direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Dorpskernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPdorpskernen-VG01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit ten hoogste categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. ter plaatse van de aanduidingen zoals hierna in de tabel genoemd tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code:
aanduiding   SBI-code  
specifieke vorm van bedrijf-1   6024  
specifieke vorm van bedrijf-2   284  
specifieke vorm van bedrijf-3   6312  
specifieke vorm van bedrijf-4   517  
specifieke vorm van bedrijf-5   5020.4  
specifieke vorm van bedrijf-6   5020.4/203/204/205/014  
specifieke vorm van bedrijf-7   014  
specifieke vorm van bedrijf-8   5020.4/501/502/504  
specifieke vorm van bedrijf-11   203/204/205  
specifieke vorm van bedrijf-13   5154  
specifieke vorm van bedrijf-14   454  
specifieke vorm van bedrijf-16   287  
specifieke vorm van bedrijf-17   2222  

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garageboxen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nuts-, verkeers-, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': een onderdoorgang met een minimale doorganghoogte van 1 m ten opzichte van het maaiveld;
  • c. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 4 m;
  • d. gebouwen mogen slechts aan 1 zijde van het bedrijf in de zijerfgrens worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van de gebouwen tot de erfgrens waarin niet wordt gebouwd ten minste 3 m bedraagt;
  • e. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • g. het oppervlak aan bijgebouwen per bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • h. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 650 m³.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlak die meer bedraagt dan 50% van het bruto vloeroppervlak niet toegestaan; kantoorvloeroppervlak van meer dan 1.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 4.1 , voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;

met dien verstande dat:

  • c. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, schriftelijk advies ingewonnen wordt bij de milieudeskundige omtrent de aard van het bedrijf en de invloed daarvan op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze en verschijningsvorm en, voor zover vereist, getoetst aan de maatgevende milieuaspecten.

4.4.2 Afwijken ten behoeve van extra bouwmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan - indien en voor zover een doelmatige bedrijfsvoering van bedrijven zulks noodzakelijk maakt en verplaatsing voor het betreffende bedrijf naar een gemeentelijk bedrijventerrein niet mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bebouwingspercentage voor een uitbreiding van ten hoogste 150 m², met dien verstande dat:

  • a. het totale bebouwingspercentage niet meer dan 80% mag bedragen;
  • b. de uitbreiding geen belemmering vormt voor omliggende bedrijven dan wel gevoelige functies;
  • c. het bevoegd gezag vraagt advies aan de milieudeskundige over de voorgenomen uitbreiding.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Wijzigingsbevoegdheid wonen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in lid 4.1 genoemde gronden te wijzigen ten behoeve van het wonen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren met inachtneming van het volgende:

  • a. er dient sprake te zijn van algehele bedrijfsbeëindiging;
  • b. het oppervlak van kantoren en maatschappelijke voorzieningen niet meer mag bedragen dan 200 m² per perceel;
  • c. de wijziging geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven en ter plaatse van de nieuwe functie sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. ingeval van woningen voldaan dient te worden aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • e. voor het overige is het bepaalde in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin', 'Maatschappelijk' of 'Kantoor' van toepassing.

4.5.2 Wijzigingsbevoegdheid cultuurhistorische bebouwing

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de bestemming van de in lid 4.1 genoemde gronden te wijzigen, voor zover de in lid 4.1 bedoelde gronden zijn voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek', teneinde ten behoeve van het behoud van deze panden, splitsing in meerdere woningen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging uitsluitend wordt toegepast indien de woningsplitsing bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • b. het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw - zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - behouden blijft;
  • c. de inhoud van het te splitsen gebouw minimaal 1.000 m³ bedraagt;
  • d. voldaan dient te worden aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • e. voor het overige het bepaalde in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' van toepassing is;
  • f. indien een in dit lid bedoeld pand wordt afgebroken of anderszins tenietgaat, vervalt deze wijzigingsbevoegdheid.