Plan: | Buitengebied Liesveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1927.BuitengebiedLSV-VG01 |
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan beoogt.
Het agrarisch gebied is plaatselijk waardevol vanwege de aanwezigheid van hoge dichtheden aan broedende weidevogels. Buiten het broedseizoen zijn in de regio grote aantallen doortrekkers en overwinteraars aanwezig (ganzen, zwanen, eenden, steltlopers). Verder zijn verspreid over het gebied waardevolle sloot- en oevervegetaties aanwezig. Op een aantal agrarische bedrijven wordt een actieve bijdrage geleverd aan behoud en herstel van natuurwaarden door middel van weidevogelbescherming en natuurvriendelijk sloot(kant)beheer. Knelpunt voor natuurherstel vormt de matige waterkwaliteit in de polders.
Buitendijks liggen enkele natuurrijke zones met extensief beheerde graslanden die periodiek overstromen. Ten zuiden van Streefkerk ligt de Donkse Laagten; een speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn die is aangewezen vanwege de grote aantallen overwinterende kolganzen. Vanwege de externe werking van de Vogelrichtlijn, dienen ook ontwikkelingen buiten de speciale beschermingszone getoetst te worden ten aanzien van eventuele negatieve effecten voor de te beschermen waarden binnen de zone. In de omgeving van dit natuurgebied is voortzetting van het agrarisch graslandgebruik echter de meest voor de hand liggende verwachting, hetgeen geen strijdigheid zal opleveren met het nabijgelegen Vogelrichtlijngebied.
Hieronder worden de ecologische kenmerken van het plangebied beschreven, uitgesplitst naar gebieden en soorten.
Gebiedsbescherming
In het plangebied is een Natura 2000-gebied gelegen; de Donkse Laagten. Dit gebied wordt beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Aangezien deze wet een externe werking kent dienen ook ingrepen buiten beschermde gebieden getoetst te worden in het kader van deze wet. Daarom zijn ook de Natura 2000-gebieden in de nabijheid van het plangebied relevant voor de toetsing aan de Natuurbeschermingswet. Het betreft de gebieden Boezems Kinderdijk, Zouweboezem en de Uiterwaarden Lek. Het is verboden zonder vergunning van Gedeputeerde Staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten, die – gelet op de instandhoudingsdoelstelling – de kwaliteit van het gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben1. Voor vergunningverlening is dan een habitattoets nodig waarin wordt aangetoond dat significant negatieve effecten niet zullen optreden.
Natura 2000-gebied Donkse laagten
De Donkse Laagten is een Vogelrichtlijngebied in de Alblasserwaard, dat bestaat uit vochtige en natte graslanden. Het gebied is van betekenis als foerageergebied en slaapplaats voor de kolgans, die zowel in het gebied zelf als in de omgeving naar voedsel zoekt. Als weidevogelgebied heeft het gebied vooral een regionale betekenis. In botanisch opzicht zijn de aanwezige dotterbloemhooilanden en het blauwgrasland van betekenis. In onderstaande tabel zijn de instandhoudingsdoelen voor de Donkse Laagten opgenomen. Blauwgraslanden is een complementair doel.
Tabel 3.1 Staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen
Het habitattype blauwgraslanden komt in de Donkse Laagten voor onder invloed van onderdijkse kwel, met name in het meest westelijke deel van het gebied, onder andere bij de Zijdebrug en langs de boezemkade. De genoemde vogels gebruiken het natuurgebied vooral als slaapplaats en foerageren op de omliggende voedselrijke agrarische graslanden.
In tabel 3.2 is een overzicht opgenomen van de gevoeligheden van de aangewezen habitattypen en –soorten (bron: Effectenindicator, ministerie van LNV 2009).
Tabel 3.2 Gevoeligheid habitattypen en –soorten voor relevante storende factoren
Uit de bovenstaande tabellen kan worden opgemaakt dat mogelijke knelpunten vooral betrekking hebben op het habitat blauwgraslanden vanwege de volgende redenen:
Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk
Boezems Kinderdijk is een Vogelrichtlijngebied en omvat de hoge boezems van de Nederwaard, de Overwaard en Nieuw-Lekkerland alsmede delen van de aangrenzende polders Blokweer en Nieuw-Lekkerland. De boezems bestaan uit open water, riet- en zeggemoerassen, ruigten, grienden, struwelen en boezemkaden. De polders bestaan uit wei- en hooilanden, doorsneden door sloten.
Het gebied is een belangrijk broedgebied voor moerasvogels als Purperreiger, Porseleinhoen, Zwarte stern en Snor. In de trektijd en de wintermaanden is het van betekenis voor grondeleenden als Smient, Krakeend en Slobeend. De recent aangetroffen populatie van de Zeggekorfslak (Vertigo moulinsiana) behoort tot de grootste van ons land. Ook bevindt zich hier een geïsoleerde populatie van de Noordse woelmuis (complementair doel).
Tabel 3.3 Staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen
In tabel 3.4 is een overzicht opgenomen van de gevoeligheden van de aangewezen habitattypen en -soorten (bron: Effectenindicator, ministerie van LNV 2009).
Tabel 3.4 Gevoeligheid habitattypen en –soorten voor relevante storende factoren
In Boezems Kinderdijk zijn geen habitattypen aangewezen die gevoelig zijn voor verontreiniging. De aangewezen vogels zijn het meest gevoelig voor verstoring en verdroging.
Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek
Het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek bestaat uit een aantal terreinen in het stroomdal van de Lek tussen Vianen en Schoonhoven. Het gaat om de Willige Langerakse Waard en het nabij gelegen schiereiland De Bol op de noordoever van de rivier (provincie Utrecht) en de Koekoeksche Waard en de Kersbergsche- en Achthovensche Uiterwaarden, met daarin het terreintje Luistenbuul, op de zuidoever (provincie Zuid-Holland). Deze terreinen bevatten de best ontwikkelde stroomdalgraslanden langs de Lek, een prioritair habitattype waarvoor ons land grote internationale verantwoordelijkheid draagt.
In tabel 3.5 zijn per habitattypen en soort de staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen weergegeven (bron: Ministerie van LNV november 2009).
Tabel 3.5 Staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen
In tabel 3.6 is een overzicht opgenomen van de gevoeligheden van de aangewezen habitattypen en -soorten (bron: Effectenindicator, ministerie van LNV 2009).
Tabel 3.6 Gevoeligheid habitattypen en –soorten voor relevante storende factoren
Uit de bovenstaande tabellen kan worden opgemaakt dat mogelijke knelpunten met betrekking tot het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek vooral betrekking hebben op de beide grasland-habitats alsmede op de kamsalamander vanwege de volgende redenen:
Natura 2000-gebied Zouweboezem
De Zouweboezem is een in de 14e eeuw gegraven boezem, die diende als opvang van het overtollige water uit de omliggende polders. Het gebied bestaat uit open water, riet- en zeggenmoerassen, wilgengrienden en elzenbroekbos. De Zouweboezem is het kleinste 'belangrijke vogelgebied' van Nederland, met als voornaamste broedvogel de Purperreiger. Voor de Habitatrichtlijn is de boezem van belang vanwege de grote populatie Grote modderkruiper (waarop de purperreigers foerageren). Het deel van de Polder Achthoven dat binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied ligt, bevat een aanzienlijke oppervlakte Blauwgrasland, een ernstig bedreigd habitattype in het veenweidegebied.
In tabel 3.7 zijn per habitattypen en soort de staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen weergegeven (bron: Ministerie van LNV november 2009).
Tabel 3.7 Staat van instandhouding, relatieve bijdrage en instandhoudingsdoelen
In tabel 3.8 is een overzicht opgenomen van de gevoeligheden van de aangewezen habitattypen en -soorten (bron: Effectenindicator, ministerie van LNV 2009).
Tabel 3.8 Gevoeligheid habitattypen en –soorten voor relevante storende factoren
Uit de bovenstaande tabellen kan worden opgemaakt dat mogelijke knelpunten vooral betrekking hebben op het habitattype blauwgraslanden vanwege de volgende redenen:
Staatsnatuurmonument Smoutjesvlietlanden
Het gebied Smoutjesvlietlanden is in 1976 aangewezen als Staatsnatuurmonument. In het aanwijzingsbesluit voor het Beschermd Natuurmonument is aangegeven dat het gebied is aangewezen ter bescherming van de boezemhooilanden met groeiplaatsen van onder meer het zeldzame zomerklokje. Van groot belang voor de botanische rijkdom zijn de sterke natuurlijke fluctuaties in de waterstanden.
Ecologische Hoofdstructuur
In het plangebied zijn enkele EHS-gebieden gelegen. Het natura 2000-gebied Donkse Laagten maakt eveneens deel uit van de EHS. Een groot deel van het plangebied is daarnaast aangewezen als belangrijk weidevogelgebied.
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Verspreid over het plangebied is een netwerk van ecologische verbindingszones gepland gekoppeld aan het Achterwaterschap, de Ammersche Boezem, de Smoutjesvliet, de Langerakse en Peulwijkse kade en de uiterwaarden. Deze verbindingen moeten grotendeels nog worden gerealiseerd. Gestreefd wordt naar aaneengesloten moerasverbindingen van 30 tot 50 meter breed. Deze zones zullen moeten gaan bestaan uit een mozaïek van open water, moeras, rietland, plasjes, wilgenbos en elzenbroekbos. Doelsoorten zijn onder meer waterspitsmuis, heikikker, bruine glazenmaker en bunzing. Langs de Langerakse kade wordt gestreefd naar een bosverbinding van circa 30 meter breed, bestaande uit een afwisseling van struweel, ruigtes en extensief grasland. Doelsoorten zijn onder meer wezel, aardmuis, dwergspitsmuis en matkop. De zone langs de Smoutjesvliet is reeds grotendeels gereed; de laatste kilometer langs de westzijde van Nieuwpoort dient nog te worden uitgewerkt; een combinatie met bescheiden nieuwbouw, waterberging en natuurontwikkeling is hier bijvoorbeeld mogelijk. De buitendijkse ecologische verbindingszone maakt onderdeel uit van een veel groter ecologisch netwerk dat het gehele rivierengebied overspant en onderdeel uitmaakt van de landelijke ecologische hoofdstructuur. Natuurontwikkeling zal hier samengaan met meer ruimte voor de rivier; Rijkswaterstaat heeft hierbij het initiatief. Ook de mogelijkheid van het omzetten van buitendijkse bedrijventerrein in water en natuur wordt daarbij onderzocht.
Soortenbescherming
Het agrarisch gebied is plaatselijk waardevol vanwege de aanwezigheid van hoge dichtheden aan broedende weidevogels (onder andere grutto, tureluur, kievit). Buiten het broedseizoen zijn in de regio grote aantallen doortrekkers en overwinteraars aanwezig (ganzen, zwanen, eenden, steltlopers). Verder zijn verspreid over het gebied waardevolle sloot- en oevervegetaties aanwezig. Op veel agrarische bedrijven wordt een actieve bijdrage geleverd aan behoud en herstel van natuurwaarden door middel van weidevogelbescherming en natuurvriendelijk sloot(kant)beheer. Knelpunt voor natuurherstel vormt de matige waterkwaliteit in de polders.
Binnen het plangebied komen verschillende diersoorten voor met een zware beschermingsstatus in het kader van de Flora- en faunawet. Het betreft met name enkele amfibiesoorten (kamsalamander, rugstreeppad, heikikker) waarvoor, bij aantasting van het leefgebied, ontheffing moet worden aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet. In gebouwen en oude bomen kunnen voorts vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels voorkomen. Aangezien alle vleermuizen evenals bovengenoemde amfibieën, zwaar worden beschermd op grond van hun vermelding in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, dient bij ruimtelijke ingrepen ook aan deze dieren bijzondere aandacht te worden besteed. Zo nodig dienen mitigerende en compenserende maatregelen te worden getroffen om strijdigheid met de Flora- en faunawet te voorkomen.
In tabel 3.9 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 3.9: beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime
Nader onderzoek nodig bij toekomstige ontwikkelingen | ||||
Vrijstellings- regeling Ffw | tabel 1 | grote kaardenbol, brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem egel, mol, haas, konijn, wezel, hermelijn, veldmuis, dwergmuis, bosmuis, gewone bosspitsmuis en huisspitsmuis bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker |
nee | |
Ontheffings- regeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper, rietorchis | Ja | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn, grote modderkruiper, waterspitsmuis | Ja | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen heikikker, rugstreeppad, kamsalamander |
Ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | steenuil, gierzwaluw en huismus | Ja |
Ten aanzien van de Flora- en faunawet geldt dat het bestemmingsplan verschillende activiteiten mogelijk maakt die zonder ontheffing strijdig met de deze wet zijn (bijvoorbeeld het bouwen van aan- en bijgebouwen in gebouwen met vleermuisverblijfplaatsen of het dempen van sloten met streng beschermde amfibieën en vissen). Er worden echter geen concrete ontwikkelingen voorzien die in het kader van dit bestemmingsplan moeten worden onderzocht. Hieronder wordt aangegeven welke soorten te verwachten zijn en waarnaar onderzoek uitgevoerd moet worden bij toekomstige ontwikkelingen. In voorkomende gevallen zijn wellicht maatregelen nodig om strijdigheid met de Flora- en faunawet te voorkomen.