direct naar inhoud van REGELS
Plan: Berltsum Wier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Berltsum Wier met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPBerWier-0402 van de gemeente Menameradiel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 ander geluidgevoelig gebouw:

een ander geluidgevoelig gebouw als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat het percentage aangeeft van het bestemmingsvlak dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- of tuinbouwgronden;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.27 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.28 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.29 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege het weg- of vliegverkeer, een industrieterrein en/of het spoorwegverkeer;

1.32 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw, dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.34 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.35 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.36 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;

1.37 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.38 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen inrichtingen;

1.39 kap:

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden in het horizontale vlak;

1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in bijlage 1 bij de regels opgenomen bedrijvenlijst onder categorie 1 en 2 vallende bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.41 luchthavenbesluit:

besluit zoals bedoeld in de Wet Luchtvaart;

1.42 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca van deze voorzieningen;

1.43 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.44 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.45 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
1.46 perceelgrens:

de grens van een kadastraal perceel;

1.47 planmerplichtige bedrijven:

bedrijven waarvoor op grond van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage een planmer opgesteld moet worden;

1.48 platte afdekking:

een horizontale dakafdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak;

1.49 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.50 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en of verblijfsrecreatie;

1.51 risicogevoelig bouwwerk c.q. risicogevoelig object:

bouwwerken en andere objecten, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.52 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch / pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 stacaravan:

een caravan die als een gebouw valt aan te merken;

1.54 straatwand:

een naar de straatzijde gerichte, gesloten dan wel halfgesloten bebouwingswand, welke wordt gevormd door een gebouw, door aangebouwde c.q. ingebouwde gebouwen, dan wel door gebouwen met een geringe onderlinge afstand;

1.55 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.56 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.57 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een kadastraal perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door de burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.58 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.59 woongebouw:

een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als eenheid beschouwd kan worden;

1.60 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de bouwperceelgrens:

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van de niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder is;
  • c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • e. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e zullen de goot- en bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen niet meer bedragen dan 3,50 m en 8,50 m.
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen tenminste 3,00 m achter (het verlengde) van de voorgevel te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een bedrijfswoning zal niet meer dan 75 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning bedraagt niet meer dan 50% van het zij- en achtererf;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een plat dak, niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een kap, niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • f. de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal niet minder dan 1,00 m bedragen, behoudens bij plaatsing op de perceelgrens.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's, platen en bassins zijn uitsluitend toegestaan achter de bedrijfswoning;
  • b. de bouwhoogte van mestsilo's, inclusief afdekking, zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, een goede landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid en detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • d. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven, indien de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m², waarvan maximaal 16 m² detailhandel ten behoeve van een aan huis verbonden beroep.

Artikel 4 Agrarisch - Cultuurgrond

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond, met uitzondering van houtteelt als agrarische bedrijfsactiviteit en bosbouw;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. waterlopen;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
    • 2. een mechanisatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf";
    • 3. een lasbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - lasbedrijf";
    • 4. detailhandel in auto's, caravans en kachels, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
    • 5. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

en mede bestemd voor:

  • c. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" aangegeven bebouwing;

met de daarbijbehorende:

  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van de niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder is;
  • c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • e. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e zullen de goot- en bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen niet meer bedragen dan 3,50 m en 8,50 m.
5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen tenminste 3,00 m achter (het verlengde) van de voorgevel worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een bedrijfswoning zal niet meer dan 75 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning bedraagt niet meer dan 50% van het zij- en achtererf;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een plat dak, niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een kap, niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • f. de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal niet minder dan 1,00 m bedragen, behoudens bij plaatsing op de perceelgrens.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven genoemd in, bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en voor zover genoemd in lid 5.1;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of planmerplichtige bedrijven;
  • c. het gebruik van de gronden anders dan ten behoeve van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m², waarvan maximaal 16 m² detailhandel ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor volumineuze detailhandel.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere dan de toegestane categorie, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben.

5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen
5.7.1 Sloopwerkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken gedeeltelijk te slopen.

5.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 5.7.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. van ondergeschikte betekenis, indien door burgemeester en wethouders schriftelijk is medegedeeld, dat daarvoor geen sloopvergunning is vereist;
  • b. voortvloeiende uit het normale onderhoud;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. ter voldoening van een aanschrijving of een besluit van burgemeester en wethouders.
5.7.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning voor het slopen kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en karakteristieke elementen van de bebouwing;
  • b. het delen van een gebouw of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. erven en terreinen;
  • e. waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. waterlopen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van de niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder is;
  • c. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 8 Dienstverlening

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. dienstverlening;
    • 2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van de niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder is;
  • c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • e. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e zullen de goot- en bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen niet meer bedragen dan 3,50 m en 8,50 m.
8.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen tenminste 3,00 m achter (het verlengde) van de voorgevel worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een bedrijfswoning zal niet meer dan 75 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning bedraagt niet meer dan 50% van het zij- en achtererf;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een plat dak, niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een kap, niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • f. de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal niet minder dan 1,00 m bedragen, behoudens bij plaatsing op de perceelgrens.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.2 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen;
    • 2. dienstverlening;
    • 3. detailhandel;
    • 4. bedrijven, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2, alsmede voor:
      • bouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "bouwbedrijf";
      • steenhouwerij, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - steenhouwerij";
    • 5. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een woning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. waterlopen;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd in een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het in de aanduiding aangegeven aantal;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwperceel zal ten hoogste 80% bedragen;
  • c. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • d. gebouwen zullen worden afgedekt met een kap, tenzij in de bestaande situatie een gebouw is afgedekt met een plat dak, in welk geval een plat dak is toegestaan;
  • e. de dakhelling van een gebouw zal niet minder dan 35° bedragen, tenzij de bestaande dakhelling lager is, in welk geval de bestaande dakhelling als minimum geldt;
  • f. de afstand van een niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal niet minder dan 2,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder is in welk geval de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelgrens als minimum geldt.
9.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen tenminste 3,00 m achter (het verlengde) van de voorgevel worden gebouwd;
  • b. op hoekpercelen zullen de aan- en uitbouwen en bijgebouwen achter de naar de aangrenzende zijstraat gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal niet minder dan 1,00 m bedragen, behoudens bij plaatsing op de perceelgrens;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een woning zal niet meer dan 75 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een woning bedraagt niet meer dan 50% van het zij- en achtererf;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een plat dak, niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een kap, niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen zal niet meer dan 3,00 m bedragen.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.3 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de woning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of planmerplichtige bedrijven;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven en gok- en automatenhallen.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere dan de toegestane categorie, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. waterlopen en waterpartijen;
  • c. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. verhardingen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. horecabedrijven;
    • 2. bedrijfswoningen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van de niet-aaneengebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder is;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal per bouwvlak niet meer dan één bedragen;
  • d. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d zullen de goot- en bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen niet meer bedragen dan 3,50 m en 8,50 m;.
11.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen tenminste 3,00 m achter (het verlengde) van de voorgevel te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een bedrijfswoning zal niet meer dan 75 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning bedraagt niet meer dan 50% van het zij- en achtererf;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een plat dak, niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een kap, niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • f. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • g. de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal niet minder dan 1,00 m bedragen, behoudens bij plaatsing op de perceelgrens.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.2 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen;
    • 2. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • c. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats";
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. straten en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. sloten, bermen en beplanting;
  • k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 12.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" zal de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding aangegeven hoogte bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" zal de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding bouwhoogte bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e zullen de goot- en bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen niet meer bedragen dan 3,50 m en 8,50 m.
12.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen tenminste 3,00 m achter (het verlengde) van de voorgevel te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een bedrijfswoning zal niet meer dan 75 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning bedraagt niet meer dan 50% van het zij- en achtererf;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een plat dak, niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een kap, niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • f. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • g. de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal niet minder dan 1,00 m bedragen, behoudens bij plaatsing op de perceelgrens.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 12.2.1 sub a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 100 m² per bestemmingsvlak bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 12.2.2 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd
12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als zelfstandig horecabedrijf;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van zelfstandige detailhandel.

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. een theehuis, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - theeschenkerij";
    • 2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
    • 3. sanitaire voorzieningen;
    • 4. onderhoud en beheer;
  • c. trekkershutten;
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. paden en verhardingen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. waterlopen;
  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 13.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • d. het aantal trekkershutten zal ten hoogste één bedragen;
  • e. de oppervlakte van een trekkershut zal ten hoogste 30 m² bedragen;
  • f. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f zullen de goot- en bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen niet meer bedragen dan 3,50 m en 8,50 m;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder f zal de bouwhoogte van een trekkershut ten hoogste 3,00 m bedragen.
13.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen tenminste 3,00 m achter (het verlengde) van de voorgevel worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een bedrijfswoning zal niet meer dan 75 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een (bedrijfs-)woning bedraagt niet meer dan 50% van het zij- en achtererf;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een plat dak, niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een kap, niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • f. de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal niet minder dan 1,00 m bedragen, behoudens bij plaatsing op de perceelgrens.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.1 sub a en d in die zin dat een tweede trekkershut wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte ten hoogste 30 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 13.2.2 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport-, speel- en evenemententerreinen;
  • b. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. sport- en recreatieve doeleinden;
    • 2. een kantine;
    • 3. kleedruimtes;
    • 4. onderhoud en beheer;

met de daarbijbehorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. paden en verhardingen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterlopen;
  • h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen:

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- c.q. bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)“ aangegeven hoogte bedragen.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 15,00 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 sub a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 100 m² per bestemmingsvlak bedraagt;
  • b. de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m bedraagt.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. sport- en speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, ter plaatse van de aanduiding "brug".
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van sport- en speelvoorzieningen zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, vaarten, openbaar vaarwater, met een functie ten behoeve van (recreatieve) scheepvaart, waterberging en/of de waterhuishouding;
  • b. oevers;
  • c. duikers en/of dammen;
  • d. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, ter plaatse van de aanduiding "brug".
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

en mede bestemd voor:

  • c. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" aangegeven bebouwing;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. waterlopen;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal hoofdgebouwen zal per bouwvlak ten hoogste het bestaande aantal bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”, in welk geval het aantal woningen ten hoogste het aangegeven aantal zal bedragen;
  • d. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste twee bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”, in welk geval het aantal aaneen te bouwen woningen ten hoogste het aangegeven aantal zal bedragen;
  • e. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
  • f. hoofdgebouwen zullen worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 35° zal bedragen, tenzij de bestaande dakhelling lager is dan wel in de bestaande situatie een gebouw is afgedekt met een plat dak, in welk geval respectievelijk de bestaande dakhelling als minimum geldt dan wel een plat dak is toegestaan;
  • g. de horizontale diepte van een hoofdgebouw zal niet meer dan 15,00 m bedragen;
  • h. de afstand van de niet-aangebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal niet minder dan 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder is in welk geval de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelgrens als minimum geldt.
17.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen tenminste 3,00 m achter (het verlengde) van de voorgevel worden gebouwd;
  • b. op hoekpercelen zullen de aan- en uitbouwen en bijgebouwen achter de naar de aangrenzende zijstraat gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “bijgebouwen", in welk geval ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" bijgebouwen mogen worden opgericht;
  • c. de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal niet minder dan 1,00 m bedragen, behoudens bij plaatsing op de perceelgrens;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw zal niet meer dan 75 m² bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw zal niet meer dan 50% van het zij- en achtererf bedragen;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een plat dak, niet meer dan 3,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van bijgebouwen zal, indien deze worden voorzien van een kap, niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • h. de goothoogte van bijgebouwen zal niet meer dan 3,00 m bedragen.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 17.2.1 sub e in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 7,50 m;
  • c. het bepaalde in lid 17.2.1 sub e in die zin dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • d. het bepaalde in lid 17.2.1 sub f in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • e. het bepaalde in lid 17.2.1 sub h in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw c.q. een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;
  • f. het bepaalde in lid 17.2.2 sub a in die zin dat een aan- of uitbouw of een bijgebouw minder dan 3,00 m achter dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m², waarvan maximaal 16 m² detailhandel ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
    • 3. meer bedraagt dan 50% van het zij- en achtererf dan wel meer bedraagt dan 120m2;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.
17.6 Omgevingsvergunning voor het slopen
17.6.1 Sloopwerkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen bouwwerken gedeeltelijk te slopen.

17.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 17.6.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. van ondergeschikte betekenis, indien door burgemeester en wethouders schriftelijk is medegedeeld, dat daarvoor geen sloopvergunning is vereist;
  • b. voortvloeiende uit het normale onderhoud;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. ter voldoening van een aanschrijving of een besluit van burgemeester en wethouders.
17.6.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning voor het slopen kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en karakteristiek elementen van de bebouwing;
  • b. het delen van een gebouw of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 18 Wonen - Gestapeld

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen al dan niet in combinatie met:
    • 1. zorgvoorzieningen;
    • 2. kamerverhuur met bijbehorende bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - kamerverhuur";

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een woongebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel.

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een (belemmeringen)strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

19.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal niet meer dan 2,00 m bedragen.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 in die zin dat de bij de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
19.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.6.1 Algemeen

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
19.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 19.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
19.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende hoofdgastransportleiding.

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding;

met de daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

20.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal niet meer dan 2,00 m bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.4 Afwijken van de bouwregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 in die zin dat de bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  • b. geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
20.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 20.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
20.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken ten behoeve waarvan bij de bouw grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.
21.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 50 m²;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 50 m²;
  • c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,30 m;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,30 m;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,30 m;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 50 m² op een grotere diepte dan 0,30 m;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 50 m² en dieper dan 0,30 m;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m.
21.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 21.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
21.3.3 Toetsingscriteria

De in 21.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
21.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 22 Algemene bouwregels

Bij het toepassen van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de in hoofdstuk 2 opgenomen bouwregels ten aanzien van de bepaalde (bedrijfs)woningaantallen, met dien verstande dat:

  • a. voor bedrijfswoningen geldt dat niet meer dan één bedrijfswoning per bouwperceel is toegestaan;
  • b. het aantal woningen past binnen een door Gedeputeerde Staten geaccordeerd woonplan.

Artikel 25 Overige regels

25.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de specifieke omstandigheden van de situatie, en op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan  Berltsum Wier ,

van de gemeente Menameradiel .

Behorend bij het besluit van 7 december 2017.