verwerkt in de planvorming van het CAN. In het Natstructuurplan Buikslotermeer is geconstateerd dat er voldoende oppervlaktewater aanwezig is in het CAN. Met de koppeling van de peilvakken en de ingetekende hoeveelheid oppervlaktewater ontstaat een watersysteem dat voldoet aan de geldende normen.

Boven 't Y is in het natstructuurplan opgevat als 100% verhard. Geen enkele van de in het Natstructuurplan opgenomen maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit dient gerealiseerd te worden in het plangebied. In het voorliggende plan zijn dan ook geen regels opgenomen ter uitvoering van de ambities die deel uitmaken van het Natstructuurplan.

Systeem

In de oorspronkelijke situatie loopt de hoofdwaterstructuur van de Buikslotermeerpolder door de centrumstrip. Vanaf de zuidzijde ligt een watergang aan de onderzijde van het talud van de Nieuwe Leeuwarderweg achter de flats aan de Loenermark. Bij het stadsdeelkantoor buigt de watergang af richting het plangebied en vervolgens loopt het water voor het stadsdeelkantoor langs. Het streefpeil van het peilvak waarin het plangebied gelegen is, bedraagt -4,80 m NAP.

Riolering

Het plangebied is in de huidige situatie 100% gescheiden gerioleerd. Het regenwater van de daken, wegen en overige verharding wordt via een regenwaterstelsel afgevoerd naar het open water. Voor het gescheiden stelsel is een groot aantal regenwater uitlaten aanwezig.

Maaiveldhoogte

De maaiveldhoogte in het plangebied bedraagt -3,5 m. NAP. Dit is iets hoger dan de andere onderdelen van het CAN-gebied.

Bodemopbouw

Vóór de inpoldering van de Buikslotermeer, waarin het plangebied gelegen is, bevond zich vanaf het toenmalige maaiveld een circa vier meter dikke veenlaag op een klei ondergrond. Na de inpoldering is het maaiveld afgegraven. Thans bevindt zich in de bovenste meter van de bodem een circa 0,50 m dikke veenlaag. Op deze veenlaag bevindt zich plaatselijk een kleilaag. Onder de veenlaag komt overal klei voor. De oorspronkelijke bodemprofielen worden gerekend tot de Koopveen- en Vlierveengronden.

Bovengenoemde slecht doorlatende afzettingen (klei en veen) maken deel uit van de deklaag. Binnen het onderzoeksgebied heeft de deklaag een totale dikte van circa 12 tot 16 m. Aan de onderzijde van de deklaag komt in ieder geval in een deel van het onderzoeksgebied basisveen voor (een compacte veenlaag met een geringe waterdoorlatendheid). Onder de deklaag bevindt zich het eerste watervoerende pakket. Het eerste watervoerende pakket bestaat uit matig fijn tot matig grof zand en is circa 15 tot 25 m dik. Op een niveau van circa - 40,0 m. NAP bevindt zich de bovenzijde van de eerste scheidende laag. De eerste scheidende laag heeft een dikte van circa 30 m.

Grondwater

De stijghoogte in het eerste watervoerende pakket neemt af in noordelijke richting. De gemiddelde stijghoogte bedraagt tussen de -2,00 en -2,50 m. NAP. De dynamiek van de stijghoogten in het eerste watervoerende pakket bedraagt gemiddeld circa 0,25 m. De freatische grondwaterstand bevindt zich vermoedelijk circa 0,40 m boven het oppervlaktewaterpeil (circa -4,40 m. NAP). De stijghoogte in het eerste watervoerende pakket is hoger dan de freatische grondwaterstand. Hierdoor treedt een omhoog gerichte verticale grondwaterstroming door de deklaag op (kwelstroming).

In het plangebied is sprake van een grote mate van verharding. Bekend is dat er in en rondom het centrum sprake is van hoge grondwaterstanden en op enkele plaatsen zelfs overlast. Vooral de omgeving van het Olof Palmeplein heeft te maken met lokaal hoge grondwaterstanden.

Toekomstige situatie

Bij de herinrichting van het plangebied zal het creëren van een robuust watersysteem centraal staan. De ambitie van het alternatief robuust watersysteem is het realiseren van een watersysteem waarin een balans is gevonden tussen bergen en afvoeren van water. Hierbij wordt voldaan aan de inundatie- en wateroverlastnormering. Om één robuust watersysteem mogelijk te maken wordt aangesloten bij het voornemen uit het Nat Structuurplan om voor de Buikslotermeer als geheel de peilvakken samen te voegen tot één NAP -4,80 m peilgebied. Dit betekent dat zowel in de bouwfase als na vernieuwing het peil binnen het plangebied niet aangepast mag worden. Van belang is bij de fasering van de ontwikkelingen rekening te houden met de doorstroming. Verbetering van de waterkwaliteit wordt daarnaast als volgt nagestreefd binnen het plangebied:

- nieuw aan te leggen gescheiden stelsels. Dit betekent dat niet schone oppervlakken zoals intensief bereden wegen wel worden afgekoppeld, onder voorwaarde dat een zuiverende voorziening wordt aangelegd;

- bestaande gescheiden stelsels dienen te worden gesaneerd om een verdere waterkwaliteitsverbetering te realiseren.

Grondwater

Specifiek ten aanzien van grondwater dient voldaan te worden aan de gemeentelijk vastgestelde grondwaternorm voor nieuwbouwlocaties. Deze houdt in dat daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt, de grondwaterstand niet vaker dan (gemiddeld) eens per twee jaar, niet langer dan vijf dagen achtereen minder dan 0,5 m onder het maaiveld mag staan. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt de norm van 0,9 m.

In 2007 is onderzoek verricht naar de consequenties van de ontwikkelingen op de grondwaterstand in het plangebied. De beoogde parkeerkelders in het westelijke deel van het plangebied, vormen waarschijnlijk een barrière voor de afstroming van het grondwater. Het reeds gedempte deel van het oppervlaktewater zorgt tevens voor een stijging van de grondwaterspiegel. Bij de civieltechnische uitwerking van de plannen zal aandacht besteed worden aan duurzame oplossingen om grondwateroverlast te voorkomen. In de planregeling van het bestemmingsplan is daarom opgenomen dat er bij het realiseren van ondergrondse bebouwing een geohydrologisch onderzoek overlegd moet worden.

Oppervlaktewater

In de huidige situatie is het plangebied vrijwel volledig bebouwd en verhard. Deze situatie is ook in de Herijking Natstructuurplan 2015 opgenomen. Voor de nieuwe situatie wordt uitgegaan van de realisatie van extra bebouwing ter plaatse van het parkeerterrein langs de Waddenweg en ter plaatse van het viaduct van de Waddenweg. In de huidige situatie zijn deze terreinen al vrijwel volledig verhard. Er is daardoor geen sprake van een toename van 1.000 m2 of meer verharding/bebouwing, compensatie in de vorm van nieuw open water is daarmee niet aan de orde. Evenmin is er in het kader van deze planvorming sprake van demping van watergangen. Er liggen in of net naast het plangebied geen waterkeringen.

Hoofdstuk 18 Juridische planbeschrijving     

18.1 Algemeen     

Waar de overige paragrafen van deze bestemmingsplantoelichting de achtergronden van het bestemmingsplan belichten, geeft deze paragraaf een toelichting op de bestemmingsplanregels. Uitgelegd wordt wat de bedoeling en strekking is van de verschillende onderdelen van de regels. Daartoe worden in deze paragraaf de regels per artikel toegelicht.

Het (juridisch deel van het) bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding heeft een functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken.

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemming en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

Het vigerende bestemmingsplan bevat een Beschrijving in hoofdlijnen. Deze is in deze actualisatie doorvertaald naar de verschillende bestemmingen. In het vigerende bestemmingsplan werd oppervlakten uitgedrukt als bedrijfsvloeroppervlakte, binnenwerks van de gevel gemeten. In dit bestemmingsplan worden maatvoeringen als brutovloeroppervlakte opgenomen, buitenwerks van de gevel gemeten. Daartoe zijn de oppervlakten omgerekend en afgerond, waarbij is aangehouden dat de bedrijfsvloeroppervlakte 90% is van de brutovloeroppervlakte.

18.2 Artikelgewijze toelichting     

In deze paragraaf worden de niet voor zichzelf sprekende en bijzondere juridische aspecten van de bestemmingsbepalingen toegelicht. Het beleid wordt niet toegelicht, maar de wijze van regelen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 1 geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen die in de regels worden gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en wat niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld. In deze toelichting worden gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd.

In de begrippen is de definitie van praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis opgenomen. Daaronder vallen dienstverlenende beroepen waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Onder dienstverlenende beroepen vallen ook medische beroepen zoals een huisarts of tandarts.

Galeriën worden in dit bestemmingsplan beschouwd als een vorm van detailhandel waar kunst wordt verkocht. Galeriën zijn dus toegestaan waar detailhandel is toegestaan.

Artikel 2 Wijze van meten

Met dit artikel wordt aangegeven op welke wijze moet worden beoordeeld in hoeverre een initiatief past binnen de minima en maxima die door de overige regels worden aangegeven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Cultuur en ontspanning

De bioscoop en het cultuurcluster zijn bestemd als Cultuur en ontspanning. Daarbij zijn de planologische rechten uit het voorheen geldende bestemmingsplan "Vernieuwing Boven 't Y" overgenomen. Voor de bioscoop is uitgegaan van maximaal 2.500 stoelen, voor de vrijetijdsvoorzieningen 4.450 m2 en de culturele voorzieningen eveneens 4.450 m2 BVO.

Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 3, Gemengd - 6, Gemengd - 7

De kavels die nog ontwikkeld moeten worden zijn bestemd als Gemengd 1-2-3-5 en 7, samen met het reeds gerealiseerde Gemengd-6.. Op basis van de planregels zijn stedelijke voorzieningen (winkels, horeca, dienstverlening, kantoren) in de plint (1e en 2e bouwlaag) en woningen (bovenliggende verdiepingen) toegestaan.

Gemengd - 4

Het grootste deel van het winkelcentrum waar geen ontwikkelingen zijn voorzien is bestemd als Gemengd - 4. Toegestaan zijn diverse stedelijke functies zoals detailhandel, horeca, dienstverlening en kantoren.

Gemengd - 8

Het bouwblok aan de noordoostzijde van het winkelcentrum is bestemd als Gemengd - 8. Toegestaan zijn diverse stedelijke functies zoals detailhandel, horeca, dienstverlening, kantoren en parkeervoorzieningen. Ter plaatse van de bestaande woontoren is een woonfunctie toegestaan.

verplicht

Gemengd - 9

Het bouwblok aan het meest oostelijke plein van het winkelcentrum is bestemd als Gemengd - 9. Ter plaatse zijn de vormen van dienstverlening (consumentverzorgende, maatschappelijke en zakelijke) en kantoren toegestaan.

verplicht

Gemengd - 10

Het benzinestation aan de noordzijde van het winkelcentrum is bestemd als Gemengd - 10. Toegestaan is een verkooppunt van motorbrandstoffen (niet zijnde LPG). Daarnaast is een bijbehorende tankshop, horeca en dienstverlening voor motorvoertuigen toegestaan. Onder andere de carwash valt hieronder.

verplicht

Gemengd - 11

De twee losse paviljoens in het winkelcentrum zijn bestemd als Gemengd - 11. Toegestaan is detailhandel, dienstverlening en horeca. De bestaande bouwhoogte (3 meter) is uitgangspunt.

Gemengd - 12

Naast de bestaande supermarkt is binnen het bouwvlak éénlaagse bebouwing opgenomen. Toegestaan zijn de functies die ook in het aangrenzende winkelcentrum zijn toegestaan zoals detailhandel, horeca en dienstverlening.

Verkeer - 1, Verkeer - 2, Verkeer - 3, Verkeer - 4

De openbare ruimte in het plangebied heeft de verkeersbestemming. Daarbij is onderscheid gemaakt naar bestemmingen voor wegen voor het autoverkeer (Verkeer - 1), parkeergarages (Verkeer - 2), binnenhoven ten behoeve van laden en lossen (Verkeer - 3) en voetgangersgebieden (Verkeer - 4).

Wonen - 1

De bestaande woningen aan het Olaf Palmeplein zijn bestemd als "Wonen - 1". In deze gebouwen zijn uitsluitend woningen toegestaan. De aangrenzende gronden die in gebruik zijn als tuin, zijn ook bestemd als "Wonen-1", waarbij de tuinen buiten het bouwvlak zijn gesitueerd en dus niet bebouwd mogen worden. Alleen bouwwerken die op grond van het Besluit omgevingsrecht zijn toegestaan zonder omgevingsvergunning mogen worden gerealiseerd.

Wonen - 2

De nieuwe woningen aan de zuidzijde van het plangebied zijn bestemd als Wonen - 2. Stedelijke voorzieningen zoals dienstverlening en kantoren zijn op de 1e en 2e bouwlaag toegestaan, daarboven mag uitsluitend worden gewoond.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.

Artikel 23 Algemene bouwregels

In deze regel wordt geregeld dat bepaalde overschrijdingen van de bouwregels zijn toegestaan.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

In deze regel worden de algemene regels omtrent gebruik vastgelegd. Naast het algemene gebruiksverbod om de gronden en opstallen in strijd met de bestemming te gebruiken, is een aantal activiteiten uitgezonderd.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel worden algemene afwijkingsregels opgesomd. Er kan voor gebouwen van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken en dergelijke worden afgeweken van de regels. Ook kan van de regels worden afgeweken voor geringe afwijkingen en tevens mag de in de regels toegestane maximale bouwhoogte worden overschreden in bepaalde gevallen. Hetzelfde geldt voor de op de verbeelding aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

De overgangsregel is evenals de anti-dubbeltelregel overgenomen uit de standaardregels uit het Bro.

Artikel 27 Slotregel

De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer alsmede de datum van vaststelling door de gemeenteraad.

Hoofdstuk 19 Uitvoerbaarheid     

19.1 Economische uitvoerbaarheid     

Ruimtelijke ontwikkelingen gaan in de regel gepaard met gemeentelijke investeringen in gemeenschappelijk te gebruiken voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, waarvan de gemeente de kosten kan en mag verhalen op de ontwikkelaar(s). Alhoewel er reeds lange tijd gemeentelijke instrumenten bestaan voor kostenverhaal, bleken deze telkens tekort te schieten, waardoor gemeenten uiteindelijk bleven zitten met gemaakte kosten die niet meer te verhalen waren. Een nieuw instrument, de Grondexploitatiewet (Grex), dient om het risico van grondexploitatie voor gemeenten te verkleinen.

De Grex is als aparte wet tot stand gekomen, maar uiteindelijk ingepast in hoofdstuk 6 van de Wro en is daarmee sinds 1 juli 2008 van kracht. In de Grex wordt de verdeling van kosten en opbrengsten bij de ontwikkeling van een bouwlocatie geregeld, voor het geval dat de gemeente niet de ontwikkelende partij is. In de fase van de bouwplantoetsing zal de aanvraag omgevingsvergunning moeten worden getoetst aan een op grond van de Grex opgesteld exploitatieplan, tenminste: als het noodzakelijk was een exploitatieplan op te stellen.

Ingevolge artikel 6.12 Wro, besluit de gemeenteraad of wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan. In dit geval wordt afgezien van het opstellen van een exploitatieplan omdat de gemeente Amsterdam volledig eigenaar is van de grond waarop het bestemmingsplan van toepassing is. Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie, zoals bedoeld in de Wro, is daarom anderszins verzekerd via het erfpachtstelsel.

Het toepassen van het erfpachtstelsel ten behoeve van kostenverhaal past goed binnen het uitgangspunt van de Wro dat het privaatrechtelijke spoor voorop staat. Erfpacht is immers een privaatrechtelijk instrument waarbij de gemeente als eigenaar bepaalt tegen welke vergoeding haar gronden in gebruik mogen worden genomen door derden. Naar zijn aard biedt dit systeem de gemeente de mogelijkheid om kosten die de gemeente maakt ten behoeve van de grondexploitatie van gronden te verhalen op derden die gebruik maken van die gronden. Opgemerkt zij nog dat de gemeente telkens eigenaar is en blijft van de gronden. 

Op 14 februari 2007 heeft de gemeenteraad haar goedkeuring gegeven aan het Investeringsbesluit Vernieuwing Boven 't Y ((Gemeenteblad 2007, Afd.3A, nr. 33/65). De uitgangspunten die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn gelijk aan de uitgangspunten van deze grondexploitatie. De grondexploitatie maakt deel uit van de totaalexploitatie van het projectgebied Centrum Amsterdam Noord (CAN). De investeringen bestaan o.a. uit verwervingen, sloopkosten, kosten voor het bouw- en woonrijp maken en proceskosten. De opbrengsten bestaan vooral uit grondopbrengsten van (sociale) woningbouw, detailhandel, horeca, commerciële dienstverlening, bedrijfsruimte en een bioscoop.

19.2 Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro     

Overleg met betrokken overheden (art. 3.1.1. Bro)

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan verzonden aan:

  1. Provincie Noord-Holland;
  2. Rijkswaterstaat West-Nederland Noord;
  3. Gasunie;
  4. Hoogheemraadschap Het Hollands Noorderkwartier;
  5. Bestuurscommissie Noord, gemeente Amsterdam;

Overleg met betrokken ambtelijke diensten en maatschappelijke organisaties

Gedurende de termijn van het vooroverleg is het concept ontwerpbestemmingsplan ook voorgelegd aan de volgende ambtelijke diensten:

  1. Brandweer Amsterdam - Amstelland;
  2. Waternet;
  3. Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;
  4. Monumenten en Archeologie, gemeente Amsterdam
  5. Ruimte en Duurzaamheid, Structuurvisietoets, gemeente Amsterdam.

Hieronder is aangegeven welke instanties hebben gereageerd en een inhoudelijke reactie hebben gegeven. Provincie Noord-Holland en Gasunie hebben aangegeven geen aanleiding te zien voor een reactie. De overige instanties hebben geen reactie ingestuurd.

Bestuurscommissie Noord, gemeente Amsterdam

Opmerking

De bestuurscommissie Noord adviseert positief over het concept ontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan handhaaft het doel en de mogelijkheid voorvernieuwing en modernisering van het Buikslotermeerplein zoals die in 2007 met het bestemmingsplan Vernieuwing Boven 't Y is ingezet. Het gesprek tussen de gemeente Amsterdam met de vastgoedeigenaren, winkeliers en de bewoners over de verdere planontwikkeling van het Buikslotermeerplein loopt nog. Totdat nieuwe ontwikkelingen verder zijn uitgekristalliseerd zal het geactualiseerde bestemmingsplan dienen als beoordelingskader voor aanvragen omgevingsvergunning. De bestuurscommissie blijft graag betrokken bij de verdere planvorming voor het gebied.

Beantwoording

Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Waternet

Opmerking 1

Het bevoegd gezag van waterbeheer ligt in dit plangebied bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Waternet voert in dit gebied alleen de gemeentelijke watertaken (grondwater, afvalwater, hemelwater en drinkwater) uit namens de gemeente Amsterdam. Vanuit de grondwaterzorgplicht wordt gevraagd of er vanwege het plan sprake is van demping van watergangen. Pagina 80 en 82 lijken elkaar tegen te spreken.

Beantwoording 1

In de toelichting wordt gesproken over het onderzoek uit 2007, die bewuste watergang is inmiddels gedempt. Er is bij het Waddenwegviaduct nog één deel van de oude watergang over die vanaf het Stadsdeelkantoor naar De Wieden stroomde. Vanaf dit watertje loopt een duiker nog steeds naar De Wieden. Uit het grondwatermodel voor het gebied Buikslotermeerplein blijkt dat bij het dempen van dit watertje de grondwaterstand bij o.a. Dijkwater naar boven komt tot onwenselijke hoogte. Het dempen van de waterpartij en bijbehorende maatregelen is meegenomen in de Herijking Natstructuurplan 2015 om voor het gehele peilgebied de grondwaterstanden te verbeteren en compensatiemaatregelen te treffen. In het Natstructuurplan wordt voor het Buikslotermeerplein uitgegaan van een situatie met 100% verharding, de demping zoals hierboven beschreven is daarin dus reeds meegenomen. De toelichting zal op dit punt worden aangevuld

Opmerking 2

In de omgeving van het plangebied zijn drainagesystemen aanwezig. Naast een geohydrologisch onderzoek naar de effecten van de parkeergarages op de omgeving, moet de ontwikkelaar van de ondergrondse parkeergarage ook ervoor zorgen dat de bestaande grondwater regulerende systemen blijven functioneren.

Beantwoording 2

In de planregeling is opgenomen 'dat ondergrondse bouwlagen slechts zijn toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat er geen negatieve effecten zijn op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden'. In de onderzoeken zal dus ook rekening moeten worden gehouden met (het blijven functioneren van ) bestaande regulerende systemen. Er is geen noodzaak om de planregeling aan te passen.

Monumenten & Archeologie

Opmerking

Ten aanzien van het aspect archeologie zijn er geen opmerkingen. In de hoofdstukken rijks- en gemeentebeleid ontbreken enkele onderdelen over de modernisering van de monumentenwet en het gemeentelijk beleid met betrekking tot cultuurhistorie. Bij hoofdstuk 10.3 en 10.4 verdient het aanbeveling om aan te geven dat het om bovengrondse cultuurhistorie gaat. Er wordt geconstateerd dat de cultuurhistorische waarden zoals geadviseerd door M&A over het algemeen verwerkt zijn in het bestemmingsplan, maar er verdwijnen ook enkele waarden. Er wordt verzocht de gevolgen van het bestemmingsplan op de cultuurhistorische waarden in de toelichting van het bestemmingsplan op te nemen.

Beantwoording

De toelichting van het bestemmingsplan zal op bovenstaande punten worden aangevuld.

Structuurvisietoets

Opmerking

Het plan is getoetst aan de Structuurvisie Amsterdam 2040: Economisch sterk en duurzaam en overige relevante beleidskaders. Het concept ontwerpbestemmingsplan Boven 't Y geeft ons geen aanleiding tot het maken van opmerkingen en kunnen wij positief adviseren op voorliggende plan. Graag wil ik u er op attenderen dat in u plan de beleidsvelden 'De Bewegende Stad' en 'Balans in de Stad' niet zijn opgenomen. Naar ons inzien hebben beide beleidsvelden veel raakvlakken met uw plan en zouden deze onderdelen uw plan kunnen completeren.

Beantwoording

De toelichting van het bestemmingsplan zal worden aangevuld met de genoemde beleidsvelden.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

Het bestemmingsplan Boven 't Y met identificatienummer NL.IMRO.0363.N1605BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.

1.2 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak     

Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 Automatenhal     

Een voor het publiek toegankelijke ruimte waar meer dan twee spelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen, zoals die geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, zijn opgesteld.

1.7 Baliefunctie     

Een (onderdeel van een) kantooractiviteit, of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk (deel van een) gebouw.

1.8 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bebouwingspercentage     

Een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden, kelders niet mee te rekenen.

1.10 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 Bedrijf     

Inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, groothandel, internetverkoop, opslag en/of transport.

1.12 Bestaande bebouwing of gebruik     

Bebouwing of gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.13 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bijbehorend bouwwerk     

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.16 Bijzondere bouwlaag     

Kelder, souterrain, kap, dakopbouw, dakterras.

1.17 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 Bouwlaag     

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,50 meter in hoogte verschillen. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden bijzondere bouwlagen niet meegerekend.

1.19 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 Bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 Bruto vloeroppervlakte (bvo)     

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen, etc.

1.22 Consumentverzorgende dienstverlening     

Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.23 Culturele voorzieningen     

Musea, (muziek)theaters, expositieruimten en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.24 Dagrecreatie     

Recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.

1.25 Detailhandel     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren of het leveren van zaken aan in hoofdzaak personen die deze zaken kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, één en ander met uitzondering van smartshops, growshops, seksinrichtingen, geldwisselkantoren en telefooninrichtingen.

1.26 Dove gevel     

Een bouwkundige constructie waarin,

  1. geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
  2. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.27 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 Geldwisselkantoor     

Een voor publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het wisselen van geld.

1.29 Geluidsluwe zijde     

De zijde van een gebouw waar de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder niet mag overschrijden, dan wel waar een serre of loggia wordt gebouwd waardoor deze voorkeurswaarde op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte wordt bereikt.

1.30 Geluidgevoelige bestemmingen     

Geluidgevoelige bestemming zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en Besluit geluidhinder.

1.31 Groenvoorziening     

Ruimten in de open lucht, zoals (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.

1.32 Growshop     

Een gebouw dat een ruimte omvat, welke wordt gebruikt voor de verkoop van producten ten behoeve van het telen van cannabis.

1.33 Hogere waarde     

Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.34 Hoofdgebouw     

Eén of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 Horeca I     

Fastfood (waaronder begrepen automatiek, snackbar, loketverkoop, fastfoodrestaurant en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.36 Horeca II     

Nachtzaak (dancing, discotheek, sociëteit, zaalaccomodatie, nachtcafé en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.37 Horeca III     

Café (café, bar en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.38 Horeca IV     

Restaurant (restaurant, koffie-, en theehuis, lunchroom, juicebar en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.39 Horeca V     

Hotel (waaronder begrepen hotel, motel, jeugdherberg en naar de aard daarmee te vergelijken functies).

1.40 Horeca VI     

Extended stay.

1.41 Kantoor     

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, daaronder tevens begrepen congres- en vergaderaccommodatie.

1.42 Kelder     

Een bijzondere bouwlaag , waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag ten hoogste 0,50 meter boven het gemiddeld aangrenzende peil/maaiveld is gelegen.

1.43 Maaiveld     

De hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.44 Maatschappelijke dienstverlening     

Het verlenen van publieksgerichte diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns-, (para-)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sociaal-culturele voorzieningen.

1.45 Markt     

Een verkoopgelegenheid die op een plein of in een straat wordt georganiseerd, en waar marktlieden op niet gebouwde voorzieningen zoals marktkramen of in verkoopwagens waar aan de man proberen te brengen.

1.46 Nutsvoorziening     

Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.47 Ondergrondse parkeervoorziening     

Parkeervoorziening gelegen onder peil, met bijbehorende in- en uitritten, technische ruimten en overige ruimten.

1.48 Openbare ruimte     

Rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met in begrip van bij deze voorzieningen behorende nutsvoorzieningen, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.49 Overbouwing / onderdoorgang     

Een op de verbeelding aangegeven gebied waar, binnen de bestemmnig een doorgang mogelijk moet zijn waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.50 Overig bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.51 Parkeergarage     

Gebouwde parkeervoorziening.

1.52 Peil     

Onder het peil wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het N.A.P. of het plaatselijk aan te houden waterpeil.

1.53 Planregels     

De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Boven 't Y.

1.54 Praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis     

Dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft.

1.55 Prostitutie     

Het aanbieden of verrichten van seksuele diensten tegen een materiële vergoeding.

1.56 Prostitutiebedrijf     

Een bedrijf waar prostitutie wordt bedreven.

1.57 Seksinrichting     

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.

1.58 Short stay     

Het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan één huishouden of voor maximaal vier personen indien deze personen deel uitmaken van meerdere huishoudens, voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden.

1.59 Smartshop     

Een winkel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door detailhandel in psychotrope stoffen.

1.60 Souterrain     

Een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 tot 1,50 meter boven het peil is gelegen.

1.61 Supermarkt     

Een vorm van detailhandel waar in overwegende mate levensmiddelen worden verkocht waarbij de winkel een bruto vloeroppervlakte heeft van minimaal 500 m2.

1.62 Telefooninrichting / belhuis     

Een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.

1.63 Terras     

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden ten dienste van het horecabedrijf en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

1.64 Verbeelding     

De verbeelding van het bestemmingsplan.

1.65 Vrijetijdsvoorzieningen     

Tegen vergoeding of door lidmaatschap voor het publiek toegankelijke gebouwen en terreinen ten behoeve van:

  1. sport en sportieve recreatie;
  2. dagrecreatie;
  3. spel en vermaak, ontspanningsactiviteiten;
  4. muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra;
  5. bioscoop.

1.66 Weg     

Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen of trambanen zijnde, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen.

1.67 Wonen     

Het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een

woning, al dan niet gecombineerd met zorgfuncties die naar intensiteit en tijdsduur beperkt zijn.

1.68 Woning     

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, of maximaal

vier personen, of daarmee gelijk te stellen woonvormen.

1.69 Zakelijke dienstverlening     

Het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De bouwhoogte van een antenne-installatie     

Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De brutovloeroppervlakte van een gebouw     

De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Cultuur en ontspanning     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vrijetijdsvoorzieningen;
  2. culturele voorzieningen;
  3. maatschappelijke dienstverlening;
  4. horeca III en horeca IV;
  5. consumentverzorgende dienstverlening;
  6. ondergrondse parkeergarages met bijbehorende in- en uitritten;

met bijbehorende:

  1. nutsvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. voor de eerste bouwlaag van gebouwen geldt een minimum bouwhoogte van 3,60 meter;
  5. ondergrondse bouwlagen zijn slechts toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. een bioscoop van maximaal 2.500 stoelen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bioscoop";
  2. ter plaatse van de aanduiding "bioscoop" zijn geluidgevoelige bestemmingen niet toegestaan;
  3. maximum bruto vloeroppervlakte (bvo) vrijetijdsvoorzieningen, exclusief bioscoop: 4.450 m2;
  4. maximum bruto vloeroppervlakte (bvo) culturele voorzieningen: 4.450 m2;
  5. maximum vestigingsgrootte horeca: 500 m2.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.3 ten behoeve van:

  1. maximaal twee vestigingen horeca I, mits het functioneren van de vrijetijdsvoorzieningen daardoor niet in onevenredige mate wordt aangetast;
  2. maximaal één vestiging horeca II, mits het functioneren van de vrije tijdsvoorzieningen en de gebruikswaarde van de aangrenzende woningen daardoor niet in onevenredige mate wordt aangetast.

Artikel 4 Gemengd - 1     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. consumentverzorgende dienstverlening;
  2. detailhandel;
  3. horeca I, horeca III en horeca IV;
  4. kantoren;
  5. zakelijke dienstverlening;
  6. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis;
  7. ondergrondse parkeergarages met bijbehorende in- en uitritten;

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. (dak)tuinen en erven;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. bergingen en andere nevenruimten.

4.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. voor de eerste bouwlaag van gebouwen geldt een minimum bouwhoogte van 3,60 meter;
  5. elke woning dient te worden voorzien van minimaal één geluidsluwe zijde;
  6. ondergrondse bouwlagen zijn slechts toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

4.3 Nadere eisen     

Het bevoegde gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de in- en uitritten behorend bij gebouwde parkeervoorziening indien dit noodzakelijk is vanwege verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of het functioneren van het winkelcentrum.

4.4 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het realiseren van woningen zonder geluidluwe zijde indien kan worden aangetoond dat dit redelijkerwijs niet mogelijk is, één en ander conform het gemeentelijk geluidbeleid.

4.5 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 4.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

4.5.1 Detailhandel     

Voor detailhandel gelden de volgende gebruiksregels:

  1. detailhandel als bedoeld in lid 4.1 is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. het totale bruto vloeroppervlakte (bvo) ten behoeve van detailhandel als bedoeld in lid 4.1 tezamen mag ten hoogste 850 m² bedragen.
4.5.2 Horeca     

Voor horeca gelden de volgende gebruiksregels:

  1. horeca I, horeca III en horeca IV is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) horeca op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 3.400 m2 bedragen;
  3. de maximum bruto vloeroppervlakte (bvo) per horecavestiging bedraagt 375 m2;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c zijn in de bestemmingen genoemd in lid b maximaal 3 vestigingen van 750 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo) toegestaan.
4.5.3 Kantoren en dienstverlening     

Voor kantoren en dienstverlening gelden de volgende gebruiksregels:

  1. kantoren zijn uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag en ter plaatse van de aanduiding “kantoor” mede in de hoger gelegen bouwlagen;
  2. zakelijke dienstverlening en consumentverzorgende dienstverlening zijn uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag;
  3. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) kantoor, zakelijke dienstverlening, horeca en consumentverzorgende dienstverlening op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 7.800 m2 bedragen;
  4. van de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) als bedoeld onder c mag maximaal 4.450 m2 worden gebruikt voor kantoor en zakelijke dienstverlening;
4.5.4 Overige functies     

Voor de overige functies gelden de volgende gebruiksregels:

  1. wonen is uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag en hoger;
  2. het maximum aantal woningen van de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3,Gemengd - 5, Gemengd - 7 en Wonen - 2 samen bedraagt 600;
  3. gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan onder de eerste bouwlaag, met dien verstande dat in de eerste bouwlaag in- en uitritten ten behoeve van de gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
4.5.5 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving zoals bedoeld in artikel 24.1 wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor:

  1. growshop;
  2. smartshop;
  3. seksinrichting;
  4. prostitutiebedrijf;
  5. geldwisselkantoor;
  6. telefooninrichting / belhuis.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels     

4.6.1 Uitbreiding detailhandel     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.5.1 teneinde de bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemming Gemengd - 1 uit te breiden tot maximaal 1.750 m2 op voorwaarde dat de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6 en Gemengd - 7 niet meer bedraagt dan 33.000 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo).

4.7 Wijzigingsbevoegdheid     

4.7.1 Detailhandel     

Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen door een gerealiseerde detailhandelsfunctie te wijzigen in een niet–detailhandelsfunctie, indien de bedrijfsvoering feitelijk en juridisch is gestaakt dan wel door de eigenaar om zo’n bestemmingswijziging is verzocht. De door de wijziging aan de

bruto vloeroppervlakte (bvo) voor detailhandel onttrokken oppervlakte wordt toegevoegd aan de bruto vloeroppervlakte (bvo) waarvoor het bevoegd gezag met toepassing van lid 4.6 kan worden afgeweken.

Artikel 5 Gemengd - 2     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. consumentverzorgende dienstverlening;
  2. detailhandel;
  3. horeca I, horeca III en horeca IV, behalve ter plaatse van de aanduiding "horeca uitgesloten";
  4. zakelijke dienstverlening;
  5. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis;
  6. ondergrondse parkeergarages met bijbehorende in- en uitritten;
  7. kantoren;

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. (dak)tuinen en erven;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. bergingen en andere nevenruimten.

5.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

5.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. voor de eerste bouwlaag van gebouwen geldt een minimum bouwhoogte van 3,60 meter;
  5. elke woning dient te worden voorzien van minimaal één geluidsluwe zijde;
  6. ondergrondse bouwlagen zijn slechts toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

5.3 Nadere eisen     

Het bevoegde gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de in- en uitritten behorend bij gebouwde parkeervoorziening indien dit noodzakelijk is vanwege verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of het functioneren van het winkelcentrum.

5.4 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van het realiseren van woningen zonder geluidluwe zijde indien kan worden aangetoond dat dit redelijkerwijs niet mogelijk is, één en ander conform het gemeentelijk geluidbeleid.

5.5 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 5.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

5.5.1 Detailhandel     

Voor detailhandel gelden de volgende gebruiksregels:

  1. detailhandel als bedoeld in lid 5.1 is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. het totale bruto vloeroppervlakte (bvo) ten behoeve van detailhandel als bedoeld in lid 5.1 tezamen mag ten hoogste 3.700 m² bedragen.
5.5.2 Horeca     

Voor horeca gelden de volgende gebruiksregels:

  1. daar waar op grond van lid 5.1 horeca is toegestaan, is horeca I, horeca III en horeca IV uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) horeca op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 3.400 m2 bedragen;
  3. de maximum bruto vloeroppervlakte (bvo) per horecavestiging bedraagt 375 m2;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c zijn in de bestemmingen genoemd in lid b maximaal 3 vestigingen van 750 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo) toegestaan.
5.5.3 Kantoren en dienstverlening     

Voor kantoren en dienstverlening gelden de volgende gebruiksregels:

  1. kantoren zijn uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag en ter plaatse van de aanduiding “kantoor” mede in de hoger gelegen bouwlagen;
  2. zakelijke dienstverlening en consumentverzorgende dienstverlening zijn uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag;
  3. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) kantoor, zakelijke dienstverlening, horeca en consumentverzorgende dienstverlening op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 7.800 m2 bedragen;
  4. van het totaal bruto vloeroppervlakte (bvo) als bedoeld onder c mag maximaal 4.450 m2 worden gebruikt voor kantoor en zakelijke dienstverlening.
5.5.4 Overige functies     

Voor de overige functies gelden de volgende gebruiksregels:

  1. wonen is uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag en hoger;
  2. het maximum aantal woningen van de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3 Gemengd - 5, Gemengd - 7 en Wonen - 2 samen bedraagt 600;
  3. gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan onder de eerste bouwlaag, met dien verstande dat in de eerste bouwlaag in- en uitritten ten behoeve van de gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
5.5.5 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving zoals bedoeld in artikel 24.1 wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor:

  1. growshop;
  2. smartshop;
  3. seksinrichting;
  4. prostitutiebedrijf;
  5. geldwisselkantoor;
  6. telefooninrichting / belhuis.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels     

5.6.1 Uitbreiding detailhandel     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.5.1 teneinde de bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemming Gemengd - 2 uit te breiden tot maximaal 7.500 m2 op voorwaarde dat de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6 en Gemengd - 7 niet meer bedraagt dan 33.000 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo).

5.7 Wijzigingsbevoegdheid     

5.7.1 Detailhandel     

Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen door een gerealiseerde detailhandelsfunctie te wijzigen in een niet–detailhandelsfunctie, indien de bedrijfsvoering feitelijk en juridisch is gestaakt dan wel door de eigenaar om zo’n bestemmingswijziging is verzocht. De door de wijziging aan de

bruto vloeroppervlakte (bvo) voor detailhandel onttrokken oppervlakte wordt toegevoegd aan de bruto vloeroppervlakte (bvo) waarvoor het bevoegd gezag met toepassing van lid 5.6 kan worden afgeweken.

Artikel 6 Gemengd - 3     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. consumentverzorgende dienstverlening;
  2. detailhandel;
  3. horeca I, horeca III en horeca IV;
  4. zakelijke dienstverlening;
  5. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis;
  6. ondergrondse en bovengrondse parkeergarages met bijbehorende in- en uitritten;
  7. kantoren;

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. (dak)tuinen en erven;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. bergingen en andere nevenruimten.

6.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

6.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. voor de eerste bouwlaag van gebouwen geldt een minimum bouwhoogte van 3,60 meter;
  5. elke woning dient te worden voorzien van minimaal één geluidsluwe zijde;
  6. ondergrondse bouwlagen zijn slechts toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

6.3 Nadere eisen     

Het bevoegde gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de in- en uitritten behorend bij gebouwde parkeervoorziening indien dit noodzakelijk is vanwege verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of het functioneren van het winkelcentrum.

6.4 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van het realiseren van woningen zonder geluidluwe zijde indien kan worden aangetoond dat dit redelijkerwijs niet mogelijk is, één en ander conform het gemeentelijk geluidbeleid.

6.5 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 6.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

6.5.1 Detailhandel     

Voor detailhandel gelden de volgende gebruiksregels:

  1. detailhandel als bedoeld in lid 6.1 is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. het totale bruto vloeroppervlakte (bvo) ten behoeve van detailhandel als bedoeld in lid 6.1 tezamen mag ten hoogste 8.400 m² bedragen.
6.5.2 Horeca     

Voor horeca gelden de volgende gebruiksregels:

  1. horeca I, horeca III en horeca IV is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) horeca op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 3.400 m2 bedragen;
  3. de maximum bruto vloeroppervlakte (bvo) per horecavestiging bedraagt 375 m2;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c zijn in de bestemmingen genoemd in lid b maximaal 3 vestigingen van 750 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo) toegestaan.
6.5.3 Kantoren en dienstverlening     

Voor kantoren en dienstverlening gelden de volgende gebruiksregels:

  1. kantoren zijn uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag en ter plaatse van de aanduiding “kantoor” mede in de hoger gelegen bouwlagen;
  2. zakelijke dienstverlening en consumentverzorgende dienstverlening zijn uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag;
  3. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) kantoor, zakelijke dienstverlening, horeca en consumentverzorgende dienstverlening op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 7.800 m2 bedragen;
  4. van het totaal bruto vloeroppervlakte (bvo) als bedoeld onder c mag maximaal 4.450 m2 worden gebruikt voor kantoor en zakelijke dienstverlening.
6.5.4 Overige functies     

Voor de overige functies gelden de volgende gebruiksregels:

  1. wonen is uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag en hoger;
  2. het maximum aantal woningen van de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3 Gemengd - 5, Gemengd - 7 en Wonen - 2 samen bedraagt 600;
  3. gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan in alle bouwlagen alsmede onder de eerste bouwlaag en op het dak van de bovenste bouwlaag, met dien verstande dat in de eerste bouwlaag uitsluitend in- en uitritten ten behoeve van de gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
6.5.5 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving zoals bedoeld in artikel 24.1 wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor:

  1. growshop;
  2. smartshop;
  3. seksinrichting;
  4. prostitutiebedrijf;
  5. geldwisselkantoor;
  6. telefooninrichting / belhuis.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels     

6.6.1 Uitbreiding detailhandel     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5.1 teneinde de bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemming Gemengd - 3 uit te breiden tot maximaal 17.500 m2 op voorwaarde dat de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6 en Gemengd - 7 niet meer bedraagt dan 33.000 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo).

6.7 Wijzigingsbevoegdheid     

6.7.1 Detailhandel     

Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen door een gerealiseerde detailhandelsfunctie te wijzigen in een niet–detailhandelsfunctie, indien de bedrijfsvoering feitelijk en juridisch is gestaakt dan wel door de eigenaar om zo’n bestemmingswijziging is verzocht. De door de wijziging aan de

bruto vloeroppervlakte (bvo) voor detailhandel onttrokken oppervlakte wordt toegevoegd aan de bruto vloeroppervlakte (bvo) waarvoor het bevoegd gezag met toepassing van lid 6.6 kan worden afgeweken.

Artikel 7 Gemengd - 4     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;
  2. consumentverzorgende dienstverlening;
  3. maatschappelijke dienstverlening;
  4. kantoor;
  5. zakelijke dienstverlening;
  6. horeca I; horeca II, uitsluitend zijnde zaalaccommodatie, horeca III en horeca IV;
  7. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis;
  8. een sportschool, uitsluitend op de derde bouwlaag van het pand met adres Buikslotermeerplein 123;
  9. ondergrondse parkeergarage en bijbehorende in- en uitritten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. bergingen en andere nevenruimten.

7.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

7.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" is tot een hoogte van 3,50 meter gerekend vanaf het maaiveld, geen gebouw toegestaan behoudens voor hoger gelegen bouwdelen benodigde ondersteuningsconstructies en toegangsvoorzieningen.
7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 6 meter.

7.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 7.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. kantoren zijn uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag;
  2. zakelijke dienstverlening is uitsluitend in de eerste bouwlaag toegestaan;
  3. detailhandel is uitsluitend in de eerste en tweede bouwlaag toegestaan;
  4. in aanvulling op sub b is detailhandel uitsluitend ter plaatse van Buikslotermeerplein 123 tevens in de kelder toegestaan;
  5. wonen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wonen", met dien verstande dat wonen uitsluitend is toegestaan vanaf de tweede bouwlaag;
  6. er is maximaal één seksinrichting, uitsluitend zijnde een sekswinkel toegestaan;
  7. in het pand met het adres Buikslotermeerplein 123 is op de derde bouwlaag uitsluitend een sportschool toegestaan.

7.4 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor een overschrijding van de maximale bouwhoogte tot ten hoogste 11 meter, mits dit niet leidt tot vergroting van het bruto vloeroppervlak detailhandel.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid     

7.5.1 Ondergrondse parkeervoorzieningen     

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen zodat één of meerdere ondergrondse parkeervoorzieningen met bijbehorende al dan niet ondergrondse in- en uitritten, technische ruimten en andere nevenruimten kunnen worden gerealiseerd op voorwaarde dat uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat de ondergrondse gebouwen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie.

Artikel 8 Gemengd - 5     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. consumentverzorgende dienstverlening;
  2. detailhandel;
  3. horeca I, horeca III en horeca IV;
  4. kantoren;
  5. zakelijke dienstverlening;
  6. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis;
  7. ondergrondse en bovengrondse parkeergarages met bijbehorende in- en uitritten;

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. (dak)tuinen en erven;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. bergingen en andere nevenruimten.

8.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

8.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. voor de eerste bouwlaag van gebouwen geldt een minimum bouwhoogte van 3,60 meter;
  5. elke woning dient te worden voorzien van minimaal één geluidsluwe zijde;
  6. ondergrondse bouwlagen zijn slechts toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

8.3 Nadere eisen     

Het bevoegde gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de in- en uitritten behorend bij gebouwde parkeervoorziening indien dit noodzakelijk is vanwege verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of het functioneren van het winkelcentrum.

8.4 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van het realiseren van woningen zonder geluidluwe zijde indien kan worden aangetoond dat dit redelijkerwijs niet mogelijk is, één en ander conform het gemeentelijk geluidbeleid.

8.5 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 8.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

8.5.1 Detailhandel     

Voor detailhandel gelden de volgende gebruiksregels:

  1. detailhandel als bedoeld in lid 8.1 is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. het totale bruto vloeroppervlakte (bvo) ten behoeve van detailhandel als bedoeld in lid 8.1 tezamen mag ten hoogste 1.200 m² bedragen.
8.5.2 Horeca     

Voor horeca gelden de volgende gebruiksregels:

  1. horeca I, horeca III en horeca IV is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) horeca op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 3.400 m2 bedragen;
  3. de maximum bruto vloeroppervlakte (bvo) per horecavestiging bedraagt 375 m2;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c zijn in de bestemmingen genoemd in lid b maximaal 3 vestigingen van 750 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo) toegestaan.
8.5.3 Kantoren en dienstverlening     

Voor kantoren en dienstverlening gelden de volgende gebruiksregels:

  1. kantoren zijn uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag en ter plaatse van de aanduiding “kantoor” mede in de hoger gelegen bouwlagen;
  2. zakelijke dienstverlening en consumentverzorgende dienstverlening zijn uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag;
  3. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) kantoor, zakelijke dienstverlening, horeca en consumentverzorgende dienstverlening op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 7.800 m2 bedragen;
  4. van het totaal bruto vloeroppervlakte (bvo) als bedoeld onder c mag maximaal 4.450 m2 worden gebruikt voor kantoor en zakelijke dienstverlening;
8.5.4 Overige functies     

Voor de overige functies gelden de volgende gebruiksregels:

  1. wonen is uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag en hoger;
  2. het maximum aantal woningen van de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 7 en Wonen - 2 samen bedraagt 600;
  3. gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan in alle bouwlagen alsmede onder de eerste bouwlaag en op het dak van de bovenste bouwlaag, met dien verstande dat in de eerste bouwlaag uitsluitend in- en uitritten ten behoeve van de gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
8.5.5 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving zoals bedoeld in artikel 24.1 wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor:

  1. growshop;
  2. smartshop;
  3. seksinrichting;
  4. prostitutiebedrijf;
  5. geldwisselkantoor;
  6. telefooninrichting / belhuis.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels     

8.6.1 Uitbreiding detailhandel     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.5.1 teneinde de bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemming Gemengd - 5 uit te breiden tot maximaal 2.400 m2 op voorwaarde dat de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6 en Gemengd - 7 niet meer bedraagt dan 33.000 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo).

8.7 Wijzigingsbevoegdheid     

8.7.1 Detailhandel     

Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen door een gerealiseerde detailhandelsfunctie te wijzigen in een niet–detailhandelsfunctie, indien de bedrijfsvoering feitelijk en juridisch is gestaakt dan wel door de eigenaar om zo’n bestemmingswijziging is verzocht. De door de wijziging aan de

bruto vloeroppervlakte (bvo) voor detailhandel onttrokken oppervlakte wordt toegevoegd aan de bruto vloeroppervlakte (bvo) waarvoor het bevoegd gezag met toepassing van lid 8.6 kan worden afgeweken.

Artikel 9 Gemengd - 6     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. consumentverzorgende dienstverlening;
  2. detailhandel;
  3. horeca I, horeca III en horeca IV;
  4. kantoren;
  5. zakelijke dienstverlening;
  6. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis;
  7. ondergrondse en bovengrondse parkeergarages met bijbehorende in- en uitritten;

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. (dak)tuinen en erven;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. bergingen en andere nevenruimten.

9.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

9.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. ondergrondse bouwlagen zijn slechts toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

9.3 Nadere eisen     

Het bevoegde gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de in- en uitritten behorend bij gebouwde parkeervoorziening indien dit noodzakelijk is vanwege verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of het functioneren van het winkelcentrum.

9.4 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 9.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

9.4.1 Detailhandel     

Voor detailhandel gelden de volgende gebruiksregels:

  1. detailhandel als bedoeld in lid 9.1 is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. het totale bruto vloeroppervlakte (bvo) ten behoeve van detailhandel als bedoeld in lid 9.1 tezamen mag ten hoogste 9.100 m² bedragen.
9.4.2 Horeca     

Voor horeca gelden de volgende gebruiksregels:

  1. horeca I, horeca III en horeca IV is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) horeca op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 3.400 m2 bedragen;
  3. de maximum bruto vloeroppervlakte (bvo) per horecavestiging bedraagt 375 m2;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c zijn in de bestemmingen genoemd in lid b maximaal 3 vestigingen van 750 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo) toegestaan.
9.4.3 Kantoren en dienstverlening     

Voor kantoren en dienstverlening gelden de volgende gebruiksregels:

  1. kantoren zijn uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag;
  2. zakelijke dienstverlening en consumentverzorgende dienstverlening zijn uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag;
  3. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) kantoor, zakelijke dienstverlening, horeca en consumentverzorgende dienstverlening op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 7.800 m2 bedragen;
  4. van het totaal bruto vloeroppervlakte (bvo) als bedoeld onder c mag maximaal 4.450 m2 worden gebruikt voor kantoor en zakelijke dienstverlening.
9.4.4 Overige functies     

Voor de overige functies gelden de volgende gebruiksregels:

  1. wonen is uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag en hoger;
  2. gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan in alle bouwlagen alsmede op het dak van de bovenste bouwlaag, met dien verstande dat in de eerste bouwlaag uitsluitend in- en uitritten ten behoeve van de gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
9.4.5 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving zoals bedoeld in artikel 24.1 wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor:

  1. growshop;
  2. smartshop;
  3. seksinrichting;
  4. prostitutiebedrijf;
  5. geldwisselkantoor;
  6. telefooninrichting / belhuis.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels     

9.5.1 Uitbreiding detailhandel     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4.1 teneinde de bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemming Gemengd - 6 uit te breiden tot maximaal 10.100 m2 op voorwaarde dat de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6 en Gemengd - 7 niet meer bedraagt dan 33.000 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo).

9.6 Wijzigingsbevoegdheid     

9.6.1 Detailhandel     

Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen door een gerealiseerde detailhandelsfunctie te wijzigen in een niet–detailhandelsfunctie, indien de bedrijfsvoering feitelijk en juridisch is gestaakt dan wel door de eigenaar om zo’n bestemmingswijziging is verzocht. De door de wijziging aan de

bruto vloeroppervlakte (bvo) voor detailhandel onttrokken oppervlakte wordt toegevoegd aan de bruto vloeroppervlakte (bvo) waarvoor het bevoegd gezag met toepassing van lid 9.5 kan worden afgeweken.

Artikel 10 Gemengd - 7     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. consumentverzorgende dienstverlening;
  2. detailhandel;
  3. horeca I, horeca III en horeca IV behalve ter plaatse van de aanduiding "horeca uitgesloten";
  4. zakelijke dienstverlening;
  5. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis;
  6. kantoren;
  7. ondergrondse en bovengrondse parkeergarages met bijbehorende in- en uitritten;

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. (dak)tuinen en erven;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. bergingen en andere nevenruimten.

10.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 10.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

10.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. voor de eerste bouwlaag van gebouwen geldt een minimum bouwhoogte van 3,60 meter;
  5. elke woning dient te worden voorzien van minimaal één geluidsluwe zijde;
  6. ondergrondse bouwlagen zijn slechts toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
10.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

10.3 Nadere eisen     

Het bevoegde gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de in- en uitritten behorend bij gebouwde parkeervoorziening indien dit noodzakelijk is vanwege verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of het functioneren van het winkelcentrum.

10.4 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van het realiseren van woningen zonder geluidluwe zijde indien kan worden aangetoond dat dit redelijkerwijs niet mogelijk is, één en ander conform het gemeentelijk geluidbeleid.

10.5 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 10.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

10.5.1 Detailhandel     

Voor detailhandel gelden de volgende gebruiksregels:

  1. detailhandel als bedoeld in lid 10.1 is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. het totale bruto vloeroppervlakte (bvo) ten behoeve van detailhandel als bedoeld in lid 10.1 tezamen mag ten hoogste 1.500 m² bedragen.
10.5.2 Horeca     

Voor horeca gelden de volgende gebruiksregels:

  1. daar waar op grond van lid 10.1 horeca is toegestaan, is horeca I, horeca III en horeca IV uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) horeca op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 3.400 m2 bedragen;
  3. de maximum bruto vloeroppervlakte (bvo) per horecavestiging bedraagt 375 m2;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c zijn in de bestemmingen genoemd in lid b maximaal 3 vestigingen van 750 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo) toegestaan.
10.5.3 Kantoren en dienstverlening     

Voor kantoren en dienstverlening gelden de volgende gebruiksregels:

  1. kantoren zijn uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag;
  2. zakelijke dienstverlening en consumentverzorgende dienstverlening zijn uitsluitend toegestaan in de eerste bouwlaag;
  3. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) kantoor, zakelijke dienstverlening, horeca en consumentverzorgende dienstverlening op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 7.800 m2 bedragen;
  4. van het totaal bruto vloeroppervlakte (bvo) als bedoeld onder c mag maximaal 4.450 m2 worden gebruikt voor kantoor en zakelijke dienstverlening.
10.5.4 Overige functies     

Voor de overige functies gelden de volgende gebruiksregels:

  1. wonen is uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag en hoger;
  2. het maximum aantal woningen van de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3 Gemengd - 5, Gemengd - 7 en Wonen - 2 samen bedraagt 600;
  3. gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan in alle bouwlagen alsmede onder de eerste bouwlaag en op het dak van de bovenste bouwlaag, met dien verstande dat in de eerste bouwlaag uitsluitend in- en uitritten ten behoeve van de gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
10.5.5 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving zoals bedoeld in artikel 24.1 wordt in elk geval aangemerkt het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor:

  1. growshop;
  2. smartshop;
  3. seksinrichting;
  4. prostitutiebedrijf;
  5. geldwisselkantoor;
  6. telefooninrichting / belhuis.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels     

10.6.1 Uitbreiding detailhandel     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.5.1 teneinde de bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemming Gemengd - 7 uit te breiden tot maximaal 3.100 m2 op voorwaarde dat de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) detailhandel in de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6 en Gemengd - 7 niet meer bedraagt dan 33.000 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo).

10.7 Wijzigingsbevoegdheid     

10.7.1 Detailhandel     

Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen door een gerealiseerde detailhandelsfunctie te wijzigen in een niet–detailhandelsfunctie, indien de bedrijfsvoering feitelijk en juridisch is gestaakt dan wel door de eigenaar om zo’n bestemmingswijziging is verzocht. De door de wijziging aan de

bruto vloeroppervlakte (bvo) voor detailhandel onttrokken oppervlakte wordt toegevoegd aan de bruto vloeroppervlakte (bvo) waarvoor het bevoegd gezag met toepassing van lid 10.6 kan worden afgeweken.

Artikel 11 Gemengd - 8     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 8' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;
  2. consumentverzorgende dienstverlening;
  3. maatschappelijke dienstverlening;
  4. kantoor;
  5. zakelijke dienstverlening;
  6. horeca I, horeca III en horeca IV;
  7. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wonen";
  8. ondergrondse parkeergarage en bijbehorende in- en uitritten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. bergingen en andere nevenruimten.

11.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 11.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

11.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. ondergrondse bouwlagen zijn slechts toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
11.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 6 meter.

11.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 11.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. kantoren zijn uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag;
  1. zakelijke dienstverlening is uitsluitend in de eerste bouwlaag toegestaan;
  2. detailhandel is uitsluitend in de eerste bouwlaag toegestaan;
  3. wonen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wonen".

Artikel 12 Gemengd - 9     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 9' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. consumentverzorgende dienstverlening;
  2. maatschappelijke dienstverlening;
  3. kantoor;
  4. zakelijke dienstverlening;
  5. maximaal één automatenhal;

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. bergingen en andere nevenruimten.

12.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 12.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

12.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven.
12.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 6 meter.

12.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 12.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. kantoren zijn uitsluitend toegestaan in de tweede bouwlaag;
  2. zakelijke dienstverlening is uitsluitend in de eerste bouwlaag toegestaan;
  3. de automatenhal is uitsluitend toegestaan ter plaatse van Buikslotermeerplein 408-414.

Artikel 13 Gemengd - 10     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 10' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een bedrijf uitsluitend zijnde een verkooppunt voor motorbrandstoffen, waaronder geen LPG begrepen wordt, met de daarbij behorende detailhandel, horeca I en dienstverlening aan of ten behoeve van motorvoertuigen;

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  3. openbare ruimte;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. bergingen en andere nevenruimten.

13.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 13.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

13.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 80%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven.
13.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 10 meter.

Artikel 14 Gemengd - 11     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 11' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;
  2. consumentverzorgende dienstverlening;
  3. horeca I, horeca III en horeca IV;

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. bergingen en andere nevenruimten.

14.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 14.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

14.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven.
14.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

Artikel 15 Gemengd - 12     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 12' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel;
  2. consumentverzorgende dienstverlening;
  3. horeca I, horeca III en horeca IV;

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. bergingen en andere nevenruimten.

15.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

15.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven.
15.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 6 meter.

Artikel 16 Verkeer - 1     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen;
  2. openbare ruimte;
  3. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  4. ondergrondse parkeergarages met bijbehorende in- en uitritten;
  5. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. markt.

16.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

16.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. bovengrondse gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. bovengrondse gebouwen zijn uitsluitend ten dienste van het openbaar vervoer;
    2. situering: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "openbaar vervoer";
    3. maximum bouwhoogte gebouwen: zoals op de verbeelding is aangeduid;
  2. in afwijking van lid a mogen ter plaatse van de in de aangrenzende bestemming Gemengd - 4 opgenomen aanduiding "specifieke vorm van gemengd - 1" de voorgevels van de eerste bouwlaag tot maximaal 2 meter worden uitgebouwd in deze bestemming. Daarbij dient de aansluiting op het naastgelegen pand onder een hoek van 45° plaats te hebben. Uitsluitend bij panden die smaller zijn dan 6.60 meter mag de uitbouw in combinatie met één van de aanliggende panden gerealiseerd worden;
  3. ondergrondse (delen van) gebouwen zijn ook toegestaan buiten het bouwvlak op voorwaarde dat uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze ondergrondse bouwdelen geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
16.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

Artikel 17 Verkeer - 2     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ondergrondse en bovengrondse parkeergarages met bijbehorende in- en uitritten;
  2. openbare ruimte;
  3. fietsenbergingen en fietsenreparatievoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  1. een bloemenzaak, uitsluitend ter plaatse van het adres Buikslotermeerplein 235.

17.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

17.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. ondergrondse bouwlagen zijn slechts toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
17.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

17.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 17.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. het bruto vloeroppervlakte (bvo) van een fietsenreparatievoorziening mag maximaal 40 m2 bedragen.

Artikel 18 Verkeer - 3     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen;
  2. openbare ruimte;
  3. laad- en losplaatsen;
  4. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer -1" tevens voor (gebouwde) voetgangersverbindingen.

18.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 18.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

18.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - 1" met dien verstande dat:
    1. gronden niet bebouwd mogen worden tot een hoogte die benodigd is voor de vrije doorgang van het verkeer, behoudens voor de hoger opgaande bebouwing benodigde ondersteuningsconstructies;
    2. de gebouwen mogen worden uitgevoerd in maximaal één bouwlaag.
18.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

Artikel 19 Verkeer - 4     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbare ruimte;
  2. markt;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. ondergrondse fietsenbergingen en fietsreparatievoorzieningen;
  5. ondergrondse parkeergarages met bijbehorende in- en uitritten;

alsmede voor:

  1. een paviljoen ten behoeve van consumentverzorgende dienstverlening, horeca III en horeca IV ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - 2".

19.2 Bouwregels     

Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

19.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. bovengrondse gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. deze gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een paviljoen zoals bedoeld in lid 19.1;
    2. situering: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - 2";
    3. maximum aantal: 1;
    4. maximum oppervlakte: 70 m2;
    5. maximum bouwhoogte: 3 meter.
  2. in afwijking van lid a mogen ter plaatse van de in de aangrenzende bestemming Gemengd - 4 opgenomen aanduiding "specifieke vorm van gemengd - 1" de voorgevels van de eerste bouwlaag tot maximaal 2 meter worden uitgebouwd in deze bestemming. Daarbij dient de aansluiting op het naastgelegen pand onder een hoek van 45° plaats te hebben. Uitsluitend bij panden die smaller zijn dan 6.60 meter mag de uitbouw in combinatie met één van de aanliggende panden gerealiseerd worden;
  3. ondergrondse (delen van) gebouwen zijn ook toegestaan buiten het bouwvlak op voorwaarde dat uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze ondergrondse bouwdelen geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
19.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 3 meter.

19.3 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 19.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  1. het bruto vloeroppervlakte (bvo) van een fietsenreparatievoorziening mag maximaal 40 m2 bedragen.
  2. voor de rijwegen als onderdeel van de openbare ruimte geldt dat rijwegen voor het autoverkeer uitsluitend zijn bedoeld voor bewoners, de ontsluiting van parkeergarages, laad- en losverkeer ten behoeve van de aangrenzende en nabij gelegen voorzieningen waaronder de markt.

Artikel 20 Wonen - 1     

20.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis;

met bijbehorende:

  1. bijbehorend bouwwerken;
  2. tuinen en erven;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. openbare ruimte.

20.2 Bouwregels     

Op en onder de in de in lid 20.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:

20.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" is tot een hoogte van 3 meter gerekend vanaf het maaiveld, geen gebouw toegestaan behoudens voor hoger gelegen bouwdelen benodigde ondersteuningsconstructies en toegangsvoorzieningen.
20.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.

Artikel 21 Wonen - 2     

21.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met praktijk- of vrije beroepsuitoefening aan huis;
  2. consumentverzorgende dienstverlening;
  3. ateliers;
  4. maatschappelijke dienstverlening;
  5. kantoor;
  6. zakelijke dienstverlening;
  7. ondergrondse en bovengrondse parkeergarages met bijbehorende in- en uitritten;
  8. ter plaatse van de aanduiding "horeca" tevens voor horeca I, horeca III en horeca IV;

met bijbehorende:

  1. groenvoorzieningen;
  2. openbare ruimte;
  3. (dak)tuinen en erven;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. bergingen en andere nevenruimten.

21.2 Bouwregels     

Op en onder de in de in lid 21.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de volgende regels:

21.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. maximum bebouwingspercentage: 100%;
  3. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven;
  4. voor de eerste bouwlaag van gebouwen geldt een minimum bouwhoogte van 3,60 meter;
  5. elke woning dient te worden voorzien van minimaal één geluidsluwe zijde;
  6. ondergrondse bouwlagen zijn slechts toegestaan als uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat deze geen negatieve effecten hebben op de grondwaterstanden, danwel de eventuele negatieve effecten door toepassing van maatregelen voorkomen kunnen worden.
21.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximum bouwhoogte: 1 meter.

21.3 Nadere eisen     

Het bevoegde gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van de in- en uitritten behorend bij gebouwde parkeervoorziening indien dit noodzakelijk is vanwege verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of het functioneren van het winkelcentrum.

21.4 Afwijken van de bouwregels     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2 ten behoeve van het realiseren van woningen zonder geluidluwe zijde indien kan worden aangetoond dat dit redelijkerwijs niet mogelijk is, één en ander conform het gemeentelijk geluidbeleid.

21.5 Specifieke gebruiksregels     

Voor de in lid 21.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

21.5.1 Horeca     

Voor horeca gelden de volgende gebruiksregels:

  1. horeca I, horeca III en horeca IV is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) horeca op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 3.400 m2 bedragen;
  3. de maximum bruto vloeroppervlakte (bvo) per horecavestiging bedraagt 375 m2;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c zijn in de bestemmingen genoemd in lid b maximaal 3 vestigingen van 750 m2 bruto vloeroppervlakte (bvo) toegestaan.
21.5.2 Kantoren en dienstverlening     

Voor kantoren en dienstverlening gelden de volgende gebruiksregels:

  1. consumentverzorgende dienstverlening is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  2. ateliers zijn alleen toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  3. maatschappelijke dienstverlening is uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag;
  4. kantoren zijn uitsluitend toegestaan in de eerste en tweede bouwlaag, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "kantoor" kantoren ook in de overige bouwlagen zijn toegestaan;
  5. zakelijke dienstverlening is uitsluitend in de eerste bouwlaag toegestaan;
  6. de totale bruto vloeroppervlakte (bvo) kantoor, zakelijke dienstverlening, horeca en consumentverzorgende dienstverlening op gronden met de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Gemengd - 5, Gemengd - 6, Gemengd - 7 en Wonen - 2 tezamen mag niet meer dan 7.800 m2 bedragen;
  7. van het totaal brutovloeroppervlakte (bvo) als bedoeld onder f mag maximaal 4.450 m2 worden gebruikt voor kantoor en zakelijke dienstverlening.
21.5.3 Overige functies     

Voor de overige functies gelden de volgende gebruiksregels:

  1. gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan onder de eerste bouwlaag en in de eerste en tweede bouwlaag, met dien verstande dat in de eerste bouwlaag uitsluitend in- en uitritten ten behoeve van de gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan;
  2. het maximum aantal woningen van de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3,Gemengd - 5, Gemengd - 7 en Wonen - 2 samen bedraagt 600.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels     

  1. Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
    1. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke delen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,2 meter;
    2. ten behoeve van gevelaccenten, gevel- en kroonlijsten, pilasters, overstekende daken, erkers en dergelijke delen van gebouwen, uitgezonderd balkons, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan maximaal 1,5 meter en deze werken niet lager zijn gelegen dan 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg, 2,4 meter boven een fietspad en 2,2 meter boven een voetpad, voor zover dit fietspad of voetpad geen deel uitmaakt van bedoelde strook van 1,5 meter;
    3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
    4. trappenhuizen, technische installaties, dakterrassen, hekwerken en vergelijkbare bouwwerken, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter en deze worden gebouwd op tenminste 3 meter afstand van de gevellijn;
    5. liftinstallaties, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter en deze worden gebouwd op tenminste 2 meter afstand van de gevellijn.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels     

24.1 Verboden gebruik     

24.1.1 Algemeen     

Het is verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of de daarbij behorende regels.

24.1.2 Verboden gebruik     

Als verboden gebruik in de zin van gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven wordt, anders dan op basis van Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is toegestaan, in ieder geval begrepen:

  1. inrichtingen die worden begrepen onder bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  2. telefooninrichting / belhuis;
  3. automatenhal;
  4. seksinrichting;
  5. prostitutiebedrijf;
  6. geldwisselkantoor;
  7. smartshop;
  8. growshop;
  9. short stay;
  10. de opslag en/of stalling van kampeermiddelen, voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen, en aan hun gebruik onttrokken machines, behoudens gebruik dat strekt tot realisering van de bestemming en gebruik dat voortvloeit uit het normale dagelijkse gebruik en onderhoud dat ingevolge de bestemming is toegestaan.
24.1.3 Parkeren, laden en lossen     
  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor (sloop/nieuw)bouw geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor het parkeren van auto's overeenkomstig het vigerende parkeerbeleid;
  2. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een van het bestemmingsplan afwijkend gebruik geldt dat ten behoeve van het afwijkende gebruik in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand gehouden op eigen terrein voor het parkeren van auto's overeenkomstig het vigerende parkeerbeleid;
  3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.

24.2 Afwijken van de gebruiksregels     

Het college kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 24.1.3 onder a en b overeenkomstig de voorwaarden gesteld in het vigerende parkeerbeleid.
  2. het bepaalde in lid 24.1.3 onder c voor zover op andere wijze in laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels     

  1. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze voorschriften ontheffing kan worden verleend, dan kan het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, ten behoeve van:
    1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en elektriciteitsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 4 meter, en een maximale inhoud van 50 m3;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van al dan niet ondergrondse afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
    3. geringe afwijkingen worden toegestaan welke in het belang zijn van een ruimtelijke en/of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, wegen en anderszins, of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer bedraagt dan 1 meter;
    4. het overschrijden van de maximum bouwhoogte zoals genoemd in de regels ten behoeve van:
      • lift- en trappenhuizen met ten hoogste 4 meter;
      • centrale verwarmingsinstallaties, dakopbouwen en met ten hoogste 4 meter;
      • schoorstenen, ventilatie-inrichtingen, antennes en zendmasten ten behoeve van mobiele telefoniemet ten hoogste 1 meter;
    5. de in het plan aangegeven bestemmings- of bouwgrenzen met ten hoogste 2 meter mag worden overschreden ten behoeve van uitkragingen, bordessen, buitentrappen, galerijen, luifels, erkers, balkons, lift- en trappenhuizen en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 26 Overgangsrecht     

26.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het gestelde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Boven 't Y.