direct naar inhoud van Bijlage 7 Onderzoek flora en fauna
Plan: Dorpskernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPdorpskernen-VG01

Bijlage 7 Onderzoek flora en fauna

Ecologie

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit 6 deelplangebieden, onderstaand de beschrijving van de huidige situatie per kern.

Deelplangebied Bleskensgraaf/Hofwegen

De twee kernen liggen ten westen van de Zeemansweg en de Wervenkampweg (een oorspronkelijke kade). De Zeemansweg vormt een verbindingsweg naar Brandwijk. De Wervenkampweg sluit in het zuiden aan op de oost-westlopende N214 en gaat vandaar als N482 verder naar Sliedrecht. De Zeemansweg en de Wervenkampweg zijn ter hoogte van de twee kernen niet met elkaar verbonden, maar eindigen op de kaden langs de Graafstroom.

De voorkomende biotopen binnen deze kern zijn: gebouwen, wegen, sloten, opgaand groen, solitaire bomen, tuinen, agrarische percelen (grasland en akkerland).

Deelplangebied Oud-Alblas

Oud-Alblas, in de oostpunt van Graafstroom, is een van de oudste dorpen in de Alblasserwaard.

De oudste kern ligt op een hoger deel van de zuidelijke stroomrug van de Alblas. Hier bevinden zich ook de kerk en een pleintje met brug over het water. De dichtbebouwde kern strekt zich als lintdorp verder uit langs Westeinde/Dorpsstraat/Oosteinde en Peperstraat/Noordzijde.

De voorkomende biotopen binnen deze kern zijn: gebouwen, wegen, sloten, opgaand groen, solitaire bomen, tuinen, agrarische percelen (grasland en akkerland).

Deelplangebied Wijngaarden

Wijngaarden ligt aan de noordzijde van de tot Sliedrecht behorende Achterwetering. Het dorp heeft zich ontwikkeld langs het Oosteinde, de Dorpsstraat en het Westeinde.

De voorkomende biotopen binnen deze kern zijn: gebouwen, wegen, sloten, opgaand groen, solitaire bomen, tuinen, agrarische percelen (grasland en akkerland).

Deelplangebied Goudriaan

Goudriaan is de meest oostelijk gelegen kern van Graafstroom. De huidige dorpskern heeft zich ontwikkeld in de zone tussen de Goudriaan en de twee Eerste Weteringen. De kern ligt direct ten oosten van de N216 waarbij het oude dorpshart zich bevindt bij de iets oostelijk van de N216 gelegen Smoutjesvliet.

De voorkomende biotopen binnen deze kern zijn: gebouwen, wegen, sloten, opgaand groen, solitaire bomen, tuinen, agrarische percelen (grasland en akkerland).

Deelplangebied Molenaarsgraaf en Brandwijk

Molenaarsgraaf en Brandwijk liggen aan weerszijden (zuid- respectievelijk noordzijde) van de Graafstroom. Aan weerszijden van de gegraven watergang werd een weg aangelegd waaraan de boerderijen werden gebouwd. Daarachter werden op een afstand van circa 100 en 500 m vanuit de weg een Voorwetering en een Achterwetering gegraven. Op enige afstand daarvan werden nadien een volgende wetering en kade aangelegd. De erven lagen in de zone tussen de weg en de Voorwetering. De twee bebouwingslinten lopen door tot buiten de bebouwde kom en strekken zich uit tussen Vuilendam en de Giessendamsche Binnenvliet.

De voorkomende biotopen binnen deze kern zijn: gebouwen, wegen, sloten, opgaand groen, solitaire bomen, tuinen, agrarische percelen (grasland en akkerland).

Deelplangebied Ottoland, Vuilendam, Laag-Blokland

Ottoland bestaat uit drie kleine door lintbebouwing verbonden kernen. Het oostelijke Ottoland heeft zich ontwikkeld als lintdorp. Vuilendam is als gehucht ontstaan aan de Damseweg ter hoogte van de Vuilendamse Heul. De Vuilendamse Heul vormt een verbinding tussen de Graafstroom in het westen en de Laag Bloklandse Graafstroom in het oosten. Laag-Blokland ligt bij de kruising van de Ottolandse Vliet en de A Even/B Even. De lintbebouwing strekt zich vooral uit aan de zuidzijde van de A Even/B Even. In oostelijke richting zet het dorpslint van Laag-Blokland zich eerst uitsluitend voort aan de zuidzijde van de A Even in de richting van Ottoland.

De voorkomende biotopen binnen deze kern zijn: gebouwen, wegen, sloten, opgaand groen, solitaire bomen, tuinen, agrarische percelen (grasland en akkerland).

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard en daarmee kunnen alleen kleinschalige ontwikkelingen zich voordoen, zoals: sloop van een schuurtje, realiseren van aanbouw of kleinschalige kapwerkzaamheden en onderhoud aan sloten.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

  • nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd;
  • nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep;
  • nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.'

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

De zes deelplangebieden vormen geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het deelplangebied Goudriaan is tegen het Natuurbeschermingswetgebied (NB-wetgebied) 'Smoultjes Vlietlanden' aan gelegen en deelplangebied Ottoland is op 250 m afstand van het NB-wetgebied gelegen, zie figuur B.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BPdorpskernen-VG01_0016.png"

Figuur B.1 Deelplangebied Goudriaan (zwarte cirkel) en deelplangebied Ottoland (rode cirkel) ten opzichte van de beschermde natuurgebieden

De overige deelplangebieden zijn niet tegen of nabij een beschermd natuurgebied (NB-wetgebied) gelegen.

De deelplangebieden Molenaarsgraaf, Vuilendam, Wijngaarden en Bleskensgraaf maken geen deel uit van en zijn niet nabij de PEHS.

Deelplangebieden Ottoland, Goudriaan en Laag Blokland zijn allen tegen de ecologische verbindingszones of tegen gebieden die deel uitmaken van de PEHS aan gelegen, zie figuur B.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BPdorpskernen-VG01_0017.png"

Figuur B.2 Deelplangebied Ottoland (rode cirkel), Goudriaan (zwarte cirkel) en Laag Blokland (blauwe cirkel) ten opzichtte van de PEHS

Het deelplangebied Oud Alblas is tegen het 'Alblasserbos', dit bos maakt deel uit van de PEHS aangelegen, zie figuur B.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1927.BPdorpskernen-VG01_0018.png"

Figuur B.3 Deelplangebied Oud Alblas (zwarte cirkel) ten opzichtte van de PEHS

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002, en www.waarneming.nl), vogel- en natuurwerkgroep Alblasserwaard (2008) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.

  • Planten

Op basis van bekende verspreidingsgegevens en de aanwezige verschillende biotopen kan worden gesteld dat het plangebied leefgebied biedt aan licht beschermde soorten als zwanenbloem, dotterbloem, rietorchis, brede orchis en grote kaardenbol. De eerste twee soorten komen voor langs en in het water binnen de verschillende dorpskernen van Graafstroom. De grote kaardenbol (licht beschermd) is vooral een soort van braakliggende terreinen. De rietorchis en brede orchis (licht beschermd) hebben groeiplaatsen in de weilanden en moerassen die deel uitmaken van de Graafstroom.

  • Vogels

In het opgaand groen binnen het plangebied, kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als pimpelmees, koolmees, staartmees, roodborst, spreeuw en ekster hun leefgebied hebben. De bebouwing biedt mogelijk ook nestgelegenheid aan vogelsoorten als huismus, kauw en spreeuw. De opgaande begroeiing en bossen bieden leefgebied aan soorten als grote bonte specht, zanglijster, zwarte kraai, gekraagde roodstaart, bosrietzanger, spotvogel, tuinfluiter, matkop, fitis, sperwer, buizerd, torenvalk en vink. De watergangen bieden leefgebied aan fuut, slobeend, smient, wintertaling, dodaars, kuif- en tafeleenden. Weidevogels als kievit, grutto, scholekster en tureluur komen voor binnen de weidegebieden die deel uitmaken van het plangebied.

  • Zoogdieren

De waarnemingen van de vogel- en natuurwerkgroep Alblasserwaard (2008) en de Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) laent zien dat in de omgeving van het plangebied soorten als mol, egel, konijn, haas, wezel, huisspitsmuis, bosspitsmuis, woelmuis, veldmuis en bosmuis voorkomen.

Waarschijnlijk komt een zwaar beschermde soort als de waterspitsmuis (zwaar beschermd) hier ook voor rondom de waterrijke biotopen. Gezien de voorkomende biotopen, hebben alle genoemde soorten een verblijfplaats in het plangebied. De in het plangebied aanwezige gebouwen en bomen zijn mogelijk geschikt als vaste verblijf-en rustplaats voor vleermuizen (zwaar beschermd), zoals de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, watervleermuis, meervleermuis, rosse vleermuis, grootoorvleermuis en laatvlieger. De lijnvormige elementen als watergangen en bomen zijn mogelijk onderdeel van vliegroutes en foerageergebied van vleermuizen genoemde verschillende vleermuizen.

  • Amfibieën

Door de afwisselende voorkomende biotopen in en rondom de kernen zijn verschillende soorten amfibieën als poelkikker, middelste groene kikker, meerkikker, bruine kikker, heikikker, gewone pad, rugstreeppad en kleine watersalamander te verwachten in het plangebied. Een zwaar beschermde soort als de poelkikker houdt vooral van schoon water met goede begroeiing en de heikikker is een soort van vochtige weilanden en heidegebieden. De zwaar beschermde rugstreeppad is vooral te vinden in de sloten en de akkerlanden. Met name gebieden waar graafwerkzaamheden plaatsvinden zijn aantrekkelijk voor de rugstreeppad. De algemene soorten maken gebruik van takkenhopen, stenen en kelders als (winter)verblijfplaats en watergangen als voortplantingsplaats.

  • Vissen

Er zijn meerdere verspreidingsgegevens van de vogel- en natuurwerkgroep Alblasserwaard (2008) van beschermde vissoorten als bittervoorn, kleine- en grote modderkruiper binnen de Graafstroom bekend, met name de eerste en de laatste soorten prefereren vooral schoon water, maar zijn zeker in het plangebied te vinden.

  • Overige soorten

Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten op de ontwikkelingslocaties (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel B.1 Beschermde soorten op de ontwikkelingslocaties en het beschermingsregime

  vrijstellingsregeling   ontheffingsregeling Ffw  
deelplanlocatie   Ffw categorie 1   categorie 2   categorie 3  
Bleskensgraaf /Hofwegen, Oud Alblas, Wijngaarden, Goudriaan, Molenaarsgraaf en Brandwijk en Ottoland,Vuilendam, Laag-Blokland
 
zwanenbloem, dotterbloem, rietorchis, brede orchis en grote kaardenbol

mol, egel, konijn, haas, wezel, huisspitsmuis, bosspitsmuis, woelmuis, veldmuis, bosmuis en waterspitsmuis

middelste groene kikker, meerkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander  
alle soorten inheemse vogels

 
alle vleermuizen

poelkikker, heikikker en rugstreeppad

bittervoorn, kleine- en grote modderkruiper  

Toetsing

Gebiedsbescherming

Er zijn meerdere deelplangebieden tegen of nabij een beschermd natuurgebied (NB-wetgebied) of de PEHS (aan)gelegen. Indien er belangrijke elementen als bomen gekapt worden die op de overgang van het deelplangebied naar een beschermd gebied (NB-wetgebied of PEHS) voorkomen, dient vooraf aan de kapwerkzaamheden contact opgenomen te worden met de provincie Zuid-Holland.

Soortenbescherming

In het plangebied kunnen (kleine) ontwikkelingen voorkomen, waarbij sprake kan zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien (in de toekomst) nieuwbouw plaatsvindt, dan wel het aanpassen van of de sloop van gebouwen, ingrepen in tuinen (verhardingen, bouw van schuurtjes etc.), het vergraven van watergangen of het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.

Mogelijk zijn zwaar beschermde soorten (zie tabel B.1) vleermuizen, waterspitsmuis, poelkikker, heikikker, rugstreeppad, grote modderkruiper, bittervoorn en kleine modderkruiper, dan wel vogels met een vaste nestplaats binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfsplaatsen (of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen) van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld) en aangetast worden door kleinschalige toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de FFfw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het voornemen uitvoerbaar is.