Plan: | Dorpskernen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1927.BPdorpskernen-VG01 |
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Voor de toetsing aan de Flora- en faunawet is het uitgebreide onderzoek beschreven in Bijlage 7.
Gebiedsbescherming
Er zijn meerdere deelplangebieden tegen of nabij een beschermd natuurgebied (NB-wetgebied) of de PEHS (aan)gelegen. Indien er belangrijke elementen als bomen gekapt worden die op de overgang van het deelplangebied naar een beschermd gebied (NB-wetgebied of PEHS) voorkomen, dient vooraf aan de kapwerkzaamheden contact opgenomen te worden met de provincie Zuid-Holland.
Soortenbescherming
In het plangebied kunnen (kleine) ontwikkelingen voorkomen, waarbij sprake kan zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien (in de toekomst) nieuwbouw plaatsvindt, dan wel het aanpassen of de sloop van gebouwen, ingrepen in tuinen (verhardingen, bouw van schuurtjes etc.), het vergraven van watergangen of het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
Mogelijk zijn zwaar beschermde soorten zoals vleermuizen, waterspitsmuis, poelkikker, heikikker, rugstreeppad, grote modderkruiper, bittervoorn en kleine modderkruiper, dan wel vogels met een vaste nestplaats binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfsplaatsen (of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen) van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld) en aangetast worden door kleinschalige toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het voornemen uitvoerbaar is.