direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan infrastructuur, landschap en tuinbouw Bommelerwaard
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Provinciale Staten van Gelderland hebben op 28 september 2016 het inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard' vastgesteld. Vervolgens is op 27 september 2017 het 'Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard' vastgesteld. Het doel van het inpassingsplan is om, via herstructurering van de aangewezen gebieden, bestendige toekomstmogelijkheden te bieden aan de glastuinbouw en de paddenstoelenteelt in de Bommelerwaard enerzijds en om de leefbaarheid en de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het gebied als geheel te versterken anderzijds. Het inpassingsplan legt de basis voor de herstructurering, door in een aantal daarvoor geschikte gebieden de glastuinbouw te intensiveren en in enkele andere gebieden te extensiveren. Daarnaast is een beperkt aantal nieuwe gebieden, de zogenaamde 'reserveconcentratiegebieden', aangewezen. Die gebieden zijn bedoeld als reservecapaciteit voor de situatie dat de intensiveringsgebieden niet aan de behoefte naar geschikte tuinbouwgronden kunnen voldoen.

De intensiveringsgebieden zijn speciaal aangewezen voor de uitbreiding van de glastuinbouwsector en de paddenstoelenteelt. In die gebieden behouden de bestaande bedrijven hun glastuinbouw- of paddenstoelenteeltbestemming, terwijl uitbreiding en nieuwvestiging aan een wijzigingsbevoegdheid is gekoppeld. De uitvoering van die wijzigingsbevoegdheid is in handen van Gedeputeerde Staten gelegd. Het is de bedoeling om binnen twee jaar na de vaststelling van het inpassingsplan het gehele plangebied met eindplannen te beleggen. Gedeputeerde Staten hebben daartoe beleidsregels opgesteld.

Een goed geherstructureerd intensiveringsgebied kent een optimale verkaveling voor duurzame glastuinbouw en paddenstoelenteelt. Dit betreft zo groot mogelijke rechthoekige percelen, die door de natuurlijke structuren voldoende kleinere percelen over laat voor bedrijven die niet willen vergroten, ofwel met een kleiner ruimtebeslag toe kunnen (paddenstoelenbedrijven). De logische en efficiënte verkaveling van het glasareaal binnen het intensiveringsgebied is van doorslaggevend belang voor het succes van de herstructurering. Versnippering - en daardoor een suboptimaal areaalgebruik - moeten worden voorkomen.

Realisering van de drie herstructureringsdoelen vereist een integrale benadering. Herstructurering van de glastuinbouw, de verbetering van de landschappelijke kwaliteit en de leefbaarheid (verkeersveiligheid), dienen gelijk op te lopen. Om die reden zijn zogenaamde Basiskaarten voor de afzonderlijke intensiveringsgebieden opgesteld. De Basiskaarten hebben een gelijkluidend schaal- en uitwerkingsniveau en zijn opgesteld volgens een eenduidige legenda. Zij bevatten een zo veel mogelijk maat- en plaatsvaste vertaling van de tuinbouwdoelen en de publieke doelen (infrastructuur, landschappelijke inpassing en water) per afzonderlijk intensiveringsgebied en reserveconcentratiegebied. Die thema's zijn als bindende kaders aan de wijzigingsbevoegdheden verbonden. Daardoor vormen zij de basis voor de opstelling van de wijzigingsplannen.

Voorliggend wijzigingsplan maakt de realisatie van enkele overkoepelende infrastructurele en landschappelijke maatregelen mogelijk. Daarnaast worden in dit plan enkele particuliere initiatieven meegenomen. In hoofdstuk 2 en 3 wordt hier nader op ingegaan.

1.2 Vigerende bestemmingsplannen

Het vigerende kader wordt gevormd door het Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard, (vastgesteld op 28 september 2016) en het reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard (vastgesteld 27 september 2017). Krachtens de wet wordt het inpassingsplan geacht deel uit te maken van het bestemmingsplan of de bestemmingsplannen waarop het betrekking heeft.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Gebiedsproces, beleidsregels en wijziginsplannen

Bij de vaststelling van het inpassingsplan tuinbouw Bommelerwaard op 25 februari 2015 is door Provinciale Staten een motie aangenomen waarin Gedeputeerde Staten werden opgeroepen het gebiedsproces voort te zetten en binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het PIP te komen met zoveel als mogelijk gebiedsdekkende wijzigingsplannen in de intensiveringsgebieden. Deze opdracht, door GS aanvaard, heeft drie facetten:

  • 1. Gebiedsdekkende wijzigingsplannen: hiermee doelden PS op plannen waarin alle functies in één procedure zouden worden opgenomen. Het resultaat is dan één plan per intensiveringsgebied, dat volledig is ingekleurd met tuinbouwinitiatieven, landschappelijke inpassing en de noodzakelijke verkeersmaatregelen. Hierdoor zouden alle doelen uit de SOK, vertaald in het PIP via de basiskaarten (bijlage 4 bij de regels) in dat ene plan tot uitdrukking komen.
  • 2. Gebiedsproces: door PS werd gedoeld op het proces van de totstandkoming van het PIP, waarbij alle belanghebbenden intensief werden betrokken en waarover PS regelmatig werd geïnformeerd. Nu GS in het PIP de bevoegdheid hadden gekregen om wijzigingsplannen vast te stellen, was het de wens van PS om deze wederom via een gebiedsproces tot stand te brengen.
  • 3. Binnen een jaar na onherroepelijk worden van het PIP: in de visie van PS was druk op de ketel van groot belang om op zo kort mogelijke termijn het bouwen in de gebieden weer mogelijk te maken. Immers waren door het PIP de voorheen aanwezige bouwrechten verwijderd en gekoppeld aan de wijzigingsbevoegdheid, om een integrale gebiedsontwikkeling en goede verkaveling mogelijk te maken.
2.1.1 Werkwijze

Bij het tot stand brengen van de wijzigingsplannen zijn GS als volgt omgegaan met de genoemde drie punten:

  • 1. Gebiedsdekkende wijzigingsplannen

Beleidsregels
De wens van PS om te komen tot gebiedsdekkende wijzigingsplannen is door GS vertaald in beleidsregels (art. 4.81 Awb), die op 25 augustus 2015 werden vastgesteld. In deze beleidsregels spreken GS een voorkeur uit voor wijzigingsplannen waarin de intensiveringsgebieden zoveel als mogelijk worden ingekleurd met tuindersinitiatieven bouwtitels), verkeersmaatregelen en landschappelijke inpassing. Deze samenhang komt voort uit de integrale doelstelling van het PIP, namelijk het bieden van perspectief aan de sector, het verbeteren van de leefbaarheid (door verkeersmaatregelen) en het vergroten van de ruimtelijk-landschappelijke kwaliteit. Terugvaloptie voor GS bij een gebrek aan voldoende concrete initiatieven was een pragmatische variant waarin de publieke doelen (infrastructuur en groenvoorzieningen) werden bestemd en tuinbouwinitiatieven die al wel concreet genoeg waren qua ruimtelijke en financiële onderbouwing. Daarbij is dan geen sprake van een gebiedsdekkende planinvulling. In de beleidsregels werd een rol toegekend aan het DB van het PHTB om aan GS advies uit te brengen omtrent het zgn. gebiedsdraagvlak. Dit is het draagvlak onder tuinders om binnen ca. 9 maanden gezamenlijk een intensiveringsgebied te vullen met goed verkavelde tuinbouwplannen. De 9 maanden kwamen voort uit de tijdsdruk op het proces, zie punt 3.

Strategie kostenverhaal
De beleidsregels behandelen ook de financiële onderbouwing van de wijzigingsplannen. Voor het verhaal van kosten bij tuinders werd door GS ingezet op de figuur van de anterieure overeenkomst, waarbij het betaalmoment werd gelegd op 2 jaar na vaststelling van het wijzigingsplan dat het bouwinitiatief mogelijk maakt, of de omgevingsvergunning als dat eerder is.

De hoogte van de kostenverhaalsbijdrage werd door GS in november 2015 vastgelegd in een zgn. Strategie kostenverhaal. In de periode van de gebiedsdekkende wijzigingsplannen werd hierbij (voor de intensiveringsgebieden) uitgegaan van vaste bedragen van € 2.50 per m2 nieuwbouw voor glastuinbouw en € 12.50 per m2 nieuwbouw voor de paddenstoelenteelt. Het sluiten van de anterieure overeenkomsten werd door GS gemandateerd aan het DB van het PHTB. Voor situaties dat geen anterieure overeenkomsten kunnen worden gesloten dient het bevoegd gezag bij het wijzigingsplan tevens een exploitatieplan vast te stellen. Deze bevoegdheid is in januari 2016 door PS gedelegeerd naar GS.

  • 2. Gebiedsproces

Om te beginnen is op 30 september 2015 een brief gestuurd naar alle tuinders, waarin zij werden opgeroepen zich bij het PHTB te melden met concrete initiatieven. In de oproep is ook aangegeven aan welke eisen de initiatieven moesten voldoen.

Vervolgens zijn voor alle 7 intensiveringsgebieden (Gameren, Kerkwijk, Brakel, Poederoijen, Zuilichem, Grote Ingh en Nieuwaal) in de periode oktober 2015 - december 2016 twee informatie-avonden gehouden, onder de vlag van het DB van het PHTB. Daarnaast is specifiek voor de tuinders een informatieavond georganiseerd op 30 november 2015. Tijdens deze avond werden zij geïnformeerd over de voorkeur van GS om gebiedsdekkende plannen vast te stellen, met daarin (dus) zoveel mogelijk tuinbouwinitiatieven.

Vanwege de door PS bepaalde tijdplanning werden aan de tuinders deadlines gesteld voor het komen met concrete initiatieven, de laatste op 1 december 2016. Om dit proces te faciliteren werd een loket geopend bij het PHTB en werden, eveneens door het PHTB, gesprekken gevoerd met potentiële initiatiefnemers.

De gebiedsavonden werden goed bezocht (ca. 20 - 40 deelnemers), verliepen in een veelal positief-kritische setting en leverden veel informatie op. De eerste avond in elk gebied werd gebruikt voor het geven van informatie over het PIP, de kaders van de wijzigingsplannen (basiskaarten, beleidsregels, strategie kostenverhaal) en voor het ophalen van suggesties en initiatieven.

De oogst van elke eerste gebiedsavond werd in drieën verdeeld:

  • a. Zaken die in het PIP passen en een plek dienen te krijgen in het wijzigingsplan omdat bestemmingswijziging noodzakelijk is;
  • b. Zaken die reeds zijn opgenomen in het Uitvoeringsconvenant (een set afspraken tussen de deelnemende overheden die voortvloeien uit de samenwerkingsovereenkomst uit 2009) en uitgevoerd kunnen worden zonder dat bestemmingswijziging noodzakelijk is;
  • c. Zaken die elders een plek krijgen (bv. gemeentelijk bestemmingsplan buitengebied, verkeersbesluit e.d.), procesvragen, opmerkingen e.d.

Tijdens elke tweede avond werd de aldus gemaakte driedeling, op kaart verbeeld, voorgelegd aan de deelnemers voor reflectie. De kaarten ad a vormden de grondslag voor het ontwerp-wijzigingsplan; hieraan konden de tuinders nog concrete tuindersinitiatieven toevoegen.

  • 3. Wijzigingsplannen binnen een jaar na onherroepelijk worden PIP

Het PIP is onherroepelijk sinds 21 december 2016 (einduitspraak Raad van State). Dit zou gezien de wens van PS betekenen dat de gebiedsdekkende wijzigingsplannen vóór 21 december 2017 moeten zijn vastgesteld. Deze tijdsdruk heeft zich vertaald in deadlines voor de samenwerkende overheden om tijdig alle voorbereidingen te treffen voor het bestemmen van de publieke doelen. Ook het stellen van deadlines aan de tuinders kwam voort uit deze tijdsbepaling.

2.1.2 Resultaten

Tuindersinitiatieven
Het DB van het PHTB heeft op enkele momenten in het proces aan GS gerapporteerd omtrent de voortgang van het gebiedsproces voor de wijzigingsplannen, meest recent in januari 2017. Uit deze rapportages blijkt de wens om binnen een zeer korte tijdspanne te komen tot gebiedsdekkende wijzigingsplannen op gespannen voet te staan met de eisen die in de Wro aan de bouwvoornemens worden gesteld. Hierdoor heeft het DB (slechts) 4 initiatieven kunnen inventariseren die voldoende concreet zijn en dus kunnen worden bestemd in wijzigingsplannen. Het betreft kleinschalige uitbreidingsplannen in Brakel (fresia's) en Kerkwijk-Oost (diverse pot- en perkplanten) en een wat omvangrijker plan in Velddriel (champignons). Vanwege dit betrekkelijk geringe aantal heeft het DB aan GS geadviseerd om niet voor alle gebieden aparte wijzigingsplannen te maken, maar één verzamelwijzigingsplan voor alle gebieden tezamen. GS hebben dit advies overgenomen. Voorliggend Wijzigingsplan infrastructuur, landschap en tuinbouw Bommelerwaard beslaat daarom alle gebieden en de drie initiatieven worden daarin meegenomen.

Los van dit proces zijn er ook tuinders die een eigen traject doorlopen omdat zij qua planning niet konden wachten op het verzamelwijzigingsplan. Het gaat om twee omvangrijke initiatieven in Zuilichem-Oost:

  • een kas van ca. 12 ha chrysanten in het intensiveringsgebied, waarvoor GS op 31 mei 2016 een wijzigingsplan hebben vastgesteld;
  • een kassencomplex van ca. 35 ha aardbeien, deels eveneens gelegen in dit intensiveringsgebied en deels in het naastgelegen reserveconcentratiegebied, waarvoor GS op 17 oktober 2017 een ontwerp-wijzigingsplan hebben vastgesteld.

In deze beide wijzigingsplannen zijn de eisen uit het PIP qua landschappelijke inpassing, verkeer en watercompensatie opgenomen; de plannen zijn financieel gedekt via anterieure overeenkomsten.

Publieke functies

GS hebben het DB ook gevraagd met voorstellen te komen voor de publieke functies die bestemd kunnen worden in de wijzigingsplannen. Hiertoe heeft het DB plannen van aanpak vastgesteld voor de verkeersmaatregelen en landschapselementen die in de basiskaarten in het PIP zijn opgenomen en waarvoor budget beschikbaar is in de PHTB-begroting. In de rapportage aan GS pleit het DB ervoor de betreffende infrastructuur en landschapsstroken te bestemmen in het verzamelwijzigingsplan. Voorliggend wijzigingsplan voorziet hierin.

De infrastructuur betreft de rondweg langs het dorp Nieuwaal, twee rotondes in de N322 (in Nieuwaal en Brakel) en de aansluitingen van de rotondes op de intensiveringsgebieden. Deze maatregelen zijn bedoeld om een goede logistiek te bewerkstelligen van de bedrijven naar de afnemers en tegelijk de woonomgeving te ontlasten van (in omvang toenemend) vrachtverkeer. Het is van belang dat deze infra op korte termijn wordt aangelegd (en dus nu wordt bestemd).

Met het oog op de landschappelijke inpassing is n.a.v. de basiskaarten een onderscheid gemaakt in stroken die nu bestemd moeten worden en stroken die later bestemd kunnen worden. De nu te bestemmen stroken liggen langs bebouwd gebied in Gameren, Kerkwijk-Oost, Nieuwaal, Poederoijen en Zuilichem en vervullen de functie van inpassing van reeds aanwezige bedrijfsbebouwing. Of ze doen dienst als afscherming tussen bedrijfsbebouwing en het open gebied of dorpslinten. In Zuilichem bijvoorbeeld betreft het de zgn. 'groene buffer' tussen de woonwijk Dijkzicht-Zuid en het aangrenzende kassengebied. De in voorliggend verzamelwijzigingsplan op te nemen landschapsstroken krijgen de bestemming 'groen'. Doel van deze bestemming is te voorkomen dat de locaties bebouwd kunnen worden.

Landschapsstroken die later bestemd kunnen worden liggen langs op dit moment nog onbebouwd gebied. Deze stroken zullen met de bestemming 'groen' worden opgenomen in toekomstige wijzigingsplannen die zullen worden vastgesteld als zich aan de landschapsstroken grenzende tuinbouwinitiatieven aandienen.

2.1.3 Conclusie

Het gebiedsproces voor de wijzigingsplannen heeft voor GS geleid tot het inzicht dat de intensiveringsgebieden op dit moment niet gebiedsdekkend kunnen worden ingevuld, het aantal ingediende tuindersinitiatieven bleek daarvoor onvoldoende. Op advies van het DB van het PHTB hebben GS daarom voorliggend wijzigingsplan opgesteld, dat de vorm heeft van één plan voor alle intensiveringsgebieden tezamen, een zogenaamd verzamelwijzigingsplan. In dit plan worden de op dit moment concrete publieke doelen bestemd en een viertal tuindersinitiatieven. In de zin van de beleidsregels is hierdoor sprake van een pragmatisch plan, optie D. Latere initiatieven kunnen een separaat spoor doorlopen met aparte wijzigingsplannen als resultaat. Bij de voorbereiding daarvan blijft het PHTB nauw betrokken, waardoor regie op de verkaveling is geborgd.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Rondweg Nieuwaal

De nieuwe weg wordt aan de westzijde van de woonkern Nieuwaal gerealiseerd en vormt een nieuwe verbinding tussen de kruising Jacob Ekelmansstraat - Hogeweg aan de zuidzijde en de kruising Beemstraat – Waalbanddijk - Kerkstraat aan de noordzijde. Onderstand figuur geeft de beoogde ligging van de nieuwe weg weer.

De bestaande Jacob Ekelmansstraat ten noorden van de Hogeweg wordt afgebogen richting westen en aangesloten op de nieuwe verbindingsweg. De nieuwe weg heeft met name een functie voor het vrachtverkeer dat een bestemming heeft ten noordwesten van Nieuwaal en daardoor niet meer door de kern van Nieuwaal hoeft te rijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1_0001.jpg"

3.2 Rotonde Startstraat

In de huidige situatie is er alleen een rechtstreekse oversteek Startstraat – Elskampseweg aanwezig over de N322. Daarbij is er geen uitwisseling van verkeer tussen de Van Heemstraweg N322 en de Startstraat – Elskampseweg mogelijk. Door middel van de realisatie van de rotonde zoals weergegeven in onderstaand figuur, is er uitwisseling van verkeer mogelijk en is er een directere verbinding van en naar Nieuwaal mogelijk. De bestaande aansluiting via de Prins Willem-Alexanderstraat – Middelkampseweg wordt daarmee ontlast.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1_0002.png"

3.3 Ontsluiting Brakel

In onderstaand figuur is de beoogde inrichting van de aansluiting met de Meidijk weergegeven. In de huidige situatie is deze aansluiting ingericht als voorrangskruispunt. Ten opzichte van de huidige aansluiting komt de rotonde iets westelijker te liggen zodat de aansluiting op grotere afstand van de woning Meidijk 17 komt te liggen. Daarnaast wordt er een rechtstreekse verbinding gerealiseerd tussen de nieuwe rotonde en de Kooiweg waardoor het voor verkeer niet meer richting de glastuinbouw niet meer noodzakelijk is om via de route Meidijk – Molenkampsweg te rijden. De bestaande Meidijk en de parallelweg richting het westen worden vervolgens aangesloten op deze nieuwe verbindingsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1_0003.jpg"

3.4 Landschapselementen

Op de Basiskaarten die zijn vastgesteld bij het Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard zijn de maatregelen weergegeven die uitgevoerd moeten worden. Deze zijn tevens opgenomen in het uitvoeringsconvenant. Niet alle maatregelen die in het uitvoeringsconvenant zijn opgenomen worden in het verzamelwijzigingsplan meegenomen. Hiervoor is een afweging gemaakt door middel van een stappenplan.

  • De eerste stap die wordt gemaakt is een vergelijking of de basiskaarten overeenkomen met de businesscase (bijlage 8 van het uitvoeringsconvenant) en het plan van aanpak. Dit houdt in dat gekeken is of er voor alle maatregelen die op de basiskaarten zijn afgebeeld ook financiële dekking is nadat het plan van aanpak is vastgesteld.
  • De tweede stap is het in beeld brengen van maatregelen die al wel uitgevoerd worden (of zijn uitgevoerd), maar niet als onderdeel van de wijzigingsplannen van het PIP. Bijvoorbeeld de landschappelijke inpassing aan de westzijde van Poederoijen.
  • De derde stap leidt tot een voorstel welke maatregelen uitgevoerd worden, welke maatregelen (gemotiveerd) zijn geschrapt en welke maatregelen als gevolg van het gebiedsproces gewijzigd worden aangelegd.
  • De vierde stap is het bepalen of de landschapsmaatregel nu in het wijzigingsplan wordt bestemd of dat dit niet of op een later moment wordt gedaan. In veel gevallen is een landschapsmaatregel voorzien op of direct langs nog onbebouwde gronden. In die gevallen is het logisch om de maatregel te bestemmen en aan te leggen als er een concreet tuinbouwinitiatief bekend is. Het inpassen van 'lege ruimte' is niet relevant. Ook wordt hiermee voorkomen dat de landschappelijke inpassing en de situering van het tuinbouwinitiatief niet goed op elkaar zijn afgestemd. Ook worden maatregelen benoemd die op basis van het gebiedsproces zijn toegevoegd.

Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat de volgende maatregelen in dit wijzigingsplan zijn opgenomen.

Maatregel Basiskaart
 
Intensiveringsgebied (IG)   Omschrijving maatregel  
Maatregel 15   Gameren   inpassing noordzijde en noordwestzijde intensiveringsgebied richting woonlint  
Maatregel 21   Kerkwijk-oost   groene omzoming noordzijde en noordwestzijde Intensiveringsgebied  
Maatregel 37   Nieuwaal   groene zone tussen woonbebouwing en rondweg westzijde kern: deze zone is meegenomen in het ontwerp van de weg.  
Maatregel 38   Nieuwaal   overgangszone tussen Jacob Ekelmansstraat en Nieuwstraat  
Maatregel 43   Nieuwaal   overgang oostzijde dorpsrand en bebouwingslint westzijde Intensiveringsgebied  
Maatregel 52   Poederoijen   groene zone achter bedrijven langs Hoekseweg (noordzijde) en verlegging watergang. Deze maatregel is reeds uitgevoerd.  
Maatregel 60   Zuilichem   zie onder 3.7, westzijde Zuilichem  

3.5 Veilingweg 12a

Aan de Veilingweg 12a te Velddriel is een champignonkweker gevestigd. Deze champignonkweker heeft een bedrijfsgebouw van ongeveer 4.500 m2. Initiatiefnemer wil deze kwekerij uitbreiden met een tweede bedrijfsgebouw van ongeveer 6.025 m2.

Het nieuwe bedrijfsgebouw zal ten westen van de bestaande kwekerij gefaseerd gerealiseerd worden. Onderstaande afbeelding geeft de toekomstige situatie van het totale bedrijfsperceel weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1_0004.jpg"

Het toetsingskader voor de uitbreiding van de champignonkwekerij aan de Veilingweg 12a in Velddriel betreft de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 29.3.1 van het Reparatie Inpassingsplan ‘Tuinbouw Bommelerwaard’. In de ruimtelijke onderbouwing (zie Bijlage 6) wordt het plan getoetst aan deze wijzigingsbevoegdheid. In de ruimtelijke onderbouwing zijn de milieu- en omgevingsaspecten toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan. Voor de landschappelijke inpassing wordt de bestaande struweelrand versterkt en worden de aanwezige fruitbomen zo veel mogelijk behouden.

3.6 Molenkampsweg 17

Aan de Molenkampsweg 17 te Brakel wil initiatiefnemer een tunnelkas toevoegen ten behoeve van het oogsten van snijbloemen. De tunnelkas heeft een oppervlakte van 1.248 m2 en wordt gerealiseerd aan de noordoostelijke zijde van het perceel, naast de bestaande foliekas. Onderstaande afbeelding geeft de toekomstige situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1_0005.png"

Het toetsingskader voor de uitbreiding betreft de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 29.2.1 van het Reparatie Inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard'.

3.7 Overige wijzigingen

Locatie   Toelichting   Aanpassing  
Molenkampsweg 24 en 32 te Brakel   Het verzoek is wijziging van de bestemming 'Agrarisch - Tuinbouw' naar 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning'.

De herstructureringsopgave wordt niet belemmerd en de woning kan de aanduiding voormalige agrarische bedrijfswoning krijgen. Dit is mogelijk middels de wijzigingsbevoegdheid (art. 4.8.2) uit het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard.  
'Verwijderen van de aanduiding bedrijfswoning' en opnemen van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning'  
Hoogveldweg 4, 6 en 8 te Bruchem   Het verzoek is wijziging van de bestemming 'Agrarisch - Tuinbouw' naar 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning'.

De herstructureringsopgave wordt niet belemmerd en de woningen kunnen de aanduiding voormalige agrarische bedrijfswoning krijgen. Dit is mogelijk middels de wijzigingsbevoegdheid (art. 4.8.2) uit het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard.  
Verwijderen van de aanduiding bedrijfswoning' en opnemen van een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning'  
Viaductweg 8 te Bruchem   Initiatiefnemer heeft een perceel waarbinnen twee aanduidingen glastuinbouw zijn gelegen. De wens is om de ene aanduiding te verkleinen en de andere te vergroten. Per saldo leidt dit tot een uitbreiding van 10% van het oppervlakte aan glastuinbouw.
Dit wordt gedaan door gebruik te maken van de eenmalige uitbreidingsmogelijkheid die is opgenomen in het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard (art. 4.2.2. onder a).  
Vormverandering van de aanduiding 'glastuinbouw'.  
Westzijde Zuilichem   Als uitkomst van het gebiedsproces is de integrale aanpak Zuilichem Oost uitgewerkt. Dit is een totaalaanpak voor de verkeersveiligheid van de woonkern Zuilichem, de landschappelijke inpassing van het omliggende kassengebied en de versterking van de plaatselijk gevestigde glastuinbouwbedrijvigheid. De verkeersonveiligheid doet zich voor direct ten oosten van de kern Zuilichem (vrachtverkeer van bedrijf Steenovensland door de kern Zuilichem en verkeer vanaf de Waaldijk). De oplossing die daarvoor is uitgewerkt, bestaat uit het aanleggen van een toegangsweg voor het glastuinbouwbedrijf Steenovensland naar de Uilkerweg en het realiseren van een groene buffer tussen de kassen en de woningen van Dijkzicht-zuid. Deze ontwikkelingen zijn gekoppeld aan de verschuiving van de glastuinbouw in oostelijke richting.   De genoemde glastuinbouwontwikkeling is reeds mogelijk gemaakt middels het Wijzigingplan Uilkerweg.
Met dit wijzigingsplan worden de groene buffer en het een nieuw waterbassin bestemd, wordt de aanduiding glastuinbouw verwijderd en krijgt het westelijke gebied (dat buiten het intensiveringsgebied is gelegen) een Agraische bestemming die is aangepast aan het gebruik ter plaatse.  

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

4.1.1 Archeologie

Infrastructurele maatregelen en uitbreiding molenkampsweg 17

Er is in oktober 2017 een gecombineerd archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor enkele locaties waar infrastructuur en kas-uitbreidingen gerealiseerd worden.

Het gebied is voor het onderzoek onderverdeeld in deelgebieden. In onderstaande tabel is te zien welke deelgebieden het zijn, hoe deze bestemd zijn en welke onderzoeksplicht ervoor is vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1_0006.png"

Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 2. De aanbevelingen per deelgebied naar aanleiding van het onderzoek zijn als volgt:

Deelgebied 1, 4 en 5:

Voor deze deelgebieden dient een inventariserend veldonderzoek te worden uitgevoerd door middel van een verkennend booronderzoek. Het doel van dit onderzoek is de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting aan te vullen en te toetsen.

Deelgebied 2:

Het terrein kan worden vrijgeven voor de voorgenomen ontwikkeling, met als voorwaarde dat graafwerkzaamheden niet dieper gaan dan 2,5 m –mv. Het is echter nooit volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Indien graafwerkzaamheden uitgevoerd zullen worden tot meer dan 2,5 m –mv, wordt geadviseerd om verkennend booronderzoek uit te voeren, waarbij geboord dient te worden tot ca. 50 cm onder de maximale graafdiepte.

Deelgebied 3:

Met uitzondering van het dijklichaam uit de 14e eeuw kan het terrein vrijgegeven worden voor de voorgenomen ontwikkeling, met als voorwaarde dat graafwerkzaamheden niet dieper gaan dan 4,5 m –mv. Het is echter nooit volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen.

Indien graafwerkzaamheden plaatsvinden in het 14e eeuwse dijklichaam wordt geadviseerd om tijdens de graafwerkzaamheden een archeologische begeleiding te voorzien, om daarmee informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden. De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een opgraving (AB/Opgraven). Dit betekent dat bij de civiele werkzaamheden aangetroffen vondsten of archeologische sporen worden geregistreerd en, in zover de werkzaamheden dat toelaten, worden gedocumenteerd.
De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).

Veilingweg 12a

Voor de realisatie van een extra bedrijfsgebouw van circa 6.025 m2 is op 20 januari 2017 verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Na te lezen in Bijlage 6 Ruimtelijke onderbouwing Veilingweg 12a. Tijdens het verkennend booronderzoek is een intacte bodemopbouw aangetroffen, die in de meeste gevallen was afgedekt door grond die waarschijnlijk is opgebracht bij de aanleg van de boomgaard. De ondergrond bestaat merendeels uit oeverafzettingen. Er zijn slechts enkele relevante archeologische indicatoren aangetroffen in een begraven bouwvoor onder het ophogingsdek. Om de aanwezigheid van eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen te kunnen vaststellen wordt geadviseerd om een aanvullend onderzoek uit te voeren. Het uitvoeren van vervolg onderzoek wordt als voorwaarde gesteld bij de vergunningverlening. Hierdoor wordt gewaarborgd dat eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden verstoord en/of juist worden gedocumenteerd of geborgen.

Overige ontwikkelingen

Voor de overige ontwikkelingen geldt dat sprake is van geen of een beperkte ingreep in de bodem. Nader archeologisch onderzoek is in het kader van het wijzigingsplan niet nodig. Ook voor deze percelen geldt dat de dubbelbestemming Waarde-Archeologie van toepassing blijft.

Conclusie

De locaties Startstraat te Gameren en een deel van deelgebied 3 (Meidijk te Brakel) zijn naar aanleiding van vooronderzoek vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkeling. De overige locaties worden op basis van de aanbevelingen uit het archeologisch vooronderzoek nader onderzocht. Dit zal buiten voorliggend wijzigingsplan om onderbouwd worden. De dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie uit het inpassingsplan tuinbouw bommelerwaard worden in het wijzigingsplan overgenomen.

4.1.2 Cultuurhistorie

In de toelichting bij een ruimtelijke plan dient een beschrijving opgenomen te worden van de manier waarop met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Onder de cultuurhistorische waarden worden gerekend:

  • historisch-geografische waarden (cultuurlandschap, structuren/lijnen en bijzondere punten);
  • historisch-stedenbouwkundige waarden (stedenbouwkundige opbouw en identiteit);
  • architectuurhistorische waarden (waardevolle kenmerken van gebouwen).

In het kader van het inpassingsplan zijn landschappelijke richtlijnen opgesteld waar bij de inpassing van kassen rekening mee moet worden gehouden. Hierbij is ook rekening gehouden met de historisch-geografische waarden van het landschap. De ontwikkeling voldoet aan deze landschappelijke richtlijnen.
Er zijn verder geen cultuurhistorische waarden in de omgeving van het plangebied.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.

4.2 Bodem

Infrastructurele maatregelen

Om na te gaan of er mogelijk (ernstige) bodemverontreiniging aanwezig is op de locaties van de rondweg Nieuwaal en de rotondes in Nieuwaal en Brakel, is in eerste instantie een historisch bodemonderzoek uitgezet. Dit behelst het bestuderen van alle in de afgelopen jaren uitgebrachte rapportages van bodemonderzoeken in het gebied. Op basis van deze informatie zal worden ingeschat of er een kans is op de aanwezigheid van (ernstige) bodemverontreinigingen op de locaties van de voorgenomen verkeersmaatregelen. Omdat er sprake is van een groot gebied waarover deze informatie wordt verzameld is dit een tijdrovend onderzoek. De verwachting is echter wel, dat het resultaat van dit historisch onderzoek beschikbaar is als het onderhavige plan wordt vastgesteld.

Mocht blijken dat er een risico is op een aanwezige (ernstige) bodemverontreiniging op één van de genoemde locaties, dan zal nader onderzoek (met grondboringen) en een eventuele benodigde sanering, plaatsvinden in de periode tussen het vaststellen en onherroepelijk worden van onderhavig plan en de daadwerkelijke uitvoering van de aanleg van de rondweg en de rotondes.

Veilingweg 12a

Voor de realisatie van een extra bedrijfsgebouw van circa 6.025 m2 is op 20 januari 2017 verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 6 Ruimtelijke onderbouwing Veilingweg 12a .

Uit het onderzoek blijkt dat de gestelde hypothese dat de locatie als 'onverdacht' beschouwd kan worden ten aanzien van chemische parameters, niet juist is op basis van de aangetoonde licht verhoogde concentraties aan barium en minerale olie in het grondwater. De gevolgde onderzoeksstrategie geeft echter een representatief beeld van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Bovendien vormen de gemeten concentraties geen belemmering voor de geplande bestemmingsplanwijziging, de geplande herontwikkeling van de locatie en de geplande aanvraag van een omgevingsvergunning, activiteit bouwen.

De gestelde hypothese dat de locatie ten aanzien van de parameter asbest in bodem als 'onverdacht' kan worden aangemerkt is juist gebleken. Analytisch is aangetoond dat de bodem geen asbest bevat.

Molenkampsweg 17

Voor de toevoeging van een tunnelkas is op 29 maart 2017 verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3 Bodemonderzoek Molenkampsweg 17)

Tijdens de veldwerkzaamheden (maaiveldinspectie en zintuiglijke beoordeling opgeboorde grond) zijn geen sporen puin en/of asbestverdachte materialen (in de fractie >20 mm) aangetroffen. Op basis hiervan kan definitief worden gesteld dat de locatie niet verdacht is op het voorkomen van asbest in de bodem en derhalve het uitvoeren van een verkennend onderzoek naar asbest definitief niet noodzakelijk is.

Middels voorliggend onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de voorgenomen nieuwbouw gelegen aan de Molenkampseweg 17 te Brakel voor het beoogde doel in voldoende mate vastgelegd.

Overige ontwikkelingen

Voor de overige ontwikkelingen geldt dat geen sprake is van werkzaamheden in de grond of dat deze zeer beperkt zijn. Indien sprake is van bouwactiviteiten zal in het kader van de omgevingsvergunning een bodemonderzoek worden uitgevoerd.

4.3 Natuur

Infrastructurele maatregelen

In het kader van de procedure voor onderhavig plan, zijn de effecten van uitvoering van deze plannen op beschermde natuurwaarden getoetst. Hierbij is getoetst aan de soort- en gebiedsbescherming in het kader van de Wet natuurbescherming, inclusief de ruimtelijke bescherming van het Natuurnetwerk Nederland en de bescherming van houtopstanden (zie Bijlage 5).

Soortbescherming 

Vleermuizen

Binnen de invloedsfeer van de, voor elke locatie afzonderlijke, plannen bevindt zich geen te slopen of aan te passen bebouwing. De aanwezige energiegebouwtjes op locaties 2 en 3 (rotonden Nieuwaal en Brakel) blijven behouden. Door afwezigheid van bebouwing worden verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen als Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger uitgesloten. Daarnaast worden - vanwege het ontbreken van geschikte kieren, spleten en holten in de te kappen bomen - verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen als Rosse vleermuis en Watervleermuis voor alle zes locaties uitgesloten. Als gevolg van de plannen gaan geen verblijfplaatsen verloren. Vervolgstappen in het kader van de Wet natuurbescherming zijn, voor álle zes locaties, niet aan de orde. Vervolgstappen voor vliegroutes zijn, voor álle zes locaties, niet aan de orde. Ook geven de plannen geen aanleiding schade te veronderstellen aan onmisbare foerageergebieden van vleermuizen. Vervolgstappen voor foerageergebieden zijn, voor álle zes locaties, daarmee niet aan de orde.

Overige soorten

Van de overige soorten (grondgebonden zoogdieren, broedvogels, amfibieën, vissen, ongewervelden en reptielen, zijn tijdens het onderzoek de volgende beschermde soorten aangetroffen. Op de locatie van de Rondweg Nieuwaal zijn aanwezig of zeer waarschijnlijk aanwezig de Poelkikker (voortplanting en overwintering) en verder algemene broedvogels. Voor de Poelkikker zal een ontheffingsaanvraag moeten worden aangevraagd en mitigerende maatregelen moeten worden genomen. Ten aanzien van de broedvogels is de algemene maatregel dat gewerkt wordt buiten het broedseizoen.

Op de locatie van de Rotonde Nieuwaal is nader onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van Grote modderkruiper (geschikt biotoop in sloot ten zuiden van Elskampseweg) en de Platte schijfhoren (geschikt biotoop in sloot ten zuiden van Elskampseweg. Beide soorten zijn niet aangetroffen in het gebied. Wel zijn in dit gebied mogelijk algemene broedvogels aanwezig. Hiervoor is het voldoende dat buiten het broedseizoen wordt gewerkt.

Op de locatie voor de Rotonde Brakel zijn (waarschijnlijk) aanwezig de Heikikker (overwintering in noord-west hoek ), de Waterspitsmuis (geschikt biotoop in noordwest hoek) en de Platte schijfhoren (geschikt biotoop). Ook hier zijn natuurlijk ook algemene broedvogels aanwezig. Voor de Heikikker is een ontheffingsaanvraag nodig met mitigerende maatregelen . Voor de Waterspitsmuis en de Platte schijfhoorn is nader onderzoek uitgevoerd. De soorten zijn hierbij niet aangetroffen. Er is dan ook geen ontheffing nodig. Ook hier geldt dat met betrekking tot de broedvogels gewerkt dient te worden buiten het broedseizoen .

Op de andere drie locaties, waar beperkte uitbreidingen van glastuinbouwbedrijven/paddenstoelbedrijf gaat plaatsvinden (Molenkampsweg 15, Brakel ; Molenkampsweg 17, Brakel en Veilingweg 12a, Velddriel ), komen alleen algemene broedvogels voor en zal ook buiten het broedseizoen gewerkt moeten worden.

Voor alle locaties geldt dus dat er tijdens de uitvoering buiten het broedseizoen dient te worden gewerkt. Voor locatie 1 (rondweg Nieuwaal) is het noodzakelijk om voor de uitvoering van de plannen ontheffing aan te vragen ten behoeve van Poelkikker. Op locatie 2 (rotonde Nieuwaal) is het noodzakelijk, voorafgaand aan het vaststellen van het definitieve plan, aanvullend onderzoek uit te voeren naar Grote modderkruiper en Platte schijfhoren. Daarnaast is op locatie 3 (rotonde Brakel) aanvullend onderzoek naar Waterspitsmuis en Platte schijfhoren noodzakelijk, voorafgaand aan het vaststellen van het definitieve plan. Ten slotte dient voor uitvoering van de plannen op locatie 3 (rotonde Brakel) ontheffing te worden aangevraagd ten behoeve van Heikikker.

Overige vervolgstappen (o.a. aanvragen ontheffing) noodzakelijk voorafgaand aan de uitvoering van plannen zullen duidelijk worden na afronding van het aanvullende onderzoek op locaties 2 en 3 (rotondes Nieuwaal en Brakel).

Natura 2000

De zes planlocaties liggen op ruime afstand van Natura 2000-gebieden. Natura 2000-gebied 'Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem' ligt op minimaal 2 kilometer en 'Rijntakken' op meer dan 3,5 kilometer. Gezien deze ruime afstand en de aard en omvang van de plannen is alleen effect als gevolg van stikstofdepositie aan de orde. Aangezien de zes planlocaties tot het prioritaire project PIP Tuinbouw Bommelerwaard behoren, is er reeds ontwikkelingsruimte in het PAS gereserveerd.

Het aspect stikstof vormt op basis hiervan geen belemmering voor het vaststellen van het wijzigingsplan. Op basis van de meest recente verkeerscijfers wordt een verschilberekening uitgevoerd om de uiteindelijke claim van ontwikkelingsruimte ten opzichte van de gereserveerde ontwikkelingsruimte inzichtelijk te maken.

Er is gezien de aard en omvang van de plannen in relatie tot de ruime afstand tot weidevogelgebieden en ganzenrustgebieden geen sprake van negatieve effecten.

Veilingweg 12a

Ten behoeve van de ontwikkeling aan de Veilingweg 12a te Velddriel is op 19 november 2016 een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 6 Ruimtelijke onderbouwing Veilingweg 12a 

Mits rekening gehouden wordt met bezette vogelnesten, leidt de voorgenomen activiteit niet tot wettelijke consequenties in het kader van de Ff-wet. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing ex. art. 75c van de Ff-wet aangevraagd te worden. De Flora- en faunawet, de Omgevingsverordening Gelderland en de Natuurbeschermingswet vormen (m.b.t. beschermde flora- en faunawaarden) geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen plannen.

4.4 Water

Infrastructurele maatregelen

Rondweg Nieuwaal

Het watersysteem in- en rondom het ontwerp betreft B - Watergangen. Wanneer het ontwerp wordt gerealiseerd, worden verscheidene watergangen gedeeltelijk of geheel gedempt. Bij één watergang, halverwege de rondweg, is een duiker met diameter van 800mm opgenomen in het ontwerp en de kostenraming.
Vanuit de compensatie van verhard oppervlak is een breedte noodzakelijk van 2,30m. De watergang is in het ontwerp op het breedste punt 3,10m. Omdat geen inmeetgegevens van de hoogte in het gebied aanwezig zijn, is gekozen voor een robuuste breedte als uitgangspunt t.b.v. het wijzigingsplan. Langs de rondweg is een watergang benodigd en voor de locatie van het tracé is de bestaande watergang aan de westzijde leidend geweest. Op deze manier is optimaal van het perceel gebruik gemaakt. Het nieuwe deel van de watergang heeft voldoende oppervlakte voor de compensatie van de toename verhardingsoppervlak.

Rotondes Brakel en Nieuwaal

Ten gevolge van de aanleg van de rotondes neemt het oppervlak aan verharding toe. In de ontwerpen is dan ook rekening gehouden met de nodige watercompensatie. Hiervoor is voldoende ruimte binnen het plangebied.

4.5 Verkeer en parkeren

Ten behoeve van de te doorlopen ruimtelijke procedure is onderzoek uitgevoerd naar de verkeers-, lucht- en geluideffecten ten aanzien van de beoogde infrastructurele ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft de Rondweg Nieuwaal, rotonde Startstraat en rotonde Brakel-Oost. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 1.

Rondweg Nieuwaal

De nieuwe Rondweg zal ten westen van Nieuwaal gerealiseerd worden en zal de Jacob Ekelmanstraat verbinden met de Beemstraat. Uit de tellingen blijkt dat circa 13% van het verkeer dat Nieuwaal binnenrijdt de bestemming Beemstraat heeft. Door de aanleg van de nieuwe weg kunnen de circa 200 mvt/etm gebruik maken van deze nieuwe verbinding, in plaats van gebruik te maken van de Jacob Ekelmansstraat. Verkeer met een bestemming binnen Nieuwaal blijft naar verwachting grotendeels gebruik maken van de Jacob Ekelmansstraat. Rond Nieuwaal is daarnaast nog een uitbreiding van Glastuinbouw beoogd dat zorgt voor circa 150 extra ritten per etmaal. Naar verwachting zal door toevoeging van de nieuwe rondweg een betere spreiding komen van het verkeer over de wegen in en rond de kern Nieuwaal.

De weg zal ingericht worden in lijn met de criteria uit het Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard.

Rotonde Startstraat

De aansluiting van de Startstraat op de N322 ten zuidwesten van Gameren wordt gewijzigd van kruispunt naar rotonde.

In de huidige situatie is op de Startstraat weinig verkeer aanwezig doordat uitwisseling vanaf de N322 niet is toegestaan. Na realisatie van de wordt een toename van de verkeersintensiteit verwacht tot 3.400 mvt/etmaal. Als gevolg van de nieuwe aansluiting is er sprake van een gewijzigde routekeuze van het verkeer. Hierdoor wordt de Prins Willem-Alexander ontlast en zal het verkeer richting Nieuwaal een directere verbinding zoeken via de Startstraat.

Rotonde Brakel Oost

In de huidige situatie is er bij de aansluiting van de Meidijk ook al een volledige uitwisseling van verkeer mogelijk. Alleen de directe verbinding naar de Kooiweg is in de huidige situatie niet aanwezig. Hierdoor wordt de Meidijk ten noorden van de N322 naar verwachting ontlast. Verkeer dat nu via de Meidijk en de Molenkampsweg rijdt, zal via de nieuwe verbindingsweg rijden. Ten zuiden van de Meidijk zijn als gevolg van de rotonde geen wijzigingen te verwachten

Veilingweg 12a

Het bedrijf heeft eerder met instemming van de gemeente een nieuwe ontsluiting op de Hoevenseweg gerealiseerd. Een verdere uitbreiding van de bebouwing is denkbaar maar zal ook leiden tot meer vervoersbewegingen. De gemeente en provincie zijn van oordeel dat de Hoevenseweg daar op dit moment niet op is ingericht. Er is daarom met initiatiefnemer overeengekomen dat hij voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden een passeerstrook zal realiseren. Met die aanpassing is de verkeersafwikkeling van de beoogde uitbreiding goed geregeld. Deze benodigde aanpassing is door middel van een voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen.

Overige ontwikkelingen

De overige glastuinbouwontwikkelingen zijn zo beperkt van aard dat deze geen noemenswaardig effect op de verkeersstromen zullen hebben. Parkeren en laden en lossen zal ook in de toekomstige situatie op eigen erf plaatsvinden. De aanleg van de landschapselementen en de omzetting van bedrijfswoningen naar voormalige agrarische bedrijfswoningen heeft geen invloed op het aspect verkeer.

4.6 Geluid

Infrastructurele aanpassingen

Ten behoeve van de te doorlopen ruimtelijke procedure is 13 november 2017 onderzoek uitgevoerd naar de verkeers-, lucht- en geluideffecten ten aanzien van de beoogde infrastructurele ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft de Rondweg Nieuwaal, rotonde Startstraat en rotonde Brakel-Oost. Het volledige rapport is na te lezen in Bijlage 1

Ten gevolge van de nieuwe rondweg rond Nieuwaal zijn geen overschrijdingen van de grenswaarde te verwachten. Ten gevolge van de reconstructie van de Startstraat is voor de langsgelegen woning (Startstraat 3) een geluidstoename berekend van 7 dB. In de huidige situatie is er alleen maar sprake van bestemmingsverkeer waardoor de geluidsbelasting lager is dan 48 dB.

Een dergelijke geluidstoename van 7 dB is zonder geluidsreducerende maatregelen in beginsel niet toegestaan. Door geluidsreducerend asfalt toe te passen op de Startstraat ter hoogte van de woning Startstraat 3, kan de geluidstoename worden beperkt tot 5 dB. Voor deze woning zal een hogere grenswaardebesluit worden genomen. Het ontwerp hogerewaardenbesluit ligt gelijktijdig met het ontwerp wijzigingsplan ter inzage.

Voor de realisatie van de rotonde Brakel-Oost is geen sprake van normoverschrijdingen ten gevolge van de nieuwe weg.

Veilingweg 12a

Op grond van de VNG-publicatie geldt voor een ‘champignonkwekerij’ voor het aspect geluid een richtafstand van 30 meter. Er wordt ruim voldaan aan deze richtafstand.

De uitbreiding van de champignonkwekerij zal zorgen voor een toename van het aantal verkeersbewegingen. Dit wordt niet gezien als een geluidsbron in het kader van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening, wordt wel bekeken of deze toename van het aantal verkeersbewegingen zorgt voor een verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen.

Volgens een ruime schatting kan de uitbreiding zorgen voor een toename van 15 tot 20 vrachtwagens en 10 tot 15 auto’s per dag. Dit aantal is verdeeld over de gehele dag, er zijn geen piekmomen-ten. Het overgrote deel van het (vracht)verkeer, van en naar het projectgebied, zal richting de snelweg A2 rijden. Om deze snelweg te bereiken, moet het verkeer via de Hoevenseweg naar de Veiling-weg om vervolgens de provincialeweg de N831 op te kunnen rijden. Langs dit deel van de N831 is veel bedrijvigheid aanwezig met de bijbehorende verkeersaantrekkende werking. Het extra (vracht)verkeer afkomstig van het projectgebied, zal hier worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld en zal naar verwachting niet zorgen voor extra overlast. Daar komt bij dat langs dit stuk van de N831 weinig woningen staan.

De Hoevenseweg en de Veilingweg zijn landwegen met minder verkeersbewegingen. Hier zal het ex-tra vrachtverkeer wellicht wel merkbaar zijn. Op de Veilingweg geldt een 60 km/u regime. Op de Hoevenseweg geldt een 80 km/u regime, maar gezien de korte afstand van de inrit tot het projectgebied naar de kruising met de Veilingweg, is het niet aannemelijk dat het verkeer afkomstig van het project-gebied op dit stuk 80 km per uur rijdt. Gezien de inrichting van de wegen, de lage snelheid en de ruime afstand van de omliggende woningen tot de weg, zorgt het extra verkeer vanwege de uitbreiding naar verwachting niet voor een dermate hoge geluidbelasting, zodat de voorkeursgrenswaarde bij omliggende woningen naar verwachting niet wordt overschreden.

Overige ontwikkelingen

De overige ontwikkelingen hebben geen invloed op het aspect geluid. Ten aanzien van omzetting naar voormalige agrarische bedrijfswoningen is bij het opstellen van het inpassingsplan tuinbouw Bommelerwaard de notitie criteria herbestemming bedrijfswoningen vastgesteld. Deze notitie gaat ervanuit dat indien woningen op meer dan 14 meter gelegen zijn van kassen, sprake is van een goed woon- en leefmilieu en ombestemmen mogelijk is. Aan deze afstandseis wordt voldaan.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit project.

4.7 Luchtkwaliteit

Infrastructurele maatregelen

Ten behoeve van de te doorlopen ruimtelijke procedure is 13 november 2017 onderzoek uitgevoerd naar de verkeers-, lucht- en geluideffecten ten aanzien van de beoogde infrastructurele ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft de Rondweg Nieuwaal, rotonde Startstraat en rotonde Brakel-Oost. Het volledige rapport is na te lezen in Bijlage 1

In geen geval worden de normen overschreden en het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoering van de plannen.

Overige ontwikkelingen

Ten aanzien van de overige ontwikkelingen geldt dat deze van zodanige omvang zijn dat deze niet van invloed zijn op de luchtkwaliteit.

4.8 Lichthinder

Het wijzigingsplan maakt slechts een beperkte uitbreiding van bestaande kassen mogelijk, op grote afstand van burgerwoningen.Gezien die ligging is een lichtonderzoek naar de effecten van de assimilatieverlichting van de te realiseren kas op de omgeving niet noodzakelijk. De kas(sen) moet(en) voldoen aan het gestelde in paragraaf 3.5.1 van het Activiteitenbesluit.

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden. Ook zijn in de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente ambities opgenomen over het al dan niet toelaten van risicovolle activiteiten.

4.9.2 Risicovolle bedrijven

Het onderhavige plan voorziet niet in het oprichten van een Bevi-plichtige activiteit (zoals een grote propaantank of opslag van een grote hoeveelheid verpakte gevaarlijke stoffen). Ook is niet aannemelijk dat een dergelijke activiteit zal worden gerealiseerd. Hierdoor is er geen strijdigheid met de ambities in de beleidsvisie externe veiligheid of aanleiding om specifieke voorwaarden op te nemen in de planregels.
Uit de provinciale risicokaart, informatie over relevante risicobronnen en actuele luchtfoto's blijkt verder dat bestemmingen voor (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied niet liggen binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting of de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen.

4.9.3 Vervoer gevaarlijke stoffen

Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid alleen relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Waal. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroute, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische stoffen. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone, een plas-brandaandachtsgebied en de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones).

Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:

  • de bestrijdbaarheid van een zwaar ongeval op deze transportroute en
  • de zelfredzaamheid met betrekking tot nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied.

Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen. Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbare object", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.

Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijd-baarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incident- scenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om dit advies tijdig op te volgen.

4.9.4 Buisleidingen

Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Bevb van belang. Uit de provinciale risicokaart blijkt dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een relevante buisleiding.

4.9.5 Conclusie

Vanwege het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van het plan en is er ook geen aanleiding om specifieke voorwaarden op te nemen in de planregels.

4.10 Niet-gesprongen explosieven

Rondweg Nieuwaal

Op basis van de Explosievenkansenkaart Bommelerwaard 2016 bevindt de projectlocatie zich in 'onverdacht' gebied. Zie hiervoor bijgaande uitsnede uit de explosievenkansenkaart. Er zijn geen feitelijk aanwijzingen voor de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven in en in de directe omgeving van de projectlocatie. Het projectgebied kan als zodanig worden beschouwd als onverdacht op de aanwezigheid van CE. De voorgenomen werkzaamheden kunnen zonder extra maatregelen met betrekking tot explosieven worden uitgevoerd. Wel dient in alle gevallen het Protocol Toevalsvondst te worden nageleefd.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1_0007.png"

Brakel-Oost, aansluiting Kooiweg op de N322:

Het plangebied is voor een deel 'verdacht op infanteriemunitie'. Zie hiervoor bijgaande uitsnede uit de explosievenkansenkaart Bommelerwaard 2016. Op de kruising van de Van Heemstraweg en de Meidijk bevonden zich een tweetal geschutsopstellingen (bron: luchtfoto 003_12_4262_s_Hertogenbosch_15-03-1945). Langs de Meidijk waren verder mangaten aanwezig. Vanuit de Arbo wetgeving is de werkgever verplicht om voor dit 'verdachte' gebied voorafgaand aan werkzaamheden de veiligheid van uw werknemers veilig te stellen via een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E). Dit kan via een projectgebonden risicoanalyse (PRA) op het gebied van Conventionele Explosieven of door direct tot detectie over te gaan. In een PRA kan voor deze locatie worden nagegaan of deze locatie naoorlogs reeds vergraven of verstoord is in relatie tot waar de grondroerende werkzaamheden die worden uitgevoerd. Voor de locatie dat afgebakend is als 'verdacht op infanteriemunitie' is het raadzaam om bij werkzaamheden te detecteren op niet gesprongen explosieven. Een projectgebonden risicoanalyse (PRA) is hier niet direct noodzakelijk, aangezien het projectgebied al duidelijk ingekaderd is. Wel dient men in alle gevallen het Protocol Toevalsvondst na te leven.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1_0008.png"

Aansluiting Startstraat op de N322 d.m.v. nieuwe rotonde

Het plangebied is grotendeels 'onverdacht', slechts voor een heel klein deel ten noordoosten is het 'verdacht op geschutsmunitie (verschoten)'. Zie hiervoor bijgaande kaartuitsnede Explosievenkansenkaart Bommelerwaard 2016. Dit heeft onder andere te maken met een tweetal munitievondsten die in de omgeving zijn gedaan. Vanuit de Arbo wetgeving is de werkgever verplicht om voor dit 'verdachte' gebied voorafgaand aan werkzaamheden de veiligheid van uw werknemers veilig te stellen via een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E). Dit kan via een projectgebonden risicoanalyse (PRA) op het gebied van Conventionele Explosieven of door direct tot detectie over te gaan. In een PRA kan voor deze locatie worden nagegaan of deze locatie naoorlogs reeds vergraven of verstoord is in relatie tot waar de grondroerende werkzaamheden die worden uitgevoerd. U dient in alle gevallen het Protocol Toevalsvondst na te leven.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1_0009.png"

Molenkampsweg 17

Het plangebied is volledig 'onverdacht'. Dit is terug te zien in onderstaande uitsnede van de Explosievenkansenkaart Bommelerwaard 2016. Er zijn geen feitelijk aanwijzingen voor de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven in en in de directe omgeving van de projectlocatie. Het projectgebied kan als zodanig worden beschouwd als onverdacht op de aanwezigheid van CE. De voorgenomen werkzaamheden kunnen zonder extra maatregelen met betrekking tot explosieven worden uitgevoerd. Wel dient in alle gevallen het Protocol Toevalsvondst te worden nageleefd.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1_0010.png"

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Opzet van het wijzigingsplan

Het wijzigingsplan bestaat uit een ruimtelijke verbeelding van het plan en de daarbij horende juridische regeling. Deze juridische regeling bestaat uit regels, waaronder de bestemmingsregels. Dit hoofdstuk geeft een korte toelichting op de juridische regeling van dit wijzigingsplan.

Het wijzigingsplan maakt krachtens de wet deel uit van het inpassingsplan. Via Artikel 2 van de planregels is de relatie met het inpassingsplan juridisch vastgelegd. Geregeld is dat de regels van het inpassingsplan op het wijzigingsplan van toepassing zijn, met uitzondering van:

  • artikel 3 'Agrarisch', waarvoor artikel 3 van het wijzigingsplan in de plaats treedt;
  • artikel 4 'Agrarisch - Tuinbouw', waarvoor artikel 4 van het wijzigingsplan in de plaats treedt;
  • artikel 10 'Verkeer', waarvoor artikel 6 van het wijzigingsplan in de plaats treedt;
  • artikel 11 'Water', waarvoor artikel 7 van het wijzigingsplan in de plaats treedt;
  • artikel 5 'Groen', die aan het wijzigingsplan wordt toegevoegd.

De bestemmingsregels zijn beperkt tot:

In Artikel 2 zijn de regels van het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard van toepassing verklaard, met dien verstande dat de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch - Tuinbouw', 'Verkeer' en 'Water' worden vervangen door de bestemmingen van dit wijzigingsplan, waarin de regels zijn toegesneden op voorliggende situatie. De bestemming 'Groen' wordt toegevoegd.

De bestemming Agrarisch legt de aan te leggen waterberging ten zuidwesten van het perceel vast. De bestemming Agrarisch - Tuinbouw is toegesneden op de glastuinbouwfunctie en paddenstoelenteelt. Artikel 3 voorziet in de landschappelijke inpassing aan de oost- en zuidzijde van het plangebied. De bestemming Water legt de aan te leggen waterberging ten zuidwesten van het perceel vast.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerp van het wijzigingsplan is opgesteld in nauwe samenwerking met de gemeente Zaltbommel en het Waterschap Rivierenland. Op die wijze is toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 3.3.1. Bro.

Het ontwerp wijzigingsplan heeft voor eenieder ter inzage gelegen. In Bijlage 7 is een samenvatting en beantwoording van de zienswijzen opgenomen. Dit heeft geleid tot enkele kleine wijzigingen in het plan.

Parallel aan de planologische procedure lopen gesprekken over grondverwerving ten behoeve van de infrastructurele en landschappelijke maatregelen. Een deel van de gronden is reeds aangekocht.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voorafgaand aan vaststelling van het wijzigingsplan wordt met de grondeigenaren een anterieure overeenkomst gesloten. Uit hoofde daarvan blijft het wijzigingsplan zonder financiele gevolgen voor de provincie