direct naar inhoud van 5.3 Water
Plan: Buitengebied Liesveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BuitengebiedLSV-VG01

5.3 Water

5.3.1 Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

5.3.2 Beleid duurzaam waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

Het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal:

  • het bieden van veiligheid tegen overstromingen;
  • het realiseren van de kwantitatieve wateropgave (NBW1);
  • het realiseren van de waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen (KRW2);
  • het samen met de gemeenten realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren;
  • het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen.

Het Waterbeheerplan 2010-2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden.

Gemeentelijk beleid

Het geactualiseerde waterplan Liesveld en Graafstroom is door het gemeentelijke en waterschaps bestuur vastgesteld in 2009. De maatregelen zijn budgettair en planmatig uitgelegd tot 2015. Met deze maatregelen is voorzien dat de waterhuishouding tot 2025 veilig, robuust en duurzaam is ingericht. Per gemeentekern zijn op basis van de inventarisatie en analyse maatregelen voorgesteld. Deze variëren van het creëren van extra waterberging en afkoppelen, tot het plaatsen van een terugslagklep in een overstort. Voor de gemeente Liesveld is baggeren van het stedelijk gebied een van de belangrijkste maatregelen.

Richtlijn Vaarwegen 2011 (Rijkswaterstaat)

Op de Lek is de Richtlijn Vaarwegen 2011 van Rijkswaterstaat van toepassing. De Richtlijn Vaarwegen 2011 beschrijft welke ruimte een vaartuig nodig heeft om te kunnen varen en manoeuvreren en welke ruimte in een bocht vrij moet blijven van begroeiing en bebouwing. Wanneer ruimte op de vaarweg resteert en het zicht niet beperkt wordt, kan een ontheffing voor een ligplaats worden afgegeven. De richtlijn heeft geen wettelijke status, maar de provincie hanteert de uitgangspunten van de richtlijn.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (1 oktober 2012)

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is in artikel 2.1.2 een bepaling voor een vrijwaringszone langs rijksvaarwegen. Voor de Lek geldt een vrijwaringszone van 25 m breed. Deze “vrije ruimte” is een zone die vrij is van bijvoorbeeld bouwwerken en opgaande begroeiing die het functioneren van de vaarweg of de veiligheid van het scheepvaartverkeer in gevaar brengen. Er zijn twee belangrijke redenen om deze zone van 25 meter aan te houden:

1) Calamiteiten: naarmate de afstand tussen de bebouwing en de vaarweg groter is, zal bij calamiteiten het effect op het gebouw en de aanwezigen afnemen. De bebouwingsvrije zone kan tevens een rol vervullen bij bestrijding van de calamiteit en de hulpverlening.

2) Vrij zicht: om de kans op aanvaringen zo klein mogelijk te maken, speelt zicht (visueel of via de radar) een belangrijke rol. Bebouwing op de oever kan het zicht beperken en een negatieve invloed hebben op de radar.

Bij de toetsing van de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 31.4.1, ten behoeve van de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het stroomvoerend rivierbed, zal de aanvraag getoetst worden aan deze bepaling uit het Barro.

5.3.3 Toetsing

Algemeen

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet vergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

Om de stabiliteit en het waterkerende vermogen van een waterkering te beschermen is voor handelingen binnen de keurzone van de waterkering een vergunning vereist.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In en naast watergangen zijn kern- en beschermingszones aangewezen. Deze zones zijn opgenomen in de legger van het waterschap. Ze zijn bedoeld voor de bescherming en het doelmatig onderhoud van de watergangen. A-watergangen worden onderhouden door het waterschap. Langs A-watergangen geldt een tweezijdige beschermingszone van vijf meter breed. Deze zones moeten obstakelvrij blijven. B-watergangen moeten worden onderhouden door de aangrenzende eigenaren. Voor B-watergangen geldt een tweezijdige beschermingszone van één meter breed. Het onderhoud en de toestand van B-watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Ook voor de bescherming en het doelmatig onderhoud voor waterkeringen zijn kernzones en beschermingszones opgenomen in de legger van het waterschap. Bovendien zijn in de legger de noodzakelijke afmetingen van de waterkering vastgelegd. Voor alle werken en werkzaamheden in of nabij een waterkering, is een watervergunning van het Waterschap nodig. Dit geldt bijvoorbeeld voor het bouwen van een woning aan de dijk. Ook voor bijvoorbeeld het planten van bomen en struiken op de dijk is toestemming van het Waterschap nodig.

Rijkswaterstaat is water- en vaarwegbeheerder van de Lek en bijbehorende uiterwaarden. Voor werken en werkzaamheden in de Lek en bijbehorende uiterwaarden moet een watervergunning worden aangevraagd bij Rijkswaterstaat op grond van de Waterwet.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - waterkering' toebedeeld gekregen. De rioolwatertransportleidingen krijgen de dubbelbestemming 'Leidingen-Riool'.

5.3.4 Conclusie

Vanwege de consoliderende aard zijn er geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.