direct naar inhoud van 5.2 PlanMER
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1987.01BPBuiten2013-0401

5.2 PlanMER

Bij een bestemmingsplan buitengebied kan op een aantal verschillende manieren sprake zijn van een planmer-plicht. Hieronder wordt ingegaan op het aspect Planmer en de omgevingsaspecten die voor het bestemmingsplan van belang zijn. (Waar de afkorting mer wordt gebruikt wordt de procedure voor milieueffectrapportage bedoeld. De afkorting MER heeft betrekking op het milieueffectrapport).

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een planMER voor strategische en kaderstellende plannen en een projectMER of een mer-beoordelingsplicht voor concrete projecten. Een planmer-plicht is voor een bestemmingsplan aan de orde als het plan:

  • kaderstellend is voor een toekomstig besluit over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten: bijvoorbeeld bedrijfsactiviteiten die in het kader van de omgevingsvergunning milieu mer-(beoordelings)plichtig zijn;
  • mogelijkheden biedt voor activiteiten die een significant negatief effect kunnen veroorzaken op Natura 2000-gebieden (het opstellen van een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is noodzakelijk).


Door de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, is het mogelijk dat toekomstige uitbreidingen drempelwaarden uit het Besluit mer overschrijden, waardoor het bestemmingsplan het kader vormt voor mogelijk toekomstige besluiten over mer(-beoordelings)plichtige activiteiten. Daarbij gaat het onder andere om ontwikkelingsruimte voor de veehouderij. Om deze reden moet voor het bestemmingsplan een planMER worden gemaakt. Er is tevens sprake van een planmer-plicht omdat in het kader van de Natuurbeschermingswet een passende beoordeling moet worden opgesteld. Dit vanwege de mogelijke vermestende en verzurende effecten als gevolg van stikstofdepositie die worden veroorzaakt door het uitbreiden van de veestapel (ook wel ammoniakdepositie genoemd).


Doel en procedure planMER

Doel van een planMER is het integreren van milieuoverwegingen tijdens de besluitvorming over een bestemmingsplan. Daarbij dient te worden getoetst of de ontwikkelingsruimte en flexibiliteit die het bestemmingsplan biedt, leidt tot belangrijke negatieve milieueffecten. Waar relevant, dient te worden bekeken op welke wijze negatieve effecten kunnen worden beperkt of voorkomen (of positieve effecten kunnen worden versterkt).


De planmer-procedure bestaat uit een aantal wettelijk verplichte stappen, waarvan het raadplegen van overleg- en adviespartners over de reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport reeds heeft plaatsgevonden. Het planMER is ondertussen opgesteld en wordt gezamenlijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Op dit planMER kunnen zienswijzen worden ingediend door een ieder. Daarnaast zal onafhankelijke Commissie mer de inhoud van het MER toetsen. De zienswijzen en het toetsingsadvies van de Commissie mer kunnen vervolgens worden meegenomen bij de vaststelling van het bestemmingsplan.


Consequenties voor het bestemmingsplan

Een samenvatting van het planMER is opgenomen in bijlage 5. In deze samenvatting staat beschreven op welke manier het MER is opgezet, welke uitkomsten zijn gegenereerd en welke maatregelen eventueel in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen. Deze maatregelen zijn afgewogen in bijlage 6 bij deze toelichting. Op basis hiervan zijn in het ontwerpbestemmingsplan al de volgende maatregelen opgenomen:

  • in de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee uitbreiding van de veestapel alleen is toegestaan, wanneer de totale stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats gelijk blijft;
  • door binnen een straal van 250 meter rondom intensieve veehouderijbedrijven nieuwe woningen uit te sluiten, zijn nieuwe effecten voor de gezondheid uitgesloten.

Toetsingsadvies Commissie mer

Op 24 juli 2013 is door de Commissie voor de milieueffectrapportage (vanaf nu: Commissie mer) een toetsingsadvies uitgebracht. De Commissie mer is van mening dat op een duidelijke en overzichtelijke wijze inzicht gegeven wordt in de milieugevolgen van de uitgewerkte alternatieven. Wel signaleert de Commissie op een aantal punten een tekortkoming in de informatie:

  • er ontbreekt inzicht in de werking en effectiviteit van mogelijk maatregelen en de manier waarop deze kunnen worden geborgd;
  • er is onvoldoende duidelijk welke gevolgen de uitbreiding van bouwpercelen tot 3 ha kan hebben voor de landschappelijke en ecologische waarden in gebieden met een kleinschalig karakter.

Daarnaast beveelt de Commissie aan om de in het MER gebruikte definitie van grondgebondenheid aan te scherpen.

De bovenstaande opmerkingen vormden een aanleiding om de milieu-informatie uit het planMER op een aantal punten aan te vullen. Deze aanvulling heeft plaatsgevonden op basis van een separate oplegnotitie. Deze is opgenomen in de Bijlagen bij deze toelichting. Op basis hiervan zijn nog de volgende maatregelen opgenomen in dit bestemmingsplan:

  • de uitbreidingsmogelijkheid tot 3 hectare in kleinschalige gebieden is vervallen. Negatieve milieueffecten in dergelijk gebieden worden daardoor ook niet meer verwacht;
  • het criterium voor de grondgebondenheid van agrarische bedrijven is aangescherpt (zie paragraaf 6.4.2 Algemeen uitgangspunt).