direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Berltsum Wier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de gronden binnen de bebouwde kom van de dorpen Berltsum en Wier. De plangrens van dit bestemmingsplan wordt gevormd door de grenzen van het omringende bestemmingsplan Buitengebied. In de volgende figuur is het plangebied en de directe omgeving daarvan weergegeven. De grootste kern in de volgende figuur is Berltsum. Wier is de relatief kleine kern ten noordwesten van Berltsum.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0001.png"

Ligging plangebied

1.2 Doel van dit bestemmingsplan

1.2.1 Herziening

Voorliggend bestemmingsplan herziet de twee geldende bestemmingsplannen voor de kernen Berltsum en Wier, die zijn vastgesteld in 2006 en 2007.

1.2.2 Aanleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt dat bestemmingsplannen om de tien jaar vernieuwd moeten worden. De 'houdbaarheidstermijn' van de huidige bestemmingsplannen loopt op zijn einde. Een herziening van dit bestemmingsplan is daarom binnen korte termijn nodig.

Met dit bestemmingsplan wordt voorzien in de actualisatie van de geldende bestemmingsplannen. Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan zijn de ruimtelijke besluiten die in de tussentijd in het plangebied zijn genomen betrokken.

1.2.3 Karakter van het bestemmingsplan

Dat het bestemmingsplan vanwege wettelijke noodzaak tot actualisatie is vastgesteld, betekent niet dat het plan geheel conserverend van aard is. Dit bestemmingsplan is meer dan alleen het overnemen van de geldende regelingen in een nieuw kader. Voorafgaand aan de actualisatie is een inventarisatieronde gehouden van diverse actuele vraagstukken en ontwikkelingen in beide kernen. Deze vraagstukken en ontwikkelingen zijn meegenomen in dit bestemmingsplan. Verder is gekozen voor een bestemmingsplan met een flexibel karakter, in verband met onder andere de bevolkingsontwikkelingen, de onzekere vastgoedmarkt en de snelle veranderingen in het Midden en Kleinbedrijf (MKB).

1.3 Leeswijzer

Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na deze inleiding is in hoofdstuk 2 de bestaande situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 komen de verschillende beleidskaders aan de orde. In hoofdstuk 4 is ingegaan op de verschillende op het plangebied van toepassing zijnde milieukundige en planologische randvoorwaarden. In hoofdstuk 5 is de juridische toelichting op het bestemmingsplan gegeven. In hoofdstuk 6 is ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tot slot komt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan de orde, betreffende onder meer de behandeling van het gevoerde overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

De huidige situatie is de belangrijkste basis voor de regeling van dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk staat deze situatie per dorp beschreven. Daarbij wordt ook inzicht gegeven in de historische ontwikkeling van de dorpen, omdat deze de huidige situatie heeft gevormd.

2.1 Berltsum

2.1.1 Historische ontwikkeling

Berltsum is ontstaan op het punt waar de stroomrug van rivier De Rie samenkwam met de stroomrug van De Boarn (de latere Middelzee). Tot ongeveer 1.000 na Chr. komt de invloed van de vroegere menselijke bewoning in het huidige landschap vooral tot uiting in de aanwezigheid van terpen die werden opgeworpen als veilige woon- en vluchtheuvels tegen hoge waterstanden. De terpen zijn verspreid over de gemeente, maar voornamelijk op de hogere delen (de oeverwallen) gesitueerd. Op de meest oostelijke terp van de stroomrug Berltsum-Ried ontstond het buurtschap Tuitgum met als westelijke buur Berltsum; de huidige kerkterp.

De grondvorm van het huidige dorp werd gelegd in de latere middeleeuwen doordat Tuitgum en Berltsum naar elkaar toe groeiden. In deze periode kwam de scheepvaart, handel, visserij en aanverwante nijverheid tot ontwikkeling in Berltsum. Als gevolg van het dichtslibben van de Middelzee boette het dorp aan het eind van de 15de eeuw aanzienlijk aan economische betekenis in en kwam een einde aan de groei van het dorp. Door het dichtslibben van de Middelzee werd gezocht naar andere economische activiteiten. De Oostindische Opvaart (nu: Berltsumer Wiid) als verlengde van De Rie bleek economisch van groot belang. Het water diende als haven en vormde de nieuwe verbinding met de Noordzee.

Vanwege de vruchtbare kleigronden in het gebied en de relatief goede afvoermogelijkheden van producten over water kwam aan de zuidkant van Berltsum in de 18de eeuw een tuinbouwgebied tot ontwikkeling. Dit gebied kreeg in latere tijden door de veilingafslag in Berltsum een bredere functie door de hiervan afgeleide activiteiten zoals transport, opslag en handel in tuinbouwproducten. De aanleg van de Berltsumer Feart en het Moddergat bleken in die periode ook van groot belang voor de economische ontwikkeling. Berltsum werd zodoende het centrum van de Friese tuinbouw, getuige ook de lagere tuinbouwschool die in het dorp gehuisvest was.

De tuinbouwgronden bezuiden van het dorp werden ontsloten via lanen, zoals de Hôfsleane, de Mulseleane, de Kwekerijleane en It Achtepaed. Langs deze wegen lagen talrijke boomgaarden. Rond 1900 veranderde de situatie en maakten de boomgaarden en tuinderijen langzaamaan plaats voor woningbouw en akkerbouw. Door het verdwijnen van veiling ‘De Afslag’ in 1987 stagneerde de tuinbouwontwikkeling in Berltsum. Eind jaren ’90 van de vorige eeuw is de tuinbouw in het gebied echter weer geheel nieuw leven ingeblazen door de ontwikkeling van het glastuinbouwcomplex, met een oppervlaktebeslag van ruim 180 ha. Daar hebben zich glastuinbouwbedrijven gevestigd en tevens een aantal bedrijven die ondersteunend zijn aan de glastuinbouw. Omdat het aantal ondersteunende bedrijven is achtergebleven bij de oorspronkelijke verwachtingen, hebben zich hier ook bedrijven gevestigd die niet zoveel met de glastuinbouw van doen hebben. Deze bedrijven hebben zich hier vooral gevestigd omdat de locatie beschikbaar en goed ontsloten was.


Buiten de tuinbouw heeft Berltsum ook steeds een functie gehad in de huisvesting van andere bedrijven die op de lokale markt actief zijn, zoals een bouwbedrijf, installatiebedrijf, garagebedrijf en dergelijke. Met het ontwikkelen van het bestemmingsplan Bedrijventerrein West in de vorige eeuw heeft de gemeente ervoor gekozen om deze bedrijven te concentreren op één locatie bij het dorp, waar voorheen een aantal bedrijven verspreid in het dorp waren gevestigd met alle milieugevolgen van dien. Dit is een succesvolle strategie gebleken: alle beschikbare percelen zijn uitgegeven. Er hebben zich niet alleen bedrijven uit Berltsum op het terrein gevestigd, maar het terrein heeft ook nieuwe bedrijven aangetrokken.


Het toenmalige bestemmingsplan bood veel mogelijkheden om in de omvang en inrichting van bedrijfspercelen te variëren. Daar is flink gebruik van gemaakt. Dit heeft ertoe geleid dat er een diversiteit aan bedrijven is gevestigd in verschillende bedrijfsgebouwen met een zeer wisselend bebouwingsbeeld. De gemeente heeft bovendien veel ruimte gelaten voor het bepalen van de plaats van de gebouwen.

2.1.2 Ruimtelijke karakteristiek

Wegen

De stroomruggen langs de Middelzee en de Ried zijn de basis geweest van de weginfrastructuur van Berltsum. De andere wegen sluiten op deze basisstructuur aan. Berltsum wordt ontsloten via de N383 vanaf Leeuwarden (Bitgum) richting Sint Annaparochie. Vanaf Menaam wordt Berltsum ontsloten via de Gernierswei, deze weg loopt door naar Wier. De Kleasterdyk vormt de ontsluiting naar Ried-Franeker. De verzamelwegen zoals de Bitgumerdyk, de Hôfsleane, de Buorren zijn wegen die de woonbuurten van oudsher ontsluiten. Hieraan zijn later toegevoegd de Kwekerijleane, de Ir. van de Slikkeleane en het Achtepaed/Koekoeksleane.

De rest van de wegen en straten hebben voornamelijk een verbindende functie ten aanzien van de verschillende buurtjes. Daarnaast zijn vanaf Berltsum naar omliggende dorpen utilitaire fietspaden aangelegd. Zo liggen er fietspaden van Berltsum naar Sint Annaparochie, Bitgum, Wier en Ried. Er zijn ook diverse recreatieve fietspaden aangelegd.

Voor de duidelijkheid is hieronder een plattegrond met straatnamen van het dorp weergegeven. Hiermee is het bovenstaande af te lezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0002.png"

Plattegrond Berltsum

Bebouwingsstructuur

Het aanwezige woningbestand bestaat voor een groot deel uit vrijstaande en halfvrijstaande particuliere woningen. In het oude dorpsdeel zijn deze soms klein, soms zodanig verouderd dat sprake is van een slechte kwaliteit. Al dan niet incidenteel is op verschillende plekken vervangende nieuwbouw gerealiseerd. Huurwoningen bevinden zich voornamelijk in het dorpsdeel bij de koepelkerk, waar in de afgelopen periodes planmatige verbetering heeft plaatsgevonden, alsmede in de (nieuwere) dorpsdelen tussen de Hôfs- en de Sportleane, naar de Koekoeksleane en (meer recentelijk) in de Hôven. Incidenteel is sprake van rijtjeswoningen, alsook het uitoefenen van beroeps-/bedrijfsactiviteiten aan huis (dienstverlening, kapper, arts etc.).

In het dorp kan een duidelijke verdeling worden gemaakt in bouwperioden. De bebouwing van voor 1950 kan worden teruggevonden op en rond de Buorren, Hôfsleane en Bitgumerdyk, Wiersterdyk en ook aan de Kleasterdyk, en aansluitend aan de Berltsumervaart. De ouderdom van deze woningen wordt teruggevoerd op het feit dat deze op of aansluitend aan de oude Middelzeedijk, de terpenreeks of deels ook aan of nabij het water zijn gebouwd. De bouwperiode tussen 1950 en 1975 wordt veelal gekenmerkt door de typische naoorlogse woningbouw bestaande uit met name huurwoningen en overwegend gekenmerkt door een sobere architectuur.

Vanaf 1975 heeft nieuwbouw plaatsgevonden tussen de Kwekerijleane en de Koekoeksleane (Herrematún) en de Hôven. De reactie op de sobere architectuur, en standaardisatie die voortvloeide uit een hoge productie, kwam op gang in de jaren ‘70 toen er weer meer aandacht voor de kwaliteit en inspraak van de bewoners was. De bewoners krijgen meer invloed en gemeenschappelijke ruimtes worden gecreëerd. Woonerven met bochtige straten moeten meer een buurtgevoel creëren. De jaren ‘80 en ‘90 laten derhalve een grotere verscheidenheid zien zowel in doelgroepen als in bouwstijl van de woningen. Dit is zichtbaar in de stratenopbouw, groenvoorzieningen, en de bouwstijlen in de Herrematún en de Hôven. In de jaren ‘90 bestaan de meeste projecten uit zowel koop- als huurwoningen om een goede sociale mix te krijgen van bewoners. De grote variëteit aan kleur en vorm uit de jaren ‘80 wordt ook voortgezet in de projecten aan het einde van de eeuw. De betrekkelijk recente bouw in de Hôven sluit aan op dit beeld.

Bijzondere bebouwing

De historische bebouwing is voornamelijk terug te vinden langs de Buorren, Bitgumerdyk en Hôfsleane. De hoog gelegen Buorren heeft een specifiek karakter door het dwarsprofiel en de aanééngesloten vaak oude gevels. Parallel aan de Buorren is in 1857 de Hôfsleane (vroeger Achterweg geheten) aangelegd. Het was de nieuwe verbinding door Berltsum van Leeuwarden naar Franeker. Aan deze Hôfsleane – en aan de dwarsstraat Nijebuorren - zijn in 1917 en 1920 de eerste woningen gebouwd. Vlak na de oorlog werd het buurtje van de Molestrjitte ontwikkeld. Ook dit buurtje heeft met de heggen en de bouwstijl een specifiek karakter. Ten zuiden van de Hôfsleane is na de oorlog een grote dorpsuitbreiding gekomen. In het oosten werd op de vroegere Middelzeedijk, toen de Hoogedijk genoemd, in 1853 een grindweg naar Bitgum aangelegd. In de tweede helft van de 19de en gedurende de eerste tientallen jaren van de 20ste eeuw is er aan weerszijden van deze dijk, de huidige Bitgumerdyk, lintbebouwing tot stand gekomen.

Verder is nog een aantal monumentale panden in het dorp aanwezig, waaronder twee kerken. Aan het einde van de Buorren doemt de imposante 18de eeuwse koepelkerk op. Aan de Vermaningstrjitte staat een bijzondere doopsgezinde kerk. Tot slot heeft de voormalige Hemmemapoort een nieuwe functie gekregen, maar wordt daarmee in ere gehouden.

Groenstructuur

Een deel van de structuurbepalende groenstructuur wordt bepaald door de bomenrijen langs de oude Middelzeedijk. Deze structuur is herkenbaar aanwezig. Daartoe behoort ook de boombeplanting langs de Kleasterdyk. Ten tijde van de ruilverkaveling is langs de Kleasterdyk ook structuurbepalend groen geplant met iepen. Als gevolg van iepziekte en het (nog) niet vervangen van bomen is deze structuurbeplanting aangetast, maar loopt door tot aan Kleaster Anjum. De boombeplanting aan weerszijden van de Koekoeksleane is kenmerkend aanwezig als afsluiting van het dorp aan de zuidoostzijde. Het eerste deel valt zelfs binnen de structuurbepalende groenstructuur.

De boombeplanting vormde in het recente verleden een duidelijke grens tussen het dorp en het agrarisch gebied. Nu kenmerkt de betreffende groenstructuur een scheiding tussen en van het glastuinbouwgebied en het dorp. In 1985 is door het dorp nog een boomplantactie gehouden waarbij circa 400 bomen langs wegen en erven in het dorp zijn geplant.

Ook zijn in Berltsum open plekken te onderscheiden die waardevolle doorkijken verschaffen naar het open agrarisch gebied, en een karakteristiek beeld verschaffen op of in het dorp. Ook het kleinschalige open gebied aan de Berltsumer Wiid en de Kamp heeft in relatie met de omringende historische bebouwing een grote belevingskwaliteit, en bepaalt mede de authenticiteit van dit deel van Berltsum.

Het beeldbepalende groen rondom de Hervormde kerk is karakteristiek en duidelijk waarneembaar in Berltsum. Het gemengd groen geeft de functionele en/of structuurversterkende groenstructuur weer. Daarnaast kan overig groen worden onderscheiden. Het groen is niet direct structurerend, maar wel duidelijk geclusterd en waardevol aanwezig in Berltsum.

Tot slot wordt het dorp aan de noordzijde begrensd door de watergangen het Berltsumer Wiid aan de noordzijde en de Berltsumer Vaart aan de westzijde. Deze watergangen vormen het fundament van de waterstructuur van Berltsum.

2.1.3 Functionele karakteristiek

Bewoners

Op dit moment heeft Berltsum ruim 2.500 inwoners. Het inwonertal in Berltsum is de afgelopen 50 jaar redelijk constant gebleven. Gekeken naar de cijfers van het inwonersaantal in de gemeente Menameradiel, is Berltsum naar bevolkingsomvang het derde dorp in de gemeente. Met de ontwikkelingen die op het programma staan voor Berltsum, kan het dorp uitgroeien tot een aanmerkelijk groter dorp. Zodoende wordt ook het voorzieningenpeil in Berltsum in stand moeten gehouden en waar nodig op een hoger plan worden getild.

In Berltsum wonen relatief weinig ouderen, dit is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat het verzorgingstehuis een aantal jaren geleden is gesloopt en onvoldoende alternatieven voor de bewoners binnen het dorp aanwezig waren. De ouderen zijn destijds naar het verzorgingstehuis in Menameradiel verhuisd, of naar buurdorpen. Er is dringende behoefte aan eigentijdse woningen voor ouderen met de daarbij behorende voorzieningen.

Voorzieningen

In Berltsum zijn verschillende voorzieningen gevestigd. Vooral de gezondheidszorg en onderwijs zijn goed vertegenwoordigd. De voorzieningen betreffen onder meer een Buurtzorg 't Bildt e.o., een dorpshuis, een huisarts, een begraafplaats, een Brede School en een supermarkt. Deze zijn verspreid over het dorp aanwezig.

2.2 Wier

2.2.1 Historische ontwikkeling

Het ontstaan van Wier en de wijde omgeving van het dorp heeft vooral te maken met de zee-invloeden in vroegere tijden. Om het hoofd te bieden aan het stijgende zeespiegelniveau van de Middelzee in de 9e eeuw is men begonnen met het bouwen van nederzettingen op verhoogde stukken grond. De terp van Wier ontstaat ongeveer 1.000 jaar na Christus. Niet veel later is men begonnen met het aanleggen van een dijk, de Hegedyk, om zich te beschermen tegen het water. Aangezien het dorp heel dicht bij de Middelzee lag waren de eerste bewoners van Wier voornamelijk vissers. Na het dichtslibben van de Middelzee werd Wier een boerendorp.

Rond de twaalfde eeuw werd de kerk van Wier gebouwd. In die tijd werd de kerk geflankeerd door enkele woningen (boerderijen). Deze woningen stonden vaak op een eigen kleine terp. Uitbreidingen van Wier hebben plaatsgevonden langs de Hegedyk, langs het Tsjerkepaed en langs de Lautawei. Een aantal nieuwe woningen zijn gerealiseerd ten noordwesten van de kerk ten tijde van de opstelling van het onderhavige bestemmingsplan.

2.2.2 Ruimtelijke karakteristiek

Wegen

Het dorp kent één ontsluitingsweg, de Hegedyk. Het is een doorgaande weg waardoor het dorp enigszins de verschijningsvorm van een lintdorp heeft. De Hegedyk kan dan ook gezien worden als de drager van de dorpsstructuur. Ten zuiden van de Hegedyk zijn twee andere wegen gesitueerd, te weten de Lautawei en het Tsjerkepaed. Deze wegen, die zo goed als parallel aan elkaar lopen, staan bijna haaks op de Hegedyk. Tussen de Lautawei en het Tsjerkepaed ligt de terp met daarop de kerk. Opvallend zijn de open ruimten ten noordwesten en ten zuidoosten van de terp. Het groene gebied ten zuidoosten van de terp dient als het sportterrein. Het weiland ten noordwesten van de terp had tot voor kort nog een agrarische functie. Het terrein is in 2003 bestemd voor de bouw van 8 woningen. Hiervan zijn 5 woningen aan de Lautawei gebouwd en 3 woningen zijn op grotere kavels achter deze woningen gesitueerd.

Opvallend aan de Lautawei is dat de bebouwing hoofdzakelijk aan de noordzijde van de weg heeft plaatsgevonden. De nieuwbouw wordt echter, wegens ruimtegebrek aan de noordzijde, gesitueerd aan de zuidzijde.

Bebouwingsstructuur

De bebouwing van het dorp wordt voornamelijk gekenmerkt door één bouwlaag met een kap. Aan de Hegedyk treft men een zeer gevarieerd beeld aan wat betreft kapvormen en nokrichtingen. Aan de Lautawei staan woningen met de nok haaks op de weg. De bebouwing kenmerkt zich door de horizontale geleding van de gevels.

Doordat de nieuwbouw in kleine stapjes - weinig woningen per tijdsperiode - is uitgevoerd, is een grote verscheidenheid aan bouwstijlen aanwezig in Wier. Aan de Hegedyk worden vooral woningen aangetroffen uit de laatste jaren van de 19de eeuw en de eerste 3 decennia van de 20ste eeuw. Het eerste deel van het Tsjerkepaed toont overeenkomsten met bebouwing aan de Hegedyk.

De oudste woningen staan allemaal op het hoger gelegen deel tegen de Hegedyk aan. Er is weinig ruimte tussen de woningen onderling en de woningen staan dicht op de weg. Dit in tegenstelling tot de Lautawei. Hier staan de woningen verder van de weg af en is er meer ruimte tussen de woningen. Aan de Tsjalling Bakkerstrjitte, een straat haaks op de Lautawei even ten noordoosten van de kerk, staan enkele woningen die projectmatig zijn gebouwd. Het gaat om 3 blokjes twee-onder-één-kap woningen. De woningen staan onder een hoek op de straat gericht.

Voor de duidelijkheid is hieronder een plattegrond met straatnamen van het dorp weergegeven. Hiermee is het bovenstaande af te lezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0003.png"

Plattegrond Wier

Bijzondere bebouwing

In het dorp staat een aantal beeldbepalende gebouwen. De kerk is vanwege de hoge ligging op de terp goed zichtbaar. Door de open structuur van het dorp is de kerk ook goed zichtbaar vanaf de omliggende ontsluitingswegen. De kerk staat geregistreerd als rijksmonument. Aan de Hegedyk staat een aantal karakteristieke gebouwen, zoals de voormalige boerderij op nr. 37 en het voormalige schoolgebouw op nr. 31 en 33. Evenals de voormalige boerderij aan de Hegedyk 14 staan zij geregistreerd op de monumenten inventarisatielijst. Deze lijst is opgesteld in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) tussen 1987 en 1991, waarbij alle potentieel waardevolle bebouwing gerealiseerd tussen 1850 en 1940 is geïnventariseerd en geregistreerd. Dit had als doel dat er een beter overzicht verkregen werd van de ontwikkelingen die in deze periode op de bouwkunst en stedenbouw van toepassing zijn geweest.

Groenstructuur

Wier is een dorp waar de structuur met de van oudsher verspreide bebouwing en tussenliggende open, groene gebieden nog goed zichtbaar is. Op diverse locaties in het dorp bestaan doorkijkjes langs de woningen richting het open weidegebied. Het sportveld is een belangrijk groenelement in het dorp. Ook het open gebied (deels agrarisch bestemd) ten westen van de kerk creëert een bijzondere zichtlocatie naar de kerk vanaf de Gernierswei en het begin van de Lautawei.

2.2.3 Functionele karakteristiek

Bewoners

Wier is een van de kleinere dorpen in de gemeente Menameradiel. Tussen 1993 en 2003 is het inwonertal van Wier min of meer gelijk gebleven. Met de bouw van nieuwe woningen aan de Lautawei neemt het aantal woningen in Wier in 2005 en 2006 toe. Op dit moment is het inwoneraantal circa 200, waarvan 37% in de leeftijd tussen de 45-65 jaar.

Voorzieningen

In Wier staat een Nederlands Hervormde kerk, daarnaast is het dorpshuis (D’Ald Skoalle) gesitueerd. Zeer centraal in het dorp ligt het kaatsveld met een eigen clubhuis aan het Tsjerkepaed.

Wier is voor het grootste deel van de benodigde voorzieningen aangewezen op de omliggende kernen. In Berltsum zijn bijvoorbeeld een lagere school en een supermarkt gevestigd. Voor de onderbouw van de middelbare school kunnen de kinderen van het dorp in het ten noorden van Wier gelegen Sint Annaparochie terecht. Voor overige voorzieningen zijn de inwoners van Wier aangewezen op vooral Leeuwarden en Franeker.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De Structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 14 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 3. Kustfundament
  • 4. Grote rivieren
  • 5. Waddenzee en waddengebied
  • 6. Defensie
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • 8. Elektriciteitsvoorziening
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • 10. Ecologische hoofdstructuur
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • 14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan

De visie is via regels verankerd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze geeft voor het plangebied geen direct bindende regels.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de SVIR uit van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Hierin is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In het plangebied worden bij recht geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die nog wel mogelijk zijn, betreffen vooral perceelsgebonden ontwikkelingen, zoals de vervanging van bestaande bebouwing. Daarbij gaat het vooral om ontwikkelingen binnen bestaand bebouwd/stedelijk gebied. De ladder is daarom voor dit bestemmingsplan niet van toepassing.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. De provincie Fryslân zet in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderingen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. De structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte!' vormt voor dit onderdeel een uitwerking.

In het Streekplan staan de relaties tussen stad en platteland centraal, waarbij sprake is van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden (bundelingsgebieden), zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland. Daarnaast wil de provincie op langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte waarborgen. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving.

In de volgende figuur is het bundelingsgebied van Leeuwarden weergegeven. Linksbovenin ligt het plangebied dat in dit bestemmingsplan centraal staat. Berltsum is in het streekplan aangewezen als overige kern. Daarbij vormt de aan (glas)tuinbouw verbonden bedrijvigheid (toelevering, verwerking) in en nabij Berltsum een bijzonder segment waarvoor passende ruimte kan worden geboden. Voor zogeheten overige kernen wordt een terughoudend woningbouwbeleid voorgestaan. Woningbouw op het platteland is primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte. De verdeling van de beschikbare woningbouwruimte op het platteland is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De gemeente moet de woningbehoefte van de overige kernen afstemmen op die van de omgeving. Daarnaast wordt beperkt ruimte geboden voor ontwikkeling voor lokale bedrijven in overige kernen. Dit draagt bij aan de levendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Belangrijk is dat deze ruimte alleen binnen bestaand bebouwd gebied en vervolgens voor nieuwe locaties aan de rand van de kern wordt geboden. Hierbij wordt gestreefd naar verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan, waarbij maatwerk als begrip centraal staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0004.png"

Bundelingsgebied Leeuwarden

Wier is niet aangemerkt als kern en valt daarom in de beschrijving van het landelijk gebied. Provinciaal uitgangspunt voor het landelijk gebied is dat dit primair bestemd is voor functies die een ruimtelijk-functionele relatie met het landelijk gebied hebben. Het gaat daarbij vooral om de functies landbouw, recreatie, natuur en waterberging en bestaande woon- en werkfuncties en voorzieningen. Voor andere nieuwe functies, waaronder woningen, niet-agrarische bedrijven, detailhandel en andere publiekstrekkende functies, moet ruimte worden gezocht in of aansluitend aan kernen en moet een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd zijn.

Tot slot worden nieuwe woningen zoveel mogelijk eerst in het bestaande bebouwde gebied van kernen opgevangen, om het toekomstige ruimtebeslag van wonen te beperken. Door het bestaande bebouwde gebied optimaal te benutten wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte en daarmee aan een duurzame ruimtelijke inrichting. Hier wordt ook onder verstaan dat rekening wordt gehouden met de ruimtelijke kwaliteiten en milieukwaliteiten in het bestaande bebouwde gebied. Aan gemeenten wordt de taak toebedeeld de herstructureringsopgave te bekijken in relatie tot de totale kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave. Het bestaand bebouwd gebied is verder uitgewerkt in de verordening Romte Fryslân 2014. Hierop is dan ook verder ingegaan in 3.2.3. In de verordening wordt gesproken over bestaand stedelijk gebied.

3.2.2 Structuurvisie Grutsk op 'e Romte

In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorische erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.

Berltsum en Wier liggen net binnen het gebied dat is aangegeven als 'Westergo'. Het plangebied is in de volgende figuur met rood omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0005.png"

Ligging Westergo

Aan de westzijde van de voormalige Middelzee ligt het gebied van Westergo, dat uit een zeer oud, grootschalig landschap bestaat, waarin de dorpen en steden zeer essentieel zijn als oriëntatiepunten. Dit gebied bestaat uit een kleigebied van kwelderwallen en kweldervlakten, een gebied met slenken, prielen en oeverwallen -het kleiterpengebied- en een gebied van inpolderingen met droogmakerijen.

De smalle, langgerekte kwelderwallen, met daartussen de langwerpige, laaggelegen kweldervlaktes, liggen evenwijdig ten opzichte van elkaar en parallel aan de kust. De bodem van de kwelderwal bestaat uit een kalkrijke zandige zeeklei, terwijl de kweldervlaktes gekenmerkt worden door zware zeeklei.

In het gebied komen plaatselijk radiaire verkavelingen voor met radiale terpnederzettingen en terpdorpen. Daarnaast zijn er specifieke strengen (lange smalle) verkaveling rond kreken. Op de wallen ligt blokverkaveling, met voornamelijk lineaire en blokvormige terpnederzettingen (zonder kerk) en terpdorpen (met kerk). De kwelderwallen zijn veelal in gebruik voor akkerbouw of (glas)tuinbouw terwijl de lagere kweldervlaktes uit grasland bestaan. In het gebied liggen (restanten van) eendenkooien. Het waterwegennet was voor Westergo van groot belang voor de ontwikkeling van de regio. De belangrijke waterverbindingen volgden deels natuurlijke waterlopen. Vroeger was het waterwegennet van opvaarten heel belangrijk. Het vormde veelal de enige ontsluiting voor boerderijen en dorpen: vele dorpen en boerderijen liggen nog steeds aan de oude opvaarten, soms met karakteristieke buurtjes gericht op het water. De goede waterinfrastructuur heeft de toegang van de provincie tot de internationale markt mogelijk gemaakt en vanaf het einde van de 19de eeuw hebben ook in Westergo de zuivelfabrieken het beeld van het dorp bepaald. De provincie zet hierbij zoveel mogelijk in op het behoud.

3.2.3 Verordening Romte Fryslân 2014

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening is een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen. In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan.

Onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan: “het gebied dat de bestaande of bij bestemmingsplan toegelaten en voorziene woon- of bedrijfsbebouwing waaronder mede begrepen de daarbij behorende openbare voorzieningen en verkeersinfrastructuur van een kern bevat, zoals begrensd op de van de verordening deel uitmakende kaarten Begrenzing bestaand stedelijk gebied”. De definitie van landelijk gebied sluit daar op aan: “het gebied buiten het bestaand stedelijk gebied”.

Het plangebied van dit bestemmingsplan is deels binnen en deels buiten het bestaand stedelijk gebied gelegen. In de volgende figuur is het bestaand stedelijk gebied op basis van de verordening met rood weergegeven. Waar wel bebouwing staat is ingekleurd met donkergrijs.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0006.png"

Uitsnede kaart Verordening Romte Fryslân 2014

In Wier valt verreweg de meeste bebouwing binnen het bestaand stedelijk gebied. Ten noordwesten van Wier is een agrarisch bedrijf nog niet opgenomen als bestaand stedelijk gebied. Rondom Berltsum vallen verschillende delen hier toch buiten. In het noorden gaat het om de nieuwbouwwijk, Hemmemastate. In het noordwesten en zuidoosten (aan weerszijden van de Bûtenpôle) is alle bedrijvigheid ten aanzien van glastuinbouw niet opgenomen in het bestaand stedelijk gebied.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Handboek voor het landschap

Het “Handboek voor het Landschap” is in de loop van 2013 opgesteld in opdracht van de Stadsregio Leeuwarden. In het najaar van 2013 beraden de zes betrokken afzonderlijke gemeenteraden zich op implementatie van het hand-boek. Het handboek dient als methodiek om het LOP operationeel te maken ten behoeve van de landschappelijke inpassing van ruimtelijke plannen in de verschillende gemeenten. Het handboek geeft een actueel beeld van de drie landschapstypen Oude klei (Westergo en Oostergo), Jonge klei (Middelzeegebied) en het Veengebied (Lage Midden). Met dit schrijven is voor de Stadsregio een eenduidig landschapskader geformuleerd. Het document is voor ambtelijk gebruik en dient als toetsingsmethodiek, geïnspireerd vanuit het landschap. Het handboek sluit aan bij het huidige provinciale en gemeentelijke beleid en vormt hiermee het regionale landschapskader voor de Stadsregio Leeuwarden.

In het document worden de actuele thema's behandeld, zoals stads- en dorpsranden, landelijk(e) (ge)bouwen, water, groen- en infrastructuur. Landschap specifieke richtlijnen voor deze thema's en handvatten voor de praktijk geven de gemeenten een methodiek waarmee zij deze ruimtelijke plannen landschappelijk kunnen inpassen en zo uitvoering kunnen geven aan de ambities vanuit het LOP en overig actueel ruimtelijk beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Woonvisie Menaldumadeel 2009

Op 29 oktober 2009 is de gemeentelijke woonvisie “Krachtige regiogemeente met karakteristieke kernen” vastgesteld. De woonvisie, opgesteld door Companen uit Arnhem, geeft zowel kwalitatieve als kwantitatieve beleidskeuzes en ambities. De hoofdlijnen hiervan zijn verwoord in zes uitgangspunten voor beleid:

  • 1. Krachtige gemeente in de regio;
  • 2. Dorpen met identiteit en kwaliteit;
  • 3. Slimme clusters van dorpen die op elkaar bouwen;
  • 4. Differentiatie van bevolking en woningvoorraad;
  • 5. Werken aan duurzaamheid;
  • 6. De gemeente als regisseur.

De woonvisie is voor het laatst op 4 april 2012 getalsmatig herzien.

3.4.2 Toekomstvisie basisonderwijs Menameradiel

Het aantal basisschoolleerlingen in de gemeente Menameradiel daalt de komende jaren flink als gevolg van vergrijzing en ontgroening. Het aantal 4- tot 12-jarigen neemt de komende jaren af met ruim 20%, terwijl zich ook de afgelopen jaren al een daling heeft voorgedaan. De totale terugloop van basisschoolleerlingen komt daarmee naar verwachting uit op circa 30% en stagnatie van de woningbouwontwikkeling kan mogelijk leiden tot een nog verdere afname van het aantal (jonge) inwoners. De terugloop van het aantal jonge kinderen leidt tot knelpunten op allerlei gebieden. Omdat de gemeente vanaf 1997 verantwoordelijk is voor de huisvesting van de in de gemeente aanwezige schoolvoorzieningen is in 2012 een toekomstvisie, opgesteld door ICS Adviseurs uit Zwolle, als onderbouwing voor het in de toekomst te voeren huisvestingsbeleid opgesteld. Deze “Toekomstvisie basisonderwijs Menameradiel: Samen sterk!” is daarmee een koersbepalend document. Bij het opstellen van de toekomstvisie zijn de volgende gemeentelijke uitgangspunten gehanteerd:

  • Goede spreiding van onderwijs over de dorpen;
  • Betaalbaar onderwijs;
  • Op de basisscholen een aantrekkelijk leerarrangement aanbieden van 0-12 jaar;
  • Kwaliteit van onderwijs staat boven identiteit van onderwijs.

Met de uitvoering van de toekomstvisie wordt beoogd dat - ook op de langere termijn – waar haalbaar voorzieningen voor basisonderwijs behouden blijven, zo mogelijk en zo nodig door samenwerking tussen scholen. Hiermee wordt voorzien in kwalitatief en betaalbaar onderwijs, een goede spreiding van onderwijs over de dorpen en passende huisvesting.

In Berltsum zijn twee scholen (in een Brede School), een kinderopvang en buitenschoolse opvang aanwezig. Het aantal leerlingen was op OBS Lyts libben 99 leerlingen in 2011 en neemt volgens de prognoses af naar 72 in 2026. Dit betekent een afname van iets meer dan een kwart. Het aantal leerlingen was op CBS De Fûgelsang 161 in 2011 en neemt volgens de prognoses af naar 121 in 2026. Dit is een afname van precies een kwart. Dit is gelijk aan de trend in de gehele gemeente. De scholen in Berltsum zijn de enige in de gemeente waarbij wordt verwacht dat de instroom jaarlijks toeneemt. In de prognose heeft Berltsum in 2026 de grootste schoolgrootte van de gemeente. Berltsum staat nu op de tweede plek.

3.4.3 Welstandsnota Menameradiel 2012

In de geactualiseerde "Welstandsnota Menameradiel" van september 2012 zijn criteria voor de beeldkwaliteit opgenomen. Het doel van welstandstoezicht is een bijdrage leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van het gemeentelijk grondgebied. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. Het plangebied kent de volgende welstandsgebieden:

2. Historische dorpskernen;

3. Lintbebouwing;

4. Individuele bebouwing;

5. Projectmatige bebouwing;

6. Sportvelden en recreatie;

7. Landelijk gebied.

Al deze gebiedstypen komen voor in Berltsum. Daarnaast is de oude kern aangemerkt als bijzonder welstandsgebied. De rest van het dorp is aangemerkt als regulier welstandsgebied. In Berltsum zijn twee (her)ontwikkelingslocaties aangewezen. Dit zijn de Pôlle en het meer zuidelijk gelegen stuk grond. Op de tweede locatie is het voornemen om woningbouw te realiseren. De exacte ligging van alle gebiedstypen is weergegeven in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0007.png"

Uitsnede kaart Welstandsnota - Berltsum

In Wier is alleen sprake van de gebiedstypen 'Historische dorpskernen', 'Lintbebouwing', 'Individuele bebouwing' en een locatie voor 'Projectmatige bebouwing'. Daarnaast is er één (her)ontwikkelingslocatie aangewezen. Het gaat om het stuk weiland tussen de Lautawei en het Tsjerkepaed. In volgende figuur zijn de exacte locaties van de gebiedstypen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0008.png"

Uitsnede kaart Welstandsnota - Wier

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk bedoeld als nieuwe regeling voor de bestaande bebouwing. De bestaande ruimtelijke structuur is dan ook een belangrijk uitgangspunt voor dit plan. Daarnaast zijn er een aantal ontwikkelingen en inbreidingslocaties die worden meegenomen in dit bestemmingsplan.

4.1 Geluid

In het kader van geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Vanuit deze wet gelden voorwaarden ten aanzien van wegverkeers-, spoorweg-, en industrielawaai. In dit bestemmingsplan is alleen mogelijk sprake van wegverkeerslawaai. In het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen en spoorwegen aanwezig.

4.1.1 Wegverkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg een geluidzone heeft. Wanneer binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.

Met dit bestemmingsplan wordt bij recht niet voorzien in het oprichten van nieuwe geluidgevoelige objecten. Uitsluitend de bestaande situatie in het plangebied wordt planologisch-juridisch vastgelegd. Ook vinden vanwege dit bestemmingsplan geen ingrijpende wijzigingen in de verkeersinfrastructuur plaats waardoor verkeersstromen in belangrijke mate veranderen, wat gevolgen kan hebben voor geluidgevoelige objecten in de omgeving. Akoestisch onderzoek is voor dit bestemmingsplan niet van toepassing.

4.2 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en het Besluit Ammoniak huisvesting veehouderijen vormen het toetsingskader voor de omgevingsvergunning (voor milieu), als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv bepaalt op welke manier geur (stank) van veehouderijstallen in de omgevingsvergunning (voor milieu) moet worden beoordeeld. Deze 'stankwet' komt in plaats van de stankwet voor de reconstructiegebieden en de drie stankhandreikingen. De Wgv geldt voor heel Nederland. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning).

In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen maximaal toegestane geurbelasting binnen en buiten de bebouwde kom en concentratie en nietconcentratiegebieden. Daarnaast mogen gemeenten de normen variëren. Gemeenten kunnen naar beneden en naar boven afwijken. Uitgangspunten bij de Wgv zijn dat aan de ene kant de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijsector niet in gevaar komen, maar ook dat geurgevoelige objecten optimaal tegen geurhinder worden beschermd.

Beide kernen in het plangebied zijn omgeven door landelijk gebied, met de daarbij horende agrarische bedrijven (veehouderijen). Bij deze bedrijven is bepaald welke geurzones ze hebben (omgevingsvergunning voor milieu). Omdat het hier gaat om een nieuwe regeling voor een bestaande situatie, geeft het aspect geur geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. In het geval van nieuwe ontwikkelingen moet gekeken worden naar het bepaalde vanuit de wetgeving.

4.3 Bodem

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem inzicht moet worden verkregen in de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan. Het gaat daarbij onder meer om de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening moet het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel worden voorkomen.

Bij het bodemloket zijn gegevens bekend voor zowel Berltsum als Wier. In Berltsum is met name aan de zuidzijde onderzoek uitgevoerd of nodig bij toekomstige ontwikkelingen. Ter hoogte van Hemmemastate en het daarbij gelegen park is ook onderzoek uitgevoerd, hierbij is nader onderzoek niet per definitie uitgesloten. Deze locaties zijn aangegeven met bruin. Verder zijn er nog een aantal locaties die onderzocht zijn en geen nader onderzoek vereisen. In de volgende figuur zijn deze locaties paars gemarkeerd. In Berltsum zijn verder verschillende locaties inmiddels gesaneerd. Deze zijn in de volgende figuur weergegeven met groen: het bedrijventerrein de Pôlle en een locatie aan de Bitgumerdyk (carrosserie en wagenbouwbedrijf). Historisch bekende activiteiten zijn er relatief weinig in Berltsum. Deze activiteiten, blauw gemarkeerd, hebben voornamelijk plaatsgevonden ter hoogte van de Wiersterdyk en de Bitgumerdyk. Dit is ook aan de orde ten noorden van de Jetskereed en aan de zuidzijde van het plangebied. Voor de rest van het dorp zijn geen gegevens van verontreiniging bekend en is ook nog geen onderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0009.png"

Uitsnede kaart Bodemloket - Berltsum

In Wier is relatief weinig bekend. Er is in Wier op basis van de kaart van het bodemloket één locatie gesaneerd, het gaat om de Lautawei 1. Deze locatie is in de volgende figuur met groen gemarkeerd. Langs de Hegedyk is een strook weergegeven waarop historische activiteiten bekend zijn (wederom gemarkeerd met blauw). Daarnaast is een historische activiteit bekend, een benzinestation, aan de Lautawei 20. Voor de rest zijn er een aantal locaties onderzocht, deze zijn gemarkeerd met paars. Voor deze locaties is geen vervolgonderzoek nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0010.png"

Uitsnede kaart Bodemloket - Wier

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

4.4.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

De Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) 4 in de Cultuurhistorische Kaart Fryslân 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân biedt voor de gehele provincie per locatie informatie wat de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden zijn. Daarbij worden twee verschillende onderzoeksperioden onderscheiden:

Periode steentijd-bronstijd

Het plangebied ligt op de FAMKE in een gebied waar bij ruimtelijke ingrepen voor de periode steentijd-bronstijd ‘geen onderzoek noodzakelijk’ is. Op basis van eerder onderzoek blijkt dat in de bodem geen archeologische resten uit deze periode aanwezig zijn of dat hiervoor een lage archeologische verwachting is. Een uitsnede van de kaart behorende bij de FAMKE in de periode steentijd-bronstijd is weergegeven in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0011.png"

Uitsnede FAMKE - Advies steentijd-bronstijd

Periode ijzertijd-middeleeuwen

Door de provincie worden bij ruimtelijke ingrepen voor de periode ijzertijd - middeleeuwen in het plangebied verschillende onderzoeksregimes geadviseerd. Dit is in de volgende figuur inzichtelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0012.png"

Uitsnede FAMKE - Advies

Uit deze periode zijn in Berltsum en Wier (en de directe omgeving) wel waardevolle archeologische resten te verwachten. De bruine gebieden (aangeduid met “streven naar behoud, beschermd”) betreffen gebieden waarvan bekend is dat zij waardevolle archeologische resten bevatten uit de periode midden-bronstijd en later. Deze terreinen zijn wettelijk beschermd op grond van de Erfgoedwet. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd monument aan te tasten. Omdat de archeologische monumenten in de Erfgoedwet zijn geregeld, is het niet nodig om hier in het bestemmingsplan een regeling aan te koppelen.

Ook van de rode gebieden op de kaart (aangeduid met “streven naar behoud”) is bekend dat zij waardevolle archeologische resten uit de bronstijd en later bevatten. Indien deze terreinen een bestemming hebben waarbij het oprichten van bouwwerken is toegestaan (bijvoorbeeld binnen een woonbestemming) adviseert de provincie consequenties te verbinden aan plannen met een oppervlakte groter dan 50 m². Dit geldt ook voor gebieden aangeduid met “waarderend onderzoek (terpen)”, deze gebieden hebben een paarse kleur.

Gebieden met de aanduiding “streven naar behoud” en “waarderend onderzoek (terpen)” zijn in het bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1". Als geadviseerd door de provincie is voor deze terreinen een aanlegvergunningstelsel in het voorliggende plan opgenomen.

Voor gebieden in Berltsum en Wier die niet zijn aangeduid als archeologisch waardevol gebied en die niet vallen binnen de terp geldt dat karterend archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden bij ingrepen van meer dan 500 m². Deze gebieden zijn in het oranje aangegeven.

Hiermee moet rekening gehouden worden bij nieuwe ontwikkelingen. Dit is niet nodig voor dit bestemmingsplan, omdat in dit plan niet direct ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning (die afwijkt van het bestemmingsplan) wordt daarom gekeken naar de exacte archeologische waarden en de oppervlakte van de gewenste ontwikkeling.

4.4.2 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

Op de CHK2 van de Provinsje Fryslân is informatie opgenomen over cultuurhistorische waarden. In de volgende figuur is een uitsnede van bepaalde onderdelen weergegeven. Opvallend is de strook ten westen en zuidwesten van Berltsum die is aangeduid als aardkundig waardevol gebied. Daarnaast zijn er verschillende rijksmonumenten. In Berltsum is er één die is aangeduid als 'wonen'. In Wier zijn er verschillende rijksmonumenten, maar deze vallen allemaal in de categorie 'overig. Verder liep voorheen door/langs beide dorpen een tramweg (rond 1950). In de volgende figuur is daarnaast nog aangegeven in welke periode de kerken zijn gebouwd. In Wier staat verreweg de oudste, van voor de 13e eeuw en eerder. In Berltsum staan twee kerken uit de 18e eeuw, één uit de 19e eeuw en één na 1960.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0013.png"

Uitsnede CHK2 Fryslân

Op basis van het onderdeel geomorfologie zijn de landschapstypen ingedeeld. In de volgende figuur is een uitsnede van de CHK2 weergegeven op dit onderdeel. Zowel rondom en in Berltsum en Wier is met name sprake van kwelderwallen en oeverwallen. Ten noorden van de dorpen en het noordelijke deel van Berltsum valt binnen de categorie 'Beekdal'. De rest van de gronden in de dorpen zijn aangemerkt met 'overig'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0014.png"

Uitsnede CHK2 Fryslân - Geomorfologie

Tot slot blijkt dat in het plangebied sprake is van nog overige/andere cultuurhistorische waarden. Op basis van de kaart hebben beide dorpen een stins in de vorm van een boerderij en/of state. Berltsum kent daarnaast een nederzetting en een zuivelfabriek. Berltsum kent daarnaast negen wederopbouwwijken die in de periode van 1930 tot 1970 zijn gerealiseerd. Wier kent er één die in de periode 1950 tot 1960 is gebouwd.

4.5 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • 1. woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • 2. kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • 3. projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is pas sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.424 voertuigbewegingen van autoverkeer of 81 voertuigbewegingen van vrachtwagens per weekdagetmaal leidt.

Dit bestemmingsplan, en de activiteiten die in het plangebied worden ontplooid en nu juridisch-planologisch worden geborgd, leiden niet tot een dergelijk groot aantal nieuwe extra verkeersbewegingen. Het plan heeft dan ook geen significante invloed op de luchtkwaliteit in het gebied en moet worden beschouwd als een plan dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

4.6 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het NatuurNetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologisch Hoofdstructuur / EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.

De provincie Fryslân heeft voor de gehele provincie een Ecologische Hoofdstructuur kaart opgesteld. Hierin zijn alle natuurgebieden weergegeven, beschermde- en niet beschermde gebieden. In de volgende figuur 13 een uitsnede van deze kaart weergegeven. Hieruit blijkt dat in en rondom Berltsum en Wier geen beschermde (EHS/Natura 2000) gebieden aanwezig zijn. Dit bestemmingsplan heeft op dergelijke gebieden dan ook geen negatieve invloed. Er zijn wel beheergebieden en natuur buiten de NNN aanwezig. In dit bestemmingsplan blijven deze gebieden behouden. Verder is er geen sprake van dusdanig grote ontwikkelingen, dat er negatieve gevolgen optreden voor de niet-beschermde gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0015.png"

Uitsnede Ecologische Hoofdstructuur kaart - provincie Fryslân

4.6.2 Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het plangebied bestaat voor het grootste gedeelte uit bestaande bebouwing en/of goed onderhouden weilanden. De kans dat hierin beschermde soorten aanwezig zijn is niet groot. De aanwezigheid kan niet volledig worden uitgesloten, daarom is bij de aanvraag van de omgevingsvergunning waarschijnlijk een ecologisch onderzoek nodig. Dit bestemmingsplan maakt geen directe ontwikkelingen mogelijk die per direct negatieve invloed kunnen hebben op aanwezige soorten.

4.7 Water

De Waterwet, die per 22 december 2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van waterwetgeving. Daarnaast heeft het Nationaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het eerste NWP is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro en is opgesteld voor de planperiode 2009-2015.

Met de inwerkingtreding van de Waterwet is tevens de Watervergunning van kracht geworden. Watervergunning van Wetterskip Fryslân als waterbeheerder is nodig voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan open water, waterkeringen en wegen in het beheer van Wetterskip Fryslân, het onttrekken van grondwater en het lozen op het oppervlaktewater.

Op grond van artikel 3.1.1 Bro moet in een zogenoemde waterparagraaf worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van een ruimtelijk plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. De watertoets heeft ten doel waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze te beschouwen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt aandacht besteed aan het wateraspect. Voor het uitvoeren van de watertoets is het beleid van het Wetterskip Fryslân van belang. Dit beleid is neergelegd in het waterbeheerplan 2010-2015 (WBP) “Wiis mei wetter” en het waterhuishoudingsplan (WHP) “Wetter jout de romte kwaliteit”. Beide waterplannen houden rekening met de nieuwe Waterwet.

Vooropgesteld wordt dat dit bestemmingsplan een conserverend plan is. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Bij concrete ontwikkelingen en het gebruik maken van de mogelijkheden om binnen- en buitenplans af te wijken van het bestemmingsplan dient opnieuw een wateradvies bij Wetterskip Fryslân te worden aangevraagd.

Er wordt in dit bestemmingsplan niet ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. De enige mogelijke ontwikkeling op basis van dit bestemmingsplan is een eventuele functionele wijziging. Hierdoor is er geen sprake van een waterschapsbelang. Voor Berltsum is het wateradvies opgenomen in bijlage 1 en voor Wier in bijlage 2.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR)) en het groepsrisico (GR)). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. De verantwoording bevat de volgende elementen:

  • 1. de personendichtheid;
  • 2. de hoogte van het groepsrisico;
  • 3. maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
  • 4. de voor- en nadelen van alternatieve locaties;
  • 5. de mogelijkheden voor bestrijding van calamiteiten;
  • 6. de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid van calamiteiten moet de veiligheidsregio om advies worden gevraagd.

Op basis van de risicokaart ligt er een buisleiding aan de zuidzijde van Berltsum. Het gaat om een aardgastransportleiding. Deze buisleiding loopt van west naar oost. Ter hoogte van de Bitgumerdyk wordt de buisleiding gesplitst. De ene buisleiding loopt door richting het noorden, de andere leiding richting het oosten. Daarnaast is er ten oosten van Berltsum aan de Bitgumerdyk een LPG station gevestigd. In en rondom Wier is geen sprake van factoren waarmee het groeps- en plaatsgebonden risico wordt vergroot. In de bestaande situatie is hiermee al rekening gehouden. Pas als er ontwikkelingen ontstaan aan de zuidoostzijde van Berltsum wordt het plaatsgebonden- en groepsrisico vergroot. In het kader van dit bestemmingsplan levert de externe veiligheid dan ook geen belemmeringen op. In de volgende figuur is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402_0016.png"

Uitsnede risicokaart

4.9 Kabels en leidingen

Naast de in paragraaf 4.8 genoemde buisleiding is in Berltsum sprake van een rioolpersleiding en een regionale waterkering. Deze laatste twee gelden ook voor Wier. Daarnaast is in beide dorpen sprake van een gemalenzone. Deze leidingen ondervinden geen negatieve gevolgen naar aanleiding van dit bestemmingsplan, omdat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Pas bij eventuele graafwerkzaamheden in het kader van een verleende omgevingsvergunning moet daadwerkelijk rekening worden gehouden met deze leidingen.

4.10 M.e.r.-verantwoording

De m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. en anderzijds de in de voorgaande paragrafen beschreven omgevingsaspecten. Omdat met dit bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ingrepen worden voorzien (anders dan reeds planologisch-juridisch al waren toegelaten), worden geen drempelwaarden uit bijlage D van het Be-sluit m.e.r. overschreden. Op basis van het onderzoek in dit hoofdstuk over omgevingsaspecten worden verder ook geen onaanvaardbare milieueffecten als gevolg van dit bestemmingsplan verwacht. Er is dan ook geen noodzaak of aanleiding voor een (vervolg)onderzoek in het kader van het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

In de voorgaande hoofdstukken zijn de in het plangebied voorkomende functies én de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde gesteld. Het beschreven beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze bestemmingen regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plan. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding van het plan. Het bestemmingsplan geeft dus aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.

5.1 Wro en Wabo

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Het plan is digitaal raadpleegbaar uitgevoerd. Het digitale plan verschaft de burger 'online' informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.

5.2 Planvorm

Bij dit bestemmingsplan is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de systematiek zoals die gebruikt is in de meer recente bestemmingsplannen van de gemeente Menameradiel. Daarbij gaat het om een redelijk gedetailleerde bestemmingsplansystematiek, dat de nodige flexibiliteit biedt voor nieuwe ontwikkelingen.

Met betrekking tot de systematiek is daarnaast aangesloten op het Bestekhandboek van de gemeente Menameradiel. Bij het opstellen van dit handboek is aansluiting gezocht met de SVBP. Het handboek geeft niet alleen aanwijzingen met betrekking tot de ruimtelijke verbeelding en de regels van het plan, maar ook met de opbouw van de toelichting. Deze toelichting is in sterke mate gebaseerd op het handboek.

5.3 De bestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen die in dit plan voorkomen. De bestemmingen zijn afgestemd op de gebruikelijke regelingen en waar nodig en mogelijk, afgestemd op de gewenste situatie. De regels bevatten allereerst een bestemmingsomschrijving. Hierin is per bestemming uitgewerkt voor welk doel of doeleinden de gronden mogen worden benut. Naast de bestemmingsomschrijving zijn in de regels bouwregels, gebruiksregels en regels voor omgevingsvergunningen opgenomen. In de bouwregels zijn - gerelateerd aan de toegelaten gebruiksfuncties - eisen gesteld aan de hoogte, aard, nadere situering, diepte, enzovoorts van gebouwen en bouwwerken.

5.3.1 Agrarisch - Bedrijf

In Wier is sprake van een in functie zijn agrarisch bedrijf (veehouderij). Dit bedrijf heeft daarom de bestemming "Agrarisch - Bedrijf" gekregen. Naast de uitoefening van het agrarische bedrijf is een bedrijfswoning toegestaan, wanneer hiervoor een aanduiding is opgenomen. Daarnaast zijn ook andere voorzieningen mogelijk, zoals groenvoorzieningen en waterlopen. Deze maken deel uit van de hoofdfunctie en zorgen voor een optimale functionaliteit hiervan.

Bebouwing ten behoeve van het bedrijf is mogelijk binnen het aangeduide bouwvlak. Op die manier wordt de bebouwing niet te massaal. De bestaande (planologische) situatie is daarbij het uitgangspunt. Dit geldt ook voor de overige toegestane bebouwing en maatvoeringsregels bij deze bestemming.

5.3.2 Agrarisch - Cultuurgrond

Zoals eerder aangegeven zijn binnen het plangebied nog verschillende gronden aanwezig met een hoofdzakelijk agrarisch gebruik. Ze zijn bedoeld voor grasland, akkerbouw of tuinbouw (cultuurgrond) en hebben daarom de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond" gekregen. In ondergeschikte mate zijn wegen en paden, voet- en fietspaden, waterlopen en nutsvoorzieningen mogelijk. Deze hoeven niet direct gerelateerd aan de hoofdfunctie te zijn. Op die manier is een flexibele inrichting van het gebied mogelijk.

Van oudsher zijn de gronden onbebouwd en het is vanuit het huidige ruimtelijke en functionele beeld wenselijk om dit te behouden. Gebouwen zijn daarom niet mogelijk in deze bestemming. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Erf- en terreinafscheiding mogen maximaal 1,00 meter hoog zijn voor de voorgevel en maximaal 2,00 meter achter de voorgevel. hoog zijn. Door de hoogte te beperken, kan het open karakter van de gronden behouden blijven.

5.3.3 Bedrijf

In het plangebied zijn enkele bedrijven en bedrijventerreinen aanwezig, deze gronden hebben de bestemming “Bedrijf”. Hier zijn bedrijven toegestaan met milieucategorie 1 en 2. Er zijn echter ook enkele specifieke bedrijven aanwezig, dit zijn vaak bedrijven die een iets zwaardere milieucategorie hebben. Deze zijn niet overal gewenst en hebben daarom een specifieke aanduiding op de ruimtelijke verbeelding van het plan. Ook voor bedrijfswoningen is een specifieke aanduiding opgenomen. Per bedrijf mag maximaal 1 bedrijfswoning worden gebouwd en alleen op de gronden waar de aanduiding 'bedrijfswoning' aanwezig is. Dit heeft te maken met milieuzones rondom de bedrijven en het voorkomen van beperkingen voor de bedrijven en de woningen.

De bouwwerken die mogelijk worden gemaakt betreffen bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken. Voor alle bouwwerken zijn specifieke regels opgenomen die gebaseerd zijn op de bestaande (planologische) situatie. Dit betekent in sommige gevallen ook dat bestaande bebouwing nog uitbreidingsmogelijkheden heeft. Dit wordt voor de hoofdgebouwen aangegeven door middel van een bouwvlak. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken zijn buiten het bouwvlak mogelijk.

Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen zijn specifieke bouwregels opgenomen. De toegestane afmetingen van dergelijke gebouwen is beperkt, maar biedt voldoende ruimte en flexibiliteit. De regeling is vergelijkbaar met die van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij 'gewone' woningen.

5.3.4 Bedrijf - Nutsvoorziening

De voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen. Daarbij gaat het om gebouwen die vanuit de wetgeving niet vergunningvrij zijn. De gebouwen voor de nutsvoorzieningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouwhoogte is daarbij vastgelegd in de regels, omdat deze voor alle aanwezige nutsvoorzieningen in het plangebied gelijk is. Voor de beveiliging van de nutsvoorzieningen is de bouw van bijvoorbeeld hekwerken en verlichtingsmasten mogelijk gemaakt via de regeling voor bouwwerken. Deze zijn niet gebonden aan het bouwvlak.

5.3.5 Detailhandel

Vooral in Berltsum zijn nog enkele zelfstandige winkels aanwezig. Deze hebben in dit bestemmingsplan de bestemming "Detailhandel". De gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel. Detailhandel vindt veelal plaats in bebouwing. Deze bebouwing wordt in de regels mogelijk gemaakt. De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen.

De bouwwerken die mogelijk worden gemaakt betreffen gebouwen voor detailhandel, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken. Voor alle bouwwerken zijn specifieke regels opgenomen die gebaseerd zijn op de bestaande (planologische) situatie. Dit betekent in sommige gevallen ook dat bestaande bebouwing nog uitbreidingsmogelijkheden heeft. Dit wordt voor de hoofdgebouwen aangegeven door middel van een bouwvlak. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken zijn buiten het bouwvlak mogelijk.

5.3.6 Dienstverlening

De gebouwen met de bestemming "Dienstverlening" zijn vooral bedoeld voor dienstverlenende bedrijven, waaronder kantoren. Naast de uitoefening van het dienstverlenende bedrijf is een bedrijfswoning toegestaan, wanneer hiervoor een aanduiding is opgenomen. Daarnaast zijn ook andere voorzieningen mogelijk, zoals parkeervoorzieningen. Deze maken deel uit van de hoofdfunctie en zorgen voor een optimale functionaliteit hiervan.

De bouwwerken die mogelijk worden gemaakt betreffen gebouwen voor dienstverlening, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken. Voor alle bouwwerken zijn specifieke regels opgenomen die gebaseerd zijn op de bestaande (planologische) situatie. Dit betekent in sommige gevallen ook dat bestaande bebouwing nog uitbreidingsmogelijkheden heeft. Dit wordt voor de hoofdgebouwen aangegeven door middel van een bouwvlak. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken zijn buiten het bouwvlak mogelijk.

5.3.7 Gemengd

Verspreid over het plangebied zijn verschillende percelen aanwezig waarin meerdere functies gecombineerd zijn binnen één gebouw. Deze percelen hebben daarom de bestemming “Gemengd”. De verscheidenheid aan functies die aanwezig is wordt binnen deze bestemming mogelijk gemaakt, daarbij gaat het om onder andere (kleinschalige) maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en wonen. Ook functies ten behoeve van de infra-, groen en waterstructuur worden binnen deze bestemming (ondergeschikt) mogelijk gemaakt, waardoor de functie optimaal uitgeoefend kan worden.

De bouwwerken die mogelijk worden gemaakt betreffen gebouwen voor dienstverlening, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken. Voor alle bouwwerken zijn specifieke regels opgenomen die gebaseerd zijn op de bestaande (planologische) situatie. Dit betekent in sommige gevallen ook dat bestaande bebouwing nog uitbreidingsmogelijkheden heeft. Dit wordt voor de hoofdgebouwen aangegeven door middel van een bouwvlak. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken zijn buiten het bouwvlak mogelijk.

5.3.8 Groen

De ruimtelijke en functioneel van belang zijnde groenzones zijn bestemd als “Groen”. Deze bestemming is hoofdzakelijk bedoeld voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting. Daarnaast worden ook functies ten behoeve van de infra- en waterstructuur mogelijk gemaakt.

Speelterreinen zijn ook mogelijk binnen deze bestemming. Bouwwerken die op een speelterrein aanwezig zijn, dan wel gebouwd moeten worden, worden mogelijk gemaakt binnen de bestemming Groen. De regeling over bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geeft voldoende ruimte. Gebouwen zijn in de bestemming “Groen” niet toegestaan.

5.3.9 Horeca

In Berltsum zijn gronden bestemd voor "Horeca". Deze gronden zijn bestemd voor horecabedrijven en bedrijfswoningen, met de daarbijbehorende andere voorzieningen. Bij een horecabedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan. Het bedrijfsmatig verstrekken van (alcoholhoudende) dranken en etenswaren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

De bouwwerken die mogelijk worden gemaakt betreffen gebouwen voor horeca, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken. Voor alle bouwwerken zijn specifieke regels opgenomen die gebaseerd zijn op de bestaande (planologische) situatie. Dit betekent in sommige gevallen ook dat bestaande bebouwing nog uitbreidingsmogelijkheden heeft. Dit wordt voor de hoofdgebouwen aangegeven door middel van een bouwvlak. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken zijn buiten het bouwvlak mogelijk.

5.3.10 Maatschappelijk

De in het plangebied aanwezige gebouwen met een hoofdzakelijk maatschappelijke functie (waaronder kerken en scholen) zijn ondergebracht in de bestemming “Maatschappelijk”. De daarbij horende functies, bijvoorbeeld tuinen, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen, worden binnen de bestemming ook mogelijk gemaakt. Bedrijfswoningen zijn alleen mogelijk wanneer hiervoor een aanduiding is opgenomen.

De bouwwerken die mogelijk worden gemaakt betreffen gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken. Voor alle bouwwerken zijn specifieke regels opgenomen die gebaseerd zijn op de bestaande (planologische) situatie. Dit betekent in sommige gevallen ook dat bestaande bebouwing nog uitbreidingsmogelijkheden heeft. Dit wordt voor de hoofdgebouwen aangegeven door middel van een bouwvlak. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken zijn buiten het bouwvlak mogelijk.

5.3.11 Recreatie

In Wier is sprake van een kampeerterrein met standplaatsen voor caravans en tenten. Deze is mogelijk gemaakt binnen de bestemming "Recreatie". Naast de hoofdfunctie zijn binnen de recreatiebestemming aanverwante functies als parkeer-, groen- en watervoorzieningen mogelijk gemaakt. De hoofdfunctie kan hierdoor optimaal uitgeoefend worden. Specifieke functies worden aangeduid en zo geregeld.

De bebouwing die bij de recreatiebestemmingen mogelijk worden gemaakt staan ten dienste van de hoofdfunctie. Zo zijn onder meer gebouwen voor sanitaire voorzieningen mogelijk binnen de bestemming "Recreatie". Voor alle bouwwerken zijn specifieke regels opgenomen die gebaseerd zijn op de bestaande (planologische) situatie. Dit betekent in sommige gevallen ook dat bestaande bebouwing nog uitbreidingsmogelijkheden heeft. Dit wordt voor de hoofdgebouwen aangegeven door middel van een bouwvlak. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken zijn buiten het bouwvlak mogelijk.

5.3.12 Sport

De sportterreinen in beide dorpen hebben vooral door de functie en in mindere mate door de omvang van de functie de bestemming “Sport”. De bijbehorende bebouwing, zoals de kantine en kleedruimtes, vallen er ook onder. Recreatieve doeleinden vallen ook binnen deze bestemming. In de regels is opgenomen dat de sportterreinen ook gebruikt kunnen worden voor evenementen.

Het uitgangspunt is het behoud van de bestaande bebouwing, vervangende nieuwbouw is mogelijk, maar alleen binnen de op de ruimtelijke verbeelding aangegeven bouwvlakken. De bouwhoogte van de gebouwen is gerelateerd aan de bestaande bebouwing. Voor alle bouwwerken zijn specifieke regels opgenomen die gebaseerd zijn op de bestaande (planologische) situatie. Dit betekent in sommige gevallen ook dat bestaande bebouwing nog uitbreidingsmogelijkheden heeft. Dit wordt voor de hoofdgebouwen aangegeven door middel van een bouwvlak. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken zijn buiten het bouwvlak mogelijk.

5.3.13 Verkeer - Verblijfsgebied

De (woon)straten en grotere parkeerterreinen in het plangebied, met de daarbij horende functies, zijn opgenomen in de bestemming “Verkeer - Verblijfsgebied”. Het gaat daarbij dus om infrastructuur waar naast de verkeersfunctie ook een duidelijke verblijfsfunctie is. Binnen deze bestemming worden, naast de verkeersvoorzieningen, ook andere voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen mogelijk gemaakt.

Wanneer ten behoeve van die laatstgenoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd moeten worden, dan is dit mogelijk gemaakt tot een hoogte van 10,00 meter. Deze bouwwerken mogen overal binnen de bestemming worden gebouwd. Deze regeling is gebaseerd op de bestaande (planologische) situatie.

5.3.14 Water

Het ruimtelijk en functioneel structurele water in het plangebied is opgenomen in de bestemming "Water". Oevers, bruggen, duikers en/of dammen en nutsvoorzieningen worden ook binnen deze bestemming mogelijk gemaakt. Bij de bestemming horende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn mogelijk tot een bouwhoogte van 5,00 meter. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om bruggen. Deze bouwwerken mogen overal binnen de bestemming worden gebouwd. Deze regeling is gebaseerd op de bestaande (planologische) situatie.

5.3.15 Wonen en Wonen - Gestapeld

Binnen het plangebied is een grote verscheidenheid aan woningtypen en ruimtelijke verschijningsvorm van de functie 'wonen'. Deze worden binnen de bestemmingen “Wonen” en "Wonen - Gestapeld" mogelijk gemaakt. Het onderscheid tussen deze bestemmingen is dat de eerste gericht is op grondgebonden woningen en de tweede op appartementen (al dan niet in combinatie met zorg). Appartementen zijn bijvoorbeeld te vinden in de nieuwbouw aan de Buorren. Ondergeschikte functies, zoals wegen, voet- en fietspaden en waterlopen zijn ook binnen de woonbestemmingen toegestaan. Omdat in het gebouw aan de Wiersterdyk 17 te Berltsum sprake is van kamerverhuur, is deze functie met een aanduiding geregeld in de bestemmingsplanregeling. Tevens is hier sprake van een bedrijfswoning die ook ter plekke is geregeld.

Het uitgangspunt is het behoud van de bestaande bebouwing dan wel de bestaande planologische mogelijkheden. Vervangende nieuwbouw is mogelijk, maar alleen binnen de op de ruimtelijke verbeelding aangegeven bouwvlakken. Voor alle toegestane bouwwerken zijn specifieke regels opgenomen die gebaseerd zijn op de bestaande (planologische) situatie. Dit betekent in sommige gevallen ook dat bestaande bebouwing nog uitbreidingsmogelijkheden heeft. Dit wordt voor de hoofdgebouwen bepaald door het bouwvlak. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overige bouwwerken zijn buiten het bouwvlak mogelijk.

Omwille enige flexibiliteit in het bestemmingsplan te bieden voor de realisatie van nieuwe (bedrijfs)woningen is een algemene afwijkingsbevoegdheid (in artikel 24) opgenomen. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de woningen moeten passen in een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woonplan en dat er in geval van een bedrijfswoning niet meer dan één bedrijfswoning per bouwperceel is toegestaan. Verder dient er bij het toepassen van deze afwijkingsmogelijkheid aangetoond te worden dan er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Een beroep/ bedrijf aan huis is zonder meer mogelijk binnen de bestemming “Wonen”, hierbij moet echter worden voldaan aan specifieke gebruiksregels. Om te voorkomen dat het beroep aan huis de woonfunctie gaat overheersen, wordt een maximale oppervlakte van 30% van het gezamenlijke begane vloeroppervlak - ten behoeve van het gebruik voor beroep/ bedrijf aan huis - toegestaan. Wanneer de oppervlakte van het beroep/ bedrijf groter is dan 50 m2, dan mag ten behoeve van het beroep/ bedrijf aan huis maximaal 16 m2 gebruikt worden voor detailhandel.

5.4 De dubbelbestemmingen

Een dubbelbestemming wordt aangegeven op de verbeelding, wanneer sprake is van twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen op gronden. In dit bestemmingsplan is sprake van de volgende dubbelbestemmingen:

5.4.1 Leiding - Gas en Leiding - Riool

In het plangebied zijn gasleidingen en een rioolpersleiding aanwezig. Deze hebben in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming "Leiding - Gas" of "Leiding - Riool". Het doel van deze dubbelbestemmingen is een vorm van bescherming te bieden aan de bedoelde leiding. Op gronden met deze bestemming mogen bijvoorbeeld geen gebouwen gebouwd worden.

Ook bepaalde werken en werkzaamheden in de grond kunnen niet zonder meer worden uitgevoerd, daarvoor is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden nodig. Een dergelijke omgevingsvergunning kan alleen worden verleend wanneer geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding. Bovendien moet vóór de verlening van een omgevingsvergunning een advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

5.4.2 Waarde - Archeologie 1

Zoals in paragraaf 4.4.1 is aangegeven is de bestemming “Waarde - Archeologie 1” opgenomen voor ontwikkelingen (bouwplannen, werken en/of werkzaamheden) met een oppervlakte van minimaal 50 m2 waarvoor een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

De bestemmingen geven extra bouwregels, die gelden bovenop de bouwregels van de onderliggende bestemmingen. Ook geldt dit voor het omgevingsvergunningstelsel voor de uitvoering van werken en/of werkzaamheden van deze bestemmingen. De bouwregels en het omgevingsvergunningstelsel zetten dus niet de ontwikkelingsmogelijkheden van onderliggende bestemmingen op slot, maar geven een extra eisenpakket waar bij ontwikkelingen aan voldaan moet worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang om te weten of het bestemmingsplan maatschappelijk en economisch uitvoerbaar is. De uitvoerbaarheid wordt in de komende paragrafen verder toegelicht.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om rechtskracht te krijgen moet dit bestemmingsplan de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegde procedures doorlopen. De procedure wordt hierna toegelicht.

6.1.1 Inspraak en vooroverleg

In de bestemmingsplanprocedure is in eerste instantie gelegenheid geboden tot het indienen van inspraak (inspraakverordening) en zijn instanties uitgenodigd voor het indienen van overlegreacties (artikel 3.1.1. Bro). De start van de inspraakprocedure is gepubliceerd in de locale krant en op internet. Met deze publicatie wordt ook voldaan aan de publicatieplicht zoals opgenomen in artikel 1.3.1. van het Bro.

Overleg

Het plan is, in het kader van het overleg volgens artikel 3.1.1. van het Bro verzonden naar verschillende overleginstanties. Deze instanties mochten reageren, maar hiervan is geen gebruik gemaakt.

Inspraak

Naast de periode van overleg vond, op grond van de gemeentelijke inspraakverordening, een inspraakperiode plaats gedurende 6 weken. Daarnaast is een inloopavond georganiseerd. Tijdens de inspraakperiode en de inloopavond zijn geen reacties binnen gekomen. Wel zijn daarbuiten mondelinge reacties op het plan gekomen. Deze zijn als ambtshalve aanpassingen verwerkt in het bestemmingsplan. Het gaat daarbij onder meer om een aanpassing van het bouwvlak, of een uitbreiding van functionele mogelijkheden.

6.1.2 Zienswijzen

Na de overleg- en inspraakperiode is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dit heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen, zoals bepaald in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Tijdens deze periode zijn zienswijzen ingediend. De gemeente heeft gereageerd op de ingediende zienswijzen en bepaald of en hoe het bestemmingsplan hierop wordt aangepast. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gebracht.

6.1.3 Vaststellingsprocedure

De gemeenteraad heeft vervolgens op 7 december 2017 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. De vaststelling van het bestemmingsplan wordt via de wettelijk vastgestelde wijze gepubliceerd. In bijlage 3 zijn de raadsstukken voor de vaststelling opgenomen. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

6.2.1 Financiële haalbaarheid

In dit bestemmingsplan wordt voor de bestaande situatie een nieuwe actuele juridische regeling weergegeven. De kosten van de gemeente betreffen alleen de plankosten. De gemeente Menameradiel heeft voor het opstellen van dit bestemmingsplan financiële middelen beschikbaar gesteld. Het plan wordt financieel haalbaar geacht.

Omdat de ontwikkelingen door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt, kan hiervoor nog geen kostenopzet worden gemaakt. Bij wijziging van het bestemmingsplan ten behoeve van de ontwikkelingen moet aangetoond worden of de ontwikkelingen financieel uitvoerbaar zijn.

6.2.2 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro moet de gemeente verplicht de door haar gemaakte kosten verhalen. Daarvoor is het in beginsel verplicht een exploitatieplan vast te stellen. Echter, omdat in dit bestemmingsplan bij recht geen nieuwe bouwplannen volgens het Bro mogelijk worden gemaakt, is de grondexploitatieregeling niet van toepassing.