Plan: | Bestemmingsplan Buitengebied, derde herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1955.bplgbgalgherz03-va01 |
Op 30 oktober 2014 is door de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorzag in enige actualisatie en reparatie van de op 29 september 2011 door de gemeenteraad vastgestelde integrale herziening van de toenmalige bestemmingsplannen Buitengebied van de voormalige gemeenten Bergh en Didam. In het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' is onder andere de op 27 september 2012 door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnotitie 'Herijking Ruimte voor Vernieuwing in het Buitengebied' (een aangepast beleid voor functieverandering in het buitengebied) doorvertaald. Verder voorziet de eerste herziening in mogelijkheden voor plattelandswoningen en verruimde mogelijkheden voor duurzame energie.
Ten tijde van de eerste herziening waren er ook enkele beleidswijzigingen in voorbereiding welke op dat moment nog niet in de herziening konden worden meegenomen. De meest van belang zijnde zaken daarbij waren:
Voorts is bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' op 30 oktober 2014 aangedrongen op een 'bezemplan', inhoudende het planologisch regelen van enkele kruimelgevallen op perceelsniveau welke niet op ruimtelijke en/of milieutechnische belemmeringen stuiten, maar welke gelet op de procedure niet meer in de eerste herziening konden worden meegenomen. Deze bezemactie is vormgegeven met het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening' dat op 28 januari 2016 is vastgesteld en op 24 maart 2016 in werking is getreden en onherroepelijk geworden.
Het nu voorliggende bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' voorziet hoofdzakelijk in een doorvertaling van de bovengenoemde beleidsmatige wijzigingen. Het bestemmingsplan 'Buitengebied' (va03), het op 6 augustus 2015 onherroepelijk geworden bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' (va01) en het op 24 maart 2016 onherroepelijk geworden bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening', blijven onverkort van toepassing voor zover daarin met dit plan geen wijziging wordt aangebracht.
De basis voor het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening', vormt de begrenzing van het plangebied van het vastgestelde en onherroepelijke bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening', zoals onderstaand weergegeven.
Het vertrekpunt voor dit bestemmingsplan vormen de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zoals deze gelden na inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening'.
Ook het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente Montferland buiten de kernen en met uitzondering van die locaties in het buitengebied, waarvoor eerder een partiele herziening van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden en waarop specifieke regels van toepassing zijn. Op enkele locaties vindt voor wat betreft de begrenzing van het plangebied nadere afstemming plaats op het bestemmingsplan 'Actualisatie kernen', dat betrekking heeft op de kernen Loil, Nieuw-Dijk, Loerbeek, Kilder, Braamt, Stokkum, 's-Heerenberg en Azewijn.
De plangebieden van de eerder in werking getreden wijzigingsplannen behoren eveneens tot het plangebied van deze derde herziening, maar de regels van de derde herziening zijn hierop niet van toepassing.
Op de hieronder genoemde wijzigingsplannen van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn uitsluitend de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' (va03) inclusief de nadere regels in de wijzigingsplannen, van toepassing.
De hieronder genoemde wijzigingsplannen zijn wijzigingen van het bestemmingsplan 'Buitengebied' inclusief het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening'. De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' zijn op deze plangebieden niet van toepassing.
Tot slot is het onderstaande wijzigingsplan tot stand gekomen onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zoals dat geldt na de inwerkingtreding van de tweede herziening. De regels van het het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' zijn ook op deze locatie niet van toepassing.
De wijzigingen op de verbeelding welke onderdeel zijn van het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' en het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening' behoren eveneens tot het plangebied van deze derde herziening.
Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan 'Buitengebied' heeft een doorvertaling van het toenmalig actuele beleid plaatsgevonden. Na vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied' op 29 september 2011, hebben er een aantal beleidswijzigingen plaatsgevonden welke zijn doorvertaald in het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening'. Het betrof hier in hoofdzaak de volgende beleidsaanpassingen:
In de afgelopen periode hebben zich opnieuw een aantal relevante ontwikkelingen c.q. beleidswijzigingen voorgedaan, welke aanleiding geven tot bijstelling/actualisatie van het bestemmingsplan. Een en ander wordt in de volgende paragraven beschreven.
De op 9 juli 2014 door provinciale staten vastgestelde omgevingsvisie is een plan dat richting geeft en ruimte biedt. De provincie wil bijdragen aan een 'toekomstig bestendig Gelderland' en heeft daarvoor 2 doelen geformuleerd:
De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'. Een van de uitgangspunten van de omgevingsvisie is 'ontwikkelen met kwaliteit'. Ingezet wordt op waarborging en versterking van bestaande kwaliteiten. De stedelijke gebieden krijgen daarbij meer aandacht dan voorheen.
Om de doelen in beleidsrichtingen, aanpak, rollen en instrumenten te vertalen hanteert de provincie 3 aandachtsgebieden:
De provincie streeft naar een duurzame stedelijke ontwikkeling. Van belang daarbij zijn het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in plannen, regionale afspraken en planningen (programmeringsafspraken) en de 'Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking'. De grootste opgaven voor een vitaal platteland zijn de transitie in de landbouw, demografische transitie en het bieden van ruimte aan energietransitie.
De landbouw moet verduurzamen. Er is meer aandacht gewenst voor dierenwelzijn, volksgezondheid, milieu en landschappelijke inpassing. Bedrijven die voldoen aan maatschappelijke eisen op het vlak van dier- en volksgezondheid, milieu, dierwelzijn en ruimtelijke kwaliteit kunnen rekenen op maatschappelijk draagvlak en verdienen ruimte.
Onderscheid wordt gemaakt in grondgebonden landbouw (met name melkveehouderij), de niet-grondgebonden landbouw (met name varkens- en pluimveehouderij) en tuinbouw (geconcentreerd in het rivierengebied). Duurzaam produceren wordt gestimuleerd. Voor de niet-grondgebonden veehouderij gelden de volgende uitgangspunten:
De provincie streeft naar energieneutraliteit in 2050. In 2020 wil de provincie 14% hernieuwbare energie opwekken. De provincie stimuleert opwekking van zonne-energie, windenergie en de productie van biogas.
Onder het aandachtsgebied 'Mooi Gelderland' streeft de provincie naar een hoge kwaliteit van de Gelderse leefomgeving, respect voor de unieke kwaliteiten, het realiseren van ruimtelijke kwaliteit en het vermarkten van de unieke Gelderse kwaliteiten. De provincie en haar partners streven naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en naar behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het 'Gelders Natuurnetwerk' (GNN) en de 'Groene ontwikkelingszone' (GO). Centraal binnen het GNN staat de bescherming van de kernkwaliteiten en de omgevingscondities. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
GNN en GO in de provinciale omgevingsvisie
Het Actualisatieplan Omgevingsvisie is in delen door Provinciale Staten vastgesteld op resp. 8 juli 2015 en 11 november 2015. Onderdeel van dit actualisatieplan zijn de aanpassing van begrenzing waterfunctie natte landnatuur en de bijbehorende hydrologische beschermingszones, alsmede een aanpassing van de begrenzing van waterwin- en grondwaterbeschermingszones.
De actualisatie in 2016 heeft betrekking op de volgende aspecten:
Op de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' worden een aantal nieuwe gebiedsaanduidingen opgenomen overeenkomstig de Omgevingsvisie zoals die geldt na het eerste Actualisatieplan Omgevingsvisie:
In dit bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' worden de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' zoals dat geldt na de inwerkingtreding van de tweede herziening van dat plan, zodanig gewijzigd, dat de terminologie 'EHS', in de afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden wordt vervangen door 'GNN' en 'GO'.
Anders dan in de omgevingsvisie wordt de EVZ (ecologische verbindingszone) met een specifieke zone aangeduid in de derde herziening nu daar op grond van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' specifieke regelgeving op van toepassing is (wijzigingsbevoegdheid agrarisch medegebruik is uitsluitend toepasbaar in de EVZ als onderdeel van de GO).
De gewijzigde waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zoals opgenomen in het Actualisatieplan omgevingsvisie zullen volledig worden overgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening'. De nieuwe milieuzones 'waterwingebied' en 'grondwaterbeschermingsgebied' vervangen de bestaande gebieden zoals deze in het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn opgenomen.
In de regels van het bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt tussen grondgebonden veehouderij en de niet-grondgebonden veehouderij.
Met de wijziging van de Monumentenwet in 2008, waarin de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) is geïmplementeerd, is de zorg voor het nog aanwezige archeologische erfgoed bij de gemeenten neergelegd. Deze wetswijziging houdt onder andere in dat de gemeenteraad verplicht wordt gesteld om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Het uitgangspunt van deze wet is dat primair in het bestemmingsplan door middel van een archeologische verwachtings-/en maatregelenkaart met een daaraan gekoppeld beleidskader dient te worden vastgelegd waar zich archeologische waarden in de bodem (kunnen) bevinden en hoe daarmee wordt omgegaan.
Gelet op deze wettelijke plicht beschikt de gemeente Montferland sinds 2008 over een gedetailleerde waarden- en verwachtingskaart en een cultuurhistorische waardenkaart. Sinds de vaststelling van deze kaarten is inmiddels een groot aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd, waardoor er meer actuele inhoudelijke inzichten zijn verkregen in de archeologische verwachting in de verschillende gebieden. Voor gebieden waaraan verwijzend naar gebiedskennis anno 2008 destijds een bepaalde archeologische kwalificatie is gegeven, kan in de huidige situatie - gelet op de gedane onderzoeken en actuelere gebiedskennis - een andere kwalificatie gelden.
Op 9 oktober 2012 is besloten tot een - in vergelijking met de in 2008 vastgestelde kaarten - wijziging van de beleidskaders (verruiming ondergrenzen voor archeologisch onderzoek). Dit betrof op dat moment een wijziging van het beleidskader met als uitgangspunt een onderbouwde en maatschappelijk verantwoorde balans tussen de gewenste dereguleringswensen voor met name burgers in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling en anderzijds het zorgvuldig beheren van het (ondergronds) cultuurhistorisch erfgoed zoals dat in diverse wetten (Monumentenwet en Wro) is opgelegd. Deze verruiming van de ondergrenzen is beleidsmatig opgenomen in de door de gemeenteraad in december 2012 vastgestelde Erfgoedverordening Montferland 2012 en nadien doorvertaald in het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening'.
Wijziging | Monumentenwet | Dubbelbestemming | Gemeente Oud | Gemeente Nieuw |
AMK-terreinen (AWG2) | 0 m² | Waarde-Archeologie 1 | 0 m² | 0 m² |
Historische stads- en dorpskernen (AWG4) | 30 m² | Waarde-archeologie 2 | 30 m² | 50 m² |
Gebieden met hoge archeologische verwachting (AWV5) | 100 m² | Waarde archeologische verwachting 1 | 100 m² | 250 m² |
Gebieden met middelmatige verwachting (AWV 6) |
100 m² | Waarde archeologische verwachting 2 | 100 m² | 1.000 m² |
Gebieden met lage/specifieke verwachting (AWV7) | 100 m² | Waarde- archeologische verwachting 3 | 2.500 m² | 5.000 m² |
De beleidsmatige verruiming diende echter nog vertaald te worden in (de verbeelding van) de te actualiseren gemeentelijke archeologische waardenkaart, de archeologische verwachtingskaart en de cultuurhistorische waardenkaart (hierna: AWK/CHW), met onder andere als doel om naast de reeds besloten verruiming van de ondergrenzen ook verruiming van de gebieden te bewerkstelligen (ic. minder verplichte archeologische onderzoeken).
De actualisatie van de AWK/CHW is in nauwe samenspraak met de lokale oudheidkundige verenigingen (HKB en OVD), amateurarcheologen (Werkgroep Archeologie Bergh), regionaal archeoloog, Natuurmonumenten, Koninklijke Landmacht en de gemeentelijke vakdisciplines uitgevoerd. De actualisatie betrof met name het bijwerken (actualiseren) van de bestaande AWK/CHW-kaarten uit 2008 inclusief het bijwerken van de achterliggende databestanden met nieuwe archeologische, historische en landschappelijke gegevens en inzichten. Verder heeft de actualisatie vanuit een bredere cultuurhistorische - en ruimtelijke analyse plaatsgevonden ten opzichte van de inventarisaties uit 2008. Elementen als – onder andere – historische nederzettingslocaties zijn nu tevens gelokaliseerd en beschreven in het kader van de archeologie. Daarnaast is er een aanvullende inventarisatie uitgevoerd naar archeologische resten uit de Tweede Wereldoorlog.
De betreffende kaart welke op 7 april 2015 is vastgesteld is onderstaand weergegeven voor respectievelijk het westelijke en oostelijke gedeelte van de gemeente.
De algehele herziening van de archeologische verwachtingskaart heeft geleid tot een reductie in omvang van de gebieden met een hoge en middelmatige archeologische verwachting en een aanzienlijke toename van de gebieden met een lage archeologische verwachting.
De nieuwe archeologische verwachtingskaart voorziet in enkele nieuwe typen gebieden die eerder niet waren opgenomen. Dit betreft:
Reeds ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening', was in regionaal verband een onderzoek gaande naar de taakstelling op het gebied van duurzame energie (energieneutraliteit in 2030) in relatie tot de mogelijkheden die worden geboden om duurzame energie op te wekken.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' zijn de mogelijkheden voor het opwekken van duurzame energie reeds in enige mate verruimd ten opzichte van het op 29 september 2011 door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied'. Zo zijn er mogelijkheden opgenomen voor kleinschalige biovergistingsinstallaties bij agrarische bedrijven, kleine windturbines binnen agrarische bouwvlakken waar dit landschappelijk verantwoord is, en grondopstellingen voor zonnepanelen binnen bestemmingsvlakken 'wonen'.
Het onderzoek 'Energietransitienota Duurzame Energie Achterhoek' geeft in hoofdlijnen aan wat er nodig is om in 2030 als Achterhoek energieneutraal te zijn. Dit betekent dat er keuzen gemaakt moeten worden.
In de energietransitienota wordt het Local Action Plan (LAP) als basis gehanteerd, waarbij wel wordt opgemerkt dat in het LAP een groot aandeel windenergie aan de Achterhoek wordt toegerekend. In het LAP is gekwantificeerd hoe de Achterhoek de doelstelling uit het Akkoord van Groenlo (AvG) kan bereiken.
In het LAP is uitgegaan van een energiebesparing van 40% bij woningen en bedrijven in 2030. Om alle energieverbruik in de Regio Achterhoek duurzaam op te wekken is ongeveer 10% van het totale (bruto)grondvloeroppervlak nodig (13.126 ha).
Op basis van de gegevens van het LAP is per gemeente een globale doorrekening gemaakt van het benodigde oppervlak voor de productie van duurzame energie. Zie hiervoor de onderstaande tabel.
Uit de zonatlas (www.zonatlas.nl) is gebleken dat in de Achterhoek meer dan voldoende geschikte daken zijn om zonnepanelen te plaatsen.
Windenergie verloopt moeizaam in de regio en ondervindt veel maatschappelijke weerstand. Uitsluitend in de gemeente Aalten is sprake een windturbinepark dat volledig in bedrijf is. Voor het windpark Netterden-Azewijn in de gemeenten Montferland en Oude IJsselstreek is inmiddels sprake van een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de bouw van 6 windturbines. Onlangs is een start gemaakt met de bouw.
'Zon op erf'
In het kader van duurzame energietaakstelling vervult het onlangs opgestarte project 'Zon op erf' een prominente rol. De komende jaren stoppen nog veel agrariers met hun bedrijf waardoor de oppervlakte leegstaande agrarische bebouwing nog verder zal toenemen. Dit kan verpaupering op het platteland tot gevolg hebben. Veel van deze oude agrarische bedrijfsbebouwing is bovendien voorzien van daken, waarin asbest is verwerkt met het risico dat asbestdeeltjes na verloop van tijd in het milieu terecht komen. Tegelijkertijd biedt deze ontwikkeling ook kansen voor het bereiken van duurzaamheidsdoelstellingen. Zo kan na sloop van voormalige asbesthoudende agrarische bedrijfsgebouwen, de vrijkomende ruimte binnen de voormalige agrarische bouwblokken worden benut voor het plaatsen van zonnepanelen. Zo worden sloop en asbestsanering van leegstaand agrarisch vastgoed en het opwekken van duurzame energie gecombineerd.
Regionale uitvoeringsagenda Duurzaamheid Achterhoek
Door AGEM is concreter in beeld gebracht wat er voor een energieneutrale Achterhoek in 2030 nodig is.
Om de doelstelling te bereiken dient de focus te liggen op grootschalige projecten voor opwek, met name windparken en zonneenergie.
Wat betekent een en ander voor de gemeente Montferland?
Met het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' hebben reeds verschillende verruimingen plaatsgevonden ten opzichte van de geboden mogelijkheden voor duurzame energieopwekking in het bestemmingsplan 'Buitengebied' (zoals vastgesteld door de raad op 29 september 2011) dat uitsluitend binnen agrarische bouwvlakken en binnen de bestemming 'bedrijf' mogelijkheden bood voor duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen. De met de eerste herziening doorgevoerde verruimingen hebben betrekking op de gehele energiemix:
Voor grootschaligere initiatieven op het gebied van windenergie (grootschalige windturbines), zonne-energie (zonne-energieparken) en biovergisting (grote of industriele vergisters) zal op regionale schaal afstemming moeten plaatsvinden. Voor vergistingsinstallatie is ook de toevoer van voldoende mest en hout van belang, alsmede de vervoersbewegingen.
Voor kleinere initiatieven kan de gemeente zelf ruimte bieden. Het huidige energieverbruik bepaalt welke opgave er staat. Het totale gasverbruik bedroeg in Montferland in 2012 47.084.000 m³. Het totale electriciteitsverbruik was 158.370.500 kWh. Naast een beleid gericht op het bieden van mogelijkheden voor duurzame energieopwekking is een beleid gericht op energiebesparing van even groot belang.
De impact van zonne-energie op daken is vanuit ruimtelijk en landschappelijk oogpunt bezien, beperkt. Het verdient aanbeveling om vooruitlopend op nader onderzoek de mogelijkheden voor zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen te verruimen naar andere bestemmingen in het buitengebied. Voor 'zon op erf' (binnen agrarische bouwvlakken) worden ook binnen de gemeente Montferland mogelijkheden gezien. Voor zover dat leidt tot concrete initiatieven, behoort medewerking daaraan tot de mogelijkheden met een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan. Op dit moment worden op gemeentelijk niveau de mogelijkheden verkend voor de realisatie van grondopstellingen voor zonnecollectoren met bijbehorende voorzieningen, maar ook de mogelijkheden voor windenergie worden nader bekeken. Een in voorbereiding zijnde beleidsnotitie moet duidelijkheid verschaffen in gebieden die de gemeente geschikt acht voor de realisatie van grondopstellingen voor het opwekken van zonne-energie, zodat deze opstellingen op de meest daarvoor geschikte plekken tot stand worden gebracht. Voor grondopstellingen voor zonnepanelen en bijbehorende installaties worden daarom vooralsnog geen verruimingen opgenomen in het bestemmingsplan.
Het college heeft op 30 april 2015 besloten om een andere beleidslijn te willen volgen op het gebied van horeca in het 'Buitengebied'. Deze nieuwe beleidslijn biedt recreatieve bedrijven in het buitengebied ook de mogelijkheid tot zelfstandige horeca. Verschillende overwegingen hebben hiertoe aanleiding gegeven. Enerzijds is er een toenemende vraag naar horeca-, recreatieve en toeristische activiteiten in het buitengebied. Anderzijds staat toerisme hoog op de lokale agenda. De toeristische en economische potentie van het landschap wordt versterkt door de aanwezigheid van horeca- en recreatieve voorzieningen die mensen naar Montferland trekken. De aantrekkingskracht van de grotere toeristische voorzieningen binnen de gemeente trekt nieuwe initiatieven aan. Montferland wil inzetten op horecafuncties die een aanvulling zijn op het toeristische recreatieve aanbod in de gemeente. Het moet gaan om horeca die kleinschalig van aard is en die past binnen de beleving en het karakter van het buitengebied. Mede bezien in relatie tot de huidige ontwikkelingen op het gebied van horeca in het buitengebied, worden in de beleidsnotitie 'Recreatie en horeca in het buitengebied' die op 30 april 2015 door het college is vastgesteld 3 typen horeca onderscheiden:
Nevengeschikte horeca wordt uitsluitend mogelijk gemaakt indien de bestemming van het adres 'Recreatie - Dagrecreatie' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' is. Daarmee wordt een verbreding van de bedrijfsvoering toegestaan, wat de continuïteit van de bedrijfsvoering positief beïnvloed. Echter, zonder recreatie geen horeca. Daarmee wordt bedoeld dat indien de recreatiebestemming niet (meer) wordt uitgeoefend, ook de horecafunctie moet worden beëindigd. Om dit te realiseren en uit te voeren is een verruiming van de bestemming recreatie nodig, hetgeen in deze herziening is opgenomen.
Door de gemeenteraad is op 18 december 2014 een motie aangenomen waarin zij het college oproept om alle middelen die de gemeente ter beschikking staan, aan te wenden om verondieping van in de gemeente aanwezige waterplassen met licht verontreinigde grond tegen te gaan. Dit mede gelet op een op dat moment aan de orde zijnd initiatief.
Archeologie
Deze herziening voorziet in een doorvertaling van de bijgestelde archeologische verwachtingskaart en cultuurhistorische waardenkaart zoals beschreven in 2.3.1 van de toelichting.
De AWK/CHW is het uitgangspunt voor de nieuwe archeologische dubbelbestemmingen. Hierbij wordt aangesloten bij de bestaande typen archeologische dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Uit de onderstaande tabel blijkt hoe de archeologische verwachtingskaart in de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan wordt doorvertaald.
Gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde worden overeenkomstig de regeling in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' voorzien van de dubbelbestemming 'waarde-archeologische verwachting 1'. Gebieden met een middelmatige archeologische verwachting worden overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'waarde-archeologische verwachting 2'. De nieuwe archeologische dubbelbestemmingen overschrijven de bestaande archeologische dubbelbestemmingen zoals deze in het vigerende bestemmingsplan aan de gronden zijn toegekend. Aan de gronden met de dubbelbestemming 'waarde - archeologische verwachting 1' wordt een extra gebiedsaanduiding 'conserverend dek' toegekend voor zover volgens de verwachtingskaart sprake is van gebieden met een conserverend dek. Ter plaatse van die aanduiding geldt in afwijking van de reguliere vergravingsdiepte van 30 cm (waarbij archeologisch onderzoek aan de orde is) een vergravingsdiepte van 40 cm.
In tegenstelling tot voorheen wordt aan gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geen dubbelbestemming meer toegekend. De hierop betrekking hebbende regels (artikel 37) komen overeenkomstig het besluit van burgemeester en wethouders d.d. 7 april 2015 te vervallen.
Omdat het onderliggende bestemmingsplan met de geldende enkelbestemming, dubbelbestemming en (functie/gebieds)aanduidingen van toepassing blijft, dient ter plaatse van de gebieden waar in tegenstelling tot het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied'(zoals dat geldt na de eerste/tweede herziening) de archeologische dubbelbestemming komt te vervallen, de gebiedsaanduiding 'overige zone - archeologie vervallen' op de verbeelding te worden opgenomen. In de daaraan gekoppelde regels is opgenomen dat aan de onderliggende dubbelbestemming archeologie met de daaraan gekoppelde regels geen juridische status meer toekomt.
Zie verder paragraaf 3.3 voor de aanpassingen in het bestemmingsplan.
Duurzame energie
In deze derde herziening wordt de mogelijkheid voor het opwekken van duurzame energie doormiddel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen verruimd naar diverse bestemmingen. De toegestane bouwhoogte van kleine windturbines, zoals die met het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' onder voorwaarden mogelijk worden gemaakt, wordt verhoogd van 20 naar 25 meter.
Horeca
Bij de bestemming 'recreatie-dagrecreatie' en 'recreatie-verblijfsrecreatie' wordt horeca als zelfstandige activiteit binnen de bestemmingsomschrijving opgenomen.
Ondergeschikte horeca is toegestaan bij recreatieve nevenactiviteiten binnen agrarische bouwvlakken. In geval van horeca bij nevenactiviteiten speelt de horeca een ondergeschikte rol. Dit wordt tot uiting gebracht in het begrip 'ondergeschikte horeca' dat in de begripsbepalingen wordt opgenomen.
Binnen de bestemmingen 'sport', 'sport-manege' en 'maatschappelijk' wordt een lichte vorm van horeca toegestaan in de vorm van het verstrekken van dranken en kleine versnaperingen, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de functie waarbij de horeca wordt uitgeoefend.
Verondieping en demping
In artikel 1 'begippen' wordt het begrip 'verondiepen' gedefinieerd. Hieronder wordt verstaan: 'het minder diep maken van waterplassen (waaronder hoofdzakelijk die plassen die door winning van primaire grondstoffen zijn ontstaan) door middel van het toepassen van grond en/of baggerspecie waarbij het wateroppervlak niet wordt gewijzigd, niet zijnde het aanbrengen van waterbouwkundige constructies'.
Ten einde verondieping en demping van de grotere waterplassen in het buitengebied tegen te gaan wordt ter plaatse van die waterplassen de functieaanduiding 'verondiepen uitgesloten' opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. Aan deze functieaanduiding zijn specifieke gebruiksregels gekoppeld, welke verondiepen en dempen aanmerken als een met het bestemmingsplan strijdig gebruik. Zie voor de verdere uitwerking paragraaf 3.7 van deze toelichting.
De melkveehouderij in Nederland is perspectiefvol. De afgelopen jaren hebben de melkveehouders al voorgesorteerd op het einde van de Europese melkquotering (1 april 2015) door vergroting van de capaciteit voor de melkproductie. Ook melkverwerkers hebben hun capaciteit vergroot. De Tweede Kamer, belangenorganisaties en partijen in de zuivelketen achten het echter ongewenst dat elk bedrijf onbeperkt kan uitbreiden, ook al wordt alle extra mest verwerkt en buiten de Nederlandse landbouw afgezet. Zij hebben het
kabinet gevraagd om de grondgebondenheid wettelijk te regelen. De groei van een melkveebedrijf dient (deels) gepaard te gaan met extra cultuurgrond bij het
bedrijf. Dit is geregeld in de Wet grondgebonden groei melkveehouderij. Er komen geen dierrechten.
De Wet grondgebonden groei melkveehouderij maakt het voor intensieve melkveebedrijven niet meer mogelijk om grondloos te groeien. Een deel van de groei zal 'afgedekt' moeten zijn met extra cultuurgrond bij het bedrijf. De grondgebondenheid van de melkveehouderij wordt ingevoerd volgens een gestaffeld systeem. Het overschot per hectare in 2015 bepaalt hoeveel een bedrijf in 2016 maximaal mag verwerken van extra fosfaatproductie door melkvee. Bij extra fosfaat gaat het om extra fosfaatproductie door melkvee ten opzichte van de fosfaatproductie door melkvee in 2014. Voor 2016 komt dat op het volgende neer:
Melkveehouders moeten vanaf 2016 na afloop van ieder kalenderjaar aantonen dat de fosfaatproductie op het bedrijf verantwoord is. Als een bedrijf vanaf 2016 meer fosfaat produceert dan in 2014, moet de veehouder aantonen dat hij over voldoende extra grond beschikt.
Naast deze regels voor grondgebondenheid wenst het kabinet de ambitie voor weidegang te verhogen. In 2012 hebben diverse partijen het convenant weidegang getekend met als inzet het aantal bedrijven met weidegang niet verder te laten dalen. Kabinet en marktpartijen zetten in op een toename van weidegang van 70 naar 80%.
In de d.d. 9 juli 2014 vastgestelde provinciale omgevingsvisie en de d.d. 24 september 2014 vastgestelde provinciale omgevingsverordening is opgenomen dat melkveebedrijven mogen groeien maar wel op een duurzame manier. Melkveehouders mogen meer koeien houden, maar moeten wel grondgebonden blijven. In de omgevingsverordening wordt van gemeenten gevraagd dat zij in het bestemmingsplan regelen dat zij toetsen op die grondgebondenheid. Bedrijven moeten minimaal 50% van het benodigde ruwvoer telen op de cultuurgrond waar het bedrijf over kan beschikken, hetgeen zij moeten aantonen met een grondgebruiksplan. Grondgebondenheid en voldoende grond gelegen bij de bedrijfsgebouwen vormt ook de basis om weidegang te behouden.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' is als voorwaarde voor de uitbreiding van een agrarisch bouwvlak (niet zijnde ten behoeve van een intensieve veehouderij) opgenomen dat door middel van een grondgebruiksplan dient te worden aangetoond dat sprake is van een grondgebonden veehouderijbedrijf dan wel een grondgebonden veehouderijtak. Intensieve melkveehouderijen die over weinig gronden beschikken en waarbij nauwelijks weidegang plaatsvindt kunnen hunnen bouwvlak hiermee op grond van de wijzigingsbevoegdheid niet uitbreiden. In geval van een gewenste vergroting van het bouwvlak, kan alsnog worden besloten tot medewerking aan de bouw van een stal buiten het bouwvlak indien daarvoor de noodzaak is aangetoond en mits wordt voldaan aan de Wet grondgebonden groei melkveehouderij.
In de provinciale verordening vastgesteld d.d. 24 september 2014 is via een amendement door Provinciale Staten de mogelijkheid opgenomen om GS op te dragen met een beoordelingssysteem te komen voor het verlenen van medewerking aan de uitbreiding van de niet-grondgebonden veehouderij. Dit beleid zal in de plaats komen van de huidige reconstructiezonering. De provinciale sturing op een maximale oppervlaktemaat van agrarische bouwvlakken komt daarmee ook te vervallen.
De provincie hecht er groot belang aan dat de bedrijven kunnen ontwikkelen en dat uitbreiding van agrarische bedrijven in overleg en harmonie met de omgeving plaatsvindt. Zij wenst dat de agrarisch ondernemer bij uitbreidingsplannen de dialoog aangaat met omwonenden (zijn omgeving). De provincie geeft de ruimte om niet-grondgebonden veehouderij te laten ontwikkelen op basis van een 'verdiensysteem met extra plussen' (extra maatregelen vanuit een goede ruimtelijke ordening). Bedrijven die verder willen groeien dan de ruimte die het bestemmingsplan biedt, zullen meer duurzaamheidsmaatregelen moeten treffen. Het Plussenbeleid zal dus voor een kwaliteitsimpuls zorgen ofwel een plus voor de omgeving. Het doel van de extra plussen is om draagvlak voor de niet-grondgebonden veehouderij te behouden en te vergroten. De plussen gelden bovenop de generieke wet- en regelgeving. Bedrijven moeten nu en in de toekomst vanzelfsprekend aan deze wetgeving blijven voldoen. Overigens is deze wet- en regelgeving op nationaal niveau momenteel sterk in ontwikkeling. Er komen aanscherpingen aan in bijvoorbeeld het mestbeleid (fosfaatrechten, verplichte mestverwerking) en het geurbeleid. Wat betreft ammoniak is sprake van mogelijk toenemende belasting van natuur buiten Natura 2000 door het vervallen van de Wet Ammoniak en Veehouderij.
Gegeven bestaande randvoorwaarden van rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid wordt er in Gelderland in diverse gebieden slechts beperkt groeiruimte mogelijk met het loslaten van de maximale bouwmaten. In een groot deel van Gelderland geldt namelijk al regelgeving die uitbreiden op bepaalde plekken beperkt en/of inkadert. De belangrijke kaders zijn als volgt:
In de praktijk zijn er zeer weinig uitbreidingsmogelijkheden in:
Voor de onderstaande gebieden moet worden voldaan aan kwalitatieve voorwaarden bij uitbreiden:
In het kader van het plussenbeleid zijn een aantal regio's (waaronder de regio Achterhoek) uitgenodigd om een regeling uit te werken. Gebleken is dat regionale verschillen nuances in de uitvoering van het plussenbeleid op regionaal niveau rechtvaardigen. Ook vanwege de in voorbereiding zijnde Omgevingswet is het meer gangbaar om ruimtelijke ordening aan te laten sluiten bij de knelpunten die er in gebieden zijn. De mogelijkheid zal dan ook worden geboden om eigen accenten te leggen in het prioriteren van maatregelen in het kader van het Plussenbeleid. Het gaat dan om accenten die passen bij de aandachtspunten in een gebied. Indien gemeenten het wenselijk vinden, kan deze invulling regionaal worden uitgewerkt.
De wijzigingsbevoegdheid die uitbreidingen mogelijk maakt zonder dat de gemeenteraad daarover heeft besloten zullen uiterlijk binnen twee jaar moeten worden aangepast aan het Plussenbeleid. Het voorstel op dit moment is om vast te houden aan 3 plussen:
Voor het thema volksgezondheid geldt meer een generiek rijksbeleid. Volksgezondheid wordt dan ook gezien als basisvoorwaarde en niet als onderdeel van het Plussenbeleid.
Omwille van de gewenste mate van duidelijkheid en gelijkheid voor alle betrokken partijen wordt een investeringsbedrag van 8% aan kosten van de investering/uitbreiding (de bouwsom waarover leges moet worden betaald) als redelijk ervaren.
De uitgangspunten van het plussenbeleid zijn op dit moment:
Al jaren is er in Natura 2000-gebieden een overschot aan stikstof (ammoniak en stikstofoxiden). De belangrijkste bron van uitstoot van stikstof is de veehouderij en in mindere mate verkeer, vervoer en industrie. Deze stikstofuitstoot belemmert de vergunningverlening voor economische activiteiten. Daarom heeft het Rijk het initiatief genomen om deze stikstofproblemen aan te pakken. De Progammatische Aanpak Stikstof (PAS) heeft betrekking op 117 Natura 2000-gebieden met voor stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten. In de PAS, welke op 1 juli 2015 in werking is getreden, werken overheden en maatschappelijke partners samen om de stikstofuitstoot te verminderen en daarmee ook economische ontwikkelingen mogelijk te maken. Rijk, provincies en natuurorganisaties nemen maatregelen om de natuur te herstellen. Voorbeelden van deze herstelmaatregelen zijn het herstel van de waterhuishouding, de verhoging van het grondwaterpeil, de afgraving van een deel van de bodem door plaggen, chopperen of baggeren en de afvoer van stikstofrijk materiaal door extra maaien, begrazen of periodiek verbranden. Agrarische ondernemers nemen maatregelen in hun bedrijfsvoering, zoals mest aanwenden met weinig stikstofverliezen en het gebruik van aangepast voer. Door deze combinatie van maatregelen ontstaat er ruimte voor nieuwe economische activiteiten. Een deel van de daling mag worden gebruikt voor nieuwe economische activiteiten. De totale hoeveelheid stikstofdepositie die voor de groei van bestaande activiteiten en nieuwe economische ontwikkelingen beschikbaar is, is de zogenoemde 'depositieruimte'. Hiervan kan een gedeelte in de vorm van zogenoemde 'ontwikkelingsruimte' door het bevoegd gezag worden toegekend aan activiteiten die een zodanige stikstofdepositie veroorzaken op een voor stikstofgevoelige habitattype of leefgebied van soorten in een Natura 2000-gebied dat er voor die activiteit vooraf toestemming is vereist. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld de uitbreiding van een veehouderijbedrijf in of nabij een Natura 2000-gebied, de aanleg of verbreding van een weg nabij een Natura 2000-gebied of de vestiging van een industriële activiteit die stikstof emitteert in de nabijheid van een Natura 2000-gebied.
De ontwikkeling in 2.4.2 betreft een ontwikkeling in voorbereiding. Een vertaling van deze zaken naar het bestemmingsplan is (nog) niet aan de orde.
Van belang is wel dat in de provinciale omgevingsvisie de term 'intensieve veehouderij' is vervangen door de term 'niet-grondgebonden veehouderij'. In de omgevingsvisie wordt thans enkel nog een onderscheid gemaakt tussen 'grondgebonden veehouderijbedrijven(takken)' en 'niet-grondgebonden veehouderijbedrijven(takken)'.
De term 'grondgebonden veehouderijbedrijf' en 'grondgebonden veehouderijtak' zijn als onderdeel van de aanpassingen van het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' reeds opgenomen in artikel 1 'begrippen'.
grondgebonden veehouderijbedrijf: agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50% afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken;
grondgebonden veehouderijtak: onderdeel van een agrarisch bedrijf waarvoor het bedrijf beschikt over voldoende agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen om de dieren binnen de veehouderijtak voor meer dan 50% zelf te kunnen voeren.
De term 'niet-grondgebonden veehouderijbedrijf' en 'niet-grondgebonden veehouderijtak' zijn nog niet opgenomen in het bestemmingsplan. De omgevingsverordening van de provincie Gelderland definitieert deze begrippen als volgt:
niet-grondgebonden veehouderijbedrijf: een veehouderijbedrijf waarvan de agrarische productie voor het grootste deel afkomstig is uit de niet-grondgebonden veehouderijtak(ken);
niet-grondgebonden veehouderijtak: onderdeel van een agrarisch bedrijf dat beschikt over onvoldoende cultuurgrond om de dieren op het eigen bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen voor meer dan 50% van het benodigde voer te voorzien.
Het begrip 'niet-grondgebonden veehouderijbedrijf' is ruimer dan het begrip 'intensieve veehouderij' zoals dat eerder werd gehanteerd. Tot de niet-grondgebonden veehouderijbedrijven behoren ook melkrundveebedrijven voor zover de voor deze bedrijven beschikbare agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen onvoldoende is om het rundvee dat wordt gehouden voor ten minste 50% te kunnen voeren. Voorheen werden melkrundveehouderijn niet aangemerkt als intensief. De term 'intensieve veehouderij' in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' kan dan ook niet zonder meer worden vervangen door het begrip 'niet-grondgebonden veehouderijbedrijf'. Ten einde de mogelijkheden voor de intensieve veehouderij niet te verruimen (geen onderdeel van deze herziening), maar ook de mogelijkheden voor de melkrundveebedrijven niet te beperken (geen onderdeel van deze herziening) worden de begrippen 'grondgebonden veehouderijbedrijf', 'niet grondgebonden veehouderijbedrijf' en 'niet-grondgebonden veehouderijtak' in enigszins aangepaste vorm in dit bestemmingsplan opgenomen, waarbij ook het begrip 'intensieve veehouderij(tak)' als bijzondere vorm van 'niet-grondgebonden veehouderijbedrijf' behouden blijft. Zie paragraaf 3.12 voor de aanpassing in het bestemmingsplan.
Op 15 april 2015 is door de Rijksoverheid het inpassingsplan 'DW380 Doetinchem-Voorst' vastgesteld welke voorziet in een nieuwe 380 kV hoogspanningsverbinding op voornoemd traject. Het traject is gedeeltelijk gelegen binnen de gemeente Montferland.
De regels van het inpassingsplan geven in artikel 15.2 aan dat de gemeenteraden van de gemeenten waar de hoogspanningsleiding doorheen loopt eerst bevoegd zijn tot het vaststellen van een bestemmingsplan betrekking hebbende op die gronden, 5 jaar na vaststelling van het inpassingsplan. Het plangebied van dit inpassingsplan is daarom buiten de begrenzing van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' gehouden (zie paragraaf 3.2).
Op 29 maart 2016 hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland het voorontwerp inpassingsplan 'spoorverdubbeling Zevenaar-Didam' vastgesteld en vrijgegeven voor vooroverleg met de betrokken overheden en organisaties. Op 13 september 2016 hebben Gedeputeerde Staten het ontwerp inpassingsplan vastgesteld. Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 22 september 2016 t/m 2 november 2016 ter inzage gelegen.
Het plangebied bevindt zich voor een beperkt gedeelte binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Binnen dit gebied zijn in het kader van deze derde herziening geen substantiele wijzigingen voorzien.
Het plangebied van het inpassingsplan 'spoorverdubbeling Zevenaar-Didam' zal daarom buiten de begrenzing van dit bestemmingsplan worden gehouden (zie paragraaf 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de zaken welke onderdeel uitmaken van de aanpassingen van onderhavig bestemmingsplan.
Vertrekpunt voor de plangrens van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' vormt de plangrens van het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening' zoals opgenomen in paragraaf 1.2. Het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening' is vrij actueel voor wat betreft de begrenzing van het plangebied.
Het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied' is verder afgestemd op de begrenzing van het bestemmingsplan 'Actualisatie kernen' en de verdere onderstaande plannen.
Bestemmingsplan 'Actualisatie Kernen'
Bestemmingsplan Nieuw-Dijk, Meikamerlaan
Ter plaatse van het bedrijventerrein 'Goor'/'Immenhorst' te 's-Heerenberg worden de stroken grond met de bestemming 'agrarisch' welke nu nog zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'bedrijventerreinen' voorzien van een bestemming 'agrarisch' opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening'.
Voorts worden ook de plangebieden van de in paragraaf 2.5 genoemde inpassingsplannen buiten de begrenzing van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' gehouden.
Deze herziening voorziet in een doorvertaling van de bijgestelde archeologische verwachtingskaart en cultuurhistorische waardenkaart zoals beschreven in 2.3.1 resp. 2.3.5 van de toelichting overeenkomstig onderstaande tabel. Uitgangspunt is dat de onderliggende enkelbestemming, functieaanduidingen en gebiedsaanduidingen ongewijzigd blijven, tenzij deze herziening ook daarin een verandering aanbrengt.
Voor de aan de archeologische dubbelbestemmingen gekoppelde regels, is aansluiting gezocht bij de geldende regels. Artikel 35 ('waarde-archeologische verwachting 1') blijft betrekking houden op gebieden met een hoge archeologische verwachting en artikel 36 ('waarde-archeologische verwachting 2') blijft betrekking houden op gebieden met een middelmatige archeologische verwachting. Aan de gronden met de dubbelbestemming 'waarde - archeologische verwachting 1' wordt een extra gebiedsaanduiding 'conserverend dek' toegekend voor zover volgens de verwachtingskaart sprake is van gebieden met een conserverend dek. Ter plaatse van die aanduiding geldt in afwijking van de reguliere vergravingsdiepte van 30 cm (waarbij archeologisch onderzoek aan de orde is) een vergravingsdiepte van 40 cm. Artikel 37 ('waarde-archeologische verwachting 3') komt te vervallen nu de verplichting tot archeologisch onderzoek in gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde komt te vervallen.
Een dubbelbestemming 'archeologie' wordt op de verbeelding opgenomen in de volgende gevallen:
Voor zover een dubbelbestemming 'archeologie' wordt opgenomen, overschrijft deze de dubbelbestemming, zoals die in het geldende bestemmingsplan is opgenomen (voor zover aanwezig).
De gebiedsaanduiding 'archeologie - vervallen' wordt opgenomen voor de volgende gronden:
In de regels van deze derde herziening wordt opgenomen dat ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'archeologie vervallen' de regels van de onderliggende archeologische dubbelbestemming, niet meer van toepassing zijn.
Van een blanco situatie (zonder dubbelbestemming 'archeologie' en zonder gebiedsaanduiding 'archeologie vervallen') is sprake in de volgende gevallen:
In het bovenstaande is hier en daar melding gemaakt van locatie-specifieke onderzoeken. Deze archeologische onderzoeksgebieden zijn op de archeologische waardenkaart als volgt weergegeven:
In het kader van deze herziening zijn de betreffende onderzoeksgebieden nader geanalyseerd, waarbij is beoordeeld welke gedeelten van deze gebieden vrijgegeven kunnen worden voor archeologie. Een en ander is doorvertaald in de verbeelding als een nadere verfijning van de verwachtingskaart.
De provinciale gebieden 'Gelders Natuurnetwerk' (GNN) en 'Groene Ontwikkelingszone' (GO) worden doorvertaald op de verbeelding van het bestemmingsplan overeenkomstig de Provinciale Omgevingsvisie zoals beschreven in paragraaf 2.2.1 en het Actualisatieplan Omgevingsvisie zoals beschreven in paragraaf 2.2.2. De gebiedsaanduidingen 'overige zone - ehs-natuur', 'overige zone - ehs-verweven' en 'overige zone- ehs-ecologische verbindingszone', maken plaats voor de gebiedsaanduidingen 'overige zone-GNN', 'overige zone-GO' en 'overige zone-GO-EVZ'.
In de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' wordt opgenomen dat de gebiedsaanduidingen 'ehs-natuur', 'ehs-verweven' en 'ehs-ecologische verbindingszone' worden geacht te zijn vervallen daar waar de gebiedsaanduidingen 'overige zone-GNN', 'overige zone-GO' en 'overige zone-GO-EVZ' zijn toegekend.
Met het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' worden de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' inclusief de daarin doorgevoerde wijzigingen als onderdeel van de eerste herziening, zodanig gewijzigd, dat de terminologie EHS, in de afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden wordt vervangen door GNN en GO.
De begrippen 'Gelders Natuurnetwerk' (GNN) en 'Groene Ontwikkelingszone' (GO) worden gedefinieerd in artikel 1 'begripsbepalingen':
ata: Gelders Natuur Netwerk (GNN): Samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang.
atb: Groene Ontwikkelingszone (GO): Zone die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het GNN en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.
De begripsomschrijving bia 'kernkwaliteiten' wordt met de nieuwe gebiedsaanduidingen in overeenstemming gebracht. De bestaande bijlage 5 (kernkwaliteiten van de EHS en het waardevol landschap) bij de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied (inclusief eerste herziening)' wordt vervangen door een nieuwe bijlage 5, waarin de kernkwaliteiten van het GNN, de GO en het waardevol landschap zijn opgenomen.
Voorts wordt het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de aangepaste waterwingebieden en het aangepaste grondwaterbeschermingsgebied, zoals opgenomen in het Actualisatieplan Omgevingsvisie, een en ander zoals beschreven in paragraaf 2.2.2.
Omgevingsvisie Actualisatieplan Omgevingsvisie
De gewijzigde waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zoals opgenomen in het Actualisatieplan Omgevingsvisie zullen volledig worden overgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening'. De nieuwe milieuzones 'waterwingebied' en 'grondwaterbeschermingsgebied' vervangen de bestaande milieuzones zoals deze in het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn opgenomen.
Aldaar waar de 'milieuzone-waterwingebied' of de 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' ten opzichte van het geldende bestemmingsplan komt te vervallen, wordt de gebiedsaanduiding 'overige zone - waterwingebied vervallen' c.q. de gebiedsaanduiding 'overige-zone - grondwaterbeschermingsgebied vervallen' opgenomen.
In het kader van deze herziening worden de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen verruimd naar diverse bestemmingen ('bedrijf-nutsvoorziening', 'detailhandel', 'horeca', 'maatschappelijk', 'recreatie-dagrecreatie', 'recreatie-verblijfsrecreatie', 'sport', 'sport-manege'). Dit wordt uitsluitend mogelijk gemaakt door een aanpassing in de regels.
De toegestane bouwhoogte van kleine windturbines, zoals die met het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' onder voorwaarden al mogelijk worden gemaakt, wordt verhoogd van 20 naar 25 meter.
In deze herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied' vindt gelet op de notitie 'Recreatie en horeca in het buitengebied' een wijziging plaats in de regels ten aanzien van de toegestane horeca bij bedrijven welke activiteiten verrichten op het gebied van recreatie.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals dat geldt na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening' wordt een onderscheid gemaakt in de volgende horecabegrippen:
Het begrip onder 1 wordt in die zin aangepast dat daaronder tevens de bijbehorende voorzieningen worden verstaan.
In de gevallen onder 2, 3 en 4 is/was de horeca aan beperkingen gebonden.
De huidige beleidsverruiming maakt het mogelijk om bij tot 'dagrecreatie' of 'verblijfsrecreatie' bestemde bedrijven horeca nevengeschikt aan de hoofdfunctie toe te staan, door horeca als toegestane activiteit aan de bestemmingsomschrijving toe te voegen. Inherent daaraan is uit de specifieke gebruiksregels verwijderd dat ter plaatse geen zelfstandige, geen relatie met de (nadere) bestemming hebbende, feesten en partijen, mogen worden gehouden.
Bij de bestemmingen 'sport', 'sport-manege' vindt met het oog op het schrappen van het begrip 'ondersteunende horeca' tevens een aanpassing plaats. Als bijbehorende voorziening wordt binnen de bestemmingsomschrijving een lichte vorm van horeca, in de vorm van het verstrekken van dranken en kleine versnaperingen toegestaan. De lichte horeca is ondergeschikt aan en staat ten dienste van de functie waarbij de horeca wordt uitgeoefend en komt in die zin overeen met het vervallen begrip 'ondersteunende horeca'. Voorts is binnen deze bestemmingen 'extensieve dagrecreatie' aan de bestemmingsomschrijving toegevoegd. Binnen de bestemming 'sport-manege' is overeenkomstig het geldende bestemmingsplan opgenomen dat de oppervlakte die van de gebouwen voor lichte horeca in gebruik mag worden genomen niet meer mag bedragen dan 100m².
Binnen de bestemming 'maatschappelijk' is opgenomen dat een lichte vorm van horeca als bovengenoemd is toegestaan bij die maatschappelijke voorzieningen waar dat in de tabel onder bestemmingsomschrijving als zodanig is aangegeven.
Het begrip 'ondergeschikte horeca' (uitsluitend aan de orde in geval van nevenactiviteiten) wordt als volgt gedefinieerd: 'een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ter ondersteuning van de op grond van dit plan toegestane of toe te stane nevenactiviteit een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren'.
De waterplassen binnen de bestemmingen 'natuur', 'recreatie-dagrecreatie', 'groen' en 'water' worden voorzien van de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur – verondieping uitgesloten', ' specifieke vorm van recreatie – verondieping uitgesloten', 'specifieke vorm van groen – verondieping uitgesloten' en 'specifieke vorm van water- verondieping uitgesloten'. Voor zover de gronden zijn voorzien van deze aanduiding is verondieping en demping van waterplassen uitgesloten.
Voor de begrenzing van de aanduiding wordt een logische begrenzing aanhouden gebaseerd op de bestaande waterplas. De onderliggende enkelbestemming met de van toepassing zijnde dubbelbestemmingen en aanduidingen worden geheel opnieuw opgenomen.
Binnen de bestemming 'recreatie-dagrecreatie' is in artikel 17.4.3 een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het gedeeltelijk dempen van de waterplas mits de noodzaak uit oogpunt van kwaliteitsverbetering van de recreatieve voorziening is aangetoond.
In het kader van dit bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' is nader bekeken waar agrarische bedrijfsbeeindiging heeft plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de wijzigingen welke in de onderstaande tabel zijn weergegeven. Gronden die wel binnen het voormalig agrarisch bouwvlak waren opgenomen, maar in de nieuwe situatie buiten het bestemmingsvlak 'wonen' vallen worden voorzien van de bestemming van het omliggende agrarisch gebied ('agrarisch' of 'agrarisch met waarden'). Gedurende de periode van het vooroverleg heeft afstemming plaatsgevonden met de eigenaren/rechthebbenden op de betreffende gronden, waarbij deze hun visie hebben kunnen geven omtrent het voornemen om het agrarisch bouwvlak te wijzigen naar wonen. De onderstaande tabel is hierop bijgesteld. Ook is op enkele bedrijfslocaties de intensieve veehouderij gestaakt. Op de locatie Korenweg 5a te Didam is een in 2010 vergunde en gebouwde stal binnen het agrarisch bouwvlak gebracht.
Adres | Plaats | Nieuwe bestemming | Reden |
Den Hamweg 14 | Beek | Wonen |
Het houden van dieren is beeindigd. Opstallen worden gebruikt voor opslag van caravans. Het adres wordt geacht te zijn verwijderd uit de lijst bestaande intensieve veehouderijen, zoals opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. |
Doetinchemseweg 56 | Wijnbergen | Wonen |
Agrarische activiteiten beeindigd, waarbij de gemeente is verzocht om intrekking milieuvergunning. |
Pinksterbloemstraat 6 | Beek | Wonen |
Er zijn geen dieren meer aanwezig. Loods wordt gebruikt voor opslag van landbouwmachines en werktuigen. |
Komperwijkweg 4 | Loerbeek | Wonen |
Dieren zijn nog op heel beperkte schaal aanwezig. Van een agrarisch bedrijf is geen sprake meer. De 2 voormalige bedrijfswoningen worden bestemd tot 'wonen'. |
Laarstraat 6 | Vethuizen | Wonen |
Geen bedrijfsactiviteiten meer. Er heeft nieuwbouw plaatsgevonden. |
Rozenpasweg 6 | Kilder | Wonen |
Agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beeindigd. |
Schimmelruiterweg 2 | Beek | Wonen |
Er worden geen dieren meer gehouden en er worden geen bedrijfsmatige activiteiten meer uitgevoerd. In de gebouwen vindt opslag plaats. |
Schimmelruiterweg 4 | Beek | Wonen |
Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats. De kippenschuren en mestbassin zijn gesloopt. |
Tatelaarweg 18 | Didam | Wonen met agrarisch medegebruik |
Geen bedrijfsactiviteiten. In afgelopen jaren geen verandering. Geen aanleiding voor behoud agrarisch bouwvlak. |
Wehlseweg 12 | Kilder | Wonen met agrarisch medegebruik |
Er vinden geen bedrijfsactiviteiten meer plaats. |
Waalseweg 2 | Wijnbergen | Wonen |
Er vinden geen bedrijfsactiviteiten meer plaats. |
Pakopseweg 4 | Didam | Agrarisch |
Uit de reguliere controle is gebleken dat er geen varkens meer worden gehouden. Het adres wordt geacht te zijn verwijderd uit de lijst bestaande intensieve veehouderijen, zoals opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. |
Haaghweg 16 | Didam | Agrarisch | Uit de reguliere controle is gebleken dat er geen varkens meer worden gehouden. Het adres wordt geacht te zijn verwijderd uit de lijst bestaande intensieve veehouderijen, zoals opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. |
Korenweg 5a | Didam | Agrarisch |
Het agrarisch bouwvlak is afgestemd op een in 2010 vergunde en gebouwde stal. |
Met het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening' heeft voor diverse woonpercelen in het buitengebied, een aanpassing van het bestemmingsvlak plaatsgevonden.
Bijstelling van het bestemmingsvlak 'wonen' is in de volgende gevallen wenselijk gebleken:
Tuinen bij woningen
De bij de woning in gebruik zijnde gronden als boomgaard of tuin (erven) zijn in veel gevallen niet volledig binnen het bestemmingsvlak opgenomen. In de voorheen geldende bestemmingsplannen 'Buitengebied' was aangegeven dat de tot woning bestemde gronden mede zijn bestemd voor bij de woning behorende tuinen en erven (bestemmingsplan 'Buitengebied Didam 1997'). In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2000' van de voormalige gemeente Bergh was opgenomen dat ligging en omvang van de rond het aangepijlde object (de woning) gelegen, 'daarbij behorende' gronden, voldoende objectief worden vastgelegd door de bepaling dat het dient te betreffen: de ligging en omvang van die gronden op het moment van ter inzage legging van het ontwerp van dat plan'. Een zelfde regeling wordt opgenomen voor de bij de woning behorende gronden welke ook met dit plan buiten de bestemmingsvlakken 'wonen' zijn gelegen. Voor zover gelegen buiten de bestemmingsvlakken 'wonen' is uitbreiding van areaal van die gronden niet mogelijk.
In de afgelopen jaren zijn diverse verzoeken ingediend tot wijziging van het bestemmingsplan op perceelsniveau ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen, welke door het college positief zijn ontvangen. Naar aanleiding van principebesluitvorming door het college zijn deze plannen waar nodig verder uitgewerkt en voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. In de ruimtelijke onderbouwing is betreffende ontwikkeling nader beschreven en onderzocht op diverse ruimtelijke en milieuaspecten. Voor die ontwikkelingen waarbij sprake is van een goede ruimtelijke ordening kon het bestemmingsplan worden herzien. In verschillende gevallen is verzocht om mee te mogen liften in een opvolgende herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
De volgende ontwikkelingen zijn opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening':
Ad 1. Het college heeft op 8 juli 2014 besloten in principe medewerking te willen verlenen aan herbouw van de bestaande woningen Linthorsterstraat 3-5 te Stokkum. In dat kader is een plan (voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing) ontwikkeld dat leidt tot een kwaliteitsverbetering in het plangebied, maar ook in de omgeving van het plangebied.
De gronden aan de westzijde en noordzijde (blauwe kader) en de tussen de woonvlakken gelegen grondstrook, worden bestemd tot 'natuur' en dienovereenkomstig ingericht. De strook heeft een breedte van ca 6 meter. In de bouwregels van de bestemming 'wonen' wordt vastgelegd onder welke voorwaardelijke verplichtingen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor de te herbouwen woningen (uitvoering landschapsplan met nieuwe natuur, sloop bestaande woningen, ophogen gronden en archeologische maatregelen). De ruimtelijke onderbouwing van het plan is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting.
Ad 2. Het college heeft op 3 maart 2015 besloten in principe medewerking te willen verlenen aan de verplaatsing/herbouw van de woning Boskant 1 te Kilder. De ruimtelijke onderbouwing van het plan is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting.
Het rode kader betreft het aangepaste bestemmingsvlak. Het blauwe kader het bouwvlak.
Ad 3. Het college heeft op 10 maart 2015 besloten het gebruik van de op het terrein aanwezige aan het gebruik onttrokken lucht-, water- en wegvoertuigen ten behoeve van recreatief nachtverblijf positief te willen bestemmen binnen de reeds geldende bestemming 'recreatie-verblijfsrecreatie'.
Het gebruik van aan het gebruik onttrokken lucht-, water- en wegvoertuigen wordt uitsluitend mogelijk gemaakt ter plaatse van het paarse kader, zoals weergegeven op bovenstaande afbeelding. Het lichtblauwe kader wordt overeenkomstig het geldende bestemmingsplan voorzien van een agrarisch bouwvlak. Hierbinnen bevindt zich de bestaande bedrijfswoning. Aan de noordzijde wordt de begrenzing van de geldende bestemmingen aangepast op de kadastrale grenzen. Ter plaatse van van het donkerblauwe kader geldt de bestemming 'agrarisch'. Binnen het rode kader geldt de bestemming 'recreatie-verblijfsrecreatie' (geen bedrijfswoning toegestaan), waarbij binnen de zwarte contour (gelet op de aan te houden afstand tot de woning Braamweg 1) uitsluitend parkeren is toegestaan. Binnen het gele kader is een landschappelijke inpassing wenselijk.
Ad 4. In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' heeft het college besloten medewerking te verlenen aan dit verzoek nu dit past binnen het gemeentelijk initiatief om agrarische bouwvlakken om te zetten naar wonen, aldaar waar het agrarisch bedrijf is gestaakt.
De gronden binnen het rode kader worden bestemd tot 'wonen' (één woning toegestaan).
Ad 5. Het college heeft op 16 september 2014 besloten in principe medewerking te willen verlenen aan een verbreding van de recreatieve mogelijkheden bij het bestaande recreatief bedrijf 'Westernboerderij de Baerle'. Het terrein is onder te verdelen in een noordelijke deel en een zuidelijk deel voorzien van de bestemming 'recreatie-dagrecreatie', en een oostelijk deel voorzien van de bestemming 'recreatie-verblijfsrecreatie'. Binnen het noordelijk deel worden de minder intensieve vormen van dagrecreatie voorgestaan. Binnen het zuidelijk deel zijn de intensievere spelonderdelen mogelijk. Het quadterrein wordt daarbij specifiek aangeduid. Binnen de bestemming 'recreatie-verblijfsrecreatie' wordt een terrein met kampeermiddelen (tipis') toegestaan. Onder de voorwaardelijke verplichting tot uitvoering van een landschappelijk inpassingsplan wordt ter plaatse binnen het bouwvlak de bouw van een kampeergebouw mogelijk gemaakt.
Beide bestemmingsvlakken worden voorzien van een bouwvlak, zoals weergegeven op onderstaande afbeelding (zwart kader is bouwvlak 'recreatie-dagrecreatie' en rood kader is bouwvlak 'recreatie-verblijfsrecreatie'). Binnen het bouwvlak bij de bestemming 'recreatie-verblijfsrecreatie' wordt een kampeergebouw toegestaan. Een bedrijfswoning is binnen die bestemming uitgesloten. Binnen het bouwvlak op het terrein met de bestemming 'recreatie-dagrecreatie' is de bestaande bedrijfswoning positief bestemd. De ruimtelijke onderbouwing bij het plan is opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting.
Ad 6. Omdat er voldoende zekerheid bestaat dat de schuur voor langere tijd gebruikt kan worden door twee carnavalsgroepen als bouwplaats van carnavalswagens, kan aanspraak worden gemaakt op de aanduiding 'cultureel medegebruik'. Dit biedt de mogelijkheid om ter plaatse van de aanduiding bij sloop van de bestaande schuur een nieuwe schuur op te richten met een oppervlakte van maximaal 250 m² en een maximale goot- en bouwhoogte van resp. 4,5 en 6 m.
Naast het verondiepingsvraagstuk is er over het algemeen sprake van een veranderend gebruik van de waterplassen, mede gelet op de veranderingen aan de vraagkant van recreatieve markt waar de recreatieondernemers op in proberen te spelen. De bestaande situatie op het terrein van Markant Outdoorcentrum, maar ook de vraag van de ondernemer tot een flexibelere bestemming heeft aanleiding gegeven de geldende bestemming van de Gildeweg 7 te Braamt tegen het licht te houden. Dit heeft gelet op de corebusiness van het bedrijf aanleiding gegeven het gehele terrein te bestemmen tot 'recreatie-dagrecreatie' (outdoor- en survivalcentrum) met bijbehorende verblijfsmogelijkheden (kampeerterreinen en groepsovernachtingsaccomodaties). Ter plaatse van het rood aangeduide gebied op de onderstaande afbeelding wordt de nadere aanduiding 'verblijfsrecreatie toegestaan' opgenomen. Ter plaatse van die aanduiding zijn overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan groepsovernachtingsaccommodaties en een groepskampeerterrein toegestaan. De gronden worden voorts voorzien van een specifieke bouwaanduiding inhoudende dat de goot- en bouwhoogte van de gebouwen (overeenkomstig de geldende bouwregels) ter plaatse niet meer mag bedragen dan 4 meter, resp. 8 meter. De gronden buiten het rode gebied zijn voorzien van een bouwaanduiding inhoudende dat de goot- en bouwhoogte van de gebouwen daar niet meer mag bedragen dan 3 meter resp. 6 meter. Ter plaatse van de blauwe contour op onderstaande afbeelding is een kampeerterrein toegestaan. Overeenkomstig de wijzigingen zoals beschreven in paragraaf 2.3.3 is horeca met bijbehorende voorzieningen nevengeschikt aan de recreatieve bestemming toegestaan.
In de oksel van Bievankweg en de Oud Arnhemseweg is de waterplas 'Gat van Heiting' gelegen. De gronden zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd tot 'water' en 'groen'.
De wens is om de recreatieve betekenis van de plas te vergroten. Inmiddels is er een plan voorgelegd dat voorziet in het geschikt maken van de plas als sportvislocatie met bijkbehorende verblijfsrecreatieve voorzieningen. Ten einde de gewenste recreatieve opwaardering van de plas planologisch mogelijk te maken, wordt als onderdeel van deze derde herziening een wijzigigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk om de bestemming van de gronden te wijzigen naar 'recreatie-verblijfsrecreatie' met de nadere bestemming '(sport)visvijver met daarbijbehorende recreatieve voorzieningen'.
43.9 Wijziging naar recreatie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' aan de Oud Arnhemseweg te wijzigen naar de bestemming 'recreatie-verblijfsrecreatie' met de nadere bestemming '(sport)visvijver met daarbijbehorende recreatieve voorzieningen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het gebied binnen het rode kader wordt in het bestemmingsplan voorzien van de gebiedsaanduiding 'wro zone-wijzigingsgebied'.
Ook voor de Nevelhorstplas (Baggergat) bestaan onder huidige eigenaar (Leisurelands) plannen voor enige vernieuwing en herinrichting (kwaliteitsverbetering). Onderdeel daarvan is een beperkte vergroting van de toegestane oppervlakte aan gebouwen ten behoeve van de recreatieve functie. De toegestane oppervlakte wordt in dit bestemmingsplan verruimd naar 150 m². Een ander onderdeel betreft een gedeeltelijke demping van de waterplas.
Op een tweetal locaties rondom Didam zijn bospercelen gelegen welke aanleiding geven om deze overeenkomstig de bestaande situatie tot bos te bestemmen. Het betreft de volgende bospercelen:
Bosperceel langs rijksweg A18 nabij Nieuw Dijk
Bosperceel ter plaatse van de Bosslag ten noorden van Loil
Het voornemen tot het wijzigen van de bestaande bestemming naar 'bos' is voorgelegd aan de eigenaren van de betreffende gronden. Een en ander heeft geen aanleiding gegeven om van het positief bestemmen van de bospercelen af te zien.
Wehlseweg 10-12: de begrenzing van het bestemmingsvlak Wehlseweg 10 wordt aangepast op de eigendomssituatie. De geel gearceerde grond behoort tot het eigendom Wehlseweg 12. Het aangepaste bestemmingsvlak 'bedrijf' wordt opnieuw opgenomen op de verbeelding.
Gendringseweg 6-8 te Azewijn: de situatie zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied' in april 2011 geeft aanleiding het bestemmingsvlak Gendringseweg 6-8 af te stemmen op de toenmalig bestaande situatie.
Rozenpas 6a te Kilder: Gebleken is dat buiten het bouwvlak gelegen gronden bestemd zijn tot 'agrarisch-paardenhouderij'. Op grond van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn daar geen bouwmogelijkheden aan gekoppeld. Binnen de bestemming 'agrarisch' worden hiervoor wel mogelijkheden geboden. De gronden buiten het agrarisch bouwvlak welke in de geldende situatie zijn bestemd tot 'agrarisch-paardenhouderij' worden bestemd tot 'agrarisch'.
Op den dam 13 te Azewijn: Gebleken is dat buiten het bouwvlak gelegen gronden bestemd zijn tot 'agrarisch-paardenhouderij'. Op grond van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn daar geen bouwmogelijkheden aan gekoppeld. Binnen de bestemming 'agrarisch' worden hiervoor wel mogelijkheden geboden. De gronden buiten het agrarisch bouwvlak welke in de geldende situatie zijn bestemd tot 'agrarisch-paardenhouderij' worden bestemd tot 'agrarisch'.
Arnhemseweg 26c te Beek: De aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' wordt van de verbeelding verwijderd ten einde de bestaande en altijd al toegestane bedrijfswoning wederom positief te bestemmen.
Tatelaarweg 11/11a Didam: De verleende omgevingsvergunning voor de functieverandering naar werken (verreikerverhuurbedrijf) aan de Tatelaarweg 11 te Didam wordt doorvertaald in het bestemmingsplan overeenkomstig onderstaande afbeelding. De functieverandering omvat de sloop van 1.730 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. De maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen binnen de nieuwe bestemming 'bedrijf' bedraagt 700 m².
Korenweg 5 Didam: De verleende omgevingsvergunning voor uitbreiding van het hoveniersbedrijf (met kwekerij) wordt doorvertaald in dit bestemmingsplan overeenkomstig de onderstaande afbeelding. De paarse lijn betreft de begrenzing van het op te nemen bestemmingsvlak 'bedrijf'. Hieraan wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-hoveniersbedrijf' toegekend. De oranje belijning betreft de op te nemen functieaanduiding 'groen'. Het vlak binnen de zwarte belijning wordt bestemd tot 'agrarisch', waaraan de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-kwekerij' wordt toegekend. Overeenkomstig de archeologische verwachtingskaart worden de gronden voorts voorzien van de dubbelbestemming 'waarde-archeologische verwachting 2'.
Ompertsestraat 2 Azewijn: De op afstand gelegen schuur wordt bij het bestemmingsvlak 'wonen' betrokken met toepassing van een gekoppeld bestemmingsvlak 'wonen'. Ter plaatse van de schuur wordt de aanduiding '-W' toegekend (geen woning toegestaan).
In deze paragraaf worden uitsluitend de overige aanpassingen in de regels toegelicht welke voorzien in een wijziging ten opzichte van het bestaande beleid. Aanpassingen in de regels van geringe aard en omvang worden hier niet nader toegelicht. Voor een volledig overzicht van de wijzigingen wordt verwezen naar bijlage 1 bij de regels (geconsolideerde regels). De wijzigingen in de regels welke onderdeel zijn van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' zijn daarin groen gemarkeerd, eventueel in combinatie met een groen gemarkeerde doorhaling, aangegeven.
Thema | wijziging in de regels van het geconsolideerde bestemmingsplan 'Buitengebied' |
veehouderij | Ten einde de mogelijkheden voor de intensieve veehouderij niet te verruimen (geen onderdeel van deze herziening), maar ook de mogelijkheden voor de melkrundveebedrijven niet te beperken (geen onderdeel van deze herziening) worden de begrippen 'grondgebonden veehouderijbedrijf', 'niet grondgebonden veehouderijbedrijf' en 'niet-grondgebonden veehouderijtak' in enigszins aangepaste vorm in het bestemmingsplan opgenomen, waarbij ook het begrip 'intensieve veehouderij(tak)' als bijzondere vorm van niet-grondgebonden veehouderijbedrijf behouden blijft. grondgebonden (veehouderij)bedrijf: agrarisch bedrijf zonder intensieve veehouderijtak dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50% afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken. niet-grondgebonden veehouderij(bedrijf): een veehouderij(bedrijf) waarvan de agrarische productie voor het grootste deel afkomstig is uit de niet-grondgebonden veehouderijtak(ken), dan wel een veehouderijbedrijf met een intensieve veehouderij(tak). niet-grondgebonden veehouderij(tak): onderdeel van een agrarisch bedrijf dat beschikt over onvoldoende cultuurgrond om de dieren op het eigen bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen voor meer dan 50% van het benodigde voer te voorzien, dan wel een intensieve veehouderijtak. intensieve veehouderij(tak): een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf (intensieve veehouderijtak) waarvan tenminste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlak gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer; In de specifieke gebruiksregels wordt als een strijdig gebruik opgenomen: het zodanig vergroten van het veebestand bij een grondgebonden veehouderijbedrijf (niet zijnde ten behoeve van een intensieve veehouderijtak) dat zonder een uitbreiding van de bij het bedrijf behorende gronden dit bedrijf als niet-grondgebonden veehouderijbedrijf dient te worden aangemerkt. |
overkappingen | In de bestemmingsregels worden aanvullende regels opgenomen voor overkappingen, welke er onder meer toe strekken dat overkappingen in de bestemming 'agrarisch' (met waarden) binnen het bouwvlak worden opgericht. Tevens worden overkappingen begrensd in oppervlakte en hoogte, voor zover deze geen onderdeel zijn van het dak of dakvlak van een woning, bijgebouw of bedrijfsgebouw. Ook binnen de diverse andere bestemmingen (detailhandel, horeca, maatschappelijk, dagrecreatie, verblijfsrecreatie, sport, sport-manege) worden overkappingen aan de woning en overige overkappingen, separaat benoemd en aan een maximale bouwhoogte en oppervlakte gebonden. |
detailhandel | Het begrip detailhandel wordt als volgt gewijzigd: 'het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt tevens verstaan verkoop via het internet, waarbij sprake is van publieksgerichte activiteiten in de vorm van een showroom en/of een afhaalpunt voor consumenten'. |
nevenactivi- teiten | Als een strijdig gebruik met de regels is opgenomen een gebruik voor nevenactiviteiten indien het agrarisch bedrijf is beeindigd. |
bedrijf aan huis | In tegenstelling tot voorheen worden onder bedrijf aan huis tevens kappersactiviteiten verstaan nu dat gebruik niet langer zal worden geweerd. |
bouwregels voor nieuwe woningen en woongebouwen i.h.k.v. functie- verandering | De toegestane goot- en bouwhoogte van een nieuwe woning of een nieuw woongebouw op een functieveranderingslocatie bedraagt maximaal 3,5 resp. 9 meter. De dakvlak-gevelverhouding mag niet minder bedragen dan 1:1. De dakhelling bedraagt niet minder dan 30 en niet meer dan 50 graden. Bij nieuwe woningen op een functieveranderingslocatie zijn met uitzondering van overkappingen aan woningen en bijgebouwen geen bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan. |
inhoudsvergro-ting van woningen bij woningisolatie | Onder de algemene afwijkingsregels (artikel 42) wordt het onder voorwaarden mogelijk gemaakt om af te wijken van de maximaal toegestane inhoud van woningen (voor woningen die reeds de maximale inhoud hebben bereikt) voor zover deze inhoudsvergroting uit oogpunt van woningisolatie en als gevolg daarvan te treffen voorzieningen, is aangetoond en voor zover deze voorzieningen niet afdoende kunnen worden getroffen met toepassing van de 10% afwijkingsmogelijkheid én mits is aangetoond dat zonder inhoudsvergroting woningisolatie niet tot de mogelijkheden behoort. |
Gedurende het proces van het bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld door de
gemeenteraad op 29 september 2011 is uitgebreid ingegaan op het aspect water en de
watertoets. Het bestemmingsplan is een vroegtijdig stadium met het waterschap afgestemd. Met het onderhavige bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' worden hoofdzakelijk een aantal beleidsmatige wijzigingen doorgevoerd welke niet leiden tot verruimde bouwmogelijkheden. De waterthema's zoals opgenomen in de standaard watertoets van het waterschap, zijn hiermee niet in het geding. Er is geen sprake van een waterbelang. Onderdeel van dit bestemmingsplan zijn enkele wijzigingen op particulier verzoek (meeliftinitiatieven). De in dit kader aangeleverde ruimtelijke onderbouwingen zijn opgenomen in bijlage 2 bij de toelichting. In voorkomende gevallen is daarbij de watertoets opgenomen.
Met deze herziening van het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die kaderstellend zijn voor m.e.r. (beoordelings-)plichtige activiteiten. Met dit bestemmingsplan worden de mogelijkheden voor de intensieve veehouderij niet verruimd ten opzichte van de geldende mogelijkheden. Significante effecten op Natura 2000 gebieden kunnen met de ontwikkelingen die deze herziening mogelijk maakt, worden uitgesloten. Het opstellen van een passende beoordeling en een planmer is daarom niet noodzakelijk.
Dit bestemmingsplan voorziet in een wijziging van de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' (va03) en de daarin met het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' (va01) en het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening (va01)' aangebrachte wijzigingen. In de algemene regels (artikel 2) wordt weergegeven op welke wijze deze herziening de verbeelding en de regels van de vigerende plannen wijzigt. Met deze derde herziening worden zowel de algemene wijzigingen in de regels die op het gehele plangebied betrekking hebben, de wijzigingen in de verbeelding en de daarbij behorende aanpassingen in de regels, in één herziening van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ opgenomen. De onderliggende vigerende bestemmingsplannen blijven van toepassing voor zover daarin met dit plan geen wijziging wordt aangebracht.
De algemene wijzigingen die met dit plan in de regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ (zoals dat geldt na de tweede herziening) worden doorgevoerd, zijn op het gehele plangebied van toepassing, met uitzondering van de wijzigingsplannen. In de regels van die wijzigingsplannen wordt immers specifiek verwezen naar de regels van het moederplan (het bestemmingsplan 'Buitengebied' of het bestemmingsplan 'Buitengebied(incl. eerste of tweede herziening)'. Ook de algemene wijzigingen op de verbeelding voor wat betreft archeologie en GNN/GO, hebben geen betrekking op de plangebieden waarvoor een wijzigingsplan is opgesteld.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' bestaat uit een set algemene regels en een verbeelding. Uitgangspunt is dat in de verbeelding uitsluitend de wijzigingen ten opzichte van het vigerende onderliggende bestemmingsplan worden opgenomen.
Een uitzondering hierop vormt de doorvertaling van:
ad a) In deze herziening van het bestemmingsplan vindt een volledige doorvertaling plaats van de archeologische verwachtingskaart met dien verstande dat:
Voor zover op de verbeelding enkel een dubbelbestemming 'waarde-archeologie' of 'waarde-archeologische verwachting' is opgenomen blijft de onderliggende enkelbestemming, zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' onverminderd van toepassing voor zover deze met onderhavige herziening niet wordt aangepast. Dit zelfde geldt voor de oorspronkelijk aan de gronden toegekende dubbelbestemmingen in geval van een hoogspaningsleiding of een gasleiding en de aan de gronden toegekende functieaanduidingen c.q. gebiedsaanduidingen.
ad b) De waterwingebieden en het grondwaterbeschermingsgebied worden in gewijzigde vorm opgenomen op de verbeelding. Hieraan wordt opnieuw de bestemming 'milieuzone - waterwingebied' resp. 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' toegekend. Aangezien de omvang van zowel de waterwingebieden als het grondwaterbeschermingsgebied, kleiner is geworden, worden de gronden welke niet meer tot de waterwingebieden of het grondwaterbeschermingsgebied behoren c.q. de gebieden welke niet worden overschreven, voorzien van de gebiedsaanduiding 'overige zone - waterwingebied vervallen', resp. van de aanduiding 'overige zone - grondwaterbeschermingsgebied vervallen'.
De regels van deze derde herziening zijn als volgt opgebouwd.
In de algemene regels van deze derde herziening (hoofdstuk 3) wordt in de diverse leden van artikel 2 weergegeven waar en op welke wijze het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' wijzigingen aanbrengt in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied'. De onderstaande tabel verschaft inzicht in de gevolgen van de in artikel 2 beschreven wijzigingen:
Gebiedsaanduiding/dubbelbestemming | Gevolg |
2.3 Wijziging dubbelbestemming 'waarde archeologie' of 'waarde-archeologische verwachting' | 1. de 'nieuwe' dubbelbestemming overschrijft de onderliggende dubbelbestemming; 2. de enkelbestemming op de betreffende gronden, alsmede de aldaar voorkomende gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen en overige aanduidingen zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' c.q. het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' of het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening', blijven onverkort van toepassing tenzij ook daarin een wijziging is aangebracht; |
2.4 'Overige zone - conserverend dek' | 1. de gebiedsaanduiding 'conserverend dek' betreft een nadere verbijzondering voor gronden met de dubbelbestemming 'waarde-archeologische verwachting 1' (hoge verwachtingswaarde). 2. de enkelbestemming op de betreffende gronden, alsmede de aldaar (overige) voorkomende dubbelbestemming(en), overige gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen en overige aanduidingen zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' c.q. het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' en het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening', blijven onverkort van toepassing tenzij ook daarin een wijziging is aangebracht; |
2.5 'Overige zone - archeologie vervallen' | 1. aan de dubbelbestemming 'waarde archeologie' of 'waarde acheologische verwachting', alsmede de daaraan verbonden regels, zoals opgenomen in het GML bestand NL.IMRO.1955.bplgbgalgmontf-va03 c.q. het GML bestand NL.IMRO.1955.bplgbgalgherz01-va01 en/of het GML bestand NL.IMRO.1955.bplgbgalgherz02-va01 komt geen juridische betekenis meer toe; 2. de enkelbestemming op de betreffende gronden, alsmede de aldaar voorkomende (overige) dubbelbestemming(en), overige gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen en overige aanduidingen zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' c.q. het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' of het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening', blijven onverkort van toepassing tenzij ook daarin een wijziging is aangebracht; |
2.6 Wijziging gebiedsaanduiding EHS 'Overige zone - GNN, GO, GO-EVZ' |
Voor zover op de verbeelding van dit plan de gebiedsaanduidingen 'overige zone-GNN', 'overige zone-GO', of 'overige zone-GO-EVZ' zijn opgenomen, komt aan de van toepassing zijnde gebiedsaanduidingen 'overige zone - EHS-natuur', 'overige zone - EHS-verweven' c.q. 'overige zone - EHS-ecologische verbindingszone', geen juridische betekenis meer toe. Dit zelfde geldt eveneens voor de locaties waar de gebiedsaanduiding EHS niet wordt 'overschreven' door de gebiedsaanduiding 'GNN', 'GO' of 'GO-EVZ'. |
2.7 'Milieuzone-waterwingebied' | Voor zover op de verbeelding van dit plan de gebiedsaanduiding 'milieuzone-waterwingebied' is opgenomen, wordt de 'milieuzone-waterwingebied', zoals opgenomen in het vigerende plan overeenkomstig deze gebiedsaanduiding gewijzigd; |
2.8 'Overige zone - waterwingebied vervallen' | Voor zover op de verbeelding van dit plan, de gebiedsaanduiding 'overige zone -waterwingebied vervallen' is opgenomen, komt aan de onderliggende gebiedsaanduiding 'milieuzone-waterwingebied', zoals opgenomen in het vigerende plan, alsmede de daaraan verbonden regels, geen juridische betekenis meer toe; |
2.9 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' | Voor zover op de verbeelding van dit plan de gebiedsaanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' is opgenomen, wordt de 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied', zoals opgenomen in het vigerende plan overeenkomstig deze gebiedsaanduiding gewijzigd; |
2.10 'Overige zone - grondwaterbeschermingsbied vervallen' | Voor zover op de verbeelding van dit plan de gebiedsaanduiding 'overige zone -grondwaterbeschermingsgebied vervallen' is opgenomen, komt aan de onderliggende gebiedsaanduiding 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied', zoals opgenomen in het vigerende plan, alsmede de daaraan verbonden regels, geen juridische betekenis meer toe; |
In geval op de verbeelding een wijziging in de gebiedsaanduiding 'EHS' is opgenomen, blijven de onderliggende enkelbestemming, dubbelbestemming(en), alsmede de overige aldaar voorkomende gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen en overige aanduidingen op de betreffende gronden, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied' c.q. het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' resp. het bestemmingslan 'Buitengebied, tweede herziening' onverkort van toepassing tenzij ook daarin met dit bestemmingsplan een wijziging is aangebracht.
Voor zover op de verbeelding van de derde herziening uitsluitend een gebiedsaanduiding of een dubbelbestemming is opgenomen, blijft de onderliggende enkelbestemming en de daarop van toepassing zijnde aanduiding(en) ongewijzigd. Voor zover een enkelbestemming of een daarop betrekking hebbende specifieke functieaanduiding wijzigt, wordt ook de enkelbestemming op de verbeelding opgenomen. Daar waar de enkelbestemming wordt opgenomen worden ook de daarop van toepassing zijnde dubbelbestemming, functieaanduidingen, bouwaanduidingen en gebiedsaanduidingen opnieuw opgenomen.
In artikel 2, lid 12 van de algemene regels wordt weergegeven op welke wijze de bestaande regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' met dit plan worden gewijzigd.
Het vooroverleg met de provinciale afdelingen is opgestart op 8 februari 2016. In dat kader heeft op 24 maart 2016 een overleg plaatsgevonden. Naar aanleiding van dat overleg is bij brief van 26 april 2016 de reactie van de provinciale afdelingen ontvangen. Zij maken daarin de volgende opmerkingen:
Reactie:
Ad 1. Het onderscheid is opgenomen omdat er binnen de ecologische verbindingszone specifieke mogelijkheden zijn. Wanneer dit wordt gebundeld met de overige gronden binnen het GO, worden deze ontwikkelingen ook mogelijk gemaakt op gronden waar dat feitelijk niet wenselijk wordt geacht. De ecologische verbindingszones zijn hiernaast overwegend gelegen binnen de bestemming 'agrarisch'. Binnen de bestemming 'agrarisch' is geen sprake van landschaps of natuurwaarden. Dat wil echter niet zeggen dat er geen waarden voorkomen, waarbij met de realisatie van de verbindingszone op aangesloten kan worden. Voor het verwijderen van groenelementen binnen de ecologische hoofdstructuur is daarom een omgevingsvergunning noodzakelijk.
Ad 2. In het ontwerp bestemmingsplan zal de meest actuele vastgestelde begrenzing van de GNN/GO worden doorvertaald;
Ad 3. In het ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' zal een onderscheid worden gemaakt in grondgebonden veehouderij(bedrijven) en niet-grondgebonden veehouderij(bedrijven). Het begrip 'intensieve veehouderij' blijft echter ook bestaan in de regels nu daarop specifieke regels van toepassing zijn die niet van toepassing zijn op de niet-grondgebonden melkrundveebedrijven.
De noodzaak voor het verder ophogen van stallen komt naar ons oordeel uitsluitend voor bij melkrundveebedrijven om te kunnen voldoen aan de eisen van dierwelzijn (voldoende licht en lucht) en om op deze wijze een zo optimaal mogelijk natuurlijke ventilatie te waarborgen. Het bestemmingsplan biedt reeds de mogelijkheid om voor 10% af te wijken van de in het plan opgenomen maten. In die zin bestaat er ook voor de intensieve veehouderij als onderdeel van de niet-grondgebonden veehouderijtak reeds de mogelijkheid om stallen te realiseren tot een hoogte van 11 meter. Ons is niet gebleken dat de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte onvoldoende is voor duurzame stallen voor intensieve veehouderij.
Ad 4. In het ontwerp bestemmingsplan zal de meest actuele vastgestelde begrenzing van de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden worden doorvertaald;
Ad 5. In de artikelen 41.1 en 41.2 zal niet worden verwezen naar de regelgeving zoals beschreven in de provinciale omgevingsverordening. Op grond van de betreffende artikelen is namelijk uitsluitend de vigerende onderliggende bestemming toegestaan. In geval van functieverandering is voor zover een locatie is gelegen binnen het grondwaterbeschermingsgebied een voorwaarde conform het 'stand still-stepforward' beginsel in de omgevingsverordening opgenomen.
Ad 6. De ruimtelijke onderbouwing inzake de ontwikkeling van een horeca- en welnessvoorziening aan de St. Isidorusstraat 12 te Stokkum is nader gemotiveerd op de Ladder voor Duurzame verstedelijking. De landschappelijke inpassing is naast een overeenkomst, geborgd in de regels van het bestemmingsplan.
Ad 7. De landschappelijke inpassing als onderdeel van de ruimtelijke ontwikkelingen bij 'Manege de Baerle' aan de Baarleweg 4-6 te Didam is naast een overeenkomst, geborgd in de regels van het bestemmingsplan.
Ad 8. In het ontwerp bestemmingsplan is informatie opgenomen inzake het inpassingsplan 'spoorverdubbeling Zevenaar-Didam'. Het plangebied van dit inpassingsplan is buiten de begrenzing van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' gehouden.
Het vooroverleg met het waterschap is opgestart op 8 februari 2016. Het waterschap is daarbij specifiek gewezen op die onderdelen die betrekking (kunnen) hebben op het aspect water. Van het waterschap is geen reactie ontvangen.
Het voorontwerp bestemmingplan is op 8 februari 2016 voor reactie voorgelegd aan de plattelandsraad. Op 3 maart 2016 heeft er een nadere toelichting plaatsgevonden en op 10 maart 2016 is er een schriftelijke reactie van de plattelandsraad ontvangen.
De plattelandsraad merkt daarin het volgende op:
Reactie:
Ad 1. In het bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt in zaken die bij recht, met afwijking en met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk zijn. Zaken die bij recht bij niet-agrarische bestemmingen mogelijk worden gemaakt, vormen geen nieuwe belemmering voor de agrarische bedrijvigheid. Voor zover nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt met binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan (bijvoorbeeld herbouw woning), dient er een toets plaats te vinden welke ertoe strekt dat de belangen van omliggende functies niet worden geschaad. Functieveranderingen zijn eerst mogelijk met een wijzigingsbevoegdheid, waartoe een goede ruimtelijke onderbouwing dient te worden overlegd.
Ad 2. De verstoorder van de bodem moet betalen voor het archeologisch onderzoek, de uitwerking van de resultaten en – indien van toepassing – de conservering van eventuele vondsten. Dit is wettelijk zo bepaald. De doorvertaling van de nieuwe verwachtingskaart heeft als effect dat de oppervlakte aan gebieden met een lage archeologische verwachting is vergroot. Besloten is dat voor gebieden met een lage verwachting geen archeologisch onderzoek meer wordt geëist.
Ad 3. Duidelijk is dat gelet op de taakstelling voor het duurzaam opwekken van energie, de energieopwekking zijn weerslag zal krijgen in het landschap. In deze derde herziening wordt de mogelijkheid voor het opwekken van duurzame energie doormiddel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen verruimd naar diverse bestemmingen. Het opwekken van duurzame energie door middel van zonnepanelen op het dakvlak van gebouwen wordt hiertoe tevens opgenomen in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen 'bedrijf-nutsvoorziening', 'detailhandel', 'horeca', 'maatschappelijk', 'recreatie-dagrecreatie', 'recreatie-verblijfsrecreatie', 'sport-manege'.
Ad 4. Capacitair vermogen is ruimtelijk niet van belang. In het kader van de ruimtelijke ordening is wel de ruimtelijke impact van belang. Het capacitair vermogen hangt samen met de hoogte van de windturbines en de rotordiameter, maar ook met toegepaste technologie. Het is niet onaannemelijk dat met nieuwe technologische ontwikkeling windturbines kunnen worden geplaatst met meer vermogen, waarbij de hoogte niet verder toeneemt. Dit zou een ongewenste belemmering betekenen.
Ad 5. Het verondiepen van waterplassen is in het bestemmingsplan geheel uitgesloten. Verondiepen wordt overigens niet gelijkgesteld met dempen. Voor het gedeeltelijke dempen van waterplassen binnen de bestemming 'recreatie' kan worden afgeweken van het verbod tot demping in de specifieke gebruiksregels. Het dempen kan worden toegestaan voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Ad 6. Het toezien op sloop betreft toezicht op de uitvoering. Dit staat los van het bestemmingsplan.
In dit plan zijn een aantal agrarische bouwvlakken omzet naar de bestemming 'wonen' daar waar naar het oordeel van de gemeente de agrarische bedrijvigheid is beeindigd. Ook zijn enkele agrarische percelen bestemd tot 'bos'. Aldaar waar dit het geval is, zijn de eigenaren/zakelijk gerechtigden schriftelijk geinformeerd en in de gelegenheid gesteld om op het voornemen van die bestemmingswijziging te reageren. Dit heeft ertoe geleid dat de bestemming op een aantal van de geinventariseerde adressen ongewijzigd blijft.
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied, derde herziening’ betreft in hoofdzaak een beleidsmatig actualisatieplan van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’, zoals dat geldt na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Buitengebied, eerste herziening' zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 30 oktober 2014 en na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Buitengebied, tweede herziening' zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28 januari 2016. Het bestemmingsplan is overwegend in eigen beheer opgesteld. Onderdeel van het bestemmingsplan 'Buitengebied, derde herziening' zijn tevens een aantal bestemmingswijzigingen op verzoek, waarvoor leges in rekening zijn gebracht. Met de verzoekers van deze wijzigingen is een overeenkomst planschade afgesloten.