direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Franeker - Linthorst Homanstraat 50
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1949.BPFraLinHomanstr50-VAS1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Linthorst Homanstraat 50 in Franeker is een pand aanwezig waar tot voor kort een autodealer in was gevestigd. De bedrijfsvoering is hier beëindigd, waardoor de locatie niet meer als zodanig in gebruik is. De initiatiefnemer heeft daarop het voornemen om de bebouwing te slopen en de locatie te herontwikkelen tot woonlocatie. Hierbij is het voornemen een appartementengebouw bestaande uit 12 appartementen te ontwikkelen, met bijbehorende bergingen en parkeerterrein. Ook is het voornemen om de Linthorst Homanstraat ter hoogte van het plangebied te verleggen, zodat ten westen hiervan ruimte ontstaat voor het voorgenomen appartementengebouw.

Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van de geldende planologische regeling uit het bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost. De voorgenomen woningen passen niet binnen de bestaande bouwvlakken. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het noordoosten van de bebouwde kom van Franeker. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPFraLinHomanstr50-VAS1_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Franeker - Noord en Oost, vastgesteld op 25 april 2019 door de gemeente Waadhoeke. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPFraLinHomanstr50-VAS1_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Franeker- Noord en Oost

In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied drie bestemmingen. Het oostelijke deel van het plangebied is bestemd als 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 en dienstverlening. In dit geval geldt eveneens de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - autohandel', waardoor detailhandel in auto's is toegestaan. Ondergeschikt zijn wegen, straten en paden, parkeer-, groen en nutsvoorzieningen, erven en terreinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Hoofdgebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Hier geldt een maximale bouwhoogte van zes meter.

De bestemming 'Groen' komt in het oosten van het plangebied voor. Ter plaatse zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen, bebossing, wegen en paden en speelvoorzieningen. Ondergeschikt zijn tuinen, erven en terreinen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan met de daarbij behorende overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen deze bestemming.

Tussen de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Groen' ligt de bestemming 'Verkeer'. Ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' zijn de gronden bestemd voor wegen en straten, fiets- en voetpaden, sloten, bermen en beplanting. Daaraan ondergeschikt zijn parkeer-, groen- en nutsvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Er mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

Omdat de voorgenomen woonfunctie en de bouw van het appartementengebouw niet binnen de geldende bestemmingen passen, past het voornemen niet binnen de geldende regeling.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling wordt met dit plan op een goede manier ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.

2.1 De bestaande situatie

Het plangebied bevindt zich aan de Linthorst Homanstraat 50 te Franeker en betreft tevens gronden ten westen hiervan. In de huidige situatie is op het perceel Linthorst Homanstraat 50 een pand van een voormalige autodealer aanwezig. De bebouwing bestaat uit een showroom, kantoren en een garage. Het gehele terrein rondom de bebouwing is verhard. Hier stonden auto's uitgestald voor de verkoop. De bebouwing mag conform de regeling maximaal zes meter hoog gebouwd worden. Ten westen hiervan loopt de Linthorst Homanstraat. Deze sluit hier aan de noordzijde aan op de A. van Voorthuijsenweg. Ten oosten van deze weg is een groenvoorziening aanwezig. Deze bestaat uit een grasveld met verspreid verschillende bomen. De huidige inrichting van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1 en figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPFraLinHomanstr50-VAS1_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPFraLinHomanstr50-VAS1_0004.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht van de bestaande situatie, vanaf de noordzijde

Het plangebied maakt deel uit van de woonwijk Arkens, in het noordoosten van Franeker. Ten noorden, oosten en zuiden van het plangebied is voornamelijk sprake van woningen met tussengelegen woonstraten en groen- en speelvoorzieningen. Ten westen van het plangebied ligt de Burgemeester J. Dijkstraweg, de ringweg van Franeker. Aan de overzijde, ten zuidwesten van het plangebied zijn Zwembad, Recreatiepark en Sportcentrum Bloemketerp gevestigd.

2.2 Beeldkwaliteitplan

Voor het plangebied heeft de gemeente Waadhoeke vanuit de welstandsnota geen regels die toegepast kunnen worden op dit gebied. Om deze reden is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de ontwikkeling. In dit beeldkwaliteitsplan zijn de criteria opgenomen waar het appartementencomplex aan moet voldoen. In de uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen als bijlage 1 en wordt door de gemeenteraad vastgesteld.

2.3 Voorgenomen situatie

In de voorgenomen situatie wordt de bebouwing van de autodealer uit het gebied verwijderd. In plaats daarvan krijgt het hele plangebied een nieuwe inrichting. In het westen van het plangebied wordt een appartementengebouw gerealiseerd. De gronden direct rondom het appartementengebouw worden merendeels als groenvoorziening ingericht. Ten oosten van het appartementengebouw wordt de Linthorst Homanstraat verschoven in oostelijke richting. Daarnaast wordt een parkeerterrein ingericht, waar ook garageboxen (uitgevoerd in één bouwlaag zonder kap) gerealiseerd worden. In figuur 2.3 is de voorgenomen inrichting van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPFraLinHomanstr50-VAS1_0005.png"

Figuur 2.3 Voorgenomen inrichting van het plangebied

Door de sloop van het gebouw ontstaat tevens ruimte om de achtertuinen van de woningen aan de A. van Voorthuisenweg uit te breiden. Het appartementengebouw zal bestaan uit vier bouwlagen met een kap en wordt ruim 13 tot 14 meter hoog. In het gebouw worden twaalf appartementen gerealiseerd, wat neerkomt op drie appartementen per bouwlaag. Alle appartementen worden voorzien van een balkon. In figuur 2.4 zijn impressies van het gebouw weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPFraLinHomanstr50-VAS1_0006.png"

Figuur 2.4 Impressies van het appartementengebouw

Ruimtelijke inpassing

De voorgenomen woningen sluiten functioneel aan op de woonfunctie die in de directe omgeving aanwezig is. Het voormalige bedrijf paste hier veel minder goed bij, waardoor functioneel een verbetering ontstaat. Omdat sprake is van een nieuw soort bouwwerk in dit gebied, waar nu uitsluitend sprake is van grondgebonden woningen, is een nieuw beeldkwaliteitplan opgesteld. Het voornemen moet passen binnen de kaders van dit beeldkwaliteitplan. Daarmee wordt een goede ruimtelijke inpassing gewaarborgd.

Verkeer en parkeren

Het voorgenomen appartementengebouw en het bijbehorende parkeerterrein worden ontsloten op de Linthorst Homanstraat. Deze weg doet zowel in de huidige als in de toekomstige situatie dienst als erfontsluitingsweg en maakt deel uit van het 30 km/uur-gebied. De straat sluit in noordelijke richting aan op de A. van Voorthuijsenweg, die in westelijke richting aansluit op de ringweg van Franeker, de Burgemeester J. Dijkstraweg. Op deze manier is het plangebied op een goede wijze ontsloten.

De verkeersgeneratie als gevolg van de realisatie van het appartementengebouw bedraagt 75 motorvoertuigen per etmaal op basis van publicatie 381 van het CROW. Omdat de voormalige autodealer uit het plangebied verdwijnt neemt de verkeersgeneratie per saldo niet toe. Het plan zorgt daarmee niet voor belemmeringen in de verkeerssituatie.

Op basis van publicatie 381 van het CROW geldt een parkeerbehoefte van 18 parkeerplaatsen voor twaalf appartementen. Hierbij, eveneens als bij de berekening van de verkeersgeneratie, is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' en de ligging 'rest bebouwde kom'. Op het parkeerterrein dat bij het appartementengebouw wordt aangelegd is voldoende ruimte om te voorzien in deze 18 parkeerplaatsen.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang.

Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.

Het plangebied ligt in het bestaand stedelijk gebied van Franeker. Een bedrijfslocatie wordt herontwikkeld tot locatie voor woningbouw. Dit gebeurt binnen een bestaande woonwijk, op reeds ontwikkelde gronden. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteit van het Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.

Ladder voor Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking

De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. Voor dit gebied heeft de gemeente afspraken gemaakt met de provincie, waarin is bepaald dat binnenstedelijk plafondloos mag worden gebouwd. In dit geval worden twaalf appartementen in het middensegment gerealiseerd. Er is reeds sprake van veel vraag naar deze woningen bij de initiatiefnemer omdat in Franeker en omstreken een aanbod van appartementen ontbreekt.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden.

Streekplan Fryslân

Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.

In het Streekplan geeft de provincie aan dat nieuwe woningen zoveel mogelijk in het bestaande bebouwde gebied van kernen worden opgevangen. Door dit gebied optimaal te gebruiken wordt benutten wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte. Het benutten van ruimtewinst in bestaand bebouwd gebied is geen doel op zich. Het is een manier om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Het gaat erom iedere plek functioneel zo goed mogelijk te benutten. Niet de hoeveelheid steen per vierkante meter telt, maar de hoeveelheid functie. Dit geldt ook voor nieuwe uitbreidingslocaties. Het bestaande bebouwde gebied heeft geen vaste harde grens, maar deze schuift mee met nieuwe gerealiseerde uitbreidingen.

Toetsing

Met dit plan wordt binnen bestaand bebouwd gebied een herstructurering mogelijk gemaakt. Een bestaand pand van een voormalig garagebedrijf wordt verwijderd uit het gebied en vervangen door een woongebouw met twaalf appartementen. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied verhoogd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het Streekplan Fryslân. In paragraaf 3.3 wordt gemotiveerd dat dit in overeenstemming met de prestatieafspraken van de gemeente Waadhoeke is. Daarmee is het plan in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Het gemeentebestuur is bezig met de voorbereiding van haar Woonvisie. Daarom wordt in het kader van de toetsing aan het gemeentelijk beleid teruggegrepen naar het woonbeleid van de voormalige gemeente Franekeradeel.

Woonplan Gemeente Franekeradeel 2015-2018

Het gemeentelijke woonplan van de voormalige gemeente Franekeradeel is vastgesteld op 15 oktober 2015. Door de verwachte krimp van de bevolking staat de kwaliteit van de woningbouw voorop. De vitaliteit van het woningbestand en de lokale vraag naar woningen staat de komende jaren centraal. De volkshuisvestelijke opgave bestaat hierbij voornamelijk uit sloop/nieuwbouw, waarbij meer wordt gesloopt dan wordt teruggebouwd. Het vitaal houden van de bestaande voorraad woningen krijgt daardoor meer accent en wijk- en dorpsvernieuwingsprojecten zullen nodig zijn om de leefbaarheid in stand te houden.

Toetsing

Met het herontwikkelen van een bedrijfslocatie tot een woongebouw met twaalf appartementen en een parkeerterrein wordt beter aangesloten op de woonfunctie in de omgeving. De ontwikkeling is in overeenstemming met het woonplan. De gemeente Waadhoeke heeft een nieuwe woonvisie in voorbereiding. In deze visie wordt rekening gehouden met deze ontwikkeling.

Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025

De Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025 bevat de hoofdlijnen voor de voorgenomen ontwikkeling van de stad Franeker en de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat daarnaast in op de wijze waarop de gemeenteraad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkelingen te realiseren dan wel te faciliteren.

In de structuurvisie is opgenomen dat Franeker een grote diversiteit aan woonmilieus heeft te bieden. De ruimtelijke opgave in Franeker betreft het behouden en creëren van een zo aantrekkelijk mogelijk woon- en leefklimaat door het aanbieden van een brede diversiteit aan woonmilieus. Hierbij is het uitgangspunt dat herstructurering voorop staat en inbreiding voor uitbreiding gaat.

Toetsing

In dit geval gaat het om de herstructurering van een bestaand bedrijfsperceel naar een woningbouwlocatie. Er worden twaalf appartementen met voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd. Daarmee wordt aangesloten op de woonfunctie in de omgeving van het plangebied. Bovendien wordt een nieuwe woonvorm in dit deel van de stad gerealiseerd door een appartementengebouw hier te plaatsen. Het voornemen is in overeenstemming met de Structuurvisie Stad Franeker.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied maakt deel uit van een woonwijk. Direct rondom het plangebied is dan ook uitsluitend sprake van woningen. De appartementen die in het plangebied worden gerealiseerd sluiten op deze functie aan.

Ten westen en zuidwesten van het plangebied, aan de overzijde van de Burgemeester J. Dijkstraweg, zijn wel andere niet woon-functies aanwezig. Hier zijn een zwembad, recreatiepark en een sporthal met bowlingbaan en een fitnesscentrum gevestigd.

Voor een overdekt zwembad geldt conform de VNG-brochure een richtafstand van 50 meter ten opzichte van bedrijfshindergevoelige objecten. Het plangebied ligt op circa 80 meter afstand van het zwembad, waardoor aan deze richtafstand wordt voldaan. Voor een recreatiepark geldt eveneens een richtafstand van 50 meter. Ook voor deze inrichting geldt dat een afstand van circa 80 meter tot het plangebied geldt. Ook voor het recreatiepark wordt voldaan aan de richtafstand. Voor het sportcentrum geldt tot slot ook een richtafstand van 50 meter. Het sportcentrum ligt op een afstand van circa 135 meter, waarmee wordt voldaan aan de richtafstand.

Ten zuidwesten van het plangebied, aan de Burgemeester J. Dijkstraweg is een LPG-tankstation aanwezig. Voor dit tankstation geldt een vergunde jaardoorzet van minder dan 500 m3 LPG. Conform de VNG-brochure geldt daarvoor een richtafstand van 50 meter. Het tankstation staat op meer dan 150 meter afstand van het plangebied. Daarmee ligt het plangebied buiten de richtafstand. Paragraaf 4.9 gaat nader in op de motivatie voor LPG ten aanzien van de externe veiligheid.

Omdat het plangebied buiten de richtafstanden van de omgelegen inrichtingen ligt is geen nader onderzoek noodzakelijk in het kader van de milieuzonering. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan. Per saldo ontstaat er voor de omliggende woningen een verbetering in de milieuzonering door het verdwijnen van het garagebedrijf.

4.2 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op circa 7,8 kilometer afstand tot het plangebied. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied wordt een bedrijfslocatie verwijderd en worden twaalf appartementen gerealiseerd. Gezien deze functiewijziging en het lage aantal woningen neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied niet toe. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.

Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie

In het kader van dit bestemmingsplan is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd, om na te gaan of sprake is van significante stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Uit deze stikstofdepositieberekening is naar voren gekomen dat de stikstofdepositie als gevolg van zowel de sloop van de huidige bebouwing en de aanleg- en gebruiksfase van de voorgenomen bebouwing nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar. Derhalve is geen sprake van relevant effect op stikstofgevoelige gebieden. Daarom hoeft voor dit plan geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd.


Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

In het plangebied wordt de bestaande bedrijfsbebouwing gesloopt en wordt een aantal groen opstanden gekapt. Om te onderzoeken of sprake is van beschermde soorten in het plangebied waar met de sloop rekening mee gehouden moet worden, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze quickscan is opgenomen als bijlage 3. Hieruit zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:

Algemene broedvogels

Binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden kunnen vogels tot broeden komen waarvan de nesten alleen tijdens de broedtijd beschermd zijn. Daarom wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.

Huismus

De aanwezigheid van verblijfplaatsen van de huismus binnen het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Daarom is een nader onderzoek noodzakelijk om de aanwezigheid van de huismus vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Wanneer er verblijfplaatsen van de huismus binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden worden vastgesteld, dient er voor deze soort een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende- en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

Vleermuizen

De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in het gebouw van de garage/autodealer kan niet op voorhand worden uitgesloten. Daarom is een nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. Indien er verblijfplaatsen van vleermuizen worden vastgesteld, dient er voor deze soort een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende- en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

Zorgplicht

Er kunnen enkele meer algemene soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Deze kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat de dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden of dieren naar een dergelijke habitat te verplaatsen.

Als gevolg van de resultaten uit de quickscan flora en fauna is een nader onderzoek naar de aanwezigheid van huismussen en vleermuizen in het plangebied uitgezet. De resultaten van dit onderzoek zijn ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan nog niet bekend. Daarom is besloten om in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting op te nemen, waarin is vastgelegd dat ten aanzien van de sloop van de huidige bebouwing de Wet natuurbescherming in acht moeten worden genomen en dat aanbevelingen en mitigerende maatregelen voortvloeiende uit de benodigde onderzoeken moeten worden nageleefd. Wanneer uit het nader onderzoek naar voren komt dat er daadwerkelijk beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het plaatsen van alternatieve leefplaatsen (bijvoorbeeld vleermuiskasten) en het geschikt maken van het plangebied voor leefplaatsen van beschermde soorten in de toekomstige situatie. Welke maatregelen daadwerkelijk genomen zullen moeten worden, zal blijken uit het onderzoek.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik ten behoeve van een bedrijfsfunctie. Omdat in de voorgenomen situatie woningen in het plangebied worden gerealiseerd, is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk om aan te tonen of de bodem van voldoende kwaliteit is voor deze functie.

Voor het voormalige bedrijfsperceel is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen als bijlage 4. De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn:

  • tijdens het veldonderzoek zijn in de zandige bovengrond (tot 0,8 m - mv) zwakke bijmengingen met aardewerk en resten bot aangetroffen;
  • zintuiglijk is op het maaiveld en in de grond geen asbestverdacht materiaal waargenomen;
  • uit de toetsing blijkt dat in de boven- en ondergrond van de bodem (tot 1,2 m - mv) maximaal lichte verhoogde gehalten aan lood, koper en kwik zijn aangetoond;
  • in het grondwater zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen.

De licht verhoogde gehalten met lood, koper en kwik in de bodem geven geen indicatie voor de aanwezigheid van een (geval van) bodemverontreiniging. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van het voormalige bedrijfsperceel is voldoende inzichtelijk geworden. De aangetoonde lichte verontreinigingen leveren vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

Ter plaatse van de voorgenomen locatie van het appartementengebouw, die ten westen van de voormalige bedrijfslocatie wordt gerealiseerd is in een later stadium eveneens een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit zijn de volgende belangrijkste bevindingen naar voren gekomen:

  • tijdens het veldonderzoek is in de kleiige bovengrond (0,0 - 0,5 m -mv) plaatselijk een zwakke bijmenging met baksteen waargenomen. Er zijn geen asbestverdachte materialen of voor asbest verdachte (puin)bijmengingen waargenomen;
  • in de bovengrond (0,0 - 0,5 m -mv) zijn maximaal licht verhoogde gehaltes zware metalen gevonden;
  • in het grondwater zijn geen verhoogde concentraties waargenomen.

De licht verhoogde gehalten geven echter geen indicatie voor de aanwezigheid van een (geval van) bodemverontreiniging. De milieuhygiënisch kwaliteit van de grond is voldoende inzichtelijk geworden en hoeft niet nader te worden onderzocht.

4.4 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Het plangebied ligt ten oosten van de Burgemeester J. Dijkstraweg, de rondweg van Franeker. Hier geldt een maximumsnelheid van 70 km/uur. Het plangebied valt binnen de geluidzone van deze weg. De wegen direct rondom het plangebied zijn 30 km/uur-wegen. Om aan te tonen of wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 6.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de berekende geluidsbelasting afkomstig van de Burgemeester J. Dijkstraweg ten hoogste Lden = 57 dB bedraagt op de westgevel van het gebouw. Dit is hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar de maximale grenswaarde van Lden = 63 dB wordt niet overschreden.

Voor de 30 km/uur-wegen geldt eveneens dat de (als richtwaarden) te beschouwen grenswaarde van Lden = 63 dB niet wordt overschreden.

De totale cumulatieve geluidbelasting exclusief aftrek 110g Wgh bedraagt ten hoogste Lden 60 dB aan de westzijde van het gebouw. Een akoestisch aanvaardbaar binnenklimaat kan worden gerealiseerd door voldoende geluidwering te realiseren. Door bij het dimensioneren van de geluidwering rekening te houden met de cumulatieve geluidbelasting exclusief aftrek art. 110g Wgh wordt hieraan voldaan.

De geluidbelasting op de bestaande woning aan de Linthorst Homanstraat bedraagt na het verleggen van de Linthorst Homanstraat niet meer dan Lden = 45 dB. Dit betekent dat het verleggen van de Linthorst Homanstraat geen onaanvaardbare akoestische gevolgen heeft. De Wet geluidhinder is niet van toepassing omdat het een 30- km/uur-weg betreft.

Concluderend wordt op basis van het onderzoek gesteld dat geen nader onderzoek noodzakelijk is en dat voor het appartementengebouw een hogere waarde wordt vastgesteld. Daarvoor is het nodig dat voorafgaande aan de vaststelling van dit plan een procedure hogere waarde wordt gevoerd.

4.5 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20191029-2-21670). De uitkomst van deze toets is dat de korte procedure moet worden gevolgd. Het plan heeft een beperkte invloed op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Hiermee wordt rekening gehouden tijdens de uitvoering van de plannen. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 7.

Waterkwantiteit

In de huidige situatie is vrijwel het gehele plangebied verhard door de aanwezigheid van de Linthorst Homanstraat en het verharde terrein van het perceel Linthorst Homanstraat 50. In de toekomstige situatie wordt in het plangebied per saldo meer groen toegevoegd en neemt het verhard oppervlakte daarmee af. Daarom is het niet noodzakelijk om watercompensatie uit te voeren.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd. Overtollig water wordt eventueel afgevoerd naar naastgelegen oppervlaktewater.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Het plangebied valt niet onder een beschermingszone.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2015) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

In het plangebied wordt een bedrijfsfunctie verwijderd uit het plangebied. Daarvoor in de plaats worden twaalf appartementen ontwikkeld. Dit aantal is dusdanig klein, dat op voorhand gesteld kan worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

FAMKE

Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied binnen het gebied 'karterend onderzoek 1', waar voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 500 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Toetsing

In dit geval wordt een appartementengebouw gerealiseerd met een oppervlakte die onder de 500 m2 blijft. Echter moeten ook infrastructuur en aansluitingen worden gerealiseerd, waardoor de grenswaarde naar verwachting wel wordt overschreden. Daarom is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen als bijlage 8 bij dit bestemmingsplan. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er geen nader onderzoek noodzakelijk is en dat er geen sprake is van archeologische waarden in het plangebied waar rekening mee gehouden dient te worden.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid is geen sprake van risicovolle buisleidingen en transportroutes. Wel is ten zuidwesten van het plangebied een aan de Burgemeester J. Dijkstraweg een LPG-tankstation aanwezig. Voor deze inrichting geldt een plaatsgebonden risicoafstand van 25 meter voor het LPG-vulpunt en het LPG-reservoir. Er geldt daarnaast een afstand voor verantwoording van het groepsrisico van 150 meter.

Omdat het plangebied op meer dan 150 meter is gelegen van het LPG-tankstation wordt voldaan aan bovengenoemde afstanden. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

Voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is door het bevoegd gezag op basis van een vormvrije m.e.r.-notitie het besluit genomen dat in het kader van dit plan geen MER noodzakelijk is.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft drie bestemmingen gekregen.

Verkeer

In het plangebied wordt de Linthorst Homanstraat verlegd om de plaatsing van het woongebouw mogelijk te maken. De gronden ter plaatse van de nieuwe ligging van de straat krijgen, in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan, de bestemming 'Verkeer'. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn de gronden primair bestemd voor wegen en paden.

Wonen - 2

De gronden ter plaatse van het voorgenomen parkeerterrein zijn, overeenkomstig met de omringende woningen, bestemd als 'Wonen - 2'. Binnen deze bestemming zijn geen hoofdgebouwen toegestaan, maar uitsluitend bijgebouwen en garageboxen (in één bouwlaag zonder kap).

Wonen - Woongebouw

Het nieuwe appartementengebouw is bestemd als 'Wonen - Woongebouw'. Ter plaatse geldt een bouwhoogte van maximaal 14 meter, waardoor de voorgenomen vier bouwlagen kunnen worden gerealiseerd. Omdat de gronden rondom het appartementengebouw groen worden ingericht zijn ook groenvoorzieningen, waterpartijen en tuinen en erven toegestaan binnen deze bestemming.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan is eerst als voorontwerp aan overlegpartners en belanghebbenden ter inzage gelegd. Tevens worden de direct omwonenden nauw betrokken in de totstandkoming van de planvorming.

Hierop zijn twee vooroverlegreacties binnen gekomen op het plan, van Brandweer Fryslân en de Provincie Fryslân.

Brandweer Fryslân

Brandweer Fryslân geeft in haar reactie aan dat er geen belemmeringen spelen op het gebied van externe veiligheid. Daarnaast adviseert Brandweer Fryslân om de appartementen te voorzien van minimaal twee onafhankelijke vluchtmogelijkheden voor alle bewoners. Daarnaast wordt geadviseerd om in het kader van de bereikbaarheid in overleg met Brandweer Fryslân te komen tot een geschikte opstelplaats voor een redvoertuig. In de uitvoering zal rekening worden gehouden met beide adviezen.

Provincie Fryslân

Provincie Fryslân heeft eveneens een vooroverlegreactie ingediend. Deze heeft betrekking op drie aspecten.

Archeologie

De provincie stelt dat op grond van het FAMKE bij ontwikkelingen met een oppervlakte van 500 m2 of meer, archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In dit geval wordt in het bestemmingsplan ruimte geboden om een grotere oppervlakte te roeren dan deze grenswaarde, waardoor de provincie een archeologisch onderzoek noodzakelijk acht. Naar aanleiding hiervan is inmiddels een archeologisch onderzoek in uitvoering. De resultaten hiervan zullen voor vaststelling worden verwerkt in het bestemmingsplan.

Ecologie

De provincie wijst erop dat in het bestemmingsplan wordt vermeld dat een quickscan flora en fauna nog wordt uitgevoerd en ervan uit te gaan dat deze in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt zit. Dit is juist en in dit ontwerp-bestemmingsplan is inmiddels een quickscan flora en fauna verwerkt. Naar aanleiding hiervan wordt een vervolgonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan worden verwerkt in de vaststellingsfase.

Stikstof

De provincie adviseert om een Aerius-berekening uit te voeren als onderdeel van het bestemmingsplan. Dit onderzoek is inmiddels uitgevoerd en toegevoegd aan het bestemmingsplan.

Hiermee zijn alle aspecten uit de vooroverlegreactie van de Provincie Fryslân inmiddels behandeld, dan wel in behandeling.

Zienswijze

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode werd eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Hierop zijn vier zienswijzen ingediend, waarvan één van de Provincie Fryslân en drie van omwonenden. In bijlage 9 is de reactienota zienswijzen opgenomen. Hierin zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Twee van de vier zienswijzen leiden tot wijzigingen in het bestemmingsplan. De overige zienswijzen zijn ongegrond verklaard.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is vervolgens gewijzigd door de raad vastgesteld. Het besluit tot vaststelling is gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid voor belanghebbenden die ook een zienswijze hebben ingediend om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Tussen gemeente en initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. Ook is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. Op grond hiervan is de economische uitvoerbaarheid geborgd.