direct naar inhoud van 3.6 Natuur en ecologie
Plan: Buitengebied Nieuw-Lekkerland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01

3.6 Natuur en ecologie

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan beoogt.

3.6.1 Algemeen

Het agrarisch gebied is plaatselijk waardevol vanwege de aanwezigheid van hoge dichtheden aan broedende weidevogels. Buiten het broedseizoen zijn in de regio grote aantallen doortrekkers en overwinteraars aanwezig (ganzen, zwanen, eenden, steltlopers). Verder zijn verspreid over het gebied waardevolle sloot- en oevervegetaties aanwezig. Op een aantal agrarische bedrijven wordt een actieve bijdrage geleverd aan behoud en herstel van natuurwaarden door middel van weidevogelbescherming en natuurvriendelijk sloot(kant)beheer.

Knelpunt voor natuurherstel vormt de matige waterkwaliteit in de polders. Buitendijks liggen enkele natuurrijke zones met extensief beheerde graslanden die periodiek overstromen. Ten zuiden van Streefkerk ligt de Donkse Laagten; een speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn die is aangewezen vanwege de grote aantallen overwinterende kolganzen. Vanwege de externe werking van de Vogelrichtlijn, dienen ook ontwikkelingen buiten de speciale beschermingszone getoetst te worden ten aanzien van eventuele negatieve effecten voor de te beschermen waarden binnen de zone. In de omgeving van dit natuurgebied is voortzetting van het agrarisch graslandgebruik echter de meest voor de hand liggende verwachting, hetgeen geen strijdigheid zal opleveren met het nabijgelegen Vogelrichtlijngebied.

3.6.2 Huidige natuurwaarden

Hieronder worden de ecologische kenmerken van het plangebied beschreven, uitgesplitst naar gebieden en soorten.

Gebiedsbescherming

In het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk en is een klein gedeelte van het Natura 2000-gebied Donkse Laagten gelegen. Deze gebieden worden beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Aangezien deze wet een externe werking kent, dienen ook ingrepen buiten beschermde gebieden getoetst te worden in het kader van deze wet. Daarom zijn ook de Natura 2000-gebieden in de nabijheid van het plangebied relevant voor de toetsing aan de Natuurbeschermingswet. Het betreft de gebieden Zouweboezem en de Uiterwaarden Lek. Het is verboden zonder vergunning van Gedeputeerde Staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten, die – gelet op de instandhoudingsdoelstelling – de kwaliteit van het gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben. Voor vergunningverlening is dan een habitattoets nodig waarin wordt aangetoond dat significant negatieve effecten niet zullen optreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0014.png"

Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk

Boezems Kinderdijk is een Vogelrichtlijngebied en omvat de hoge boezems van de Nederwaard, de Overwaard en Nieuw-Lekkerland alsmede delen van de aangrenzende polders Blokweer en Nieuw-Lekkerland. De boezems bestaan uit open water, riet- en zeggemoerassen, ruigten, grienden, struwelen en boezemkaden. De polders bestaan uit wei- en hooilanden, doorsneden door sloten.

Het gebied is een belangrijk broedgebied voor moerasvogels als Purperreiger, Porseleinhoen, Zwarte stern en Snor. In de trektijd en de wintermaanden is het van betekenis voor grondeleenden als Smient, Krakeend en Slobeend. De recent aangetroffen populatie van de Zeggekorfslak (Vertigo moulinsiana) behoort tot de grootste van ons land. Ook bevindt zich hier een geïsoleerde populatie van de Noordse woelmuis (complementair doel).

Tabel 3.1 Staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0016.png"

In tabel 3.2 is een overzicht opgenomen van de gevoeligheden van de aangewezen habitattypen en -soorten (bron: Effectenindicator, ministerie van LNV 2009).

Tabel 3.2 Gevoeligheid habitattypen en –soorten voor relevante storende factoren

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0017.png"

In Boezems Kinderdijk zijn geen habitattypen aangewezen die gevoelig zijn voor verontreiniging. De aangewezen vogels zijn het meest gevoelig voor verstoring en verdroging.

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0018.png"

Natura 2000-gebied Donkse Laagten

De Donkse Laagten is een Vogelrichtlijngebied in de Alblasserwaard, dat bestaat uit vochtige en natte graslanden. Het gebied is van betekenis als foerageergebied en slaapplaats voor de kolgans, die zowel in het gebied zelf als in de omgeving naar voedsel zoekt. Als weidevogelgebied heeft het gebied vooral een regionale betekenis. In botanisch opzicht zijn de aanwezige dotterbloemhooilanden en het blauwgrasland van betekenis. In onderstaande tabel zijn de instandhoudingsdoelen voor de Donkse Laagten opgenomen. Blauwgraslanden is een complementair doel.

Tabel 3.3 Staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0019.png"

In tabel 3.4 is een overzicht opgenomen van de gevoeligheden van de aangewezen habitattypen en -soorten (bron: Effectenindicator, ministerie van LNV 2009).

Tabel 3.4 Gevoeligheid habitattypen en –soorten voor relevante storende factoren

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0021.png"

Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek

Het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek bestaat uit een aantal terreinen in het stroomdal van de Lek tussen Vianen en Schoonhoven. Het gaat om de Willige Langerakse Waard en het nabij gelegen schiereiland De Bol op de noordoever van de rivier (provincie Utrecht) en de Koekoeksche Waard en de Kersbergsche- en Achthovensche Uiterwaarden, met daarin het terreintje Luistenbuul, op de zuidoever (provincie Zuid-Holland). Deze terreinen bevatten de best ontwikkelde stroomdalgraslanden langs de Lek, een prioritair habitattype waarvoor ons land grote internationale verantwoordelijkheid draagt.

In tabel 3.5 zijn per habitattypen en soort de staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen weergegeven (bron: Ministerie van LNV november 2009).

Tabel 3.5 Staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0022.png"

In onderstaande tabel 3.6 is een overzicht opgenomen van de gevoeligheden van de aangewezen habitattypen en –soorten (bron: Effectenindicator, Ministerie van LNV 2009).

Tabel 3.6 Gevoeligheid habitattypen en –soorten voor relevante storende factoren

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0023.png"

Uit de bovenstaande tabellen kan worden opgemaakt dat mogelijke knelpunten met betrekking tot hert Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek vooral betrekking hebben op de beide graslandhabitats alsmede op de kamsalamander vanwege de volgende redenen:

  • de landelijke staat van instandhouding is (zeer) ongunstig;
  • de omvang en de kwaliteit van het areaal van beide habitats moeten toenemen; voor de kamsalamander is verbetering van de kwaliteit van het leefgebied vereist;
  • de habitats en de kamsalamander zijn (zeer) gevoelig voor vermesting, dus ook voor ammoniakdepositie via de atmosfeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0024.png"

Natura 2000-gebied Zouweboezem

De Zouweboezem is een in de 14e eeuw gegraven boezem, die diende als opvang van het overtollige water uit de omliggende polders. Het gebied bestaat uit open water, riet- en zeggenmoerassen, wilgengrienden en elzenbroekbos. De Zouweboezem is het kleinste 'belangrijke vogelgebied' van Nederland, met als voornaamste broedvogel de Purperreiger. Voor de Habitatrichtlijn is de boezem van belang vanwege de grote populatie Grote modderkruiper (waarop de purperreigers foerageren). Het deel van de Polder Achthoven dat binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied ligt, bevat een aanzienlijke oppervlakte Blauwgrasland, een ernstig bedreigd habitattype in het veenweidegebied.

In tabel 3.7 zijn per habitattypen en soort de staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen weergegeven (bron: Ministerie van LNV november 2009).

Tabel 3.7 Staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0025.png"

In onderstaande tabel 3.8 is een overzicht opgenomen van de gevoeligheden van de aangewezen habitattypen en -soorten (bron: Effectenindicator, Ministerie van LNV 2009).

Tabel 3.8 Gevoeligheid habitattypen en –soorten voor relevante storende factoren

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0026.png"

Uit de bovenstaande tabellen kan worden opgemaakt dat mogelijke knelpunten vooral betrekking hebben op het habitat blauwgraslanden vanwege de volgende redenen:

  • de landelijke staat van instandhouding is zeer ongunstig;
  • de kwaliteit van het areaal moet minimaal gelijk blijven en de omvang van het areaal moet zelfs toenemen;
  • het habitat is zeer gevoelig voor vermesting, dus ook voor ammoniakdepositie via de atmosfeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0027.png"

Staatsnatuurmonument Smoutjesvlietlanden

Het gebied Smoutjesvlietlanden is in 1976 aangewezen als Staatsnatuurmonument. In het aanwijzingsbesluit voor het Beschermd Natuurmonument is aangegeven dat het gebied is aangewezen ter bescherming van de boezemhooilanden met groeiplaatsen van onder meer het zeldzame zomerklokje. Van groot belang voor de botanische rijkdom zijn de sterk wisselende waterstanden.

Ecologische Hoofdstructuur

In het plangebied zijn de Lek en enkele kleine gebieden aangewezen als EHS. Verspreid over het plangebied is een netwerk van ecologische verbindingszones aanwezig:

  • Loetbos-Bakkerswaal-Boezem Kinderdijk;
  • oeverlanden Lek Krimpen-Schoonhoven;
  • Achterwaterschap west.

Deze verbindingen moeten grotendeels nog worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BuitengebiedNLL-VG01_0028.png"

Beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

Loetbos-Bakkerswaal-Boezem Kinderdijk

Gestreefd wordt naar stroken of vlakken moeras en bos op een maximale onderlinge afstand van circa 500 m. De minimale lengte van de stroken/vlakken bedraagt circa 250 m. De elementen liggen zo mogelijk langs verbindende watergangen met niet te voedselrijk water, schoon water. In het water is een rijke waterplantenvegetatie aanwezig. Het moeras bestaat uit een goed ontwikkelde, kruidenrijke moerasvegetatie met rietland en hier en daar open plasjes. Bij de bosjes gaat het vooral om oudere elzenbroekbossen en wilgenbos. Aan de op de zon geëxponeerde randen van deze bosjes struwelen en overjarige ruigtevegetaties te vinden.

Doelsoorten zijn onder meer: heikikker, gehakkelde aurelia, landkaartje, oranjetip, bruine glazenmaker, houtpantserjuffer en bramensprinkhaan.

Oeverlanden Lek Krimpen-Schoonhoven

Ongeveer 30-50 m brede moerasverbinding met plaatselijk bosvorming. De verbinding sluit aan op watergangen met niet te voedselrijk, schoon water. In het water is een rijke watervegetatie aanwezig. Het moeras bestaat uit een goed ontwikkelde, kruidenrijke moerasvegetatie met rietland en hier en daar open plasjes. Bij de bosjes gaat het vooral om oudere elzenbroekbossen en wilgenbos. Aan de op de zon geëxponeerde randen van deze bosjes zijn struwelen en overjarige ruigtevegetaties te vinden.

Doelsoorten zijn onder meer: hermelijn, aardmuis, wezel, heikikker, oranjetip, landkaartje, houtpantserjuffer en zeggedoorntje.

Achterwaterschap west

Ongeveer 30 m brede doorgaande strook verlanding, moerasruigte en grazige vegetatie langs het Achterwaterschap. Het gaat hier vooral om vegetaties die behoren tot het Moerasspireaverbond en het Dotterverbond. Plaatselijk zijn schralere kleine zeggenvegetaties en veenmosrijke vegetaties aan te treffen. Regelmatig zijn ondiepe poeltjes aanwezig.

Doelsoorten zijn onder meer: hermelijn, heikikker, rugstreeppad, zeggedoorntje en wekkertje.

Soortenbescherming

  • Planten

De meest gevarieerde vegetaties zijn aanwezig langs de oevers en in sloten en op de boomrijke percelen. Mogelijk aanwezige soorten zijn de licht beschermde dotterbloem, zwanenbloem, brede wespenorchis en grote kaardenbol. Mogelijk dat ook de matig beschermde rietorchis voorkomt.

  • Vogels

Het plangebied is van belang voor verschillende soorten weidevogels. Aangetroffen soorten zijn onder andere kievit, grutto, tureluur, scholekster, slobeend en zomertaling. De meeste weidevogelsoorten zijn de laatste decennia sterk in aantal afgenomen. De oorzaak hiervan ligt in de voortdurende intensivering van het graslandbeheer in samenhang met externe factoren. Verder speelt inkrimping van het graslandareaal (o.a. door maisteelt) een rol.

Buiten het broedseizoen heeft het gebied enige betekenis als overwinteringsgebied voor kleine aantallen zwanen en ganzen. Deze soorten hebben een voorkeur voor open, voedselrijke graslandgebieden en zijn de laatste jaren licht in aantal toegenomen.

De groene gebieden met een gevarieerde vegetatiestructuur met rijke oevervegetaties, sloten en opgaande beplantingen zijn relatief rijk aan kleine zangvogels zoals kleine karekiet, heggemus, winterkoning, witte kwikstaart en tuinfluiter.

De (agrarische) bebouwing biedt nestgelegenheid aan gierzwaluw, boerenzwaluw, huismus en witte kwikstaart. In het plangebied zijn ook waarnemingen bekend van steenuil, bosuil en groene specht.

  • Zoogdieren

In het plangebied komen vleermuizen voor, zoals gewone dwergvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en watervleermuis. Het gaat daarbij zowel om soorten die verblijven in gebouwen (onder dakpannen, spouwmuren, etc.) als om soorten die in bomen verblijven. Het plangebied biedt foerageergebied, vliegroutes en vaste verblijfplaatsen.

De zwaar beschermde waterspitsmuis is te verwachten in de ruige oeverbegroeiing langs de watergangen die deel uitmaken van het plangebied (VZZ, verspreidingsgegevens, 2006).

Het plangebied biedt ook leefgebied aan algemene soorten als egel, mol, haas, konijn, wezel, hermelijn, veldmuis, dwergmuis, bosmuis, gewone bosspitsmuis en huisspitsmuis.

  • Amfibieën

De Alblasserwaard is rijk aan amfibieën, waaronder verschillende bedreigde en/of streng beschermde soorten. Het plangebied herbergt naar verwachting meerdere soorten. De licht beschermde soorten bruine kikker en gewone pad zullen gebruik maken van de bebouwing en ruigten als (winter)verblijfplaats. Ook zwaar beschermde soorten komen voor. De heikikker is in de Alblasserwaard niet zeldzaam en daarom mogelijk aanwezig in de kavelsloten binnen het plangebied. De kamsalamander komt voor in gebieden waar kwel optreedt. De soort is afhankelijk van een goede waterkwaliteit met grote variatie aan waterplanten. De combinatie van watergangen en open grond (al dan niet tijdens graafwerkzaamheden) is een zeer geschikt biotoop voor de rugstreeppad.

  • Vissen

Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied is het te verwachten dat zwaar beschermde soorten als de kleine modderkruiper, grote modderkruiper en bittervoorn voorkomen. Andere beschermde vissen worden niet verwacht.

  • Overige soorten

Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortgroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 3.9 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 3.9: beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

  Nader onderzoek nodig bij toekomstige ontwikkelingen  
Vrijstellings- regeling Ffw   tabel 1     grote kaardenbol, brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem

egel, mol, haas, konijn, wezel, hermelijn, veldmuis, dwergmuis, bosmuis, gewone bosspitsmuis en huisspitsmuis

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker  
nee  
Ontheffings- regeling Ffw   tabel 2     kleine modderkruiper, rietorchis   Ja  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   bittervoorn, grote modderkruiper, waterspitsmuis   Ja  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen
heikikker, rugstreeppad, kamsalamander  
Ja  
  vogels   cat. 1 t/m 4   steenuil, gierzwaluw en huismus   Ja  

Binnen het plangebied komen verschillende diersoorten voor met een zware beschermingsstatus in het kader van de Flora- en faunawet. Het betreft met name enkele amfibiesoorten (kamsalamander, rugstreeppad, heikikker) waarvoor, bij aantasting van het leefgebied, ontheffing moet worden aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet. In gebouwen en oude bomen kunnen voorts vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels voorkomen. Aangezien alle vleermuizen evenals bovengenoemde amfibieën, zwaar worden beschermd op grond van hun vermelding in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, dient bij ruimtelijke ingrepen ook aan deze dieren bijzondere aandacht te worden besteed. Bij het verlenen van ontheffing worden eisen gesteld aan onder meer het alternatievenonderzoek en mitigerende en compenserende maatregelen ten behoeve van deze soorten. De beschikbare inventarisatiegegevens zijn grotendeels fragmentarisch en gedateerd. Voorafgaande aan ruimtelijke ontwikkelingen, zal dan ook vrijwel overal een veldonderzoek moeten plaatsvinden.