direct naar inhoud van Artikel 15 Bedrijf - Transformatie- en verdeelstation
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1987.01BPBuiten2013-0401

Artikel 15 Bedrijf - Transformatie- en verdeelstation

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Transformatie- en verdeelstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een transformatie- en verdeelstation, niet zijnde een geluidzoneringsplichtige inrichting;

waarbij een goede inpassing in het omringende landschap wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. wegen en paden;
  • d. andere bouwwerken;

waarbij bouwwerken met een cultuurhistorisch waardevolle hoofdvorm, ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek", waarbij gestreefd wordt naar het behoud en het herstel van de karakteristieke verschijningsvorm van de bouwwerken.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van het ter plaatse gevestigde transformatie- en verdeelstation worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 20,00 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c gelden ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" de volgende bouwregels:
    • 1. een waardevolle hoofdvorm zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte, nokrichting en dakhelling van een waardevolle hoofdvorm zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, bouwhoogte, goothoogte, nokrichting en dakhelling bedragen.
15.2.2 Overige andere bouwwerken

Voor het bouwen van de overige andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in aanvulling op het gestelde in 47.1 in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
15.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het planten en/of rooien van afschermende beplanting en houtgewas;
  • b. het (gedeeltelijk) verwijderen van een waardevolle hoofdvorm, voorzover de gronden zijn voorzien van de aanduiding "karakteristiek".
15.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning genoemd onder 15.4.1 onder a kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing in de omgeving.

De omgevingsvergunning genoemd onder 15.4.1 onder b kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als waardevol zijn aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de waardevolle hoofdvorm plaatsvindt.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
15.5.1 Afwijkende bouwvorm waardevolle hoofdvorm

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de waardevolle hoofdvorm en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "karakteristiek" wordt verwijderd, mits:

  • a. de waardevolle hoofdvorm teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van 15.2 van toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.